Bakker behoorde tot hetzelfde geslacht. Hij was gelegenheidsdichter en stelde een levensbeschrijving samen van zijn zwager, de Amsterdamse stadsgeschiedschrijver Jan Wagenaar.
Als biograaf ben ik dus goed ingelicht betreffende de familiegeschiedenis van het geslacht Huizinga. Maar heb ik daar wel wat aan? Wie zegt mij dat die geschiedenis ook maar in enig opzicht van belang is geweest voor de latere Johan? Is hij zich deze geschiedenis bewust geweest? Heeft hij zich er een voorstelling van gemaakt en heeft die voor hem geleefd? Ja. Grootvader Jakob had niet alleen een stamboek geschreven, hij heeft ook een dagboek bijgehouden. Hierin beschreef hij de viering van het koperen huwelijksfeest van Huizinga's vader en diens tweede echtgenote:
Gedrukte liederen werden door Jakob en Johan uitgedeeld en gezongen. Vervolgens werd de komst aangekondigd van Pieter Huisinga Bakker van het jaar 1774 [...] op eene alleraardigste wijze voorgesteld door Johan, in de meest ouderwetsche kleederdragt en grimering. Vervolgens de komst van Dirk Pieters en Katrina Tomas onze oude stamvaders mede alleraardigst voorgesteld door de bijkans onherkenbare Jakob en nicht Catharina die insgelijks zeer mooije gedichten voordroegen.
Er is hier wel degelijk sprake van een druk van de voorgeschiedenis. Huizinga zelf beklaagde zich er over in zijn Mijn weg tot de historie, dat hij zich ietwat geneerde voor de al te plebeïsche komaf van ommelander eigenerfden en doopsgezinde predikanten. Hij heeft altijd een zwak gehad voor patricische afkomst en dubbele namen. In 1942 bracht hij een bezoek aan een neef van zijn eerste vrouw, een neef Schorer, burgemeester van Heerde. Daar kon de man met een zwak voor patricische afkomst en dubbele namen zijn hart ophalen. Hij schreef dat hij op bezoek was geweest bij mevrouw De Landas en haar moeder. Het was vanwege de Groninger eigenerfden dat ik met wellust in de Briefwisseling heb geannoteerd:
Elizabeth Lucie Sweerts de Landas Wyborgh, geboren De Meyïer, en heur moeder Wilhelmine C. de Meyïer, geboren Stael van Holstein van Vloten.
Dat was nog wel wat anders dan: ‘Huizingâ, gâ je mee, wândeln?’
De adel op haar beurt had ook weer haar eigen dwingende familietraditie. Huizinga's zwager, Johan Cornelis Schorer, diende rechten te studeren in Leiden, omdat immers alle Schorers dat gedaan hadden. Dus moest ook Johan Cornelis eraan geloven: hij promoveerde op stellingen, heeft nooit iets met zijn opleiding gedaan en had liever een opleiding aan de Technische Hogeschool te Delft gevolgd.
* * *
Nu ben ik wel verwend met de familie Huizinga - een stamboom en een dagboek. Maar het is ook denkbaar dat een familiebijbel diende om er van alles in op te schrijven. Wie herinnert zich niet uit Thomas Manns Buddenbrooks hoe de familiegeschiedenis opgetekend in de bijbel van cruciale betekenis is? De oudste dochter Tonie Buddenbrook voelt weinig voor het huwelijk dat haar ouders voor haar goed achten. Toevallig komt haar de familiegeschiedenis in de oude bijbel onder ogen en door de nieuwe situatie waarin zij verkeert - al dan niet een aanstaande bruid - krijgt alles voor haar ineens een diepere betekenis. Zij komt in de ban van het relaas, leest de kleinigheden ook betreffende