Het Bilderdijk-Museum. Jaargang 23
(2006)– [tijdschrift] Bilderdijk-Museum, Het– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 15]
| |
WBB 132.1 en de Brunswijkse drukpersIn 1799 heeft Bilderdijk voor 't eerst werk van zijn hand in Duitsland laten drukken, nl. zijn gedicht op het overlijden in dat jaar van prins Frederik (WBBGa naar eind1. 116.1), en wel bij Ernst Wilhelm Gottlieb Kircher (1768-1830), 1787-1799 werkzaam te Brunswijk. Het zestien pagina's tellend katerntje is qua papier en typografie niet veel zaaks, maar Bilderdijk klaagt er in geen van zijn bewaard gebleven brieven over. Evenmin over het qua inhoud en uitvoering vergelijkbare werkje van zijn nieuwe levenspartner, enige weken later bij dezelfde Kircher verschenen: Kath[arina]. Wilh[elmina]. Schwei[c]khardt, Op het afsterven van Zijne Doorluchtige Hoogheid Prins Willem George van Oranje en Nassau op de Zesde van Louwmaand, 1799.Ga naar eind2. De dichteres zelf was te opgetogen voor een kritische blik: ‘To describe to you, mij tenderest beloved, the pleasure I felt at sight of mij first, printed production, is impossible!’Ga naar eind3. Zes jaar later verscheen, eind juli 1805, een bundeling van Bilderdijks juridische opmerkingen, Observationes et Emendationes (WBB 132.1) bij Carl Reichard, 1798-1838 werkzaam te Brunswijk. De kopij is Bilderdijk als het ware door zijn Brunswijkse collega E.A.W. von Zimmermann uit handen getrokken en aan de pers overgegeven,Ga naar eind4. ‘en zoo is 't’, schreef de auteur aan Jeronimo de Vries, ‘niet al te naauwkeurig, gedrukt, op iets slechter dan ons 2 stuivers Almanakken papier.’Ga naar eind5. In diezelfde brief werd De Vries een exemplaar beloofd ‘op papier als het pronk exemplaar van den Hertog: dat is, munnikengraauwGa naar eind6., maar van 't dunste soort.’ Voor wat betreft de papiersoort zullen zulke pronkexemplaren niet veel fraaier zijn geweest dan de bekende reguliere, die perfect aan dit signalement: grauw en dun, beantwoorden. Toch moeten er twaalf exemplaren ‘op (zoogenaamd) best papier’ zijn geweest, aldus Bilderdijk aan De Vries,Ga naar eind7. wie hij er nog net een in het vooruitzicht kon stellen, want hij was er elf kwijtgeraakt als ‘noodzaaklijke presenten aan drie Hoven [...], zoo dat ik mij-zelf een gemeen Exemplr gekocht heb. Alles wat hier geschiedt,’ - moppert hij heerlijk verder - ‘is in dezen zelfden brillanten stijl. Meer best papieren zijn er niet gedrukt dan juist deze 12; anders zou ik U dit erger dan kommenypapierGa naar eind8. niet toezenden. Doch vergelijk ons Hollandsch Mediaan papierGa naar eind9. by dit tuig, en weet dan, dat alles hier in vergelijking met Holland in de zelfde proportie is.’ Ook uit Bilderdijks brief aan bibliothecaris E.Th. Langer te Wolfenbüttel blijkt het bestaan van twee verschillende uitvoeringen: ‘J'ai l'honneur, Monsieur, de Vous presenter ci-joint un Exemplaire d'un petit recueil d'Observations sur le Droit Romain, pour la Bibliotheque Ducale.Ga naar eind10. Comme c'est le seul sur du bon papier qui m'en restait apres les presens que j'etais obligé d'en faire aux Cours de Brunsvic et de la famille Stadhouderienne, je me trouve dans la necessité, Monsieur, de Vous prier d'en vouloir bien accepter un pour vous-même, sur du papier ordinaire.’Ga naar eind11. Nu is er alleen over het papier gesproken, maar met een lijst van zes ingrijpende errata kon ook het zetwerk niet voorbeeldig heten; zie het geciteerde ‘niet al te naauwkeurig’. Tussen 1799 en 1805 heeft Bilderdijk een grondige hekel aan Brunswijk ontwikkeld, en daaraan zijn ook de letterzetters niet ontsnapt, getuige zijn komische dialoog ‘De Drukpers. Drama.’ (Brunswijk 1805). De hele tekst zal voor het eerst als bijlage verschijnen in de geprojecteerde brieveneditie, waar de transcriptie is aangevuld met een verantwoording van auteurscorrecties. Op de afbeelding van het handschrift (UB Leiden Ltk 1821) is hier goed te volgen hoe Bilderdijk de zetter voor booswicht, ketter, slangenbroed, domme Mof en stomme Knoet uitmaakt, en vertwijfeld uitroept: Zet me toch de regels netter!
Spel me toch de woorden goed!
Eer ik naar uw vliering kletter,
En u trommel voor den snoet.
Het antwoord: ‘der Herr menschenfretter/ Haben gar zoe heiszes bloet.’ gooit olie op 't vuur: Hitzig bloed! 'En heet dat drukken,
Hoofd der krukken?
Niet een regel staat er recht!
Keine (sage ich) dieser Zeile
Steht gerade, Henkersknecht!
[...]
Zie die voor- en tegenzijden!
Dat moest passen als een hair.
Wie kan zoo'n geknoeisel lijden?
Geen twee regels op elkaâr!
De tegenwerping dat zoiets niet te vermijden is, dat het zetsel kan gaan werken, wordt geen antwoord meer waard geacht: Lomper honden zag ik nimmer:
Alles doen zy even dom!
Ezels zijn zy, ja nog slimmer.
De zetter heeft het laatste woord:
Jo, das saagt der Fremder immer!
Ond doch weiss ich nicht, warom!
Het is denkbaar dat het schrijven van dit twistgesprek aanleiding heeft gevonden in de verschijning van WBB 132.1. Marinus van Hattum | |
[pagina 16]
| |
[pagina 17]
| |
|