Hoe Gronings en gesloten de man ook geweest mag zijn en hoe moeizaam ook in zijn contacten met sommige van zijn kinderen (mijn vader Leonhard heeft er een boek voor nodig gehad om het allemaal van zich af te schrijven), voor zijn kleinkinderen was hij een alleraardigste grootvader.
Ik kan me ook nauwelijks herinneren dat hij ooit echt boos op mij was, behalve die ene keer toen wij als grapje al het beleg dat op tafel stond op één boterham hadden geladen. Dat ging te ver voor de zuinige man die hij was, er hebben vele boterhammen met tevredenheid tegenover gestaan.
Ik logeerde dikwijls in Leiden, meestal in gezelschap van mijn nichtje Mary. Toen wij ouder werden voerden wij zelfbedachte toneelstukken op, daartoe zeker geïnspireerd door de welvoorziene verkleedkist die er was. Grootvader en later ook tante Goes, waren altijd aandachtig publiek. Met Kerstmis waren het kerstspelen, Mary aan de piano en ik op de blokfluit. Grootvader zoemde afgrijselijk vals op de achtergrond onze kerstliederen mee. Hoezeer hij de klassieken ook bemind mag hebben, muzikaal in de zin van het hebben van een muzikaal gehoor kan hij niet geweest zijn.
Ik wil deze herinneringen afsluiten met het verhaal van mijn nieuwe steunzolen. Onze dokter had die voorgeschreven, zij waren gemaakt van metaal en ik verfoeide die dingen. Grootvader en ik wandelden in de Leidse Hout, en ik holde voor hem uit. Ik maakte een sprong en toen ik neerkwam gaf ik een gil. Het opstaande ijzeren randje was onder een uitstekend botje gekomen, het deed pijn en het bloedde. Grootvader werd rood van woede, pootte mij op een bankje, rukte de steunzolen uit mijn schoenen en gooide ze met een zwaai met de uitroep ‘weg met die martelwerktuigen!’ in de vijver van de Hout. Thuis belde hij mijn vader op met de mededeling dat deze naar een andere dokter moest omzien. Ik ben er hem eeuwig dankbaar voor gebleven.
Deze toespraak werd door mevrouw S.M. Scholten-Huizinga uitgesproken op 21 oktober 1993 in Museum van Loon bij de presentatie van de biografie van Anton van der Lem over Johan Huizinga.