Biografie Bulletin. Jaargang 3
(1993)– [tijdschrift] Biografie Bulletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 259]
| |
Mieke Vestdijk en haar ‘Afscheid van Simon’
| |
BeeldvormingWelk beeld krijgen we nu van Vestdijk uit Afscheid van Simon, dat de periode beschrijft waarin Mieke Vestdijk hem van nabij heeft meegemaakt, dus de laatste vijfeneenhalf jaar van zijn leven? Welke indruk krijgen we van haar bemoeienis met Vestdijks literaire nalatenschap, waarvan zij in haar boek verslag doet? Komt de schrijver tot leven? Dringen we dieper in het mysterie Vestdijk en zijn schrijverschap door? Laten we vooropstellen dat je als biograaf alles te weten wilt komen over je ‘held’, en dat je daarvan verslag wilt doen op de wijze zoals Vestdijk dat in een gesprek met Nol Gregoor heeft verwoord: ‘Nee, privé-leven, God, daar heb ik zelf zo weinig eerbied voor aan de dag gelegd. Maar dan moet het ook goed gebeuren. Het moet niet allerlei gezwam (cursivering HV) worden over privéleven, maar het moet ook waar zijn.’ Het beeld dat de veertig jaar jongere echtgenote van haar man geeft is misschien het beste weer te geven met een uitspraak van Vestdijk. Vlak voor de gang naar het stadhuis is de aanstaande bruidegom opeens ‘verdwenen’, pas op het laatste moment duikt hij weer op. In het boek van Mieke Vestdijk lezen we over deze gebeurtenis: Toen ik hem vroeg waar hij toch geweest was zei hij: ‘Ach, ik wilde nog even alleen zijn, het is niet zo eenvoudig allemaal, begrijp je dat?’ In deze uitspraak ligt misschien wel de tragiek van dit huwelijk besloten: twee mensen, met een totaal verschillende achtergrond, die zich in een geheel | |
[pagina 260]
| |
Simon Vestdijk, naar een tekening van Mieke Vestdijk-van der Hoeven, 1956 (uit: M. Vestdijk-van der Hoeven, Afscheid van Simon)
| |
[pagina 261]
| |
andere levensfase bevinden. De één met een heel leven voor zich, denkend aan een gezin met kinderen, de ander met ziekte en dood in het vooruitzicht. Vestdijk was zich van dit alles wel degelijk bewust, blijkt uit het boek van zijn weduwe. Vestdijk was bijvoorbeeld bang dat hij zou komen te vallen zonder dat iemand het zou merken, zoals Mieke's oudoom Adriaan (zijn overbuurman) destijds was overkomen, met dodelijke afloop. Hoe de relatie Simon-Mieke tot stand is gekomen blijkt onder andere uit Vestdijks brieven en gedichten aan Mieke, waarvan sommige passages ontroerend zijn om te lezen. Jammergenoeg bevat een deel van het boek teveel ‘gezwam’ over onbelangrijke voorvallen uit het leven van de weduwe en te weinig informatie over dat van haar en haar man samen. Wat te denken van Miekes beschrijving van dochter Annemiek, van wie men zich afvroeg of ze Indisch bloed had, toen ze door het eten van potjes wortels donkerder van tint werd? Vele vragen branden je als biograaf op je lippen, maar je krijgt er geen antwoord op. Waarom mevrouw Vestdijk geweigerd werd haar echtgenoot in het ziekenhuis te bezoeken toen hij stervende was, is een voorbeeld van zo'n onopgehelderde kwestie. Verheugend is het in ieder geval dat er een aantal brieven van Vestdijk aan zijn aanstaande vrouw integraal in het boek zijn opgenomen, maar de vraag dringt zich op of dit alle brieven zijn die Vestdijk aan zijn aanstaande vrouw schreef, en waarom haar antwoorden niet zijn opgenomen. | |
Het ontbrekendeWat ontbreekt er nu eigenlijk in dit boek? Vestdijk schrijft op 6 december 1965 over zijn aanstaande huwelijk met Mieke aan Prof. Baudet: ‘De toestemming van de ouders heeft nogal wat voeten in de aard gehad; de vader was er vierkant tegen, de moeder daarentegen enthousiast, en die heeft het daar geloof ik wel te vertellen.’ Het is jammer dat hierover niets in het boek is terug te vinden. Het heeft vast heel wat discussie teweeg gebracht, toen de vader zich tegen het huwelijk van zijn dochter keerde. Ik zou me zelfs kunnen voorstellen dat het huwelijk van Vestdijk juist daarom in een stroomversnelling terecht is gekomen en zij nog vóór de hertrouw van de ouders van Mieke, die elf jaar daarvoor waren gescheiden, naar het stadhuis gingen. Dan was immers geen toestemming van de vader nodig, wel de week er na. Hoe het ook zij, afgezien van concrete gegevens zoals hierboven aangegeven, ontbreekt vooral het beeld van Vestdijk als mens. Wie was hij nu eigenlijk? Uit het boek van zijn weduwe weten we onder andere dat hij een mooie stem had, goed kon voorlezen en van muziek hield. Maar was hij aardig, hoe was hij tegenover zijn kinderen, wat deed hij nog meer dan het trekken van hun horoscoop bij de geboorte? Hoe zien we hem als schrijver tijdens zijn huwelijk? Waarom schreef hij een roman als De leeuw en zijn huid en droeg hij het boek aan zijn vrouw op? Moeten we Martin Ros geloven dat hij vooral zichzelf portretteerde met de oude leeuw? Waarom schreef hij Vijf vadem diep, een roman over een gewezen alcoholist, Het verboden bacchanaal, een kroniek van de familie Vestdijk en De filmheld en het gidsmeisje? Met het begin van De persconferentie, Vestdijks laatste, nooit voltooide roman, zijn dat toch allemaal sterk autobiografisch getinte romans. Hoe komt het dat deze romans, die Vestdijk tijdens zijn huwelijk schreef, het kaliber en de dramatiek van De koperen tuin missen? Waarom zo'n vulgair taalgebruik? Sprak Vestdijk | |
[pagina 262]
| |
dan nooit over zijn werk en las hij het alleen maar voor? Of had zijn vrouw er geen interesse voor? Door het ontbreken van dit soort informatie blijft het beeld van de jaren dat Vestdijk en zijn vrouw samen waren leeg. Toch zijn er ook positieve aspecten te noemen. Het verslag dat Mieke Vestdijk geeft van haar bemoeienis met Vestdijks literaire nalatenschap roept waardering op voor haar inspanningen om de schrijver Vestdijk de eer te geven die hem toekomt. | |
MinpuntenEen negatief aspect is dat de weduwe op de stoel van de biograaf wil gaan zitten. Niet voor niets is Nanda van der Zee, de biografe van Jacques Presser, die daarna een Vestdijkbiografie wilde gaan schrijven, boos weggelopen. Dat heeft mijns inziens ook veel met het karakter van mevrouw Vestdijk te maken: het typische Ram-gedrag zoals Vestdijk dat in zijn boek Astrologie en Wetenschap beschrijft. Hoeveel mensen worden niet onnodig voor het hoofd gestoten in het boek. De beschuldiging dat de heer Langelaan, die de huur voor de huiseigenaren ophaalde, meineed gepleegd zou hebben waardoor Vestdijk en Ans Koster uit hun huurhuis werden gezet; het Letterkundig Museum in Den Haag dat een deel van de nalatenschap weigerde wegens de statutair niet passende voorwaarden van mevrouw Vestdijk, waardoor dit gedeelte thans in de bibliotheek van de Rijksuniversiteit van Utrecht geraadpleegd moet worden; filmscenario-schrijvers die processen aan hun broek krijgen en/of beginnen; Nol Gregoor die wanhopig met een brief van mevrouw Vestdijks advocaat, waarin hij wordt gesommeerd alle manuscripten van Vestdijk te retourneren, op Vestdijks begrafenis rondliep; de uitgevers die de boeken van Vestdijk besloten te verramsjen, toen deze onverkoopbaar bleken; artsen en ander ziekenhuispersoneel die om onduidelijke redenen alles buiten de weduwe om regelden en haar de toegang tot het ziekenhuis ontzegden toen haar man stervende was. Ook vroegere geliefdes van Vestdijk moeten het ontgelden: Lida Adriani, mevr. de Haan-Polk, Lies Koning en Antonia Graszl worden belachelijk gemaakt, waarbij mevr. Vestdijk de fout maakt de romanfiguur met diens model te identificeren. Niet de romanfiguur Ellie Adriaanse knielde voor Vestdijk tijdens een lezing, niet de romanfiguur Esther Ornstein bouwde een bungalow in Doorn, niet de romanfiguur Ina Damman zocht haar een keer op en komt te overlijden, niet de romanfiguur Eva Kienpointner snauwde tegen haar in Berchtesgaden, maar dat waren de boven vermelde personen. Ook kan het niet zo zijn dat er nog heel wat romanfiguren in Doorn rondlopen. Romanfiguren lopen niet rond, wel degenen die voor hen model stonden. Dit alles roept om een weerwoord en je zou graag van betrokkenen horen wat hun visie op de gang van zaken is. Dit alles bevestigt mijn stelling dat men heel voorzichtig met de gegevens van één kant, de kant van de weduwe moet zijn. Veel belangrijker is het echter dat men op een heel andere, positievere wijze met deze zaken had kunnen omgaan. | |
De VestdijkkringOok de Vestdijkkring krijgt het te verduren. Waarom worden de beide oprichters, Ria Albers en Rob Rijnbeek, niet met name genoemd. Zij waren het toch die met alle inzet - niet omdat de ene een ‘beetje een dweepziek meisje’ was en de ander omdat het volgens hem financieel aantrekkelijk zou zijn onuitgegeven werk te publiceren - in 1972 een nog | |
[pagina 263]
| |
steeds springlevende vereniging hebben opgericht. Niet ten behoeve van de weduwe, maar louter en alleen voor de lezers die in het werk van Vestdijk zijn geïnteresseerd. Dat er schrijvers van de Vestdijkkroniek geweest zouden zijn die zich ‘over Simons rug heen’ naar boven gewerkt zouden hebben, is beledigend voor de in Vestdijk geïnteresseerden. Wie zijn dat dan? Harry Bekkering die op Vestdijk promoveerde, Rudi van der Paardt en Piet Kralt, die verschillende boeken over Vestdijk het licht deden zien en daardoor bekendheid kregen, net als Tom van Deel, Martin Ros en Martin Hartkamp? Is het niet zo dat de belangstelling voor Vestdijk jaar in jaar uit door de Vestdijkkring is bevorderd op alle mogelijke manieren, met symposia, lezingen, participatie bij de tweejaarlijkse uitreiking van de Anton Wachterprijs in Harlingen, via actieve regionale leeskringen, een jaarlijkse Vestdijkscriptie-prijsvraag en een eigen literair tijdschrift. Dat is toch van wezenlijk belang voor iemand die van de pen van haar overleden echtgenoot moet leven? Ook inzake de houding van het bestuur van de Vestdijkkring met betrekking tot haar in de Vestdijkkroniek gepubliceerde commentaar op het ‘proefhoofdstuk’ van de destijds door Anne Wadman en mij te schrijven Vestdijkbiografie trekt zij verkeerde conclusies. Het proefhoofdstuk was een discussiestuk, uitsluitend bedoeld voor intern gebruik van de begeleidingscommissie van de biografie, waarin naast de weduwe zitting hadden: Geertjan Lubberhuizen, prof. Gerrit Borgers en Jean Brüll. Een dergelijk stuk kan alleen intern binnen de commissie worden becommentarieerd. Wanneer je weg blijft van een dergelijke bespreking en je je eigen commentaar op straat gooit, verbreek je de opzet van zo'n commissie en zijn de gevolgen van je handelen voor je zelf en niet voor de achterblijvende leden. | |
Een weerwoordIn Mieke Vestdijks boek Afscheid van Simon wordt mij aangewreven dat ik in mijn biografie met name ten aanzien van de periode dat zij met Simon Vestdijk was getrouwd ‘grove onjuistheden’ heb vermeld. Zowel voor de weduwe als voor mij geldt dat het in ieders belang is deze onjuistheden recht te zetten, of ze mogelijk in hun juiste context te plaatsen. De door haar gesignaleerde ‘grove’ onjuistheden zijn door mij in ieder geval niet speciaal voor dit doel uitgevonden. Zij kwamen, voor zover ik dat toentertijd kon nagaan, uit betrouwbare bron. Voor mij gold en geldt hierbij in geen geval een poging tot ‘weduwenmoord’, op welke wijze men dit begrip ook interpreteert. Elke informant dient met respect bejegend te worden, speciaal degenen die tot de naasten van de gebiografeerde behoren. Wel vind ik dat een biograaf zich door een weduwe niet hoeft laten voorschrijven wat nu wel of niet in de levensbeschrijving moet worden opgenomen. Over de onjuistheden die in de eerste Vestdijkbiografie zouden zijn geslopen het volgende. In de eerste plaats hadden Max Nord en ik, die samen de tekst van de biografie gereed maakten voor uitgave, vanaf het allereerste begin het plan opgevat het gedeelte waarin sprake is van de relatie van Vestdijk met Mieke van der Hoeven aan laatstgenoemde vóór publikatie ter mogelijke correctie voor te leggen. Dat dit niet is gebeurd, is louter en alleen te wijten aan het feit dat we beiden plotseling werden geconfronteerd met een sommatie van de advocaat van de weduwe om te stoppen met onze werkzaamheden aan de biografie. Daarmee blokkeerde de weduwe zelf elk contact en tevens de mogelijkheid in te grijpen waar dit nodig was. Net als des- | |
[pagina 264]
| |
tijds bij Nol Gregoor, toen hem nog voor de dood van Vestdijk gesommeerd werd alle manuscripten van Vestdijk terug te bezorgen, heeft deze handelwijze bij mij diepe sporen nagelaten. Ik had het gevoel als een crimineel behandeld te worden, terwijl ik juist probeerde zo integer mogelijk een biografie te concipiëren, samen met iemand die net als ik geboeid was door de schrijver en die hem bovendien persoonlijk had gekend. Het enige positieve waartoe deze gang van zaken heeft geleid, is de toevoeging van een notenapparaat. Dat is gebeurd op aanwijzingen van de beide door de uitgever ingeschakelde advocaten, de heren Mr. J.W. Knipscheer en Mr. L. Wichers Hoeth, die de biografie regel voor regel hebben geanalyseerd op mogelijke inbreuken op de auteurswet, en waar nodig op inbreuken in de sfeer van privacy. | |
Het vaderschapOver de beide passages in de biografie, waarover de weduwe met name is gevallen, hebben Max Nord en ik lang gesproken. Nol Gregoor was de informant waarop ik mij baseerde voor deVestdijk achter de kinderwagen, 1967 (uit: M. Vestdijk-van der Hoeven, Afscheid van Simon)
passage: ‘Zij wilde volgens Vestdijk heel wat, zoals een boterbriefje, een auto en kinderen. Voor dit laatste zou later Brakman worden ingeschakeld’. Nol heb ik altijd beschouwd als een betrouwbare en integere, soms wel eens wat cynische informant. Zijn uitspraken over Vestdijk hebben bij mij nooit tot misverstanden geleid, ook in dit geval niet. Dat men de tekst over de rol van Brakman bij de kinderwens van Mieke Vestdijk verkeerd interpreteerde, heeft mij verbaasd. Iedereen weet dat Brakman arts is en dat op latere leeftijd kinderen krijgen niet altijd van een leien dakje gaat. Mevrouw Vestdijk schrijft in dat verband over contacten van haar en Simon met een zekere Dr. Keijzer, en zo moet de gewraakte passage over Brakman ook begrepen worden. Dat het vaderschap van Vestdijk ter discussie zou staan, is voor volledige verantwoording van de journalisten en van mevrouw Vestdijk die de zin zo hebben willen interpreteren. Het staat er niet, en met twijfel aan Vestdijks vaderschap heb ik mij nooit willen inlaten. De aandacht die de weduwe aan deze uitspraak besteedt doet merkwaardig aan. Als de tekst destijds aan haar voorgelegd had kunnen worden, zou het heel gemakkelijk geweest zijn om tot overeenstemming te komen over een meer eenduidige formulering. Het is jammer dat mevrouw Vestdijk niet ingaat op het soort relatie dat Vestdijk aanvankelijk met haar voor ogen had. Wilde hij gaan samenwonen, zoals hij met Ans Koster had gedaan? Waarom was hij destijds niet met zijn ‘huishoudster’ getrouwd? Daar moet toch over gesproken zijn? Was dat ‘boterbriefje’ zo belangrijk voor Mieke? Positief is het in ieder geval dat in haar boek de rol die Ans Koster in het leven van Vestdijk speelde niet meer naar beneden is gehaald zoals bij voorgaande | |
[pagina 265]
| |
gelegenheden (‘met zo'n vrouw trouw je niet’, was één van haar aan Vestdijk toegeschreven uitspraken). De dertig jaar waarin Vestdijk met Ans samenwoonde, zonder zo'n briefje, heeft het in ieder geval mogelijk gemaakt dat hij de schrijver is geworden zoals wij en ook Mieke hem kennen. Door verschillende vriendinnen van Ans Koster ben ik benaderd om vooral recht te doen aan de rol die zij in het leven van Vestdijk speelde. Dat zij destijds Mieke de toegang tot haar huis ontzegde en haar daarbij op straat uitschold is geen reden om terug te slaan met de uitspraak dat zij maar zijn huishoudster was. De kinderen zijn er gekomen, net als de auto en de vleugel, waar ook sprake van was, tot vreugde van beiden, en dat is hun beiden gegund. Wanneer men de uitspraak van Vestdijk uit de mond van Nol Gregoor in zijn juiste proporties ziet, dan is dit niet een grove onjuistheid maar het signaleert alleen maar de conflictsituatie waarin Vestdijk zich in het allereerste begin van zijn hernieuwde contacten met Mieke in 1965 bevond, en zo heb ik het ook bedoeld. Niet meer dan dat. Wie nu wàt wilde doet er dan niet toe. | |
Echtscheiding.De andere ‘grove onjuistheid’ betreft mijn uitspraak dat er mogelijk sprake zou zijn geweest van een - door Vestdijk gewilde - ontbinding van het huwelijk. Ook deze passage was weer bedoeld om een geheel van conflicten of mogelijke misverstanden tussen beide echtelieden samen te vatten zonder in details te hoeven te treden. Een simpele ontkenning van de weduwe was voldoende geweest. De overreactie van de weduwe, tot het schrijven van haar boek toe, geeft alleen maar aanleiding tot verdere vraagtekens. Zelf schrijft ze dat Vestdijk op een gegeven moment in een manische fase geraakte en bijna onmogelijk werd. Ik kan me heel goed voorstellen dat mijn informanten Vestdijk in zo'n situatie hebben aangetroffen. Met het aangegeven resultaat. Een van mijn meest intieme informanten was de nicht van Vestdijk, Jeske Andréoli-Vestdijk, die de dagen voor Vestdijks dood bij Mieke in huis was. Zij was met Vestdijks neef, Herman Mulder, naast de wettelijke erfgenamen, Mieke en de kinderen, een van de twee legatarissen die door Vestdijk in zijn testament werd bedacht. Haar getuigenissen kan ik niet zomaar overboord gooien. Toch lijkt het mij zinvol de bewuste passage in een volgende uitgave nader te preciseren door niet van een ontbinding van het huwelijk te spreken, maar door te wijzen op zekere spanningen binnen het huwelijk. Het boek van de weduwe geeft daar aanleiding toe. | |
Archief VisserEen ander punt dat mevrouw Vestdijk ter sprake brengt, is de ontoegankelijkheid van het archief van Hans Visser voor anderen. Afgezien van het feit dat ik in de afgelopen vijftien jaar gemiddeld zo'n f 5000 per jaar aan onkosten heb gemaakt om mijn Vestdijkarchief en alles wat daarbij komt op te bouwen, zodat men dat maar niet even gratis aan anderen beschikbaar stelt (met vaak nog niet eens een bedankje voor de moeite wanneer je mensen van dienst bent), bevat dit archief ook een grote hoeveelheid vertrouwelijk materiaal, niet alleen over Vestdijk zelf maar ook over zijn echtgenote. Het is met name dit materiaal, dat niet gescheiden van de andere gegevens is opgenomen, dat mij belemmert uit oogpunt van discretie het archief voor anderen open te stellen. Dat wil niet zeggen dat ik niemand zal helpen aan gegevens wanneer hij of zij daarom vraagt, integendeel zoiets doe ik heel graag zelfs. Alleen voor officiële instan- | |
[pagina 266]
| |
ties en uitgeverijen hanteer ik een ander principe. Dan geldt, ingegeven door de vroegere directeur van het Letterkundig Museum te Den Haag, Gerrit Borgers: voor wat hoort wat, zij het in immateriële termen. | |
TenslotteSamenvattend kan men zeggen dat de weduwe van Vestdijk een eenzijdig verslag doet van haar jaren samen met de schrijver. Bovendien blijft alles aan de oppervlakte, Vestdijk als mens en als schrijver leren we nauwelijks beter kennen. We leren veel meer over de vrouw die met hem trouwde, hoewel ze de achterkant van de spiegel niet laat zien. Dat ze in de bespreking van het beheer van de literaire nalatenschap zo negatief over het merendeel van de mensen rond haar man schrijft, is een persoonlijke zaak en roept om een weerwoord van betrokkenen, maar helaas is dat nu nauwelijks meer mogelijk omdat de meesten niet meer in leven zijn. Dat de weduwe van een schrijver van wezenlijk belang is voor een nader begrip van de schrijver is duidelijk. Maar ook dat men zeer voorzichtig moet omgaan met de verstrekte informatie. Het beeld dat zij geeft is te eenzijdig en gekleurd. |