Biografie Bulletin. Jaargang 2
(1992)– [tijdschrift] Biografie Bulletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 142]
| |
‘'T is duidelijk, nietwaar, ik heb een trauma’
| |
[pagina 143]
| |
Annie M.G. Schmidt na de uitreiking van de Hans Christian Andersen-prijs, Oslo 1988
autobiografie, maar in werkelijkheid overheersen de jeugdjaren in het Zeeuwse Kapelle. Achtentwintig van de veertig cursiefjes behandelen de kleuter- en lagere schooltijd, de rest is verdeeld over de middelbare schooltijd, een jaartje au pair in Hannover, opleiding en werk als bibliothecaresse en het afscheid van haar ouders in de jaren vijftig. De turbulente ontwikkelingen bij Het Parool, haar ervaringen als cabaretière en journaliste, de successen als schrijfster van kinderverhalen, hoorspelen en musicals, de man met wie zij haar leven deelde, het moederschap, de Frankrijk-periode, haar passie voor theater en de opname in de literatuur, kortom de stukjes Schmidt waarvan wij menen iets te weten, ontbreken. Omdat er plannen zijn voor nog meer? Of vanwege haar dualistische houding jegens de belangstelling voor haar persoon? In interviews was ze vaak openhartig, maar een instituut worden heeft Annie Schmidt altijd bedreigend gevonden. ‘Mensen beschikken over je, ze citeren je, ze weten van alles over je of van je. Terwijl mensen toch ook kunnen veranderen en zeker als je zo'n dubbel karakter hebt als het mijne, zo beïnvloedbaar bent.’Ga naar eind5 Lang niet alle stukjes in Wat ik nog weet zijn geschreven vanuit hetzelfde gezichtspunt of dezelfde beleving in de tijd. Zo verschenen onder andere ‘Een monnikje tussen de bruiden’, of ‘Herfst is niet te vervangen’ -beide geschreven vanuit een volwassen standpunt maar met veel aandacht voor de emotionele beleving van een kind- al begin vijftig als cursiefjes op de vrouwenpagina van Het Parool. Over haar leeservaringen ‘Wijntje en Dina’ schreef zij twintig jaar jaar later in Dat was nog eens lezen. Een aantal verhalen of anekdotes kennen we uit interviews.Ga naar eind6 De term ‘memoires’ lijkt me voor deze verzameling dan ook te zwaar. Van geschiedschrijving zoals staatslieden, politici of industriëlen bedrijven als zij de belangrijke momenten in hun carrière overzien is geen sprake, van een consistente terugblik op het leven zoals een autobiografie kan zijn, al evenmin. Karel van het Reve spreekt van ‘autobiografische stukjes’Ga naar eind7 en dat lijkt me een terechte beperking. Wat ik nog weet is noch een volledige, noch een welbewuste reconstructie van het eigen leven. De ordening is niet afkomstig van Schmidt zelf maar van Tine van Buul en Reinold Kuipers en betreft bovendien slechts een stukje van haar leven. En het is nog de vraag of die reconstructie functioneert als zelfreflectie op de ontwikkeling van haar persoonlijkheid of als speurtocht naar de gelukkige of speciale ogenblikken van haar leven. Door de gekozen literaire werkwijze - | |
[pagina 144]
| |
de stukjes zijn min of meer chronologisch geordend met daarbinnen ruimte voor essayistische, psychologische of filosofische uitweidingen die die chronologie weer doorbreken- komt wel iets bovendrijven van de trauma's en de emotionele ontwikkelingen die haar leven beïnvloed hebben. De lichtvoetige verhaaltjes, helder en nuchter van toon, niet verziekt door nostalgie of nadrukkelijke oordelen, schetsen ook een geestig portret van de Zeeuwse bourgeoiskringen aan het begin van deze eeuw, inclusief de daarbij passende benarde opvattingen. Daarmee voldoet Wat ik nog weet deels aan de eisen die StigtGa naar eind8 ten aanzien van de autobiografie formuleerde. Deze zou een balans moeten vertonen tussen het innerlijk en de buitenwereld, het subjectieve en het objectieve. Zij zou ook, naast de feitelijke waarheid, de unieke waarheid moeten geven van het leven zoals dat van binnenuit gezien wordt. De auteur moet als het ware onder het schrijven jacht maken op zichzelf; hij moet een speurtocht willen ondernemen naar zijn eigen centrum; hij moet het midden houden tussen het aanvaarden en het verwerpen van zichzelf en, wat voor soort persoonlijkheid hij ook is, in zichzelf geloven. Zijn werk moet aldus niet alleen het verhaal van een reis, maar die reis zelf zijn. Annie Schmidt geeft in zekere zin wel een reisverslag van haar jeugdjaren, maar dat zij ten overstaan van haar publiek op jacht is gegaan naar zichzelf is moeilijk vol te houden. Daarvoor is de informatie te speels, te luchthartig. Van dat soort onderzoekingen houdt ze bovendien helemaal niet. Toen ze kort na de oorlog een tijdje bij de psychiater liep, schreef ze spottend:
'k Ga naar mijn psychiater, ik heb weer zo iets geks:
'k heb hier een complex en 'k heb daar een complex.
'k Heb last van al mijn infantiele driften,
die zijn weer binnenin me aan het schiften.
Kent u mijn dokter Jansen? Die is toch zo goed!
Zalig, zo als hij in mijn onbewuste wroet.
In mijn kring is het mode. Iedereen
heeft of een vaderbinding, of is schizofreen.
Wat zou er nu met mij zijn, och nou ja..
't Is duidelijk, nietwaar, ik heb een trauma.
Tegen Bibeb zei zij daarover in 1968: ‘M'n avonturen die schipbreuk leden... ik moest geholpen worden, genezen van vreemde dwangvoorstellingen. Met m'n werk en liefde is het veel beter gegaan daarna. Het was gewoon praten, ik heb nooit op een divan gelegen. Maar heel goed. Ik herinner me dat ik die man es heb voorgelogen, ik maak altijd fantasieverhalen, toch keek hij er doorheen.’ En tegen Ischa Meijer in 1975: ‘Ik heb altijd het gevoel dat er in dit soort gesprekken (over haar jeugd, JL) weinig waarheid zit, kan zitten. Ik kan niet over mezelf praten.’ Wat ik nog weet laat een duidelijk verschil zien tussen het tamelijk ongelukkige kind in een klein Zeeuws dorp en de succesvolle Amsterdamse schrijfster die mooie verhalen over vroeger maakt. Ze is meer in zichzelf gaan geloven en heeft in de termen van Stigt de positie en de levenshouding bereikt van waaruit je kunt terugblikken.
* * *
Wat komen we over de Zeeuwse Annie te weten of beter: hoe portretteert zij zichzelf? Als een buitenbeentje, een meisje dat anders was dan de kinderen | |
[pagina 145]
| |
van haar klas en dorp, te deftig èn te vrijzinnig opgevoed, de dochter van een dominee, het door haar broer ongewenste zusje, de derde vrouwelijke afstammeling van dominee Schmidt en zijn vrouw, maar de enige die in leven bleef en daardoor het oogappeltje van haar moeder. ‘Ik was de derde Anna Maria Geertruida Schmidt. Twee dochtertjes voor mij stierven, de eerste vlak na de geboorte, de tweede toen ze drie was, aan leukemie Waarom mijn ouders zo halsstarrig vasthielden aan die voornamen, begrijp ik nog altijd niet zo goed. Niet bijgelovig zijn, dachten ze waarschijnlijk. Als je maar volhoudt moet het een keer lukken. Maar hoe blakend en gezond de derde Anna ook was, de angst bleef bestaan. Ik was een kostbaar kleinood dat bewaakt en afgeschermd moest worden. Mijn moeder meende het bijna letterlijk toen ze zei:
Annie M.G. Schmidt met dienstbode Wanne, omstreeks 1919
“Ik zou je het liefste in een doosje willen doen.” Een zinnetje dat me later goed te pas kwam toen ik een liedje schreef voor Donald Jones. Hetzelfde regeltje werd onlangs ook nog in een Ster-reclame gebruikt door een verzekeringsmaatschappij. Eigenlijk komen de auteursrechten aan mijn moeder toe.’Ga naar eind9 De taal waarmee zij in Wat ik nog weet over die kwestie schrijft, is aanzienlijk terughoudender dan twintig jaar geleden tegen Ischa Meijer.Ga naar eind10 ‘Dezelfde namen voor die drie kinderen - een niet afgemaakt rouwproces, dat zal wel, ja. Ik ben er trouwens van overtuigd dat die drie voor mijn moeder in haar latere leven tot één versmolten zijn, het is één kind geweest voor haar, een kind dat onder de doem zat dat 't kon sterven - ik wist dat al heel vroeg. Vandaar ook waarschijnlijk die overprotectie van mijn moeder. Ik ben me er altijd in mijn jeugd van bewust geweest dat dat kleine meisje dood was, en dat was ik dus nu geworden, de opvolgster.’ Die moeder had het tamelijk hoog in de bol, wilde per se ‘mevrouw’ worden en trouwde om die reden met een dominee in plaats van de onderwijzer Maaskant op wie ze eigenlijk verliefd was.Ga naar eind11 In dat verstandshuwelijk stond de liefde op een laag pitje. Zo zou haar moeder nooit haar benen hebben laten zien en heeft ze haar man voortdurend met haar gunsten gemanipuleerd. ‘Ik heb liever andijvie, Johan,’ zei zij als hij bij wijze van wervingsritueel bloemen uit de tuin kwam brengen. Maar ze was ook een vrouw met gevoel voor humor, recalcitrant -ze weigerde de meisjes van de meisjesvereniging voor te lezen uit stichtelijke prullaria-, was gek op lezen en had een papieren sympathie voor het feminisme. Voor het geloof interesseerde zij zich niet of nauwelijks, al volgde zij haar man iedere zondag naar kerk en preek. Op haar dochter projecteerde zij alle | |
[pagina 146]
| |
ambities die ze niet zelf had kunnen realiseren. Die had talent en moest tenminste een rijke kerel trouwen. Het portret van de moeder in Wat ik nog weet is milder en minder uitgesproken dan wat interviews tot nu toe onthulden. Daarin zijn zowel de positieve aspecten sterker aangezet -het acteertalent van de moeder, haar gevoel voor humor en spotlust- als de negatieve kwaliteiten - haar lelijkheid en dominantie. Aan Bibeb (1968) heeft Annie Schmidt uitgelegd hoe zij geleden heeft onder de veel te sterke band met haar moeder en onder het feit dat die moeder haar vader altijd negatief probeerde af te schilderen. Het zou haar latere liefdesrelaties ongunstig beïnvloed hebben. Ook de vaderfiguur komt in Wat ik nog weet gunstiger uit de verf. ‘Vader was stijf, vrij humorloos, schuchter. Hij had meer sociabel kunnen worden, meer plooibaar, meer menselijk, als-ie niet een vrouw had gehad die 'm uitlachte,’ zei ze in 1975 tegen Ischa MeijerGa naar eind12. En tegen Michel van der PlasGa naar eind13: ‘Ik mocht niet van hem houden. Vertrouwelijkheid had iets intiemers kunnen wekken.’ Dat mocht niet van haar moeder en het gevolg was dat hij voor haar als vader nauwelijks bestond. In Wat ik nog weet bevestigt zij dat haar moeder elke intimiteit verijdelde, respectievelijk bespotte: ‘M'n vader en mijn broer werden weggeblazen. Ze mochten me niet benaderen. Heeft mijn vader me ooit op de knie genomen of een bordje pap gevoerd?’ Maar daar tegenover staan drie of vier stukjes over de relatie vaderdochter waarin de moeder nagenoeg ontbreekt. Uit die stukjes komt hij tevoorschijn als een sympathiek mens, iemand die als hij daar de kans voor kreeg of als zijn vrouw hem dat toestond, leuke dingen met zijn dochter ondernam. Zwemmen in de Schelde, stiekem eenDe ouders van Annie Schmidt met tuinman en dienstbode in de pastorietuin te Kapelle, omstreeks 1910
| |
[pagina 147]
| |
dagje uit naar Goes, verhalen vertellend en bereid haar belijdenis te accepteren ook al meende zij daar niets van. In de andere stukjes zien we hem via de omweg en de tussenkomst van de moeder. Als iemand die seksueel (zie ‘Linda’ en ‘Onderjurk’) behoorlijk tekort kwam, nogal driftig kon zijn en de nukken van zijn vrouw -‘Mannen zijn geen mensen’- ontvluchtte in zijn studeerkamer waar hij uren doorbracht met Nietzsche, Freud en Darwin. De verhalen over het dagelijks leven lijken mij tamelijk doorsnee voor het begin van deze eeuw. Wel dienstbodes, de voorjaarsschoonmaak en wastobbes, geen electriciteit en het café op de hoek als ‘een smoezelige vlek van onheil en angst en gevaar en waarschuwing’.Ga naar eind14 De wekelijkse leesportefeuille bracht leven in de brouwerij, evenals het harmonium. Af en toe vertoefde er een logé in de pastorie of kwamen er notabelen en dominees op bezoek die hun handen niet thuis konden houden. En centraal in dat alles stond de kerk waar haar vader van de kansel wekelijks de gelovigen toesprak en ouders die beiden behoorlijk vrijzinnig waren in hun geloofsopvattingen. Diezelfde hypocrisie was er ook op seksueel gebied. Haar moeder vond alles wat maar naar seks riekte onuitsprekelijk smerig, dus ook het gedrag van koe en stier, terwijl haar vader dikwijls openlijk hunkerde naar wat lijfelijkheid. Die ‘dubbele’ houding jegens erotiek moet al vroeg in haar leven voor verwarde gevoelens gezorgd hebben. ‘Als je jong bent, heb je praktisch één gedachte: erotiek. Je leest alleen maar boeken in verband daarmee. Dat onderschatten ze altijd, de sex.’Ga naar eind15 In acht van de veertig stukjes steekt hij dan ook de kop op.
* * *
Wat ik nog weet valt zeker niet onder de categorie ‘vrouwelijke’ autobiografieën zoals Simone de Beauvoir of Annie Romein-Verschoor schreven. Want volgens Mary G. MasonGa naar eind16 grondvesten vrouwen hun autobiografieën bij voorkeur op ‘de Ander’ in hun leven. En dat is bij Annie M.G. Schmidt beslist niet het geval. De ander in haar leven, de geliefde, komt er helemaal niet in voor. In interviews is haar man ook altijd wat op de achtergrond gebleven. Was hij jaloers, veeleisend, een zeurpiet? Wat deed ze dan bij hem? ‘Ik ben met mijn vader getrouwd,’ zei ze ooit, omdat hij net als haar vader heel erudiet was. Ook de zoon ontbreekt, al schreef zij in de jaren vijftig wel cursiefjes over het moederschap en heeft zij hem, toen hij in hetzelfde vak terecht kwam, wel meegesleept in haar activiteiten en publiciteit. Wat ik nog weet is zeker geen confessio. Schmidt biecht niets op. Het plezier, de ontwapenende spot en de relativiteit waarmee zij over haar jeugd vertelt, houdt de lezer eerder op gepaste af stand. En daarmee dringt de vraag zich op of deze bundel stof levert voor de biografie waarvan ze tijdens haar leven niets wil weten. ‘Om bij je tachtigste of negentigste een biografie aangeboden te krijgen zeker? Dat lijkt me helemaal niks. Ik kan het natuurlijk niet verbieden, maar ik zal er in ieder geval niet aan meewerken.’Ga naar eind17 Haar biograaf heeft voorlopig niet veel anders. Er is weinig bewaard gebleven, want ondanks of dankzij haar ervaringen als documentaliste had Annie Schmidt een hekel aan archivering. Ze heeft altijd veel weggegooid en haar slordigheid is legendarisch. Op de tentoonstelling in het Letterkundig Museum in Den Haag en het daarbij behorende schrijversprentenboek (1991) was maar een enkel brief je te zien. Wat is er | |
[pagina 148]
| |
gebeurd met de brieven die ze vanuit Hannover naar huis schreef? Waar zijn de epistels uit haar Vlissingse tijd? En zijn er brieven bewaard gebleven uit de tijd dat zij ‘vereenzaamd’ in Frankrijk woonde? Wat heeft precies de breuk veroorzaakt met Wim Hora Adema, de vrouw die zo'n grote rol heeft gespeeld op haar ontwikkelingen als schrijfster? Heeft ze ooit een dagboek bijgehouden? Ik kan het me nauwelijks voorstellen bij iemand die om vijf uur 's morgens opstond en na haar dagelijks ritueel van koffie en cryptogram achter de typemachine kroop. Veel beroemde auteurs, illustratoren, acteurs, regisseurs en musici hebben met haar samengewerkt. Die ‘kennen’ haar allemaal intiem, maar het gevaar is groot dat die haar portret kleuren tot vermaak van de lezer en meerdere glorie van zichzelf. De thematiek van haar leven zal uiteindelijk moeizaam gehaald moeten worden uit de reconstructie van de feiten, uit wat ze wel en niet heeft willen onthullen, de schaarse briefjes én de verhalen van anderen. De autobiografische stukjes in Wat ik nog weet en de vele interviews die ze in haar leven gegeven heeft, bieden daarvoor een aanzet, vooral ten aanzien van ouderlijk milieu, seks en religie. Ze suggereren ook dat haar werk wellicht veel autobiografischer is dan we tot nu toe vermoedden. Niet alleen de dominee, de dames Groen of het schaap Veronica zullen we met andere ogen moeten bekijken, ook de cursiefjes, de versjes voor volwassenen, de familie Doorsnee, Abeltje, Pluk en Otje, de musicals en de toneelstukken. En is dat niet het mooiste wat een auteur kan bereiken, dat je honderdsteGa naar eind18 is alle voorgaande met nieuwe ogen te gaan lezen? Joke Linders verzamelt voor haar onderzoek naar de waarderingsgeschiedenis van Annie M.G. Schmidt alles over en van Annie Schmidt. Vooral recensies en interviews uit de jaren vijftig en zestig. Fotokopieën van brieven, kattebelletjes en berichten van Annie Schmidt zijn bijzonder welkom. Schaepmanlaan 14, 2081 EZ Santpoort-Zuid. |
|