Biografie Bulletin. Jaargang 2
(1992)– [tijdschrift] Biografie Bulletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 35]
| |
Het is volbracht
| |
[pagina 36]
| |
Domela Nieuwenhuis doet zijn intrede in de Tweede Kamer
velijk uit hoofde van adoratie, spot en zelfverheffing. Deze zelfidentificatie had te maken met zijn bewondering voor de Jezusfiguur, met hoogmoed, en werd zeker wel gestimuleerd door de schare die hem aanbad. Jezus was zijn ideaal: een voorbeeldig mens. Van bewondering naar identificatie is maar een stap, vooral wanneer die van buitenaf wordt bevorderd. Velen zagen in hem letterlijk de verlosser. Zoiets kan nooit goed zijn voor iemands karakter. Daar kwam nog eens de veroordeling tot een zware straf bovenop. Martelaarschap leidt gemakkelijk tot hoogmoed. Een martelaar heeft het hogere soort gelijk aan zijn kant van iemand die de dupe is van onrechtvaardig lijden. Dit wil niet zeggen dat hij zichzelf voor een verlosser hield. Zijn eigen Jezus-identificatie verschilde, zeker in het begin, principieel van die van zijn gelovigen. Op een verlosser, vond hij, zat niemand te wachten. De arbeiders, leerde hij, konden alleen zichzelf bevrijden: ‘Laat ons niet wachten op een verlosser (verlossers zijn er al zoveel geweest), wij hebben grote behoefte aan verlossing en die moeten wij onszelf verschaffen.’Ga naar eind5. Jezus was voor hem geen verlosser of bemiddelaar, maar, zoals gezegd, een voorbeeldig mens, vertaald in Domela's termen: een volmaakt socialist, een socialistisch zinnebeeld. Zijn Jezus had een voorbeeldfunctie, niet meer, niet minder. Hij trad in zijn voetsporen door soberheid te betrachten en belangeloosheid, mededogen met de armen die hij zijn broeders noemde, offervaardigheid - en een superieure kalmte aan de dag te leggen temidden van tumult en gevaar alsof hij een over de woelige baren wandelende heiland was... Of en zo ja in hoeverre hij zijns ondanks werd beïnvloed door het beeld dat de massa van hem had en daardoor gaandeweg toch verlossingsbevliegingen kreeg, onttrekt zich aan de waarneming. | |
[pagina 37]
| |
Hij heeft zijn Jezus-imago, dat hem aanzienlijke psychologische invloed verschafte, zelf bevorderd. En dat niet alleen bij het afscheid, voordat hij de bak indraaide - en ondanks zijn zwart op wit geformuleerde uitspraak: ‘Wij socialisten willen geen persoonsverheerlijking.’Ga naar eind6. Hoe deed hij dat? Door verering van zijn persoon, hoe overdreven en vooral hoe onsocialistisch ook, te tolereren. Nooit heeft hij geprobeerd die in te dammen. Mensen huilden bij zijn aanblik, wrongen zich in bochten om hem aan te raken, zoals zieken in de hoop op genezing Jezus aanraakten; ze noemden hem ‘meester’ en ‘vader’. Vergaderingen werden opgeluisterd met meer dan levensgrote portretten van hem als profane heiligenbeelden. Hij liet het zich allemaal welgevallen. Het was hem dus niet onaangenaam. Hij was er de man niet naar om het niet te laten blijken, als iets hem niet aanstond. Hij droeg naar vermogen bij tot zijn eigen roem, die hij niet vond stinken, door aan al zijn exploten veel aandacht te besteden in Recht voor Allen. Te veel, vonden sommigen. Van Raay opende de rij van critici die daarover vielen. Dan was er zijn uiterlijk, zijn fameuze Jezuslook. Er is geen bewijs voor dat hij als de hoofdrolvertolker in een passiespel willens en wetens een zo groot mogelijke gelijkenis nastreefde met het geijkte Christusbeeld door haar en baard te laten groeien. Maar de gelijkenis was evident. Tenminste tot pakweg 1895 (met onderbreking: onvrijwillig gedurende zijn gevangenschap en nog enige tijd erna, vrijwillig ten tijde van zijn Kamerlidmaatschap). Halverwege de jaren negentig was het wel zo ongeveer gedaan met de Jezus-identificatie. Enerzijds door het wegebben van de quasi-religieuze sfeer die het oude socialisme had gekenmerkt, anderzijds doordat het voorkomen van de grijsaard van middelbare leeftijd die hij inmiddels was geworden niet strookte met de traditionele ChristusvoorstellingenGa naar eind7.. Zijn Jezus-identificatie in de afscheidsrede aan de arbeiders maakt een overspannen indruk. Enige relativering lijkt hier echter op zijn plaats. Voor een deel is er ook wel sprake van retoriek, stijlbloempjes uit zijn bijbelse metaforentrommel. Zo heeft hij zichzelf, zoals nog ter sprake zal komen, in zijn latere jaren vergeleken met de oude Simeon in de tempel en met Mozes op de berg Nebo. Voor zijn vijanden was de vergelijking met Jezus een probaat middel om hem belachelijk te maken. Waarvan ze ruimschoots gebruik maakten. Daardoor hebben zij in niet geringe mate, misschien zelfs nog wel meer dan zijn vrienden, bijgedragen tot deze identificatie. Niet zodra had hij personen van zich vervreemd, of zij stemden mee in het spotterskoor. Zo bijvoorbeeld de Marx-kring...
* * *
Hoewel uiterlijk koel en onbewogen als altijd moet het daar in de grote zaal van het Volkspark op die elfde januari in hem hebben gekookt en gebruist. Misschien voelde hij iets van de ultieme eenzaamheid van Christus in Gethsémané, ondanks de gloeiende aanhankelijkheid die hem tegemoet sloeg. W.H. Vliegen: ‘Verlaten door zijn gehele klasse, schier zonder enige aanraking met andere dan arbeiderskringen, leefde hij uitsluitend voor de propaganda.’Ga naar eind8. Hij hoorde nergens bij, ook niet bij de proletariërs, al noemde hij ze honderd keer zijn broeders, al verbleef hij onder hun schamel dak, overnachtte hij in hun erbarmelijke nest, at hij hun brood - hij was niet een van hen, zou dat nooit worden en wilde dat ook niet. Met al zijn democratie en socialisme bleef hij wat hij was: een aristocraat. Aan familiair gedoe, waaraan hij zich vanwege de door hemzelf | |
[pagina 38]
| |
gekweekte gelijkheid niet altijd kon onttrekken, had hij een broertje dood. Als het hem te bar werd, hulde hij zich in grimmig stilzwijgen en ging in egelstelling met samengeknepen lippen en afwezige blik.Ga naar eind9. Hij hield ervan om met meneer te worden aangesproken, hield van afstand en kon het daarom over het algemeen beter vinden met de eenvoudigen dan met de meer ontwikkelden, ook al omdat van de eersten niet zo gauw tegenspraak te duchten viel. Anders dan Jezus absenteerde hij zich niet met vergiffenis voor zijn vijanden te vragen. In plastische bewoordingen stelde hij hen de dagen in het uitzicht dat er geen verzoening meer mogelijk zou zijn, dat oog om oog zou worden geëist en tand om tand en dat de hongerige schare zou uitgaan om de toorts der verwoesting te slingeren in de verrotte maatschappij. Dan zou de zegepraal van het proletariaat door bloedplassen en over lijken gaan... Toen hij aldus profeteerde in een sfeer loodzwaar van emotie, rees Edmond van Beveren op en riep de menigte toe de hand op te steken en trouw te zweren aan ‘de heer Domela Nieuwenhuis’ - de heer, om niet te zeggen de Heer! - ‘en zijn beginselen’ - zijn beginselen, of het socialisme zijn persoonlijk evangelie was! De handen gingen en masse de lucht in, plechtig klonk het: ‘Wij zweren het!’ In de andere keten gebeurde hetzelfdeGa naar eind10.. En ze zongen hem toe, de meesten wenend:
Al kost ons uw verlaten
In stilte menig traan-
Wij blijven democraten,
Trouw aan de rode vaan.
Maar 't volk zal u niet haten
Het volgt u op de baan
Der vrije democraten,
Trouw aan de rode vaan.Ga naar eind11.
* * *
Maandag 16 januari 1887, de laatste dag dat Domela op vrije voeten was. In Walhalla werd een openbare vergadering gehouden waar Fortuyn het woord voerde. Croll was onvrijwillig afwezig. Hij zat de zes dagen uit die hij voor belediging van de burgemeester van Enschedé had gekregen. Na afloop van de bijeenkomst riep Domela de aanwezigen een laatste vaarwel toe, wat een onnoemelijke ontroering teweeg bracht. 's Avonds thuis zag hij rond zeven uur uit het raam dat de Malakkastraat vol mensen stroomde. Via een speciaal snelwerkend meldingssysteem dat de afdeling Den Haag van de partij erop nahield, waren de leden, ongeveer zeshonderd, opgetrommeld met het verzoek zoveel mogelijk introducées mee te brengen. In totaal waren er naar schatting tweeduizend mensen komen opdagen.Ga naar eind12. Zij brachten de leider een grootse serenade; tot laat in de winteravond weerklonken de socialistische strijdliederen. Domela sprak hen vanuit een raam toe. Vervolgens trok de stoet naar het huis van bewaring aan de Prinsengracht, waar Croll zat. Met een fortissimo uitgevoerd Vrijheidslied trachtten zij hem een hart onder de riem te steken. Op weg naar Walhalla kwam het tot een botsing met de politie, die erop los ranselde. De toegang tot het gebouw werd versperd door huzaren. Om middernacht belde de politie aan bij Domela en overhandigde hem een bevelschrift, waarin stond dat hij zich de volgende morgen om tien uur ter beschikking van de justitie moest stellen. Een zonderling tijdstip voor zo'n boodschap! Uit alles bleek hoezeer de autoriteiten ongeregeldheden in verband met zijn arrestatie vreesden. Domela begaf zich naar Walhalla. De huzaren hadden zich inmiddels teruggetrokken. Hij dacht er niet aan om zich vrijwillig ter beschikking van de justitie te stellen en wilde in geen geval thuis worden gear- | |
[pagina 39]
| |
resteerd. Temidden van enkele honderden volgelingen wachtte hij de volgende dag af. Woensdag 18 januari 's morgens om elf uur betrad een doodsbleke politie-inspecteur met twee stillen Walhalla. Hij vroeg of Domela hem wilde volgen. ‘Welzeker,’Ga naar eind13. zei deze bedaard. Buiten zag hij minstens honderd politieagenten - en een rijtuig, waarin hij naar de Prinsengracht naar het huis van bewaring werd gebracht. Vandaar ging het de volgende dag in alle vroegte per rijtuig naar het station. In de donkere ochtend stonden daar een paar getrouwen. Een vrouw gaf hem een fles melk.Ga naar eind14. Met de trein van 6.15 uurGa naar eind15. ging het naar Utrecht. Voor zijn arrestatie had hij nog een boodschap voor partij geschreven. Tijdens zijn afwezigheid verwachtte hij een iets meer tegemoetkomende houding van de overheid om de arbeiders te paaien. Hij waarschuwde met klem tegen het aangaan van concessies. Die zouden nimmer werkelijk soelaas bieden, maar de slavernij alleen maar prolongeren. Hij herhaalde zijn credo:Ferdinand Domela Nieuwenhuis in zijn laatste levensjaar
‘De verlossing van het proletariaat moet het werk van proletariërs zijn, waartegenover alle andere klassen staat als één grote reaktionaire massa.’Ga naar eind16. In Den Haag had de politie hem met een gewoon rijtuig vervoerd, in Utrecht werd hij met een boeven wagen van het station gehaald. Het was duidelijk hoe hij behandeld zou worden: als een misdadiger.
* * *
‘Het is volbracht.’ Onder deze kop, die ook al aan het lijden van Christus refereerde, schreef Croll, terug van weggeweest, een snijdend hoofdartikel in Recht voor Allen, waarin hij onder meer zei: ‘Langs de weg van “rechten”, dat wil in Nederland zeggen van haat, kuiperij, eer en winstbejag zijn de lakijen van de hofbeambte Du Tour eindelijk aangeland waar zij op hoog bevel heen moesten en hebben ze onze vriend Domela Nieuwenhuis eindelijk als prooi voorgeworpen aan hof- en beursgedierte, die als hongerige raven op hem aasde, omdat hij hen bemoeilijkte in het plunderen en verwonden des volks. Zij zullen hem nu een vol jaar van zijn ons zo dierbaar leven ontnemen... en misschien... ja, misschien... de woorden kunnen ons niet over de lippen, maar ze zijn tot alles, alles in staat.’Ga naar eind17. Jan Meyers schreef biografieën van Anton Mussert en de jonge Vincent van Gogh. In de loop van 1993 zal bij de Arbeiderspers Domela. Een hemel op aarde verschijnen, een biografie van Ferdinand Domela Nieuwenhuis waaraan bovenstaand fragment is ontleend. |
|