Het Bilderdijk-Museum. Jaargang 28
(2011)– [tijdschrift] Bilderdijk-Museum, Het– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 34]
| |
Repliek aan Rinus van HattumAangezien de betrokken dames het nogal onheus vinden om en publique (hoe beperkt ook) voor ‘bekrompen’, ‘hedendaags correct’, ‘benepen’, ‘klein-burgerlijk’ en ‘moralistisch’ uitgemaakt te worden, dienen zij hierbij de heer Van Hattum van repliek. Zij zullen daarbij alleen de grote lijn volgen en het zo kort mogelijk houden. Het oordeel van Van den Berg en het oordeel daar weer over van Van Hattum - ‘een onbetwijfelbare waarheid’ - laten we voor rekening der beide heren. Het is immers de kwalificatie ‘huwelijk’ waar het om gaat en niet het eventuele geluk van Bilderdijk en Schweickhardt. Wie zijn wij (en zij!) om daarover te oordelen? Het is ronduit intrigerend, en wellicht veelzeggend, dat men in Bilderdijk-kringen zo graag de relatie een huwelijk wil noemen. Wie is er nu moralistisch? Waarom niet gewoon het beestje bij de naam genoemd: ‘relatie’, ‘verhouding’, ‘liaison’ of wat dan ook? Niet alleen Bilderdijk - nota bene een advocaat - loog over de juridische status van zijn verhouding met Schweickhardt, maar ook zijn volgelingen wensen deze leugen in stand te houden of ten minste te verdoezelen. Nogmaals: wie is hier nu moralistisch? Bilderdijk, en in mindere mate Schweickhardt, maakt deel uit van de literatuurgeschiedenis. Laten we de literatuur even buiten beschouwing en concentreren we ons op geschiedenis, dan doemt meteen de waarheidsfactor op. Natuurlijk, ‘de’ waarheid bestaat niet, zoals historici maar al te goed weten. Er bestaan echter wel feiten. Feit is dat een formeel huwelijk tussen Bilderdijk en Schweickhardt nooit gevonden is. Bijnafeit is dat Bilderdijk de huwelijkspapieren zeker getoond zou hebben aan ieder die ze maar wilde zien als hij ze gehad had. Het enige wat hij deed, was zorgen voor een vals rechterlijk vonnis (1796), dat hij later (1803) in het Frans liet vertalen door de Brunswijkse notaris Rodemeyer.Ga naar eind1. Het is goed mogelijk dat deze vertaling vooral bedoeld was voor de Brunswijkse tribune, waar Bilderdijk bekend stond als ‘der holländische Bigamist’. Dat alleen al is veelzeggend genoeg. Waarom een valse echtscheidingsakte (voor het eerste huwelijk) als het tweede huwelijk echt was? Dat voor ons, ondergetekenden, een vrouw pas mee zou tellen als ze getrouwd is, is een conclusie die we geheel voor rekening van Van Hattum laten. Kennelijk telde het wel voor Bilderdijk en Schweickhardt, die op allerlei manieren probeerden duidelijk te maken dat ze een echtpaar waren. Historici, óók literatuurhistorici, dienen dergelijke gegevens niet te negeren. En waarom zouden ze ook? We zijn tegenwoordig toch ruimdenkend genoeg om evenveel waarde te hechten aan een relatie als aan een huwelijk? Het is niet een kwestie van ‘correctheid’ of ‘voorzichtigheid’, laat staan van ‘bekrompenheid’, om in het geval van Bilderdijk en Schweickhardt het woord ‘huwelijk’ te vermijden, maar een kwestie van historische juistheid. Het argument dat de archieven van Peine en Brunswijk zo ‘gehavend’ zijn, snijdt in juist dit geval nauwelijks hout. De advocaat Bilderdijk zou gezorgd hebben voor minstens één afschrift van de huwelijksakte als die er geweest was. In plaats daarvan grijpt Bilderdijk terug op een eeuwenoud standpunt dat een huwelijk puur een verbintenis is tussen man en vrouw met een goddelijke tussenkomst.Ga naar eind2. Met zoveel woorden zegt hij dat ook in zijn gedicht ‘Genoegen’: ô De onzen [nl. banden] zijn door God gelegd,
Hy, die ons voor elkaâr bestemde.
Volgens vroeg-christelijke opvattingen - die tot diep in de vroegmoderne tijd standhielden al hadden de gereformeerden het huwelijkssacrament officieel geschrapt - deden wettelijke banden er in feite niet toe. Tot deze opvattingen hoorde echter ook een keerzijde, namelijk dat het huwelijk door zijn sacrale karakter onherhaalbaar was. Zowel Bilderdijk als zijn navolgers wensten deze opvatting te vergeten of te negeren. Of vond men het eerste huwelijk, dat met Catharina Rebecca Woesthoven, nul ende van onweerden? | |
[pagina 35]
| |
Het is, historisch gezien, totaal niet van belang dat Bilderdijk en Schweickhardt zelf hun relatie als een huwelijk zagen. Natuurlijk horen hun opvattingen daarover thuis in elke studie die over hun relatie gaat of daar betrekking op heeft, maar het mag géén reden zijn om die relatie dan ook zomaar tot ‘huwelijk’ te bombarderen. Wij, ondergetekenden, zouden zeggen: juist de discrepantie tussen, in dit geval, juridische werkelijkheid en emotionele werkelijkheid verleent het verhaal over hun relatie spanning, diepte en ook drama. Van Hattums veronderstelling dat Schweickhardt zelf gekozen zou hebben voor gescheiden wonen in Duitsland ‘omdat ze niet voor zijn maitresse wilde doorgaan’ lijkt ons te behoren tot het terrein der pure speculaties.Ga naar eind3. Hield ze dan op zijn maitresse te zijn toen ze direct na zijn officiële (!) scheiding (1802) bij hem introk? Joost mag weten wat ze indertijd de directe buitenwereld verteld hebben, maar het feit dat Schweickhardt datzelfde jaar liefst vijf gedichten voor haar ‘gemaal’ of ‘ega’ schreef is veelzeggend: die gedichten waren voor de buitenwereld bestemd. Daar zorgde Bilderdijk wel voor. Een andere, even speculatieve veronderstelling is dat tegen die tijd een echt huwelijk voor Schweickhardt ‘niet meer hoefde’. Het is een voor die tijd hoogst onwaarschijnlijke veronderstelling en de veronderstelling is des te speculatiever omdat Bilderdijk een ‘moralistische’ naam had op te houden. Zijn vriend Tydeman bijvoorbeeld haastte zich om na Bilderdijks dood te schrijven: ‘de (burgerlijke) wet en d(i)e zedenleer zijn voor gewone mensen, niet voor den genialen Willem’.Ga naar eind4. Het is niet voor niets dat Bilderdijk het deed voorkomen of ze getrouwd waren en dat Schweickhardt die gedichten uitdrukkelijk aan haar ‘gemaal’ schreef. Het gaat niet aan om toe te geven dat de gedachte dat een huwelijk ‘niet meer hoefde’ hoogst onwaarschijnlijk is voor een vrouw aan het begin van de negentiende eeuw en dan anachronistisch met Porgy and Bess aan te komen zetten. Het ‘foei’ klinkt toch vooral in de oren van Van Hattum (en bij uitbreiding: Bilderdijk?): ondergetekenden hebben niks met ‘foei’. Het is iedereen allang duidelijk dat Bilderdijk een ‘moeilijk mens’ was - wat heeft dat besef met ‘spottend zelfinzicht’ te maken? Er valt weinig om of met hem te lachen. Althans, de door Van Hattum aangehaalde citaten geven daar geen aanleiding toe en de door hem achteloos gepasseerde ‘smoezelige feiten’ die Bilderdijk te verbergen had evenmin. Overigens, het lijkt erop dat Joris van Eijnatten daar, met ons, beschuldigd wordt van ‘een hedendaagse correcte optiek’ - laten we ons toch aan de feiten houden, smoezelig of niet. Van Hattum - en niet alleen hij - lijkt er toch vooral mee in zijn maag te zitten dat hij een equivalent ontbeert van de handige Engelse term ‘common-law wife’ (waar dan nog ten minste het woord ‘wife’ in zit!). Pim van Oostrum biedt echter een mooi alternatief: levensgezellin, gelanceerd in haar lemma over Schweickhardt in het Digitaal Vrouwenlexicon.
Anna de Haas en Dini Helmers |
|