Het Bilderdijk-Museum. Jaargang 31
(2014)– [tijdschrift] Bilderdijk-Museum, Het– Auteursrechtelijk beschermdHet ‘Outhuys convoluut’ teruggevondenOp 26 maart 1795, aan het begin van zijn elfjarige ballingschap, reisde Willem Bilderdijk per trekschuit van Den Haag naar Leiden, om de dag daarna via Amsterdam naar Groningen door te reizen. Tot aan Leiden werd hij vergezeld door Gerrit Outhuys (1773-1835), die het transport had geregeld. Deze 22-jarige student theologie, met wie Bilderdijk sinds 1793 correspondeerde, zou er tevens voor zorgen dat Bilderdijks papieren in veiligheid zouden komen.Ga naar eind1. Als dank voor bewezen diensten mocht Outhuys van alle gedrukte, ongebundelde gedichten die hij kon vinden een exemplaar voor zichzelf bewaren. Deze losse stukken werden bijeengebonden in een bundel (ook wel ‘convoluut’ genaamd), die onopgemerkt zou blijven als Outhuys hier niet een korte handgeschreven toelichting aan had toegevoegd, waarin hij zich de bovenstaande gebeurtenissen herinnert. Die notitie schreef Outhuys pas ‘in mijn 59ste jaar’, dus in 1832, niet toevallig kort na Bilderdijks dood. Drie jaar later zou Outhuys zelf overlijden. In 1836 werden de nagelaten boeken van Outhuys geveild bij de Franeker boekhandelaar Gerrit Ypma. Onder nummer 1207 van de veilingcatalogus is de bewuste bundel te vinden als ‘Een vijf en veertig tal Gedrukte Onuitgegevene Gedichten En Stukken, Van W. Bilderdijk [...].’ De notitie van Outhuys wordt hierbij vrijwel integraal geciteerd in een voetnoot. De inhoud van de bundel wordt niet nader gespecificeerd.Ga naar eind2. Het is aan de Bilderdijk-verzamelaar Bastiaan Klinkert (1794-1854) te danken dat we toch van de inhoud op de hoogte zijn. Klinkert had de betreffende pagina's uit de veilingcatalogus bewaard, en deze bovendien aangevuld met een handgeschreven inhoudsopgave van de bewuste bundel. Hieruit bleek dat de bundel onder meer enkele bladen zou bevatten uit de zeldzame eerste druk van Mijn verlustiging (1779), die in hooguit vijftien exemplaren moet zijn gedrukt.Ga naar eind3. Het convoluut zelf bleef echter spoorloos. De bundel is niet in Klinkerts verzameling aanwezig, en het is vrijwel zeker dat deze bemiddelde Amsterdamse cargadoorszoon de veiling in Friesland niet persoonlijk heeft bezocht, maar zijn informatie schriftelijk verkreeg via de veilinghouder of via een bevriende boekhandelaar. Deze gegevens kwamen weer bovendrijven toen ik eind | |
[pagina 45]
| |
2013 via het wereldwijde catalogussysteem WorldCat op een beschrijving stuitte onder de titel ‘Bilderdyk: gedrukte onuitgegeven werken tot 1795’. Deze bundel is aanwezig in de Hekman Library van Calvin College in Grand Rapids, Michigan.Ga naar eind4. Volgens een annotatie is de titel overgenomen van de (met de hand beschreven) rug van de bundel. De catalogusbeschrijving is voorzien van een gedetailleerde inhoudsopgave, waarbij opnieuw enkele losse gedichten uit Mijn verlustiging de aandacht trekken. Hoewel dergelijke convoluten in veel Bilderdijk-verzamelingen voorkomen, is elke bundel anders samengesteld. Een vluchtige vergelijking van de catalogusbeschrijving met de handgeschreven inhoudsopgave van Klinkert bevestigde dat beide (op enkele details na) identiek waren. Een korte emailwisseling met de bibliothecaris Lugene Schemper van de Hekman Library leverde vervolgens het overtuigende bewijs: de bundel, in een eenvoudig contemporain omslag van sierpapier, bevat niet alleen de handgeschreven notitie van Gerrit Outhuys, maar ook de naam van de latere bezitter: J. Prinsen JLz (Johannes Lucas' zoon). Outhuys' notitie is op het eerste blad van een katern blanco papier geschreven, dat voorin is meegebonden. Dit suggereert dat hij het convoluut pas in 1832 heeft samengesteld en laten inbinden. Prinsen heeft van de overige zeven blanco bladen gebruikgemaakt om een inhoudsopgave van de bundel te maken. Jacob Prinsen JLz (1866-1935), vanaf 1919 hoogleraar Nederlandse letteren aan de Gemeentelijke Universiteit Amsterdam, werd in 1924 vicevoorzitter van de ‘Vereniging Het Bilderdijk-Museum’. Toen hij het in 1927 aflegde tegen A. Goslinga in de strijd om het voorzitterschap van deze vereniging, zegde hij zijn lidmaatschap op.Ga naar eind5. Zijn enige bijdrage aan de Bilderdijk-studie lijkt het artikel ‘Het sentimenteele bij Bilderdijk’ in De Gids uit 1917 te zijn. Het is niet meer te achterhalen hoe en wanneer Prinsen in het bezit kwam van het Outhuys-convoluut. Er moet minstens één eigenaar tussen hem en Outhuys zijn geweest.Ga naar eind6. Ten opzichte van de inhoudsopgave van Bastiaan Klinkert ontbreken er drie titels: Tyrtéus krijgszangen (wbb 1787.69), ‘Op Maltha’ (wbb 1785.54) en een gedicht dat bij Klinkert wordt aangeduid als ‘Herderszang’. Hiermee wordt mogelijk ‘Thyrsis en Egle, herderszang’ (wbb 1779.11) bedoeld.Ga naar eind7. Dit is één van de langere gedichten uit Mijn verlustiging (1779), waarvan tot nu toe geen ongebundelde exemplaren bekend zijn. Drie onderdelen van de proto-versie van Mijn verlustiging die wel in het convoluut aanwezig zijn, zijn wbb 1779.8.1, 1779.9.2 en 1779.12.2. Het belang van dergelijke los verspreide onderdelen uit Mijn verlustiging (1779), is dat zij de hypothese over de beperkte oplage van Bilderdijks debuutbundel kunnen onderbouwen of weerleggen.Ga naar eind8. Het is onbekend op welke wijze deze bundel in de bibliotheek van Calvin College terechtkwam. Calvin College werd in 1876 opgericht door Nederlandse emigranten, die na de Afscheiding van 1834 het land verlieten. In 1920 werd het onderwijsprogramma van Calvin College gemodelleerd naar dat van de Vrije Universiteit in Amsterdam. De Hekman Library werd officieel in 1928 ingewijd. De collectie bestond voor een deel uit schenkingen van Nederlandse predikanten. Een stempel op het laatste blad van het blanco katern in het Outhuys convoluut wijst volgens bibliothecaris Schemper vermoedelijk op een acquisitienummer van de Hekman Library uit de periode 1920-1940. Hoewel er geen administratie van deze acquisitienummers is overgeleverd, is het waarschijnlijk dat het boek in deze periode aan de bibliotheek is geschonken. Of de schenker Jacob Prinsen zelf was lijkt | |
[pagina 46]
| |
twijfelachtig: volgens zijn necrologie brak hij al in de jaren 1881-1885 met zijn orthodox-protestantse opvoeding, tijdens zijn opleiding aan de Rijkskweekschool in Den Bosch.Ga naar eind9. Het is evengoed mogelijk dat het convoluut na zijn dood in 1935 in Calvin College terecht is gekomen.
Lesley Monfils
Met dank aan Lugene Schemper, Theological Librarian, The Hekman Library, Calvin College voor de foto's en aanvullende informatie. |
|