Het Bilderdijk-Museum. Jaargang 25
(2008)– [tijdschrift] Bilderdijk-Museum, Het– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 15]
| |
BoekbesprekingenMr. W. Bilderdijk's briefwisseling 1798-1806. Uitgegeven door Marinus van Hattum. 't Goy-Houten (hes & de graaf Uitgevers bv), 2007. isbn: 9789061940470. Prijs: € 125,00. 997 pag.De uitgave van de volledige correspondentie van Willem Bilderdijk (1756-1831) kent een lange geschiedenis. Het eerste deel, verzorgd door J. Bosch, verscheen in 1955 en bevatte alle toen bekende, maar niet eerder gepubliceerde brieven uit de jaren 1772-1794.Ga naar eind1. Drieëndertig jaar later kwam het tweede deel uit, met daarin de briefwisseling 1795-1797, uitgegeven door J. Bosch, H.W. Groenevelt en M. van Hattum.Ga naar eind2. En nu (dat wil zeggen: in 2007) is dan deel iii gepubliceerd: de Briefwisseling 1798-1806, uitgegeven door Marinus van Hattum. Dit deel documenteert de Duitse periode van Bilderdijks elfjarige ballingschap in 586 brieven, geschreven tussen 2 januari 1798 en 26-28 maart 1806. Begin 1798 verbleven Bilderdijk en zijn geliefde, Catharina Wilhelmina Schweickhardt, samen in Brunswijk. Hun situatie was zorgelijk: Bilderdijk had de zorg voor zijn zwangere vriendin en dochter Louïse uit zijn eerste huwelijk, terwijl de verhoopte steun van Oranjezijde uitbleef. In 1806 kon Bilderdijk naar het vaderland terugkeren. In zijn brief van 26-28 maart doet hij Wilhelmina, zijn ‘soul's only beloved’ die in Brunswijk was achtergebleven, verslag van de stormachtige terugkeer over zee naar Amsterdam. In de tussenliggende jaren leefden Bilderdijk en zijn geliefde lange tijd gescheiden van elkaar: Wilhelmina was in juni 1798 vanuit Brunswijk naar Berlijn vertrokken voor de bevalling van haar eerste kind en vestigde zich daarna in Hildesheim en Peine. Pas rond de jaarwisseling 1801-1802 voegde zij zich weer bij Bilderdijk. Aan deze periode van wat waarschijnlijk een zelf opgelegde ballingschap is geweest, danken we de 371 brieven die Bilderdijk (204) en Wilhelmina (167) elkaar schreven en waarvan het merendeel in deze editie voor het eerst gepubliceerd wordt. Vermeldenswaard zijn verder ook de briefwisselingen met de stadhouderlijke familie, dochter Louïse, de geoloog Jean-André de Luc en Jeronimo de Vries, die een belangrijke rol speelde bij Bilderdijks terugkeer naar Holland. Alle tezamen bevatten ze waardevolle, vaak unieke gegevens over uiteenlopende onderwerpen als Bilderdijks politieke, religieuze, medische en letterkundige opvattingen, maar ook over diens dagelijkse besognes in de ‘emigrantenkolonie’ Brunswijk. Behalve de brieven bevat de uitgave nog 96 bijlagen, variërend van Bilderdijks letterkundig testament tot gelegenheidsgedichten en van kwitanties tot de toewijzing van brandhout. Brieven en documenten zijn weergegeven in de oorspronkelijke talen (alleen Latijnse teksten zijn vertaald) en voorzien van gedetailleerde toelichtingen.
Het belang van een complete en integrale uitgave van Bilderdijks correspondentie, niet alleen voor het literair-historisch onderzoek, maar ook voor de cultuur- en ideeëngeschiedenis wordt breed onderschreven. Blijkens een rapport over Nederlandse brievencollecties uit de negentiende eeuw noemden vakgenoten uitgave van de volledige briefwisseling van Bilderdijk eensgezind een desideratum.Ga naar eind3. Tegelijk echter maken zij zich zorgen over de haalbaarheid daarvan. Buijnsters bijvoorbeeld noemde de uitgave van Bilderdijks brieven een ‘lijdensgeschiedenis’ en achtte het ‘onwaarschijnlijk dat er nog ooit een editie van alle brieven van of aan Bilderdijk uit de periode 1798-1831 van de pers zal komen’.Ga naar eind4. Met de verschijning van deel iii is dankzij de onwaardeerlijke inspanningen van Van Hattum althans een deel van Buijnsters' sombere voorspelling gelogenstraft. Maar hoewel de uitgever meldt dat een volgend brievendeel (1806-1813) in voorbereiding is, valt het niet te ontkennen dat voortzetting en voltooiing van de reeks in zijn huidige vorm problematisch zal zijn. Een van de destijds door Buijnsters aangehaalde bezwaren was dat het grote tijdsverloop tussen de opeenvolgende delen de continuïteit van de reeks in gevaar bracht, met name vanwege veranderende inzichten binnen de editiewetenschap. Moge dit bezwaar in zijn algemeenheid juist zijn, in dit concrete geval zou het ten voordele kunnen worden aangewend. In haar bespreking van deel ii uitte ook Schenkeveld-van der Dussen haar zorg over de voltooiing van de Bilderdijkuitgave en suggereerde zij de ‘brieven op floppies’ uit te geven.Ga naar eind5. Een digitale uitgave dus, volgens de technische mogelijkheden van dat moment (1989). Sindsdien zijn die mogelijkheden sterk gegroeid (internet!) en worden ze ook meer en meer toegepast binnen de editiewetenschap. Gebruikmaking van de instrumenten die de informatie- en communicatietechnologie ons te bieden heeft, biedt naar mijn mening een goede kans om het gewenste doel binnen een redelijke termijn te kunnen realiseren. Natuurlijk blijft het editeren van de Bilderdijkcollectie een omvangrijke, complexe en dus tijdrovende aangelegenheid, maar publicatie via internet maakt het mogelijk om bereikte deelresultaten eerder dan met een boekpublicatie mogelijk zou zijn, open te stellen voor onderzoek. Binnen een dergelijke gefaseerde aanpak zou publicatie van de briefteksten absolute voorrang moeten krijgen. Een algemene zoekfunctie om ze te kunnen bevragen is daarbij onontbeerlijk. Indien beschikbaar (bijvoorbeeld via het conserveringsprogramma Metamorfoze) zouden naast de transcripties ook afbeeldingen van de originelen weergegeven kunnen worden, om onderzoekers een blik te gunnen op de ‘problematische zaken die een handschrift als materieel object kan bevatten’.Ga naar eind6. Ondersteunende documenten en inhoudelijke toelichtingen kunnen dan in de vervolgfase aan de brieven worden toegevoegd. Het materiaal komt op deze manier niet alleen sneller, maar ook ruimer (altijd en overal voor iedereen) beschikbaar en bovendien wordt het met de zoekfunctie beter ontsloten dan ooit met registers mogelijk is. Voor de langere termijn heeft de voorgestelde aanpak nog meer voordelen in petto. In het geval van Bilderdijk is dat vooral de mogelijkheid tot integratie. Later gevonden brieven (zoals de correspondentie met uitgever P.J. Uylenbroek) of nog te ontdekken brieven - niet ondenkbaar gezien Bilderdijks vele nationale en internationale | |
[pagina 16]
| |
contacten - kunnen binnen een internetpublicatie alsnog hun chronologische plek vinden. En bovendien: de talrijke verspreid gepubliceerde epistels - waardoor men voor een totaaloverzicht van Bilderdijks correspondentie een bureau vol boeken en tijdschriften nodig heeft - zouden in de toekomst tot één digitaal geheel kunnen worden samengevoegd. Voor het zover is, zullen er nog heel wat hindernissen van uiteenlopende aard genomen moeten worden, maar voor onderzoekers zou het een waardevol en handzaam werkinstrument opleveren, met behulp waarvan recht kan worden gedaan aan het grote belang van Bilderdijk voor de 19de-eeuwse cultuurgeschiedenis.Ga naar eind7.
Ten slotte: met zijn grote kennis van Bilderdijk en zijn gedegen editorische aanpak heeft Van Hattum het ideaal van de complete brievenuitgave dichter binnen bereik gebracht. Het is te hopen dat hij deze onmisbare kwaliteiten zal blijven inzetten en dat er, al dan niet in samenwerking met anderen, een mogelijkheid gevonden kan worden om daar de ict-component aan toe te voegen.
Annemarie Kets
| |
Willem Bilderdijk, Het nachtspook & Nachtwandeling. Uitgegeven, ingeleid en toegelicht door Marinus van Hattum. eon Pers Amstelveen, 2007, isbn 978 90 77246 160 Prijs: € 7,50. 48 pag.Tekstedities bezorgd door Marinus van Hattum zijn altijd uitgaven die lang mee zullen kunnen, omdat ze uiterst betrouwbaar en aan geen mode onderhevig zijn. De editeur is een onverstoorbare werker, die zijn eigen keuzes maakt van teksten die zijns inziens voor (her)uitgave in aanmerking komen en vervolgens zijn eigen weg gaat met de inleiding op de gekozen tekst - vooral geen uitleiding! - en de annotaties. Ik denk natuurlijk aan zijn brievenedities, de laatste die van de briefwisseling-Bilderdijk 1798-1806. Maar het geldt evenzeer voor de mini-uitgave van Willem Bilderdijk, Het nachtspook & Nachtwandeling, die tegelijk met het derde deel van de brieveneditie-Bilderdijk in het voorjaar van 2007 is verschenen. Van Hattum heeft twee gedichten uitgekozen uit Bilderdijks Brunswijkse jaren, die als een illustratie in dichtvorm kunnen gelden bij zijn vele brieven aan Catharina Wilhelmina Schweickhardt waarin hij verslag uitbrengt van zijn nachtelijke tochten te voet of te paard bij haar vandaan terug naar Brunswijk. Het eerste gedicht is een verhaal in de aantrekkelijke vorm van een romance over een tocht te paard van Jonker Edmond, die in de duistere nacht een ophaalbrug voor de stadspoort aanziet voor een ‘nachtspook’. Het verhaal gaat terug op een eigen beleving van Bilderdijk, ‘het stilstaan van zijn paard voor een by donker in den weg staande kruiwagen op het slijkerige pad’. (Inl., blz. 6). Het meest verrassende van deze heruitgave is dat de ronde gravures die in de eerste en de tweede druk van de bundel Poëzy, tweede deel (resp. 1803 en 1822), bij het gedicht stonden, nu eindelijk weer zijn opgenomen. Vooral op de gravure van Bilderdijk zelf (althans dit acht Van Hattum hoogstwaarschijnlijk) in de eerste druk is de afbeelding net zo griezelig als het gedicht suggereert. Van Hattum heeft gelijk met zijn opmerking dat het eind van het verhaal onbegrijpelijk is zonder die illustratie. Desondanks hebben alle uitgaven van na 1822 tot 2007 op één na het zonder een afbeelding van de spookachtige brug moeten stellen en dat is zes keer het geval geweest. (Inl., blz. 13). Zoals we van deze editeur gewend zijn, behandelt hij in de ‘Inleiding’ ook het genre en zijn vormaspecten, het handschrift, de varianten en de schaarse gegevens over de receptie. Het tweede gedicht heeft als onderwerp een nachtwandeling van de ik-verteller terug naar Brunswijk na een verblijf bij zijn ‘Waarde! Eenigst, dierbaarst heil op aard!’. Verhalende delen over de moeizame tocht te voet, ook weer net als in Het nachtspook, door een onland, wisselen af met reflecties, veelal over de leiding Gods bij alles wat hem overkwam en tijdens de tocht overkomt. Da Costa heeft Nachtwandeling in zijn uitgave van Bilderdijks Dichtwerken dan ook opgenomen in de afdeling ‘Dichterlijke zelf beschrijving’. Van Hattum stelt voor dit gedicht dezelfde aspecten aan de orde als voor het vorige. Zijn opsomming van de vormverschijnselen is overvloedig, maar merkwaardig genoeg mis ik bij de stijlfiguren de opvallend vele apostrofen, die de expressie van sterke emoties van de ik kracht moeten bijzetten. Ook hier zijn de annotaties vele en ze getuigen van grote precisie. Bij verschijnselen die de editeur niet met zekerheid durft te annoteren, doet hij graag voorzichtig een suggestie van de mogelijke betekenis of de mogelijke verklaring. Soms te voorzichtig. Bilderdijk kiest als het hem metrisch goed uitkomt, graag de oude vervoeging van het werkwoord in de 1ste persoon indicatief, zoals in r. 21 ‘danke’ in plaats van ‘dank’. Ikzelf ben bij deze werkwoordsvorm, die vaak voorkomt, geen enkele keer geneigd geweest er een conjunctief in te lezen, zoals Van Hattum soms mogelijk acht. Het toppunt van voorzichtigheid: bij r. 46, in een apostrofe tot de Poolster ‘Geleideres | |
[pagina 17]
| |
der kielen over meir en Wareldvloed’, noteert hij eerst de (juiste) betekenis ‘allesomringende oceaan’, maar dan voegt hij nog toe ‘denkelijk niet: zondvloed’ met verwijzing naar WNT xxv, 1453. Soms zelfs mis ik een woordverklaring. Ik geef enkele voorbeelden: 86, noodlot - lot; 91, riet - meton. voor dak (niet alleen dakbedekking); 95, het schijnt - er vertoont zich een schijnsel; 117, watervloed en zee - hendiadys, zo ook 216, stok en vlegel; 127, ellendig staat tegenover rechtvaardig (van God gezegd), bijbels taalgebruik, vgl. Romeinen 7:10; 149, waanzinnig - overmand door hevige gemoedsbeweging; 158, wellust - geestelijk genot, verrukking; 162, pijn - inspanning, moeite; 167 vlg., musch - hoekjen - toespeling op Ps. 84: 4; 177, mat - af - bepaalde; 224, bouwen - bebouwen; 235-236, zie voor de voorstelling van de Engel: Vondel, Lucifer, 1ste bedrijf, rei van engelen, r. 301-305; 244, verheemlen - tot een paradijs maken; 253, dorren overvloed - overvloed waaraan je niets hebt; 257, dan - geeft het plotseling, onverwachte aan; 260, paart - samengaat. (Alle voorgestelde betekenissen geattesteerd in WNT.) Waarom deze opsomming? De overvloedige annotaties van Van Hattum maken dat de lezer als vanzelf extra aandachtig gaat lezen. In die leeshouding merk je dan dat er toch nog weer nieuwe vragen naar woordbetekenissen bij je opkomen. Dankzij Van Hattum heb ik, behalve De kunst der Poëzy, geen gedicht van Bilderdijk zo zeer aan close reading onderworpen als Het nachtspook & Nachtwandeling. Van Hattum, de onvermoeibare tekstbezorger, heeft weer een prijzenswaardige uitgave aan zijn wetenschappelijk oeuvre toegevoegd.
Margaretha H. Schenkeveld |
|