dan het boek van Godet. In enkele maanden kwamen er vijf herdrukken. Zijn vrouw vertaalde vier werken van Belle onder de titel Four Tales by Zélide (Le Noble, Mistriss Henley en twee delen van de Lettres écrites de Lausanne), die eveneens in 1925 verschenen.
In het Bulletin van het Genootschap Belle van Zuylen (nr. 6, sept. 1981) gaf C.P. Courtney een verklaring van dit succes namelijk dat Scott zichzelf in het leven van Belle en vooral in de vriendschap tussen haar en Benjamin Constant herkende; hij voelde zich een soort Adolphe. Het is ongetwijfeld aan de directheid van de geschriften van Belle van Zuylen te danken dat zoveel lezers, zowel mannen als vrouwen, gegrepen worden door de wijze waarop zij haar gevoelens weet uit te drukken. De lectuur van Madame de Charrière et ses amis had aanvankelijk de wat moeizame verhouding tussen Scott en diens vrouw, Sybil Cutting verbeterd, maar toen zij in 1923 in Florence waren, was hij verliefd geworden op Victoria Sackville-West die, naarmate hij ze schreef, de hoofdstukken van The Portrait of Zélide te lezen kreeg. Met welke intentie ook geschreven, dit boek van Scott droeg er in ieder geval aanzienlijk toe bij, dat Isabelle de Charrière in bredere kring bekendheid kreeg.
Toen Scott in 1927 werd aangewezen als uitgever van de toen pas teruggevonden brieven van James Bos well, kwam hij opnieuw in aanraking met nog onbekende brieven en geschriften van Belle van Zuylen, die zich daaronder bevonden. In deel twee van de Boswell Papers publiceerde hij de correspondentie Belle-Boswell die hij had aangetroffen, evenals brieven van Boswell aan andere leden van de familie van Tuyll. Het was méér dan hij in Godet had aangetroffen, maar voor zijn biografie heeft hij het niet kunnen gebruiken. The Portrait of Zélide is nooit in het Nederlands vertaald, dit gebeurde helaas wel met een vie romancée over haar van Dorothy Farnum The Dutch Divinity onder de titel De Godin van Oud-Zuylen. Het boek heeft veel bijgedragen aan het romantisch vertekend beeld dat sommigen van Belle hebben, maar dat volkomen onrealistisch is. Met behulp van het feiten-materiaal wordt hier een fantastische voorstelling gegeven die zelfs een vluchtig onderzoek niet kan doorstaan.
* * *
Een kleine kring waarin Belle van Zuylen, toen ze nog in Nederland woonde, enige bekendheid genoot, was die van de jurist en literator Rycklof Michael van Goens, wiens vriend Frans van Lelyveld, oprichter van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde na lezing van Le Noble over Belle de bekende uitspraak deed: ‘Ach, was die juffer zoo goed om in 't Nederlands te schrijven! Wat een voordeel indien de Burgerman door haar aan 't lezen raakte.’ Met van Goens heeft Belle een correspondentie gevoerd; in zijn eigenhandig geschreven lijst vermeldt hij brieven van haar die, zoals ook Wille in zijn boek over De Literator R.M. van Goens en zijn kring meedeelt, niet in de collectie aanwezig zijn en niet werden teruggevonden. Het is verder zeer waarschijnlijk dat Van Goens, maar vermoedelijk ongewild, de trait d'union is geweest tussen de Duitse schrijver F.H. Jacobi en diens zogenaamde Londense, maar bij Marc-Michel Rey in Amsterdam vervaardigde editie van Le Noble uit 1771.
Hoewel wij uit correspondenties weten dat Isabelle de Charrière door bemiddeling van haar broer Vincent exemplaren aan haar vroegere boekhandelaar Spruit