Aanwinsten
Door vriendelijke bemiddeling van Wouter Beekers (Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme (1800-heden), Amsterdam) en Lodewijk Winkeler (Katholiek Documentatiecentrum, Nijmegen) kwam onze Vereniging op 4 augustus 2008 in het bezit van een aantal eigenhandige Bilderdijk-handschriften en ander voor een Bilderdijk-onderzoekscentrum interessant materiaal, waarvan overigens niet bekend is hoe het bij het kdc is gekomen. Hier volgt een overzicht van alleen de handschriften.
Prachtig is Bilderdijks antwoord op een verzoek van E.L. Glinderman - zijn Bilderdijk-collectie wordt in de UB Nijmegen bewaard -, dat de ontvanger eigenhandig onder Bilderdijks brief toelichtte: ‘Ik had Bilderdijk een en andermaal geschreven, om eene opgave der door ZijnEd. en Gade uitgegeven Werken, en ZijnEd. mijn oogmerk, ter uitgave van eene Chronologische Lijst derzelve, medegedeeld. Later echter bezorgde den Dichter Immerzeel mij een door Bilderdijk eigenhandig geschreven Nota met Aanteekeningen, waarvan ik in de Voorrede mijner Chronologische Lijst [verschenen 1833], bl. viii, melding maak.’ Bilderdijks brief is geadresseerd: ‘Wel-Edele Heer, E.L. Glinderman, ss.tt. te Utrecht.’ De tekst was aan onderzoekers niet geheel onbekend: een afschrift ervan werd op 15 februari 1875 door J.C.G. Boot aan de knaw geschonken, samen met kopieën van Glindermans brieven aan J. van Walré, P. Ripken en W. Messchert, alle handelend over de uitgave van zijn Chronologische lijst. Men zie Lesley Monfils' Willem Bilderdijk Bibliografie (Amstelveen 2006) p. 117. De tekst van de brief luidt als volgt:
Wel Edele Heer!
Het is zeer mooglyk dat ik de menigte brieven waarmede ik in mijn zwakken toestand overladen worde, ook den Uwen waarvan UWEd. meldt en ik my niets herinner, onbeandwoord gelaten heb, en ik wenschte ook wel van deze verschoond te zijn gebleven. Uw vriendelijke wensch is zekerlyk welgemeend, maar ondanks mijne gevoeligheid voor de vriendschappelyke welwillendheid te mywaart, valt het my hard, over een onderwerp als dit, en met geen ander oogmerk dan uwed. aanvoert, lastig gevallen te worden. Het zij dan echter zoo, en ik reciproceer aan UWelEd. van harte dien heilwensch met by voeging van dien van meerdere rust, dan my (naar het schijnt) in mijn Vaderland mag te beurt vallen!
Ik teeken voorts
UWelEd. Ootm. Dienr
Bilderdijk
Haarlem, 13 May 1829.
Andere autografen betreffen Bilderdijks gedicht voor H.C. van der Boon Mesch, 27 juni 1821 (Krekelzangen ii 181; Dichtwerken xi 271) en een aantal prozateksten - alle voorzien van een plakkertje met ‘Ex Libris A[lberdinck]. Th[ijm].’ - in een omslag met het opschrift ‘Handschrift Bilderdijk. B.C. Koekkoek 1839’:
- | Inc. ‘Hoezeer men by de Maatschappy eenen sierlijken voordracht of kunststijl verlangt’, 2 pp. |
- | Inc. ‘Niets is bekender dan de moeielijkheden waarin Vondel zich wikkelde’ en bevattende ‘Byzonderheden omtrent het zinnespel van Nil Volentibus Arduum, genaamd: Tyranny van Eigenbaat’, 5 pp. |
- | Voorrede van en aantekeningen bij Het Buitenleven, met berekeningen van omvang en verdiensten, 32 pp. Op p. 1 de notitie ‘aan vdLinden 3 sept. 1802. Insine aan mij brr 26 novr 1802.’ |
- | Verhandeling over de welsprekendheid, incipit ‘Hoe zeer van harte bereidwillig om bij een Genootschap [...] in hare oefeningen deel te nemen’. De verhandeling begint met ‘De geschiedenis van den ongelukkigen vondeling die, daar hy te Korinthen voor Polybus zoon en wettigen opvolger doorging’, 4 pp. |
- | Toespraak onder het motto ‘Lectorum pro captu habent sua fata libelli’, 2 pp. |
- | Voorrede bij een romance waarvan men liever zou zeggen: het is geen romance, dan het is een Feithiaanse romance, inc. ‘Voorzeker ben ik aan de verwachting van mijn Lezers, of die 't worden willen en niet willen, een voorrede schuldig’, 3 pp. Van de latere poging tot datering ‘1784 of 1785’ is het eerste jaartal doorgestreept. |
- | ‘Satyrieke inleiding tot eene meêdeeling van straatliedtjens, in de Jordaan te Amst. opgedaan’ [titel niet in B.'s hand] (voor 1795), inc. ‘Van tijd tot tijd, mijne geliefde
|