slacht. Dan schilderde hij de avonturen van zijn bet-overgrootvader, die met Napoleons keizerlijke armee naar Rusland was getrokken en nooit meer teruggekomen was; hij vertelde over ‘oom Anthing’, wiens portret bij ons aan de muur hing, die de grote veroveraar nog persoonlijk had gekend; of over het adellijke Chinese bloed dat hem - Albert - en zijn zusjes door de aderen stromen zou. Destijds nam ik die verhalen, hoezeer ik de presentatie ervan ook waardeerde, met een korreltje zout. Totdat hij doodging. Op 58-jarige leeftijd stierf Albert Vogel jr. volslagen onverwacht aan een hersenbloeding. De geschiedenis leek zich te herhalen... maar toch niet helemaal.
Acht jaar geleden heb ik ze voor het eerst opengemaakt, die kisten op de zolder van mijn ouderlijk huis. Aarzelend rommelde ik tussen intrigerende toneelfoto's, een onbeschrijfelijke hoeveelheid getypte manuscripten, programma's van
Albert Vogel in Oedipus en Antigone als Grieks redenaar (Haags Gemeentearchief)
lang voorbije toneelop-tredens, in Nederlands, Duits en Engels, door binnen- en buitenland. Ik vond een met de hand geschreven familiegeschiedenis, een knipselboek met recensies daterend van vóór 1910, en een Gedenk-boek uitgegeven naar aanleiding van Vogels 25-jarig kunstenaars-jubileum in 1924.
Ik begon te lezen. Langzaam aan begon het tot mij door te dringen, dat de verhalen die mijn stiefvader zo zwierig en uit de losse pols verteld had, wel degelijk ergens op waren gebaseerd. Tot mijn stomme verbazing bleek Albert jr. de inhoud van deze kisten zeer goed te hebben gekend. Wat miste ik zijn kennis nu! Ik zocht verder. Ik vond hele albums grammofoonplaten, van Albert Vogel sr. en Ellen Vareno zelf zowel als van andere, voordrachtkunstenaars, en ik legde ze op de grammofoon. Voor het eerst hoorde ik Willem Royaards spreken, en de grote Louis Bouwmeester. Met een nieuw respect riep ik me een lang vervlogen middag in ons huis op Mallorca voor de geest, toen mijn stiefvader met Frédéric Bastet achter de vleugel voor ons aller amusement das Hexenlied voor-droeg, een zwaar romantische ballade van Ernst von Wildenbruch met muziek van Max Schillings. Nu hoorde ik Ludwig Wüllners weergave van zestig jaren terug, met diezelfde, merkwaardig zangerige intonatie.
Eén ding was me inmiddels wel heel erg duidelijk geworden: wat daar bij ons al die jaren achteloos op zolder opgeslagen had gestaan, was een in de toneelhistorie van ons land volslagen onbekend archief. Ik was het aan mijn stiefvaders nagedachtenis verplicht daar iets mee te doen.
Het probleem met voordrachtkunst is dat het zo'n randgebied is. Het Toneelmuseum, zoals het toen nog heette, wilde het archief niet hebben; voor het Letter-