Het Bilderdijk-Museum. Jaargang 31
(2014)– [tijdschrift] Bilderdijk-Museum, Het– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 16]
| |||||||||||||||||
Bilderdijk voor een gebit om trots op te zijn, of waar kunnen we nog onze tanden in zetten?Na een amuse volgen doorgaans wat zwaardere brokken (ill. 1), waarvoor een gezond gebit is aanbevolen (ill. 2).
Het Bestuur van onze vereniging zette zo'n vijfentwintig jaar geleden ook al de toekomst van de Bilderdijk-studie op het programma.Ga naar eind1. Piet Buijnsters noemde in zijn lezing van 13 december 1981 als eerste desideratum een primaire bibliografie. In 2007 heeft Lesley Monfils hierin voorzien. Zijn Willem Bilderdijk Bibliografie is een grandioos instrument. | |||||||||||||||||
Secundaire bibliografieIk weet niet of Buijnsters toen ook heeft gedacht aan een secundaire bibliografie, die er ook thans nog niet is. Het zou iets kunnen worden als de Goethe-bibliografie: zo'n grondig boek dat leven en werk steeds verfijnder uitsplitst (ill. 3).Ga naar eind2. Dan zouden we antwoord kunnen geven een vraag als: is er ooit iets geschreven over Bilderdijk en het damspel? Ja natuurlijk, anders had ik wel wat anders gekozen.Ga naar eind3. En zou er ooit een Bilderdijkartikel in het Hongaars zijn verschenen? Ook dat! Er staat zelfs een vertaling van Bilderdijks ‘Gebed’ bij (ill. 4).Ga naar eind4. Het materiaalill. 1. Bilderdijkstraat 38, Amsterdam.
ill. 2. Bilderdijkstraat 42-44, Amsterdam.
ill. 3.
| |||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||
ill. 4.
| |||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||
voor zo'n zelfhulpgids ligt klaar. De meeste lemma's kunnen direct doorverwijzen naar de gezochte teksten zelf, voorzover zij in portefeuilles en ordners in het museum worden bewaard. Er zouden voorts ook recensies op Bilderdijks bundels, tijdens en na zijn leven, in kunnen worden verwerkt. Dankzij Monique van Rooijen ligt ook hier het voorwerk gereed.Ga naar eind5. Van de belangrijkste secundaire teksten zou een reader samengesteld kunnen worden: met b.v. Moltzer (‘Bilderdijk en het Nederlandsche volk. Aan wien de schuld der verwijdering?’), Alberdingk Thijm (‘De eer eens grooten meesters’), Busken Huet, Geyl, Geerten Gossaert, Annie Romein, Jan Blokker. Verder op bibliografisch gebied: nodig voor een adequate studie en editie van Bilderdijks werk is een register op alle gedichten met direct na de titel en de eerste regel verwijzingen naar bewaarplaats(en) van handschrift(en), genootschap(pen) waarin het is voorgedragen, drukken, recensies, boemlezingen en vertalingen. Ook de basis van zo'n lijst is er al, dankzij Ton Geerts. | |||||||||||||||||
BiografieAan biografen heeft het Bilderdijk nooit ontbroken, al hadden zij allen hun manco's. Da Costa was te veel de eerbiedige leerling, Kollewijn misschien iets te nuchter en onpartijdig. Rudolf van Reest (K.C. van Spronsen) irriteert door voortdurend met zijn onderwerp in dialoog te treden (‘Ja, Bilderdijk, was dan maar liever...’) en Van der Zwaag door in Bilderdijk eerst en vooral de voorloper van het Réveil te willen zien. Ook Honings en Van Zonneveld geven niet de totale Bilderdijk: daarvoor zijn er nog te veel witte plekken. Trouwens: op Bilderdijks werk, en ik bedoel niet alleen de gedichten, kon wat dieper zijn ingegaan.Ga naar eind6. Dat gebeurt wel in Leliefelds reeks Over het leven van een zonderling genie,Ga naar eind7. de ideale mengvorm van biografie en werkbeschrijving. Bij Leliefeld worden bio- en bibliografische dwarsverbanden gelegd, verklaringen aangedragen en witte plekken aangestipt.Ga naar eind8. Door de veelzijdige aanpak en de humor is het verre van droge kost. Er kan nog aan geheel andere biografische vormen worden gedacht. Ten eerste: een register Bilderdijk-van-dag-tot-dag. Zie bij voorbeeld het slot van Heines leven in een dergelijk overzicht (ill. 5).Ga naar eind9. In zo'n werk zou snel het antwoord kunnen worden gezocht op de vraag: wat deed Bilderdijk op 28 februari 1814 (heden 200 jaar geleden)? Het antwoord zal in dit geval helaas moeten zijn: we weten het niet, maar in principe is zo'n boekje mooi gereedschap. Ten tweede denk ik aan een fotobiografie, waarbij geld geen rol mag spelen: alles Groot en Veel en in Kleur. Ook al Bilderdijks tekeningen moeten erin zijn afgebeeld. Hopelijk zal tegen die tijd zijn teruggevonden het handschrift van het gedicht ‘Het Rendier’ (16 mei 1796), met een prachtige sledevaart (ill. 6).Ga naar eind10. Intussen gaat het biografisch onderzoek verder en als helemaal alles bekend is, zou er aan een Bilderdijk-encyclopedie gedacht kunnen worden. Als helemaal alles bekend is... Immers, weten we - bij voorbeeld - wat Bilderdijk op twaalfjarige leeftijd in Hilversum te zoeken kon hebben, toen hij de Kerkbrink schetste (ill. 7)?Ga naar eind11. Weten we voorts wat Bilderdijk bedoelde toen hij aan Da Costa schreef overill. 5.
ill. 6.
ill. 7.
| |||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||
ill. 8.
ill. 9.
| |||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||
een ‘plaisirreisjen [...] dat my eens het leven van een kind heeft gekost’Ga naar eind12.? En wat bedoelde zijn tweede vrouw, toen zij aan Da Costa schreef, dat een tochtje terug naar Leiden gunstig verlopen was ‘na reistochten van allerlei aard en vooral zoo gevaarlyk als eens die te voet door bergen sneeuws, met alleen eene vrouwelyke reisgenoote en zonder andere escorte dan haren knecht en kamenier, (wel is waar, een weinig roekeloos) te hebben ondernomen’Ga naar eind13.? We hebben geen idee. Nog een voorbeeld: volgens een aantekening op het werk van Huygens zegt Bilderdijk dat hij ‘eens in een grote matrozenslaapstee een epidemie [had zien] ontstaan’.Ga naar eind14. Waar heeft-ie 't over? Wat ook nog nooit goed is onderzocht: het werk dat Bilderdijk onder auspiciën van het Koninklijk Instituut heeft verricht. Ik begin met zijn verklaring van de godinnennaam ‘Nehalennia’ op de beelden die bij Domburg zijn aangetroffen. Op 2 januari 1812 brengen Jacobus Scheltema en David Jacob van Lennep in de Tweede Klasse van het Instituut verslag uit over een verhandeling van Bilderdijk d.d. 13 september 1810. De conclusie luidt dat Bilderdijks mening ‘zich even zeer door nieuwheid als door waarschijnlijkheid aanbeveelt’. Advies: Bilderdijk moet de laatste hand aan zijn werk leggen en toegang krijgen tot enige collecties met afbeeldingen, aangelegd door Andreas Bonn en Jona Willem te Water. Daartoe worden commissies ingesteld. Hoe is dat verder gegaan? Met opgegraven munten heeft Bilderdijk zich ook al bezig gehouden, blijkens een mededeling van 10 september 1812 in het Instituut. Voor de gravures erbij door Daniel Veelwaard leverde Bilderdijk zelf de tekeningen (ill. 8). Het slot van het verslag luidt: alles verdient nader onderzoek, ‘waartoe,’ zegt Bilderdijk, ‘ik, bij mijne volstrekte ontblootheid van alle hulpmiddelen en van alle ervarenis in dit vak van arbeid, niet in staat ben.’ Ook vraagt nog steeds die IJslandse stok van Jan van Walré om een artikel van een runoloog (ill. 9). Volgens een brief van 5 maart 1820 wilde Van Walré die stok door Bilderdijk laten onderzoeken, maar eerst op 18 maart 1822 begreep Bilderdijk dat hij die stok toegestuurd kon krijgen en dat hij er niet voor naar Haarlem hoefde.Ga naar eind15. Wat die runen volgens Bilderdijk niet ofwel zijn, daaraan ga ik nu voorbij. Het zijn slechts voorbeelden van witte of althans niet voldoende opgehelderde plekken in zijn leven. Er zijn nog zoveel raadsels. Wat kan de bedoeling zijn geweest van enige optellingen in de vorm van een kaarsensnuiter (ill. 10)?Ga naar eind16. Hoe zit het met Bilderdijks aandeel in de gezangenbundel van 1807?Ga naar eind17. Wat bakte hij van zijn werk in 1814 als auditeur-militair? En vooral ook nog Bilderdijks eigenlijke beroep van Romeins rechtsgeleerde. Blonk hij daarin uit? Over zijn opleiding weten we van alles, dank zij Heleen Gall,Ga naar eind18. en over zijn optreden als advocaat bestaan meerdere studies,Ga naar eind19. maar wat waren die Observationes et Emendationes waard in de ogen van zijn collega's? Wie zal al dat Latijn eens evalueren? | |||||||||||||||||
BrieveneditiesNa Buijnsters' lezing is de reeks geëditeerde brieven verlengd tot voorjaar 1806. Een volgend deel tot medio 1810 is in enige jaren nog wel te realiseren, al vormt het bijgekomen contingent-Tydeman een aanzienlijke belasting. Ik ben bang dat we na 1810 inderdaad, zoals Buijnsters stelde, verder moeten gaan met deeledities van de belangrijkste correspondenties: Tydeman, Valckenaer, Da Costa en familie, Capadose en, wat nog nooit goed is bekeken: Jeronimo de Vries, van wie veel meer brieven overgeleverd zijn dan door Messchert uitgegeven. Inmiddelsill. 10.
wordt door Lesley Monfils aan de Uylenbroek-brieven gewerkt en de Wap-brieven zijn bij Marita Mathijsen in goede handen.Ga naar eind20. Veel zal afhangen van beschikbare editeurs die er werkelijk zin in hebben en niet na een tijdje ophouden om ergens realtime marketing interaction designer te worden, van editeurs die taalkennis hebben, die de structuur van een paginalange samengestelde zin aankunnen, en die - heel belangrijk - hun kennis van het 18de- en 19de-eeuwse Nederlands bijwijlen wàntrouwen en er toch maar eens een woordenboek bijpakken. Een repertorium van brieven zal geen al te stoute wens zijn. Bilderdijk als briefkunstenaar verdient trouwens ook wel eens een symposium en een bloemlezing met uitgebreide inleiding. | |||||||||||||||||
WerkeditiesOp Da Costa's indeling is terecht veel kritiek geweest, al was het Bilderdijks eigen wens om al zijn gedichten per genre bijelkaar te hebben.Ga naar eind21. Zou een heruitgave zoals het hoort, nl. per bundel, misschien nog eens kunnen? Zoiets als met Couperus' werk in 52 banden is gedaan. In Bilderdijks geval zouden dat niet meer dan zo'n 400 bandjes worden, met inleiding, verantwoording en toelichting. Of die er nu wel of niet komen, er moeten meer afzonderlijke edities worden gemaakt. Beppie de Rooy en Désirée Bijwaard bij voorbeeld hebben over ‘Afscheid’ en ‘De drie zusterkunsten’ heel goede doctoraalscripties geschreven, die als basis kunnen dienen.Ga naar eind22. Wat verder dringend zou moeten: ‘De dieren’ en ‘De starrenkunde’, ‘Het buitenleven’ (naar Delille) en ‘De mensch’ (naar Pope) als parallel-edities met het Frans en Engels op de tegenoverliggende pagina's, en ‘Floris de Vijfde’ (doe ook eens een drama). Wel met ruime aandacht voor Multatuli's kritiek, natuurlijk. En met weerlegging ervan. Maar er is meer. Er zijn vrij veel handschriften, kopieën veelal, van spotdichten zoals dat op Arntzenius. Wie geeft ‘Feiths | |||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||
ill. 11.
Lijktranen’ nu eens uit en wanneer kunnen we beoordelen hoe schunnig dat gedicht ‘Antje’ moge zijn? Ook zijn er nog veel gedichten van Bilderdijk in het Engels en in het Latijn. | |||||||||||||||||
HulpmiddelenOm al die brieven en gedichten adequaat toe te lichten zijn tools nodig. Denk aan een glossarium (waar staat het woord ‘mengselslijkklomp’ of ‘plondaarfiel’?) waarin ook gezegden of citaten die we steeds weer in Bilderdijks proza tegenkomen: ‘autodidaktos gar eimi’, ‘sibi et musis’, ‘esse quam videri’, ‘telluris inutile pondus’ (‘doodeter’, ‘nutloos pak der aarde’). Als voorbereiding op zijn boek Hogere sferen heeft Joris van Eijnatten een lijst gemaakt op in Leiden en Den Haag bewaarde ‘Adversaria’,Ga naar eind23. dat zijn honderden papiertjes waarop Bilderdijk een citaat of inval, vaker nog een uitval, heeft opgetekend. Uiterst waardevol materiaal, maar alleen nu er ook een sleutel op is. Bilderdijk moet altijd met de pen in de hand hebben gelezen, getuige bij voorbeeld een in de boekerij van de Koninklijke Akademie bewaard exemplaar van Quirijn de Flines' Proeve van Hollandsche of Nederduitsche synonyma.Ga naar eind24. Op p. 73 (ill. 11) heeft De Flines heeft het over een ‘Koninglyk Notaris’, dat door Bilderdijk eerst maar eens is veranderd in ‘Koninklyk’. Volgt zijn commentaar: ‘Dit is louter Hoogduitsche wartaal. Een Notaris is niet koninklijk, al is hy door den koning aangesteld. Moffen onverstand leert ons zulke domheden napraten, maar het is bespuwbaar.’ Mooi als je zulke zaken in een lijst kon vinden. Nog zo iets, wie heeft ooit al Bilderdijks aantekeningen gelezen op zijn edities van Hooft, Huygens en Antonides van der Goes? Er staan anders de leukste dingen tussen. Ik geefwat voorbeelden.
Eerst een bundeltje meningen.
| |||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||
Uit de categorie herinneringen:
Opmerkingen over taal:
| |||||||||||||||||
Nog meer wensenAls alles door een Teisterband Task Force is bestudeerd en in kaart gebracht wat ik heb opgenoemd, en in mooie afleveringen van ons tijdschrift is gepubliceerd, is er dan voor onze Vereniging niets meer te doen? Zeker wel. Ik zag het liefst ons werkterrein nog uitgebreider, gesteund door de verenigingsstatuten, artikel 3, lid 1, dat, natuurlijk, spreekt van persoon en werk van Bilderdijk, maar ook van diens kring. Dan bedoel ik niet alleen leven en dichtwerk van zijn vader, van zijn vrouwen of van Da Costa, maar van allen die op welke manier ook met Bilderdijk te verbinden zijn. Dat zijn in feite alle dichters tussen 1750 en 1850, en daar is nog zoveel interessants dat het verdient om, goed ingeleid en toegelicht, te worden uitgegeven: ‘Het nut der tegenspoeden’ en ‘Germanicus’ van Van Merken, ‘De Amsterdamse Beurs’ van Loots, ‘Zwitserland’ van Klijn, ‘Frans Naerebout’ van Nierstrasz enzovoorts. | |||||||||||||||||
Museale collectieHet is evident dat onderzoekers van Bilderdijks werk of dat van tijdgenoten niet om de boeken, handschriften en hulpmiddelen van het Bilderdijk Research Centre heen kunnen.Ga naar eind25. De conservator (tel. 020.6454368) kan adviseren en hulp bieden (ill.ill. 12. Amstelveenseweg 113, Amsterdam.
12). Voor alleen een bezoek aan de geëxposeerde objecten is het verstandig vantevoren even te bellen naar 020.5985187, want de museumruimte is soms t.b.v. vu-bibliotheekwerk (vergaderen, college geven, fotograferen e.d.) niet te bezichtigen (ill. 13). ill. 13. Bilderdijkstraat 186, Amsterdam.
Een kijkje in het museum is, met een goede gids erbij, altijd aardig. Toch gaan er wel eens weken zonder bezoek voorbij. Tot daaraan toe dat in het openbaar vervoer bij Halte vu niet tevens wordt omgeroepen ‘Bilderdijk Experience!’. Maar dat zelfs binnen de muren van de vu ongeveer elke vijf jaar een journalist van Ad valvas het museum opnieuw als een ‘onbekend plekje’ komt ‘ontdekken’, is bevreemdend. Kijkt men immers op de stadsplattegronden van marktleider Falk,Ga naar eind26. dan zien we in de 23ste druk (circa 1985) de naam ‘Bilderdijk-Museum’ weliswaar nog niet - er staat alleen ‘Vrije Universiteit’ ill. 14.
| |||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||
ill. 15.
(ill. 14) -, maar in de 63ste druk (circa 2000) staat de museumnaam in hetzelfde lettercorps als ‘Vrije Universiteit’ en ‘Hogeschool inholland’ (ill. 15). Vrij veel verenigingen (Heemkenniskring, Lyceum-damesclub, Boudewijn Büchgenootschap) hebben mij in die tijd nog voor een rondleiding weten te vinden. Bezien we nu de stratengids van 2012, dan blijkt de naam van het museum de andere namen te hebben weggedrongen ill. 16.
(ill. 16). Er wordt nu gesuggereerd dat het hele campusterrein, metend 500 bij 300 meter, uitsluitend door ons museum wordt ingenomen. Op zo'n oppervlak kun je ongeveer viermaal het Rijksmuseum kwijt. Een potentiële bezoeker moet hiervan op voorhand wel ontmoedigd raken. | |||||||||||||||||
Pium votumIn het Leesmuseum voor Vrouwen te Amsterdam lag rond 1890 een boek voor klachten, wensen en opmerkingen. Er staat in: Is het mogelijk dat er voortaan een stuk zeep en een handdoek in den leeskamer aanwezig zijn, daar men bij het hanteeren van sommige boeken, bijvoorbeeld Bilderdijk, verbazend vuile handen krijgt? Het antwoord van de bibliothecaresse luidde, dat het leesmuseum er geen linnenkast op nahoudt, al gaf ze toe dat het ‘zeker niet prettig [is] om door Bilderdijk besmet te worden.’Ga naar eind27. Liever sluit ik me aan bij dr J. van der Valk, rector van het Marnix Gymnasium te Rotterdam, die in 1921 zijn bloemlezing inleidde met de woorden: Velen klagen over den tijd, verkwist aan minderwaardige lectuur. Over den tijd, aan Bilderdijks poëzie besteed, zal niemand zich terecht beklagen. Dat zal hij alleen, die er niet genoeg tijd aan wijdde.Ga naar eind28. Vind Bilderdijk toch niet alleen een rare kostganger! Zijn teksten behoren tot ons literaire erfgoed. Door hun woordkeus, zinsbouw, versificatie zijn het kunstwerken. Geniet er dan van!
Marinus van Hattum |
|