Het Bilderdijk-Museum. Jaargang 29
(2012)– [tijdschrift] Bilderdijk-Museum, Het– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 19]
| |
Over K.W. Schweickhardt, ‘De Veldtocht naar Moskau’De bundel Hollands verlossing.Het gedicht ‘De veldtocht naar Moskau’ van Katharina Wilhelmina Bilderdijk-Schweickhardt (hier verder Schweickhardt genoemd) werd gepubliceerd in het tweede deel van de dichtbundel Hollands verlossing van haar en Willem Bilderdijk samen.Ga naar eind1. Deel één draagt het impressum 1813, maar kwam volgens naamlijst Saakes uit in februari 1814, en deel twee, met ‘De veldtocht naar Moskau’, draagt het impressum 1814 en kwam op de markt in september 1814. Wanneer is dit vers over Napoleons Russische expeditie in 1812 geschreven? Opvallend is dat de meeste gedichten van Schweickhardt uit de beide delen een datum bij de ondertekening hebben, behalve de ‘Veldtocht’. Zo blijkt het vers met de vroegste ondertekening ‘Verlossingsbede’ te zijn van Wijnmaand (oktober) 1813; dat is dus waarschijnlijk geschreven voor of misschien net na de Volkerenslag bij Leipzig van 16 tot 19 oktober 1813. De meeste verzen uit de bundel stammen uit de enerverende Slachtmaand (november) van 1813, met als dagtekening 8, 14, 18 of 28 november. Het vroegste vers van 8 november 1813 heet ‘Oranje boven’, en dat is geschreven terwijl de Fransen nog in het land zijn, en de kozakken nog niet gesignaleerd zijn; de eerste kozakken kwamen op iz november 1813 in Drenthe en Overijssel, en bezetten Zwolle.Ga naar eind2. Op 14 november, de datum die de in Amsterdam woonachtige Katharina Schweickhardt aan ‘Het verlossingsuur’ geeft, werden de Franse soldaten van Amsterdam naar Utrecht verplaatst en kwam de bevolking in opstand: zij beschrijft dus letterlijk het uur van de verlossing. In de vroege ochtend van 16 november 1813 pakten hoge ambtenaren te Amsterdam hun koffers, inclusief Prins Ch.-F. Lebrun (1739-1824), de hoogste Franse gezagsdrager; een dag later, op 17 november 1813 vertrok in Den Haag Prefect G.J.A. de Stassart (1780-1854), waar ook de bevolking in opstand kwam. Met de 18e van de slachtmaand ondertekent zij vervolgens het gedicht ‘Hollands verlossing’, dat de naam gaf aan de tweedelige bundel van haar en Willem Bilderdijk. Een dag later, op 19 november ging men de Prins van Oranje ophalen in Engeland, die op 30 november aankwam in Scheveningen en twee dagen vóór zijn landing dateerde zij ‘Dank aan God’.Ga naar eind3. Op de eerste van de Wintermaand (december), een dag na aankomst van de Prins en een dag voor hij op 2 december Amsterdam bezocht, dateerde zij ‘Holland verlost’. Van het eerste deel van Hollands Verlossing kan met recht gezegd worden dat haar gedichten heet van de naald geschreven waren. Dat is bij het twee deel van Hollands verlossing minder het geval. Het meer dan twintig bladzijden lange ‘Huldiging’ kreeg (alleen) de datum 1814; het behandelt de inhuldiging van de Soeverein Vorst op 30 maart 1814 in Amsterdam, op de dag na de aanname van de grondwet.Ga naar eind4. Als enige gedicht van K.W. Schweickhardt in deze bundel heeft ‘De Veldtocht naar Moskau’ geen datering. Correspondentie over de bundel is voor zover bekend niet overgeleverd, maar op basis van het gedicht zelf zijn wel een aantal vaststellingen te doen.Ga naar eind5. De blik op de veldtocht van Napoleon (zijn naam wordt overigens niet genoemd, alleen aangeduid) is retrospectief, vanuit de wetenschap dat niet alleen de veldtocht dramatisch afliep, maar dat ook het keizerschap verspeeld werd. Zo wordt beschreven, dat Napoleon nog niet beseft dat bij Moskou zijn ‘keizersstaf’ werd ‘verbrijzeld’, waaruit blijkt, dat bij de dichter dat besef wel leeft.Ga naar eind6. Zo ook eindigt het gedicht met de volgende voorspelling: Een wijl nog moest ge ons overheersen
Haast zal Europa triomferen
En juichen, Dwingland, in uw val!Ga naar eind7.
Met ‘haast’ wordt hier bedoeld: ‘spoedig’, in de zin van: spoedig zal Europa winnen. Het vers zal dus geschreven zijn rond de val van Parijs, 31 maart 1814, waarna Napoleon op 6 april 1814 naar Elba wordt verbannen. Bij het uitkomen van deel één van Hollands Verlossing in februari 1814 was de aandacht nog zeer gespannen, maar toen deel twee na de zomer uitkwam, waren de gemoederen al bedaard, aldus de Boekzaal in een recensie.Ga naar eind8. Napoleon beschouwde men inmiddels al als een ‘nietszeggende balling’ op Elba. Nog wel. | |
Welke bronnen waren beschikbaar?De veldtocht werd in Nederland met grote aandacht gevolgd. Duizenden lotelingen waren ver weggestuurd en men las gretig de enthousiaste verslagen in de Franse pers over de brand van Smolensk en dc slag van Borodina, in afwachting van een nieuwe reeks overwinningen.Ga naar eind9. De Bulletins de la Grande Armeé presenteerde Napoleons versie aan een groot publiek: ten eerste aan de eigen soldaten van het grote leger, aan het lezerspubliek binnen het keizerrijk en de vazalstaten, en aan de overige regeerders van Europa. Behalve gedrukt in de Moniteur (en overgenomen in dagbladen over de wereld) verschenen de bulletins ook, in Nederland bijvoorbeeld tweetalig, in kopie bij lokale officials, waar ze bij stadhuizen, kerken en marktplaatsen werden opgehangen.Ga naar eind10. Eind november 1812 bleven de bulletins uit, wat een onheilspellend gevoel gaf; het enige nieuws kwam uit lijsten met Nederlandse doden en vermisten in de Courrier van Amsterdam. Aanvankelijk moedigden de Fransen deze publicaties aan, in de waan de woede tegen de Russen en Engelsen aan te wakkeren, maar het bleek averechts te werken.Ga naar eind11. Het bulletin van 3 december 1812 met vermelding van de terugkeer van de keizer naar Parijs maakte een abrupt einde aan de onzekerheid over het lot van de Grande Armée. Het bulletin vond grote aftrek onder het publiek en als een lopend vuurtje verspreidden zich de verhalen over ontberingen. Toen eind december 1812 de resten van Napoleons leger terugkeerden, werden details over de tocht bekend en gingen handgeschreven egodocumenten van hand tot hand. In Zeeland (in de buurt van Zierikzee) verschenen plakkaten op de muren, waarschijnlijk uit Engelse bron.Ga naar eind12. | |
[pagina 20]
| |
Overtocht over de Njemen, tekening door G.P. Bagetti. Uit: Welten & De Wilde. Met Napoleon naar Moskou. Leuven 2011. (Cop. rmn, Château de Versailles).
Vanaf de winter van 1812 op 1813 had K.W Schweickhardt nog anderhalf jaar om zich nader te informeren over de tocht. Tot midden november 1813 was de Nederlandse pers in Franse handen, en daarna werd het mogelijk vrij te publiceren. Veel terugblikken op Napoleons veldtocht zijn er echter in de kranten niet te vinden, omdat de actualiteit van levensbelang bleef zolang Napoleon rondliep. Een belangrijke gedrukte bron voor haar moet wel geweest zijn het in januari 1814 in Nederland verschenen pamflet Geschiedkundig tafereel van den aftocht der Franschen uit Rusland, door August Friedrich Ferdinand van Kotzebue (1761-1819).Ga naar eind13. De diplomaat en toneelschrijver Kotzebue woonde en werkte afwisselend delen van zijn leven in Rusland en werd er gevangen genomen. Hij publiceerde ook vele geschriften tegen Napoleon. In dit prozageschrift beschrijft hij stap voor stap de veldtocht, en bindt de strijd aan met de Bulletins van Napoleon, waarin zijns inziens ‘de verschrikkelijkste verwarring’ voorgesteld werd als ‘geregelde orde’ en ‘hongerdood’ als ‘overdaad’. De route van het Russische leger beschouwt hij als sublieme tactiek van de legeraanvoerder Kutusow. Hieronder zal bekeken worden in hoeverre Schweickhardt mogelijk beïnvloed is door deze visie. Behalve gegevens uit Russisch/Duitse bron was ook Engelse informatie belangrijk. Zo kwam in London in 1813 de monografie van Sir Robert Kerr Porter op de markt over Napoleons Russische veldtocht, waaruit de Vaderlandse letteroefeningen van 1814 in het mengelwerk passages citeerde en vertaalde, o.a. over ‘de verwoesting van Moscow’.Ga naar eind14. Ook een gedetailleerde beschrijving vol huiveringwekkende details over de terugtocht van de Franse legers (vertaald uit het Engels) kwam in de Vaderlandsche letteroefeningen van 1814 terecht.Ga naar eind15. Veelzeggend is dat het tijdschrift bij deze publicaties expliciet vermeldt dat de omstandigheden van de veldtocht bij het lezerspubliek bekend zijn en goed in ieders geheugen geprent zijn, maar dat men het déze details toch niet wil onthouden. Het lezerspubliek was dus al gedetailleerd op de hoogte, misschien wel vooral door de vele pamfletten, die van hand tot hand gingen. De belangstelling voor de Russische optiek blijkt ook uit het feit, dat in het voorjaar van 1814 in de 's Gravenhaagsche Courant (9 mei 1814) nog de proklamatie opgenomen werd die tsaar Alexander I achteraf tot de Russen gericht had over de Franse bezetting van Moskou. Hij legde het tactisch belang uit om - hoewel het Russische leger niet verwoest was - Moskou toch niet te verdedigen, omdat hierdoor het leger op een strategischeBrand van Moskou, aquarel van Chevalier. Uit: Welten & De Wilde. Met Napoleon naar Moskou. Leuven 2011. (Inst. De France, bibliothèque Thiers, Paris).
plaats op krachten kon komen, terwijl ondertussen de aanvoerwegen naar het door de Fransen bezette Moskou afgesloten werden. Zo had ieder ook zijn persoonlijke informatiebronnen en gaf die weer door. Via Bilderdijks connecties raakte Schweickhardt misschien ook nader bekend met de interesse van Maria Petronella Woesthoven voor een Nederlandse vrouw in Warschau, Johanna Catherina Schubert, die zich aldaar het lot van de Nederlandse krijgsgevangenen aangetrokken had en bemiddelde in hun vrijlating. Woesthoven publiceerde een gedicht over haar, voorzien van een beschreven geschiedenis in de Recensent van 1814.Ga naar eind16. | |
De inleiding van het gedicht.‘De Veldtocht naar Moskau’, achtenzestig strofen van tien versregels lang, in viervoetige jamben met ingewikkeld rijmschema, behoort tot het hybride genre dat in deze periode ‘dichttafereel’ genoemd wordt.Ga naar eind17. Daaronder verstaat men een verhalend gedicht met enerzijds de uiterlijke tooi van een aantal oorspronkelijk uit het epos stammende elementen die willekeurig worden toegepast, zoals propositio, invocatio, en narratio. Anderzijds zijn ook kenmerken van latere genres aanwezig, zoals van de ‘beschrijvende of schilderende poëzij’, die zich naar de toen geldende inzichten in James Thomson's The seasons (1726-1730) tot een afzonderlijke dichtsoort ontwikkeld had. Kenmerkend voor de ‘beschrijvende of schilderende poëzij’ zijn schilderachtige beschrijvingen van schoonheid of juist ellende, die toch beknopt en eenvoudig moeten zijn, de zaak in hun ‘individualiteit’ (essentie) afbeelden en die oorspronkelijk moeten zijn.Ga naar eind18. In de propositio van het gedicht introduceert Schweickhardt de kernvraagstelling van haar gedicht, namelijk de vraag naar de waardebepaling van Napoleon. De inleiding van dit vers laat duidelijk zien dat op het moment van schrijven geen sprake meer is van angst voor censuur of veroordeling; integendeel, er wordt openlijk zeven strofen lang in een groots begintafereel de keizer de maat genomen. Ze schetst het onafzienbare leger met de eindeloze rijen soldaten en stelt in de vorm van een allocutio (aanspreking) aan de volkeren de vraag: is hier een nieuwe Alexander de Groote opgestaan? Volgens de stijlfiguur van de dubitatio brengt de dichter haar aanvankelijke twijfel tot uitdrukking over | |
[pagina 21]
| |
Aanvallende Kozak, tekening Henricus Verhoef. Uit: Welten & De Wilde. Met Napoleon naar Moskou. Leuven 2011. (Gemeentearchief Schiedam).
de vraag met wie ze te doen heeft. Wie is die held: die, dol door hoogmoed aangedreven
't Verbaasd Euroop de wet durft geven
En zelfs op 't noodlot triomfeert!
Die, legers op zijn wenk ziet sidderen,
En kroonbezitters, als aanbidderen
Zich aan de voeten ziet verneêrd!Ga naar eind19.
Die kroonbezitters zijn respectievelijk Tsaar Alexander i (1777-1825), die in 1807 in Tilsit samen met Napoleon paradeerde, Napoleons schoonvader keizer Frans i van Oostenrijk (1768-1835), en ook de vernederde koning Frederik Willem iii van Pruisen (1770-1840). Meteen daarop volgt onmiskenbaar het negatieve portret van Napoleon: geen ‘trek van vorstenwaarde’, geen ‘blik’ die hulde en eerbied oproept.Ga naar eind20. Zij windt er geen doekjes om en roept in vocatief de volkeren aan, die bedrogen zijn bij de kroning van deze keizer: ‘Zijn diadeem is afgedwongen!’Ga naar eind21. De waardebepaling laat duidelijk zien, dat hier geen nieuwe Alexander de Grote optreedt, maar iemand die tot het einde der aarde gaat, slechts dood en verderfzaaiend. En ze eindigt deze introductie met een voorspelling - ook een terugkerend element in dit vers, in feite een nabootsing van de Aeneïs -, dat Napoleon zijn leger ter slachtbank zal voeren. Met deze voorspelling introduceert ze het ondergangsmotief, dat in het hele gedicht volgehouden zal worden. Na dit vernietigend portret van Napoleon begint in strofe acht de echte narratio van dit gedicht, niet in medias res, zoals men in een echt epos zo graag ziet, maar ab ovo, namelijk met het sprekend invoeren van Napoleon die opdracht geeft de Poolse grensrivier de Njemen over te trekken. Hij stelt het leger de schatten van Moskou in het vooruitzicht. We schrijven dus 25 juni 1812. Schweickhardt geeft een brede schets van het leger, dat ‘roof en moord plegend’ de onbegaanbare wegen, de honger, en hageljacht, en sneeuw moet trotseren. De meteen na de overtocht van de Njemen optredende slechte wegen en honger keren in alle verhalen over de veldtocht terug, maar de hagel en sneeuw? In haar woorden doorkruist het leger ‘als zomerwandelwegen des winterkonings ijsgebied’.Ga naar eind22. Op dit punt maakt het tijdschrift de Boekzaal der geleerde wereld de aanmerking, dat de dichteres zich niet gerealiseerd heeft dat het leger op de heenweg in juni eerder door verzengende hitte gekweld werd.Ga naar eind23. De temperatuur, zo meldt Adam Zamoyski in zijn monografie over de veldtocht uit 2004, kon na de oversteek van de Njemen oplopen tot 36 graden Celsius, waarbij het op brede zandpaden, moerasachtig gebieden, en in de eindeloze dennenbossen als een oven zo heet werd zonder een zuchtje wind, dat alles onder aanvallen van insecten, wespen, steekvliegen en muggen.Ga naar eind24. | |
Het thema van het gedichtIn een aantal strofen introduceert ze dan de werkelijke thematiek van dit gedicht. Haar thema is dat deze veldtocht een Goddelijk ingrijpen laat zien, zoals al blijkt uit het motto van het gedicht, namelijk psalm 68 met de strekking: ‘God zal des vijands kop verslaan’.Ga naar eind25. Het gaat hier om het elfde vers van de psalm, in de berijming van 1773, niet die van Datheen, waarin gods zegetocht beschreven wordt. Deze psalm gebruikt men meestal bij lofprijzing en aanbidding bij een feestelijke gelegenheid als de grootheid van god bezongen moet worden. Dit thema bouwt ze op vanuit de beginstelling, dat Napoleon geen echte vorst is in de door god gegeven zin. In strofe 11 spreekt ze van Napoleons door satan ingefluisterde hoogmoed, in strofe 18 noemt ze als oorzaak van diens val dat hij ‘des Almachts vinger’ miskende. De ware tegenstander van Napoleon in dit gedicht is natuurlijk niet het Russische leger, of de legeraanvoerder Kutusow, of de Tsaar; dit is gods zegezang, zijn overwinning op Napoleon wordt bezongen in dit gedicht. | |
De heenwegAan de heenweg van de veldtocht, zo kan wel vastgesteld worden, maakt Schweickhardt niet veel woorden vuil: Vitebisk en ook Smolensk, de overwinning zonder vruchten, die in feite een voorafspiegeling van de brand van Moskou was, slaat ze zonder meer over om zich te bepalen tot het eerste treffen bij Borodino, (er staat Borodina). Bij die slag ‘zwolg’ het Franse ‘bloed bij stromen’, toen de trotsaard ‘boog’ voor Ruslands dapperen heldenmacht.Ga naar eind26. Boog Napoleon? Napoleon behaalde volgens het algemeen inzicht de overwinning, die hij ook claimde tegenover de achterban in Parijs, terwijl Schweickhardt de Russisch gezinde visie volgt. De Russische legerleider Kutuzov had, profiterend van het feit dat de Fransen na hun overwinning niet meteen optrokken, het leger zijn oude stellingen weer laten innemen, en zo de slag bij Borodino als een overwinning van de Russen geclaimd. Het was de grootste slachting van de geschiedenis tot dan toe van twee legers die elkaar op een heel klein gebied ontmoetten, en de berekeningen van de Russische verliezen komen ongeveer op 45.000 man neer en die van Napoleon op 28.000 man. Ondanks zijn claim moest Kutuzov door de catastrofale verliezen wel terugtrekken en hij besloot tot een achteraf als briljant gekarakteriseerde actie: de tweede stad van Rusland, Moskou, op te offeren om zijn leger te redden.Ga naar eind27. | |
De brand van MoskouBij haar beschrijving van de brand van Moskou is ook goed te zien hoe Schweickhardt te werk gaat. Ze begint niet met een beschrijving van de brand, maar roept in een strofenlange allocutio Napoleon ironisch toe de stad Moskou binnen te trekken: Trek aan op Moskaus hechte muren,
Trek juichend, zegevierend aan
| |
[pagina 22]
| |
Vergeld uw Volk zij weeverduren;
Geen sterveling zal uw tocht weerstaan!
Om dan pas de werkelijkheid te onthullen:
Hy is het! - Hy is aangebroken
Die morgen die u siddren zag:
Geheel Europa was gewroken
Toen Moskau in een puinhoop lag!
Gy, zoo vermetel bij 't verwinnen,
Voer thands uw vlammend leger binnen,
Daar 't reikhalst naar d' onmeetbre buit -
Daar wachtte 't, op uw woord, verkwikking;
En ziet een poel van zielsverschrikking
Die Etnas vuurgloed in zich sluit.Ga naar eind28.
Daarna pas volgen vele taferelen van beschrijvende poëzie over de verlaten marmeren zalen, de verdwenen weelde van de stad, de eerst handenwringend rondgaande soldaten, die vervolgens aan het plunderen slaan. Napoleon ziet het ‘verblekend’ en in stille wanhoop aan, maar beseft: nog niet dat hier zijn ‘keizersstaf’ wordt ‘verbrijzeld’, een opmerking waarmee weer het motief van de voorspelling wordt voortgezet.Ga naar eind29. Het gedicht behandelt historische feiten, zoals het door de Russen geweigerde vredesaanbod,Ga naar eind30. en laat in grote beschrijvende taferelen de loop der gebeurtenissen zien: zowel de plunderende Fransen, die op onmenselijke wijze grijsaard, weduw en wees beroven, als ook de bewoners van Moskou, die in onbewoonbare ‘bossenholen en holspelonken’ in leven proberen te blijven. Met tot slot hoe Napoleon knarsetandend dit oord verlaat. | |
De aftocht uit MoskouDe aftocht begint met de voorspelling in een aanspraak aan Napoleon, dat hij Kutusow snel tegen zal komen. Een kutusow misleidt gij niet
Hem zult ge, en eer gy 't weet, ontmoeten
Om voor dien dollen waan te boeten,
Die half uw heir ter neder stiet.Ga naar eind31.
Op een aantal punten is Schweickhardts gedachtegang het beste te volgen als we Kotzebue als bron bekijken.Ga naar eind32. Bij de slag bij Malojaroslavets komt haar visie met de zijne overeen door de nadruk op de slimheid van de Russen, die de aanvoer blokkeren, Napoleon verrassen en hem op een ongunstige, al kaal gegeten, terugweg dwingen. (Overigens noemt ze de metrisch moeilijke naam Malojaroslavets niet). Volg ik deze passage in het werk van Zamoyski, die deze demarches in de buurt van Moskou beschrijft als ‘De mars naar nergens’, dan wordt hier één van de mooiste wapenfeiten van de hele veldtocht voor de Fransen beschreven, een gevecht van man tegen man dat tot na zonsondergang doorging.Ga naar eind33. Maar ook de zoveelste slag die de volgende dag door Napoleon niet verzilverd wordt (mogelijk omdat de prijs voor zijn leger te hoog werd), zodat Kutusow weer de overwinning claimt. | |
De terugtochtSchweickhardt maakt in haar beschrijvingen veel werk van de terugtocht, met de kwelling van de honger door de verkeerde keuze van de route, die tot moordzucht leidt. Hoe de soldaten hun stervende kompanen van kleding beroven en hen naakt in de sneeuw achterlaten, zoals ook Kotzebue beschrijft. En hoe de Grande Armée geen antwoord heeft op de aanhoudende guerilla-aanvallen van achtervolgende kozakken, waardoor het leger in een grote horde vluchtende soldaten verandert. En hoe de hoop op voedsel in Smolensk de bodem ingeslagen werd door de te grote mensenmassa in de stad, die groot gebrek deed ontstaan.Ga naar eind34. Voor de eerste keer in dit gedicht vergoelijkt ze de muiterij, die opkwam en vraagt de soldaten wat hen eigenlijk tegengehouden heeft om bevrijders van hun vaderland te worden. Als antwoord interrumpeert ze zichzelf met de stijlfiguur van de correctio, die geheel in de lijn ligt van haar centrale thema: Nee! Het is niet aan u, god-zelf zal de tyran overwinnen.Ga naar eind35. Zij vervolgt weer de narratio in het traject naar de Berezina met allerlei beschrijvende details over de gevolgen van de nu pas goed losbrekende winter, zoals het ontbreken van kleding, hoofdbedekking en schoeisel.Ga naar eind36. Uit andere werken, geschreven dagboeken en ook uit het pamflet van Kotzebue, is bekend, dat men vaak dekens of petten om de voeten bond om de voeten te beschermen en op deze wijze door de sneeuw strompelde. Zo beschrijft ze ook hoe de bodem is veranderd in een ijsspiegel, waar de paarden geen houvast op krijgen, met als gevolg dat bijna alle oorlogsmateriaal en -buit opgeven moest worden. Zowel Kotzebue als Zamoyski wijzen op het bekende feit, dat men de Franse paarden nauwelijks scherpe ijzeren pennen in de hoeven had geslagen, zoals de Russen wel gedaan hadden. Zo komt de stoet aan bij de Berezina, de apotheose van de kwellingen voor het terugkerende leger, waar duizendtallen zich verdringen, en platgereden worden door de paarden en wagens. Bij Schweickhardt ligt de nadruk op het gebrek aan bescherming door déze legerleider, die geen ‘vader’ is. Geen rang van legerhoofd beschermde,
't Drong alles razend, woedend voort!
Geen vader die zich 't kroost erbermde!
Geen stem van deernis werd gehoord!
Ontelbren zwommen in de vloeden
Om 't wrakke leven nog te hoeden,
Of dreven op eene ijsschots rond:
Helaas, om niet dit ijdel pogen!
De stroom, door schok op schok bewogen
Rukt volk en ijsschots naar den grond.Ga naar eind37.
| |
De Nederlandse soldaten tijdens de tochtDe focus in gedicht verandert plotseling door een aanspraak tot een niet eerder genoemde groep in het Franse leger, het Nederlandse contingent en hun thuisbasis. De woest plunderende horde Fransen verandert ineens in een meelijwekkende groep, die zonder een ware vaderlijke veldheer die hen zou moeten beschermen, speelbal van de golven is geworden. O Gy, het kroost van Hollands braven,
(Hoe bloedt ons hert en ingewand)
Gy, weggevoerd als negerslaven,
Niet eens ten strijd voor 't vaderland!Ga naar eind38.
In drie strofen gedenkt zij achtereenvolgens de moeder en vader van de soldaat, die voor hun lieveling niet aan deze ‘ijsselijkheden’ van het lot gedacht hadden en het maagdelijk vriendinnetje, dat zich moet troosten met de afscheidsbrief en misschien nooit een tweede liefhebber op de aarde zal vinden.Ga naar eind39. Vanuit | |
[pagina 23]
| |
‘Hollands Eden’, waar de jongens als tedere plantjes opgroeiden, zijn ze in deze hel in Rusland terechtgekomen, waar ‘hun eerste bloesem’ op deze bodem verstrooid wordt. Het is niet zonder gevaar voor de eenheid van perspectief in het gedicht:, dat Schweickhardt het tot nu toe verketterde Franse leger plots beschouwt als een zielig groepje meelijwekkende zonen uit het dierbaar vaderland. Van nu af aan beschouwt ze alle soldaten als weerloze, vogelvrije ‘negerslaven’, terwijl ze de pijlen richt op hun gemankeerde beschermheer Napoleon. Al zijn de Nederlanders verontschuldigd, toch komt de vraag op of er niet een al te weinig martiaal beeld van hen ontstaat. Bekend is echter dat in brieven en dagboeken uit 1812 militairen openlijk over hun lijden en angst voor lijden schreven. Wanneer zij veel later memoires publiceerden en herschreven, stelden zij dat in heroïsche zin bij, beantwoordend aan het mannelijkheidsideaal dat in de loop van de 19e eeuw duidelijker omlijnd werd, zo beschreven Welten en De Wilde bij hun uitgave van een dagboek.Ga naar eind40. In later tijd zou het minder van pas komen dat soldaten hun angsten lieten zien en met terugwerkende kracht beklemtoonden de militairen in hun gedenkschriften de heroïek op het slachtveld. Schweickhardts vers draagt zo duidelijk de sporen van haar tijd, vóór de periode voor de opkomst van dit mannelijkheidsideaal.Ga naar eind41. Na de tocht over de Berezina was menige soldaat al van zijn laatste bescherming tegen de kou beroofd, en terwijl men zich al thuis waande, kwam nog een eindeloze tocht terug. Schweickhardt beschrijft de droeve scharen, zonder beschermende kleding, drank en spijs, die zich voortslepen over sneeuw en ijs. Door de kou ontstaan vele ongelukken met vuren, die de half bevroren mensen, ongevoelig voor verbranding, de dood injoegen. Voor een stuk kleding heeft men alles over en men is blij een stervend soldaat te kunnen bestelen, of zich te kunnen bedekken met de afgestroopte huid van z'n oude paard.Ga naar eind42. | |
Beoordeling van het gedichtHet gehele gedicht overziend is vast te stellen, dat de meest gebruikte stijlfiguur in het vers de allocutio is, wat het vers een sterk retorische toonzetting geeft. Bijna de helft, ongeveer 32 strofen, bestaat uit aansprekingen aan respectievelijk Napoleon, de volkeren, de soldaten en specifiek de Nederlandse soldaten. De andere helft bestaat uit beschrijvingen. Het is dus niet toevallig, dat het gedicht eindigt met een negen strofen lange aanspraak tot Napoleon, waarin beargumenteerd wordt dat de veldheer door zijn laffe vlucht roemloos is geworden en te vergelijken is met een bange moordenaar. Als positief effect van de mislukte veldtocht signaleert Schweickhardt eenheid en verzet bij alle onderdrukte volken van Europa tegen Napoleon. Aan het slot klinkt dan de eenstemmige kreet van alle onderdrukte volken die Napoleons ondergang, overeenkomstig het motto van het gedicht, beschouwen als een gericht van God. En tot slot krijgt Napoleon zijn laatste voorspelling te horen, namelijk dat hij ‘nog een wijl’ moest overheersen, maar dat Europa binnenkort zal ‘triomferen in zijn val’! Dit slot werd in de kritiek mooi gevonden. De Recensent citeert alle negen strofen en haalt ook haar verdediging naar voren dat ze een dichtstuk gewijd heeft aan een man met ‘verfoeibre aard’: er was ook iets prijzenswaard geweest in Napoleon, namelijk diens ‘beleid’ als veldheer. Deze fijne apologie doet de dichteres eer aan, aldus het blad.Ga naar eind43. Het gaat om de volgende verzen: Eén grootheid hadt gy, waard te noemen:
Beleid, den kloeksten Veldheer waard;
Ja! dat, by al uw bloedvergieten,
Des Dichters bruischendste aâr deed vlieten,
Vergetend uw verfoeibren aart.
Schweickhardt voelde zich te moeten verontschuldigen een antiheld als protagonist genomen te hebben. Toch zou je te harer verdediging kunnen aanvoeren, dat niet de persoon van Napoleon haar hoofdonderwerp is, maar gods overwinning op Napoleon. Met deze invulling van god als beslissende held loste ze bovendien een penibel probleem op, namelijk een buitenlandse held te moeten bezingen (de Tsaar, Kutusov) nu een Oranje-vorst terug in Nederland is. Bij het toenmalige publiek is ‘De veldtocht naar Moskau’ met onderscheiding behandeld; men prees het aangrijpend onderwerp, maar ook klonk het bezwaar dat het onderwerp voor een vrouw minder geschikt is.Ga naar eind44. Daarbij komt de vraag op waarom er nauwelijks andere Nederlandse gedichten over de veldtocht geschreven zijn; hooguit wordt deze episode in passages in andere gedichten even aangestipt. Wat waarschijnlijk een rol speelde bij de geringe opgang die de thematiek van de Russische veldtocht van Napoleon in de Nederlandse literatuur maakte, is de ‘slavenrol’ van de Nederlandse soldaat. De nationale trots wordt gekrenkt, dat hier al te weinig martiale soldaten van Nederlandse bodem voor het voetlicht gevoerd worden. Men richt zich in de volgende jaren liever op Waterloo, d.w.z. op Quatre Bras en op de vaderlandse helden in heden en verleden. ‘De veldtocht naar Moskau’ moest twee eeuwen op nieuwe aandacht wachten.
Ellen Krol |
|