Biografie Bulletin. Jaargang 3
(1993)– [tijdschrift] Biografie Bulletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 207]
| |
‘Ik benijd hun dadendrang’
| |
[pagina 208]
| |
zijn en beunhazerij vermijden. Het onbewuste is alleen toegankelijk voor een psychiater die de persoon in analyse neemt. Iemand die van ons heengegaan is, kunnen wij nimmer meer in analyse nemen. De persoon heeft een paar spoortjes nagelaten, maar daar kun je geen psycholoog of psychiater op los laten. Ik vind het toegestaan dat je vermoedens uitspreekt. Je mag speculeren, als je maar duidelijk maakt dat je speculeert. Als de Romeins hadden gezegd het had zo kunnen zijn; dan moet je zeggen akkoord. Peter Gay stelt in zijn boek Freud voor historici ook dat doden niet in psychoanalyse kunnen gaan. Daar ben ik het mee eens. Dat probleem kwam ik bij het schrijven over de jonge Vincent tegen. Met name Amerikaanse psychiaters hebben zich op hem geworpen en wisten precies waarom hij tenslotte zo gek was als een ui. Onzin. Dat valt niet te bewijzen. Voor mijn biografieën heb ik geen gebruik gemaakt van een vooropgestelde theorie. HetVan Gogh, zelfportret uit 1888
beeld van de gebiografeerde stel je voortdurend bij op basis van het materiaal dat je onder ogen krijgt. Intuïtie is in dat proces een belangrijk bestanddeel. Het vergt nogal wat van iemand om de psyche van een ander te reconstrueren. Hoe heeft u zich ingeleefd? Dat is een groeiproces. Ik denk dat je een biografie nooit in veertien dagen kunt schrijven. Je hebt dan niet de tijd om met iemand te vergroeien. Vaak denk je iemand te kennen, maar al snel merk je dat je vergist en moet je de figuur anders interpreteren. Voortdurend moet je je oordeel bijstellen. Langzamerhand begin je iemand te kennen en gaan anti-pathieën en sympathieën een rol spelen. Dat is tegelijk het interessante en het afstotende van een biografie. Je leeft immers jarenlang dag en nacht met je onderwerp.
* * *
S. Dresden stelt in zijn studie over de biografie dat de persoonlijkheid niet een constante eenheid voorstelt, maar grote en onverwachte wijzigingen vertoont. Bij Domela Nieuwenhuis, die van christen tot anarchist werd, is dit evident. Wat zijn volgens u die wijzigingen? Werner Maser heeft dit in zijn Hitlerbiografie duidelijk aangetoond en kritiek geleverd op de biografen die Hitler als een constante persoonlijkheid zien. Hij maakt duidelijk dat de Hitler van na 1942 een heel andere figuur is dan die daarvoor. Domela Nieuwenhuis maakte zo veel wijzigingen door, dat het steeds een ander mens lijkt. Zijn medewerker Cornelissen noemde hem een standvastig mens, maar daar kun je je vraagtekens bij zetten. Natuurlijk is de tegenslag in zijn persoonlijk leven daarop van invloed geweest. Met name de dood van zijn eerste vrouw Johanna. Dat heeft hem zijn | |
[pagina 209]
| |
Godsbesef doen wegnemen. En dat heeft weer belangrijke gevolgen gehad voor zijn verdere leven en denken. Maurois zegt in zijn uit 1928 daterende Aspects de la Biographie dat juist kleine zwakheden het karakter van een persoon tot leven brengen. Hoe ziet u dat bij Domela Nieuwenhuis? Ik vind het een frappante uitspraak waar een biograaf goed mee uit de voeten kan. In mijn boek komt dat herhaaldelijk naar voren. Ergens zeg ik: bij Domela ligt het kleine en het grote vlak naast elkaar. Hij kon ontzettend kinderachtig doen en haatdragend zijn. Met zijn vrienden maakte hij ruzie om dingen die de moeite niet waard waren. Die zwakheden tekenen een figuur natuurlijk. U heeft wel drie zeer uiteenlopende persoonlijkheden tot onderwerp genomen. Ja, dat klopt. Als je de figuur mag, is dat meegenomem. Van de drie personen die ik heb beschreven, is Vincent van Gogh mij het sympathiekst. In dat geval heb je eerder voeling en contact met zo'n figuur. Mussert stond natuurlijk aan een kant die ons tegenstaat, maar aan hem ging ik toch ook menselijke trekjes ontdekken. Maar het blijft een figuur die je op afstand houdt. Een voordeel is dat je hem daardoor psychologisch beter kan manipuleren. Ik vond Mussert duidelijke trekken hebben van een slapstickfiguur, waar een grote mate van ironie en humor bij te pas komt. Dat maakt het schrijven van zo'n biografie leefbaar. Een figuur als Domela Nieuwenhuis heeft de neiging om je in te pakken. Er is geestelijk contact en er zijn sympathieën en overeenkomsten, bijvoorbeeld de gemeenschappelijke interesse voor het socialisme. Dan moet je juist proberen afstand te bewaren en je niet mee te laten slepen.
* * *
Freud heeft eens gezegd dat de biografische waarheid niet bestaat. Bent u het daarmee eens? Ja, maar dan kun je ook zeggen: er bestaat geen historische waarheid. De uitspraak van Freud is een statement waar je alle kanten mee op kan. Wat heb ik aan zulke uitspraken. Het is volkomen ongenuanceerd. Als hij ermee bedoelt dat je nooit de volle waarheid kan ontdekken dan heeft hij gelijk. Als hij bedoelt dat je helemaal geen benadering van de biografische waarheid kunt geven dan heeft hij ongelijk. Ik vergelijk het altijd met een levend mens en een portret. Dat portret is die mens helemaal niet. Het portret bestaat uit verf of linnen. Maar het beeldt die mens uit. Als historici kunnen wij niet dichter tot een mens komen dan een fotograaf of kunstenaar met een prentje tot een levend mens. Romein vond dat de biograaf als technisch principe strikt een strikt chronolo- | |
[pagina 210]
| |
Voorpagina van ‘De ware Jacob’ met karikatuur van Domela Nieuwenhuis
gische volgorde in acht moest nemen. Heeft u een andere opzet overwogen? Nee, ik ben het volstrekt met Romein eens. Waarom? Een mens ontwikkelt zich. Had ik bij Domela Nieuwenhuis een thematische behandeling toegepast dan miste ik de ontwikkelingsgang. Een chronologische volgorde is veruit het beste en het duidelijkst. Binnen de opvatting van Romein mag een biografie drie dingen niet zijn: ethiek, geschiedenis en biologie. Hoe heeft u dit probleem ondervangen? Bij ethiek heb je te maken met maatstaven van goed en kwaad. De schrijver is ook maar een mens met zijn eigen waarden en normen. Evenals de beschreven figuur. Ze kunnen elkaar liggen of diametraal verschillen. In ieder geval mag je als biograaf het verleden nooit met een ethisch vingertje benaderen. Mijn maatstaven zijn belangrijk voor mij en mijn omgeving, maar hebben niets van doen met het reproduceren van een historisch figuur. Je verpest de geschiedenis als je dat gaat doen. En ik zie er geen ook geen heil in om alles uitsluitend tot biologische verklaringsmodellen te herleiden. Natuurlijk maak ik gebruik van andere disciplines, maar ik laat me daarbij vooral leiden door mijn intuïtie.
* * *
In hoeverre zegt de autobiografie van Domela Nieuwenhuis Van Christen tot Anarchist iets over zijn persoonlijkheid? In de eerste plaats is de autobiografie boeiend. Ten tweede leer je hem goed kennen uit zijn autobiografie. Niet zozeer om wat hij zegt, maar vooral om wat hij niet zegt. Iemand die schrijft praat al snel zijn mond voorbij. Dat geldt ook voor Domela Nieuwenhuis, gesloten als hij was. Hij komt naar voren als een figuur die aan zijn eigen gelijk niet twijfelt. Dat is een opvallende karaktertrek. Verder is hij erg introvert en schermt zijn persoonlijke gevoelens en gedachten af. Je leert hem daarom niet zo goed kennen als een extrovert figuur. Bewust of onbewust wordt in een autobiografie altijd gelogen. Een autobiograaf is erop uit de eigen rol acceptabel te maken en zich fraaier voor te stellen dan hij of zij was. Die zaken zie je bij Domela Nieuwenhuis ook, als je Van Christen tot anarchist naast andere documenten legt. Wat hij zegt klopt, maar soms laat hij dingen weg. Eén van de meest opvallende punten in uw boek vond ik de identificatie van Domela Nieuwenhuis met Jezus. Ja, dat is een onontkoombare grootheid in het leven van Domela Nieuwenhuis. Hij schiep Jezus naar zijn beeld. Voor hem was deze een voorbeeldfiguur, geen verlosser. Dat moet je duidelijk zien. Zijn door hem geschapen Jezus was de ideale socialist. Domela's volgelingen zagen hem wel als een verlosser. Interessant is ook de door beschreven relatie tussen Multatuli en Domela Nieuwenhuis. Hoe was die precies? In de beginfase van zijn overgang van het theisme naar het atheisme heeft Domela sterk de invloed ondergaan van Multatuli. Ze verschillen gua karakter echter hemelsbreed. In tegenstelling tot de egocentrische Multatuli was Domela altruïstisch. Met zijn lezingen in Friesland deed Multatuli voor een gedeelte het voorbereidende werk voor het latere optreden van Domela. Politiek hadden zij duidelijk andere meningen. Zo voorspelde Multatuli dat Domela evenals Don Quichot gestenigd zou worden door de galeislaven die hij wilde verlossen. Opvallend is dat de intolerante Domela veel slikte van Multatuli. In welke context plaatst u de biografie over Domela Nieuwenhuis? Het is geschreven vanuit het sentiment van de nadagen van het socialisme. Ik | |
[pagina 211]
| |
heb mij afgevraagd hoe het socialisme was begonnen. In het begin was het lelieblank. Zodra het socialisme geschiedenis maakte, was er sprake van fouten. Het socialisme ging steeds meer op een geraamte lijken dat de kettingen van het verleden met zich mee sleepte. In de beginjaren dachten de socialisten op weg te zijn naar het beloofde land. In dat licht moet je het optreden van Domela zien. De mensen hadden een Jezus-figuur nodig die ze uit het land der ellende leidde. De onderdrukten en vernederden vereerden hem op bovenmenselijke wijze. Domela kon zijn leven relativeren, maar zijn roeping niet. Hij zag het socialisme, om met Nietzsche te spreken, als een christendom zonder Christus. Als het christendom zijn roeping niet had verzuimd was het socialisme niet nodig geweest.
* * *
Heeft u bij het schrijven van uw drie boeken hetzelfde ervaren? De mate van betrokkenheid hangt van de persoon af. Je dagelijks leven wordt helemaal beheerst door het werken aan een biografie. Bij Domela was voor mij het eind teleurstellend. Hij verlaat dan de sociaal-democratie voor het utopisch socialisme. Met dat laatste heb ik geen affiniteit. U bent toch ook geen fan van Mussert? Nee, maar ik had natuurlijk wel het bevrijdende slot, waarin je hem tegenover het vuurpeleton kunt zetten. Dat is prettig voor de biograaf. Je richt als het ware zelf de twaalf geweren op hem en denkt zie zo nou ben ik van hem af. Dat is helaas niet helemaal waar. Zijn gebeente heeft nog jarenlang nagespookt. Vele mensen hebben jaren later nog aan mijn hoofd gezeurd waar het gebeente werkelijk begraven ligt. Vrij Nederland-redacteur Rinus FerdinandusseMussert houdt zijn eerste radiotoespraak, 1 mei 1941
heeft in een fictief verhaal uiteindelijk het verlossende woord gesproken. Ziet u overeenkomsten tussen de door u beschreven figuren? Ze hebben gemeen dat ze geen vrede hadden met de wereld om zich heen, en dat ze daar ook iets aan wilden doen. Zij zijn opgestaan en hebben hun kop boven het maaiveld uitgestoken. Hetgeen moed en/of gebrek aan inzicht vereist. Het waren roependen in de woestijn. Deze mensen hebben hun ziel en zaligheid, hun gezondheid (Van Gogh), hun kapitaal (Domela) en hun leven (Mussert) aan hun ideaal geofferd. Een biograaf is geen actieve figuur. Hij blijft aan de kant. In feite is hij een voyeur. Kortom: wat ik zelf van nature niet heb, trekt mij | |
[pagina 212]
| |
in hen aan. Ik benijd hun dadendrang.
Ad Breemans is historicus en publicist. Hij werkt aan een onderzoek over Multatuli. |
|