Het Bilderdijk-Museum. Jaargang 23
(2006)– [tijdschrift] Bilderdijk-Museum, Het– Auteursrechtelijk beschermdWaar bleef Ferdinand Dobbrauski toch?
| |||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||
Bilderdijk werd voor en na zijn studietijd in Leiden omringd door talrijke personen die grotendeels uit het zicht verdwenen en die stuk voor stuk nadere studie verdienen. Vooral tijdens zijn advocatenpraktijk in Den Haag kreeg hij te maken met intriganten, profiteurs en oproerkraaiers als William Pieter Turnbull de Mikker, Philippus Verbrugge en Jan Willem Kumpel. Het geval Dobbrauski is niet alleen van belang vanwege diens mysterieuze verdwijning, maar vooral in verband met Bilderdijks vroegste literaire werk. Uit zijn correspondentie is bekend dat Bilderdijk afgekeurd jeugdwerk aan Dobbrauski ‘ter adoptie’ zou hebben aangeboden. Tot voor kort waren hiervan geen concrete voorbeelden bekend. Het weinige dat over Dobbrauski bekend is, wordt vermeld bij Bosch 1955 en in een artikel van Wim Zaal, dit laatste helaas zonder uitvoerige bronvermeldingen.Ga naar eind2. Dit artikel is bedoeld als een aanvulling op bovengenoemde bronnen, deels totstandgekomen door de verworvenheden van het internet. Even leek het of er een nieuw levensteken voorhanden was in de vorm van een brief van 6 september 1814 van Dobbrauski aan Jeronimo de Vries, waarover hierna meer. Enkele bijzonderheden uit onverwachte bron werpen meer licht op deze brief. Tenslotte blijkt uit Dobbrauski's publicatielijst (zie Bijlage) dat hij tenminste één gedicht van Bilderdijk onder eigen naam heeft gepubliceerd. | |||||||||||||||||||
Biografische schetsGa naar eind3.Ferdinand Dobbrauski werd op 29 januari 1759 in Amsterdam geboren. Zijn vader Christoffel Jürgen (gereformeerd) was afkomstig uit Lübeck, zijn moeder Sijtje Hoogermolen (doopsgezind) uit Alkmaar. Op 24 oktober werd hij ingeschreven in de doopsgezinde kerk De Zon te Amsterdam. Volgens Bosch werd Dobbrauski ‘in het kunstgild beschouwd als rijmelaar’. Hij was kantoorbediende bij Christiaan Paulus Meijer. In zijn vriendenrol komen bijdragen voor van onder meer Cornelis van Hoogeveen jr., Juliana Cornelia de Lannoy en Willem Bilderdijk.Ga naar eind4. Ook zou hij voor Bilderdijk als kopiist hebben gewerkt. Vanaf 1775 was hij aankwekeling van het Haagse dichtkundige genootschap Kunstliefde Spaart Geen Vlyt (KSGV), in 1776 werd hij lid van het Leidse Kunst Wordt Door Arbeid Verkreegen (KWDAV) en in 1778 trad hij toe tot het Rotterdamse Studium Scientiarum Genitrix (SSG). Zoals bekend zou Bilderdijk in 1776 lid worden van KWDAV, terwijl hij in de jaren 1781-1782 honorair lid werd van de twee andere genootschappen.Ga naar eind5. Bilderdijk droeg aan Dobbrauski het gedicht ‘Aan den heer *** op den verjaardag des tael- en dichtlievenden genootschaps, onder de spreuk: Kunst Wordt Door Arbeid Verkreegen’ op, dat oorspronkelijk deel uitmaakte van de ‘proto-editie’ van Mijn verlustiging uit 1779. In 1781 werd van dit gedicht een afzonderlijke overdruk gemaakt uit de publieksuitgave van deze bundel, waarbij de naam ‘Ferdinand Dobbrauski’ voluit in de titel voorkomt.Ga naar eind6. Mogelijk als antwoord op dit gedicht verscheen van Dobbrauski in eigen beheer: Aan den heere Willem Bilderdyk, lid van [...] Kunst Wordt Door Arbeid Verkreegen. Enz. In dit lofdicht komt een verwijzing naar ‘Cinthia’ voor, het personage in twee gedichten uit Mijn verlustiging. De naam Dobbrauski komt in de volgende varianten voor in de doopregisters in het Amsterdamse Gemeentearchief: Dobbrauskij, Dobbrauski, Dobbrouski, Debbrauski.Ga naar eind7. Uit transcripties uit The Essequebo and Christoffel Jürgen * Lübeck (overl. 1804) x Sijtje Ho(o)germolen * Alkmaar
Demerary Gazette blijkt verder dat enkele familieleden in voormalig Brits Guyana waren gevestigd, dat tussen 1780 en 1813 afwisselend onder Nederlands, Frans en Engels gezag stond.Ga naar eind8. Met deze informatie valt bijgaande stamboom op te stellen,Ga naar eind9. waaruit blijkt dat Ferdinand een neef had die naar hem was vernoemd. Van deze neef moet de eerder genoemde brief aan Jeronimo de Vries zijn, gedateerd ‘London den 6 December 1814’, waaruit het volgende fragment: - als ik denk aan het geen ik van uEd. genoten heb dan weet ik dikwerf niet meer wat ik doen moet te meer daar ik nu hier zo lang als reeds buijten de vriendelijke bescherming van uwelEdele en mijn oom en tanten ben geweest[.] ach, waar is die tijd dat ik nog mogt zeggen [...] de vries zal mij in dit of dat wel assisteeren het welk altoos voor mij gelukt is[.] Ja zelf[s] tot het laatste moment voor mijn vertrek en nu al weeder uit Een brief van mijn Oom te verneemen dat dien zelfde die altoos zijn genegentheijd aan ons betoond heeft nog blijft [...] voort duuren - met voor mijn oom een broodwinning te verzorgen hetwelk mij groot vergenoegen geeft en blijven uEdele nog maal duijzend maal dank voor het geen uwelEdele aan mij gedaan heeft en nog blijft voort duuren aan mijn Oom en hoop dat zal langen jaren blijven ter uwen Eer -.Ga naar eind10. We mogen concluderen dat Ferdinand jr., zoon van Carl Friedrich Dobbrauski en Metje Velders, na het overlijden van zijn vader enige tijd heeft doorgebracht bij zijn tante Anna Jacoba en zijn oom Johan Adolf Fredrik. Stuntz. Alleen deze laatste, aan wie Jeronimo de Vries een baan had bezorgd, moet in 1814 op het moment van schrijven nog in leven zijn geweest. Tenzij Ferdinand jr. in de aangehaalde passage op een brief van zijn eertijds verdwenen oom Ferdinand doelde.Ga naar eind11. De moeder van Ferdinand jr., Metje Velders, leefde nog wel. Blijkbaar was zij hertrouwd met een Engelse plantage-eigenaar. Vermoedelijk was zij ook de reden dat Ferdinand jr. in Londen op passage naar Demerary en Essequebo wachtte. Het vroegste bericht dat wij over Metje Velders in The Demerary and Essequebo Royal Gazette tegenkomen luidt: At the Commissary-Court of the 3d of April 1815, will be passed the following Transports and Mortgages; viz. [...] By Mrs. the Widow Dobbrauski, Sole Heiress to the Estate of George Angle, deceased, Transport of | |||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||
all her right, title, and interest, in the unexpired Lease in the Half of Lot. No. 5, with all the Buildings thereon, situated in front of Plantation Vlissingen - to Mark Dyett & Co.Ga naar eind12. Definitief uitsluitsel over haar identiteit geeft het overlijdensbericht van 18 april 1815, dat op zaterdag 3 juni 1815 in uitgebreidere vorm werd herhaald: Colonial Obituary [koptitel] Since our last Report, and as reported at the Orphan Chamber; [...] April 13. - Widow M. Dobbrauski, born in Velders - in New-Town. Vermoedelijk was Ferdinand jr. dus op weg naar zijn (toen al zieke?) moeder in de voormalige kolonie, waar hij mogelijk ook zijn broer Willem Frederik zou aantreffen, voorzover deze nog in leven was.Ga naar eind13. Een kleine twee maanden na het overlijden van zijn moeder wordt Ferdinands vertrek uit Essequebo aangekondigd: Secretary's Office. [koptitel] This Is To Inform The Public, That The Following Persons Intend Quitting The Colony: [...] Ferdinand Doubbrauski, in 14 days or by Ship Alfred, from June 6.Ga naar eind14. Hij zou zijn verblijf echter niet overleven, getuige zijn overlijdensbericht van 7 oktober: Colonial Obituary, [koptitel] Since our last Report, and as reported at the Orphan Chamber. Whites [...] Aug. 2. - F. Dobbrauski, at Plantation Mindenburg.Ga naar eind15. Dit alles laat de vraag, waar Ferdinand Dobbrauski sr. na zijn plotselinge verdwijning in januari 1782 bleef, onbeantwoord. | |||||||||||||||||||
Bilderdijk als ghostwriterUit enkele brieven van Bilderdijk blijkt dat hij ‘afgedankte’ gedichten aan Dobbrauski heeft afgestaan. In 1780 had hij enkele jeugdwerken aan Rhijnvis Feith laten lezen, mogelijk met het oog op plaatsing in de Tael- en dichtlievende oefeningen van KWDAV. Nadat hij de verzen had terugontvangen, schreef hij: ‘Ik heb ze herlezen, en waarlijk, zij zijn mij onbeschrijflijk afgevallen. Wat brengen vijf of zes jaren al onderscheids te wege in onze wijze van denken! Vergeef. lieve Vriend, dat ik U met die prullen opgehouden heb: sints dat zij nog versche producten waren, had ik ze niet weêr gezien. - Ik mag ze onzen D. te adopteeren geven, dit is al wat ik er meê zou weten te doen.’ In een brief van 28 juni 1780 kwam hij hierop terug, met de volgende schimpscheut aan het adres van Dobbrauski: ‘Nog een woord over D. Gij denkt dat hij zijne adoptive kindertjes met vaderlijke tederheid bemint? - Edipus maakte hier zwarigheid in ten opzichte van Polybus, en vraagde hoe dit mogelijk ware? het antwoord bij Sofokles is: 't kwam dat hij-zelf kinderloos was. - Mag men in gelijke uitwerksels tot gelijke oorzaken besluiten? Wat dunkt U wegens D.?’ Ook in een brief aan Juliana Cornelia de Lannoy van 30 maart 1780 komt een dergelijke passage voor.Ga naar eind16. Van één publicatie van Dobbrauski staat vast dat het om een gedicht van Bilderdijk gaat. Het betreft een zogenaamde ‘heldinnenbrief’ van de zestiende-eeuwse Italiaanse Neolatijnse dichter Hieronymus Angerianus: ‘Hieronymus Angerianus aan Celia’, gepubliceerd in: KSGV, Proeven van poëtische mengelstoffen 6 (1778). Uit de notulen van het genootschap blijkt dat deze inzending voor verwarring heeft gezorgd. Dobbrauski moest zich bij de bestuurders voor de duistere stofkeuze verantwoorden: ‘In ons exëmplaar van Angerianus vinden wij het niet, wel gedeelten die er naar zweemen.’Ga naar eind17. Het gedicht zou later in Bilderdijks bundel Bloemtjens verschijnen.Ga naar eind18. Het was een geslaagde grap, waarvan Bilderdijk triomfantelijk bericht doet in een van zijn ‘rijmbrieven’ aan zijn zuster Izabella Dorothea: ‘En zoo gij zotheid wenscht te lezen,/ Het Haagsch Genootschap geeft een deel/ Van Mengelstoffen uit, dat magtig wordt geprezen,/ Doorloop dat boekje slechts geheel.’Ga naar eind19. Van Dobbrauski's overige publicaties komen twee soortgelijke gedichten als potentiële ‘adoptiekindjes’ van Bilderdijk in aanmerking: ‘Henrik, Graaf van Richmond, aan Koning Richard den Derden’ in: KSGV, Proeven van poëtische mengelstoffen 7 (1780), en ‘Klagte van Ada, graavinne van Holland en Zeeland, in haare gevangenis op Texel’, in: KWDAV, Tael- en dichtlievende oefeningen 3 (1780). Lesley Monfils | |||||||||||||||||||
BijlageGepubliceerde gedichtenGa naar eind20.17761. Dankbetuiging aan de Heeren bestuurderen... van het... genootschap... Kunst Word [!] Door Arbeid Verkreegen. By gelegenheid dat dezelven mij tot medelid gunstig verkoozen hadden. S.l., s.n., [1776], 3 pp. Ondertekend: ‘Ferdinand Dobbrauski. 1776.’ Begin: ‘Beschermers van de Poëzy,’ Leiden UB in: 1187 G 13 Singeling 1991, 62b
2. ‘Lof der milddaadigheid’ In: KSGV, Proeven 4 (1776), 199-202 Ondertekend: ‘F.D.’ Begin: ‘ô Gij die 't zuchtend hart verheugd,’ Singeling 1991, 65d | |||||||||||||||||||
17773. Aan de hoogaenzienlyke beschermheeren, hoofdleden en verdere bestuurders, van het tael- en dichtlievend genootschap, ter spreuke voerende: Kunst Wordt Door Arbeid Verkreegen; Op deszelfs Elfden Verjaerdag den 11den van Slachtmaand 1777. S.l., s.n., [1777], 4 pp. Ondertekend: ‘Ferdinand Dobbrauski’ Begin: ‘Aen u, Beschermers van de schone Poëzy!’ Leiden UB in: 1187 G 12 en 1187 G 13; Den Haag KB in: 131 G 14; Leeuwarden Tresoar C 575/11 Singeling 1991, 62a,b
4. ‘Aan het genoegen’ In: KSGV, Proeven [...] 5 (1777), 177-178 Ondertekend: ‘F.D.’ Begin: ‘o Gadelooze schat! o erfdeel van de deugd!’ Singeling 1991, 65e
5. ‘De deugd’ In: KSGV, Proeven [...] 5 (1777), 185 Ondertekend: ‘F.D.’ Begin: ‘Hoe zedig praalt de Deugd in 't leliewit gewaad!’ Singeling 1991, 65e (vervolg op p. 14) | |||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||
17786. Eeuwzang op het twee hondertjaarige feest ter Hervorming van Amsteldam. Amsterdam, W. Vermandel, 1778, 20 pp. Begin: ‘ô Burgers deezer Stad, roemruchtige Amstelaaren’ Amsterdam UB: O 63-7253: 2; Pfl. Q t 13; overige exemplaren: Amsterdam GA; Maastricht UB; Utrecht UB
7. ‘Brief van Angerianus aan Celia’ In: KSGV, Proeven [...] 6 (1778), 151-155 Ondertekend: ‘F.D.’ Begin: ‘Verwaardig eens voor 't minst uw keurig oog te wenden’ Singeling 1991, 65f; Van Marion 2005, p. 374 (beide zonder verwijzing naar Bilderdijk); Monfils 2006, WBB C 1778.2 Vgl. W. Bilderdijk, Bloemtjens (1785), 103-112 | |||||||||||||||||||
17798. Aan de hoogaanzienlyke beschermheeren, bestuurders en verdere leden van het Dichtlievend genootschap te Rotterdam, onder de spreuk Studium Scientiarum Genitrix. Colofon: Amsteldam, Erven D. Klippink, [1779], 8 pp. Leeuwarden Tresoar C 575/11 Geen publicaties van Dobbrauski aangetroffen in het convoluut SSG, Mengeldichten [1792, 1794], Den Haag KB: 3151 C1-2 Singeling 1991, 194a,b | |||||||||||||||||||
17809. Aan den heere Willem Bilderdyk, lid van het Leydsche taalen dichtlievend genootschap, ter spreuke voerende: Kunst Wordt Door Arbeid Verkreegen. Enz. S.l., s.n., ca. 1780, 7 pp. Begin: ‘Begaafde Bilderdyk, wiens edel dichtvermogen’ Amsterdam BM 1460; overige exemplaren: Amsterdam UB; Nijmegen UB
10. ‘Henrik, Graaf van Richmond, aan Koning Richard den Derden’ In: KSGV, Proeven [...] 7 (1780), 138-142 Ondertekend: ‘F.D.’ Begin: ‘U, die door dwinglandij den troon van Albion’ Singeling 1991, 65g; Van Marion 2005, p. 375
11. ‘Klagte van Ada, graavinne van Holland en Zeeland, in haare gevangenis op Texel’ In: KWDAV, Tael- en dichtlievende oefeningen 3 (1780), 234-239 Ondertekend: ‘F.D.’ Begin: ‘Hoe lang, o Hemel! zal mijn ongeval nog duuren?’ Singeling 1991, 58c | |||||||||||||||||||
Ongepubliceerd gedicht:‘De verworpen raad’, 3 pp. Ondertekend: ‘Ferdinand Dobbrauski 1781’ Begin: ‘Een zot poeêt, een prullen schrijver’ Den Haag KB: 78 C 70: 3 | |||||||||||||||||||
Overig:Brief Ferdinand Dobbrauski aan Johan van Hoogstraten (ca. 1741-1850; lid KSGV), Amsterdam, 12 september 1776 Betreft: verzoek tot promotie van ‘aankwekeling’ tot gewoon lid en schenking van een boek aan de bibliotheek van het genootschap Amsterdam UB: Hss-mag. VIII G 60:206 Brief Ferdinand Dobbrauski aan Abraham Wynants (bestuurder SSG), Amsterdam, 30 augustus 1779 Betreft: aanvaarding lidmaatschap en ziekte Bijgevoegd: ‘Aan het genoegen’ (gedrukt, 2 pp.) Den Haag KB: 78 F 62
Inscriptie Ferdinand Dobbrauski in album amicorum Laurens van Santen, f. 69r-v: Leiden, 9 mei 1777 Den Haag KB: 133 H 28
Album amicorum Ferdinand Dobbrauski Leiden UB: Ltk 1616 |
|