| |
Fatal Love meets Elfrida
Twee dramaversies van Vrouwe Bilderdijk
In een brief van 18 april 1808 bracht Bilderdijk aan Meinardus Tydeman een groet van zijn vrouw over. Zij zat aan 't laatste toneel van een treurspel te schrijven, ‘dat zij in 't hoofd heeft gekregen te maken’. Desgevraagd meldde Bilderdijk in zijn volgende brief van 23 april het onderwerp.Ga naar eind1.
Een koning van Engeland getroffen door de schoonheid van een meisjen zendt zijn gunsteling, om haar uit te vorschen en hem ten huwelijk te vragen; en dees trouwt ze zelf; 't ontdekt zich; de koning doodt hem in een lijfgevecht. Dit's de geschiedenis, daarvan heeft de Engelschman Manson [sic] een Treurspel met reiën gemaakt (zoo 't heet) in den trant der Ouden: een prul, maar waar de Engelsche geleerden veel meê op hebben. Een Duitscher heeft daaruit een Hoogduitsch Drame onder den naam van Trauerspiel, gemanufacturieert; en dit heeft Kastelein in Ned. verzen gebracht en is aan den Amsterdm. Schouwburg.Ga naar eind2.
Onder het van Tasso geleende motto ‘Misero mostro d'infelice amore’ verscheen het stuk van Vrouwe Bilderdijk - Elfriede - nog in 1808 bij Immerzeel, samen met Bilderdijks eigen drama Willem van Holland. Beide drama's besloegen een eerste deel der Treurspelen.Ga naar eind3. In het ‘Aan den lezer’ meldt Bilderdijk, dat zijn hernieuwde dramaturgische geestdrift ook op zijn echtgenote was overgegaan.
Lang voorheen was een Treurspel in Engelsche verzen, en naar den eisch van het Engelsch Tooneel ingericht, uit haar pen gevloeid. Nu was zy geheel in de zuiverder smaak van het echte Fransche Treurspel, zoo wel als in de Nederduitsche versificatie, ingewijd, en had mijnen trant en begrippen als ingezogen. Eene geheel nieuwe en oorspronklijk Hollandsche Elfriede was er de vrucht van. [...] Die met de Engelsche Elfriede van Mason, welke dit voorval uit zijne Landshistorie op zijn Grieksch en met Reien vertoonen wilde, bekend is; die het Hoogduitsche Namaaksel in drie Aufzügen zoo het heet, (Bedrijven durf ik het niet wel noemen) gezien heeft; ja, die noch het een noch het ander ooit zag, zal op de lezing van het Stuk van dien naam, dat hem hier wordt aangeboden, licht erkennen dat het geheel oorspronklijk gedacht en geschreven is. Ik mag er byvoegen dat zijn Autheur geene der genoemde zoogezegde Tooneelstukken kende, en wanneer zy 't bewerkte, niet wist dat er eenig Stuk van dat onderwerp bestond.
Dit laatste vernemen we ook uit de brief van 23 april aan Tydeman. De eerder geciteerde passage vervolgt met
Mijne Vrouw kent geene dezer producten, maar volgt de leiding van mijne vroegere lessen, toen ik haar in Engeland, als meer anderen, de Toneelpoëzy onderwees.
Over Bilderdijks onderwijs in toneelpoëzie in 1796-1797 is niets bekend, maar wel over de oer-Elfriede, genaamd Fatal Love. Bilderdijks brief van 24 december 1796 noemt het voor 't eerst.
| |
| |
No, dearest belovd! I can n't find out a subject for your tragedy. [...] Give me a subject of your choice, a subject you are fond of: then I will try to draw the outlines of the distribution for your performance. No, dear Angel, you need no direction of my poor destroied mind: your uncomparable genius takes a loftier flight, then I ever attempted: but I will indicate you what some observations teached me about the Dramatical performances, which I always addicted myself to.
Onder verwijzing naar het Duitse stuk van Bertuch, suggereerde hij de Elfriede-stof.
Provided some alterations were made in the accessaries, and the whole furnished with some coups de theatre (as it is called), it could produce a very affecting Tragedy.Ga naar eind4.
Op 18 januari 1797 stelde hij, na de gebreken der voorgaande versies te hebben geschetst: ‘it was always deemed an advantage, that the subject is not quite unknown on the stage.’Ga naar eind5.
Inmiddels was het twintigjarige meisje reeds aan de slag gegaan en bleken er zelfs plannen te zijn om het stukin-wording op te voeren. Dat is af te leiden uit een brief van 2 januari 1797, die spreekt van een gunstig antwoord van de ‘manager of the Theatre’. Op grond daarvan zou Bilderdijk ‘the plan, the outlines’ van de tragedie schetsen. In die maand werd er blijkens de correspondentie ook druk aan gewerkt.Ga naar eind6. In zijn brief aan Zuster Elter van begin maart maakte Bilderdijk een grapje over een jong meisje ‘dat by my in de kraam moet [...] van een Engelsche Tragedy, waar van ik de Vader ben.’ Half maart waren het vierde en vijfde bedrijf door hem gelezen en half april was het af.Ga naar eind7. Daarna horen we er niets meer van. Het stuk is nooit opgevoerd of gedrukt, en de door Bilderdijk in het net geschreven tekst van Fatal Love. A Tragedy (Londen 8 april 1797) is vrijwel onbekend.Ga naar eind8.
Voor een overzicht van het stuk eerst de ‘Characters’.
Edgar, King of England. |
Earl Ethelwold, Favorite of the King. |
Earl Raimond, one of the Noblemen, attendant on the |
King, during his excursion. |
Earl Robert, exiled Nobleman, father of Elfrida. |
Edwin, one of Ethelwold's Vassals. |
A Domestic of Ethelwold. |
Suite of Noblemen, Knights, Heralds, Guards, and the |
King's Attendants. |
Gescheiden van de heren volgen dan
Elfrida, Ethelwold's Consort, & Earl Robert's |
Daughter. |
Emma, Confidente of Elfrida. |
Suite of attending Ladies. |
Als plaats- en tijdaanduidingen lezen we ‘Scene, near and in the Castle of Ethelwold, on his Estates in the North of England.’ en ‘Time, from one morning to the next.’
Het eerste bedrijf opent met een gesprek tussen Koning Edgar en Raimond. Het verblijf in het noorden van Engeland had tot doel gehad, Edgar wat op te vrolijken; het was een plan van Raimond geweest. Zijn opzet daarbij was geweest aan de koning Ethelwolds ware aard
te tonen. Niet verwonderlijk dus, dat Ethelwold het plan had afgeraden. Het is Edgar bekend dat Ethelwold en Raimond rivalen in de liefde zijn geweest, hetgeen Edgar houdt voor een verklaring van Raimonds bedekte schimpscheuten op Ethelwold. Edgar weet dat Ethelwold onlangs is getrouwd, maar niet dat het met Elfriede was. We vernemen dan bij monde van de koning hoe de kennismaking met Elfriede was verlopen. In een bos was Edgar door muiters onder leiding van Elfriedes vader, graaf Robert, aangevallen. Elfriede had toen haar vader belet Edgar te doden. Edgar was op slag verliefd op haar geworden, en had Ethelwold opdracht gegeven haar voor hem te vinden, maar diens zoektocht was ‘zonder resultaat gebleven’. In werkelijkheid had Ethelwold haar zelf gehuwd. Nu beschuldigt Raimond zijn
| |
| |
rivaal zeer subtiel van een te lakse zoektocht, maar beseffend dat Edgar niets kwaads van zijn gunsteling kan horen, verzoekt hij te worden verbannen. Dit wordt geweigerd. - Alleengelaten, buigt Edgar zich over het papier waarmee Robert gratie verleend zal worden, een en ander op voorspraak van Roberts ‘vriend’ Raimond, die daarvoor indertijd de belofte had losgekregen dat Elfriede voor hem zou zijn. - Dan verschijnt Ethelwold, veel te laat naar Edgars zin. Hij krijgt opdracht zijn kasteel voor 's konings verblijf in orde te maken en hem daarheen te begeleiden. Na Edgars vertrek is Ethelwold aan verwarring ten prooi; hij beseft dat de koning thans
zal ontdekken dat hij Elfriede voor zichzelf heeft gehouden. Raimond komt met enkele insinuaties de onrust nog verhevigen. Het bedrijf eindigt met een monoloog, waarin Raimond zich verheugt op de onvermijdelijk lijkende val van Ethelwold.
Het tweede bedrijf. Elfriede leest Ethelwolds afscheidsbrief, maar plotseling komt hij toch zelf en onthult haar voor wie ze eigenlijk bestemd was geweest. Entree van Edgar met gevolg. Edgar is licht vertoornd Ethelwold reeds hier te zien, want deze zou hem begeleid hebben. Edgar herkent Elfriede en Ethelwold krijgt nu een nieuwe opdracht, namelijk de Schotse koning van Edgars vriendschap te verzekeren, een voorwendsel om Ethelwold uit de buurt te hebben: ‘And, when to morrow's sun shall tinge the Heav'ns/ Be thou not seen to linger near this spot’ (956). Ethelwold af. - Na een onderhoud met Elfriede geeft Edgar aan Raimond opdracht, garant te staan voor haar aanwezigheid in het kasteel. Aan Robert deelt Edgar zijn plan mee, de huwelijksband nietig te verklaren en zelf met diens dochter te trouwen. Robert wint hieromtrent bij Raimond nadere informatie in. Deze herinnert Robert evenwel aan het recht dat hijzelf - door een eerdere belofte - op Elfriede heeft verkregen, maar alleengelaten blijkt Robert verblind door een mogelijke toekomst als vader van de koningin.
Aan het begin van het derde bedrijf verbergt Ethelwold zich in de bemuurde hof aan de achterzijde van het kasteel, terwijl Robert zijn dochter de ‘plicht’ voorhoudt met de koning te trouwen. Dan verschijnt Raimond. Hij informeert haar omtrent de eerdere belofte van haar vader. Elfriede valt van de ene ontzetting in de andere. Na Roberts vertrek doet Raimond haar het voorstel het kasteel te ontvluchten teneinde zich bij haar man te voegen (hij wijst op de van de koning verkregen opdracht het kasteel te bewaken, en dus op de reële mogelijkheid van ontsnapping). Elfriede wil hierop wel ingaan, tot zij hoort dat Raimond mee wil. Achter een boom verstaat Ethelwold het gesprek maar half; hij meent dat Elfriede hem ontrouw wordt. Als Raimond haar dwingt op te stijgen, valt Ethelwold hem aan. Hun schermutseling lokt de koning nabij, die zich over de toegeruste paarden verbaast, maar niet minder over Ethelwolds aanwezigheid. Raimond wordt in de toren gevangen gezet. Ethelwold krijgt slechts kamerarrest, met de opdracht
That thou to perfidy hast added scorn!
Reflect, how I can punish! But remember
The terms on which thou canst obtain my pardon!
Bedenk, ô Edelwold, wat lot ook U verbeidt! -
Gy waagdet, mijn gezag zoo roekeloos te honen;
Besef - tot welk een' prijs ik nog genâ kan toonen!
Het vierde bedrijf speelt in een ruime ‘Hall of Audience’. Edgar komt omtrent Ethelwold tot een beslissing.
Yes, I resolve. - Ethelwold, once my friend,
Has justly forfeited his Life. - In vain
Shall friendship plead: - her voice I must not hear.
His death shall cause me tears: but those I'll conquer;
And - fair Elfrida's hand those tears shall dry.
Perish the ignoble Raimond: for his treach'ry
| |
| |
To pity has no claim. - 'T is now decided.
Two guilty victims sacrified to Justice,
And Edgar may be happy! (1844-1852)
Gy hebt door 't snoodst verraad uw' Koning 't hart doorstoten.
Gerechtigheid beveelt. - Gy sterft! - het is besloten.
't Staat vast: uw dood ontperst my tranen aan het oog,
Maar zoo Elfriedes hand die zwakke tranen droog',
ô Zalige Edgar dan! - De oneedle Raimond beve!
Verschriklijk zij zijn straf! De valschaart! ja, hy sneve!
Welaan! dit zij beslist! - hier moedig by volhard,
En 'k zal gelukkig zijn! (1017-1024)
Edgar smeekt Elfriede tevergeefs om wedermin. Na haar vertrek laat hij beide graven halen, en schenkt Ethelwold genade. Hij krijgt thans de opdracht Ierland te onderwerpen, dat hij voor zichzelf mag houden. Ethelwold valt hem reeds dankend te voet, tot hij de voorwaarde verneemt, namelijk Elfriede afstaan als een door hem ‘geroofd goed’: ‘Is't not just,/ The prize should be restor'd?’ (2254-2255). Als Ethelwold deze voorwaarde weigert, stelt Edgar een duel voor. Raimond werpt zich vlijtig als Edgars vervanger op, maar hij wordt teruggewezen.
Think'st thou, I cannot for a mistress conquer? -
Be gone, nor dare unhallow with thy presence
The spot, where I reside. Avaunt, I say! - (2405-2408)
Onwaardige! laat af! toon elders dezen moed.
Ge ontheiligt mijn verblijf, verachtelijk verrader!
Exit Raimond, waarna we van hem niets meer vernemen.
In het eerste deel van het vijfde bedrijf zien we Elfriede en Ethelwold in gesprek. Zij krijgt hier de kans haar man van haar trouw te overtuigen. Ethelwold vond het zelf reeds te min over Raimonds pogingen te spreken, maar inzake Elfriedes eventuele liefde voor de koning - een edel mens, immers! - twijfelt hij nog. Ook in dit opzicht stelt Elfriede hem gerust: in alle gevallen zou ze voor haar man kiezen of gekozen hebben. - Het tweede deel toont ons de strijdplaats voor het slot. Edgar verklaart de aanwezigen de reden van het duel. Na zijn eed dat aan zijn zwaard geen toverkracht is gehecht, is het Ethelwolds beurt nog iets te zeggen. Hij bekent schuld: ‘[Edgar's] heart could pardon,/ But mine still cherishes that very crime!’ (2872-2873). Dan doorsteekt hij zich met een ‘poneard’ (in Elfriede met een ‘pook’). - Elfriede betreedt nu met haar dames het toneel en wil zich op het lijk van haar man met dezelfde dolk doorsteken. Als die haar wordt ontnomen, trekt ze een meegenomen dolk, doorsteekt zich en sterft. Het stuk eindigt met een claus van Edgar.
Oh, Heav'n! just Heav'n! this is thy judg'ment on me!...
What now remains for so illstarr'd a wretch,
But to expire with this lamented pair? -
But no, I was unjust - but thou art righteous,
And all the days I linger yet in life,
Are not sufficient t'expiate my error! (3025-3030)
Ach! de Almacht is rechtvaardig!
Gy waart, ô dierbaar paar, een beter noodlot waardig!
Ik gaf de drift gehoor! - Dit, hemel, is mijn straf.
Wat rest my, dan mijn' vriend te volgen in het graf!
Ik trad voor 't eerst het recht, de reden, met de voeten.
Mijn leven is te min om voor die schuld te boeten!
De tot hiertoe geciteerde passages geven een aardig beeld van de vertaling/bewerking, maar juist zij zijn enigszins misleidend, omdat ze in het Engels en Nederlands even lang zijn. Bedenken we echter dat de Engelse tekst tweemaal zo lang is als de Nederlandse, dan moet er in de bewerking van Engelse rijmloze vijfvoetige jamben naar Nederlandse alexandrijnen vele passages, grotere en kleinere, gesneuveld zijn. Om te demonstreren hoe het Engels zich tot het Nederlands kan verhouden, wil ik drie wat langere - als bijlage meegedeelde - pericopen onder de loupe nemen. Ze zijn alle afkomstig uit het eerste bedrijf, waar de vileine intrigant Raimond een centrale rol speelt. Bilderdijk noemde dit eerste bedrijf in een brief aan Jeronimo de Vries wat ‘Engelsch, dat is, wat flaauw en bedryveloos’.Ga naar eind9. Echter, wat dit bedrijf wellicht mist aan actie, wordt rijkelijk vergoed door spanning.
In het eerste toneel lokt Raimond met de schijnbaar zakelijke constatering ‘Your Majesty resign'd her, soon as found’ (134) Edgars verontwaardigde reactie uit. De ironie in Raimonds antwoord ‘No doubt, but Ethelwold with faithful zeal/ Your Majesty's commands has executed’ (142-143) ontgaat Edgar volkomen. In de vier dan volgende regels weidt Edgar uit over alle moeiten die Ethelwold zich heeft getroost; de koning beaamt dit, want hij weet niet beter. Dit geeft Raimond even tijd om een reactie voor te bereiden.
My memory recalls that strange event:
Too well do I remember his confusion,
And how on his return he stood distrest. (148-150)
In het Nederlands staat Raimond het woord niet af, doch wint hij tijd met zijn mimiek.
En Edelwold - mijn Vorst -! hoe is hy u verknocht!
(Hy ziet den Koning bedenklijk aan. Dees zucht; en Raimond vervolgt.)
My dunkt, ik zie hem nog verlegen voor u treden. (81-83)
Als een ander het nu eens zou proberen, stelt hij voor. Raimond wil Ethelwold niet verraden; hij beoogt dat de koning zelf inziet, zowel dat hij zich in Ethelwolds trouw heeft vergist, alsook dat het onjuist is zich blindelings op één gunsteling te richten. Dus schuift hij zichzelf vanaf 151 naar voren voor een nieuwe queeste, die ongetwijfeld succes zal hebben, maar zonder dat Raimond het stigma van verklikker zou krijgen.
But, if another in the bright pursuit
Had happier been - and still was happy, Sir! (151-152)
Daarna zwijgt hij, om Edgar nieuwsgierig te maken. Dan volgt wat Raimond al geruime tijd dwars zat.
But would my gracious Sovereign but deign
To lend an ear to others, as he does
To the more favour'd Ethelwold... (157-159)
De suggestie dat Ethelwold niet bovenmatig zijn best heeft gedaan, zien we in 162: Raimond is bereid ‘to hasard all’. Het Nederlands heeft wat matter: ‘mooglijk dat zijn vlijt niet nutloos waar gespild’ (94). Thans begeeft Raimond zich op steeds gladder ijs, namelijk door Ethelwold van een ‘inactive spirit’ en een ‘feign'd compassion’
| |
| |
Vignetontwerp-Elfriede, ontwerp Bilderdijk (Koninklijke Akademie van Wetenschappen, hs. CVII).
te beschuldigen (167-168). In het Nederlands staat slechts ‘een werkloos pralen/ En valsche deernistraan’ (95-96), zonder dat Ethelwolds naam wordt genoemd. Onverwijld springt Edgar voor zijn gunsteling in de bres. In het Engels wordt hierna met ‘blackest treach'ry’ Ethelwolds verraad wat zwaarder aangezet, slechts resulterend in Edgars ‘surprise’ (172), waar het Nederlands sterker is met ‘Ge ontzet my’ (97). Daarentegen is de dreiging in het Engels weer sterker met ‘Weigh well thy words!’ (172) dan het onafgemaakte ‘Indien op Edelwold die schampre woorden slaan...’ (98).
Bezien we thans de vierde scène van het eerste bedrijf. Edgar verwijt Ethelwold diens absentie, maar verzacht dit direct: Ethelwold is immers ‘the right-hand of his King’ (297). Dan begaat Ethelwold een onvoorzichtigheid door Raimond min of meer tot getuige te nemen, maar waarvan eigenlijk? Hoe dan ook, Raimond grijpt direct zijn kans.
Yes, well I know, Mylord,
When visiting so Angelic a Consort,
The separation is not very pleasant!
'T is grieving in th' extreme... (299-302)
Vervolgens wijst Raimond in het Engels op het inmiddels gesigneerde gratiebesluit voor Ethelwolds schoonvader Robert, die in het geheim zijn dochter aan Raimond had beloofd, mocht Ethelwold ten val komen. Vandaar dat Raimond hem ‘our friend’ noemt. Sprekend over die gratie, laat Raimond Ethelwold even tot rust komen, om daarna toe te slaan met ‘And sure, your lovely Consort will appear?’ (312). In het Nederlands zien we deze overrompelingstactiek niet. De Engelse Raimond is veel geslepener. Zo is Raimond na Edgars vraag ‘Is Your lov'd Consort near?’ (323), maar al te gretig behulpzaam met de inlichting ‘Your Majesty, the Countess does reside/On Ethelwold's Estate, not very distant’ (324-325). In het Nederlands wenst Edgar slechts haar groet te ontvangen (184), maar in het Engels krijgt Raimond door Edgars verbazing haar nog niet eerder te hebben ontmoet, een prachtkans om Ethelwold verder te verwarren met
Proefdruk vignet-Elfriede, gravure door R. Vinkeles (Koninklijke Akademie van Wetenschappen, hs. CVII).
Indisposition, I have lately heard,
Has long confin'd the Countess; yet ere now
She surely is restor'd? (329-331)
Na een licht verwijt (336) en een overpeinzing van Edgar krijgt Ethelwold 's konings besluit te horen: ‘To morrow we depart’ (344), hetgeen voor Ethelwold een periode van scheiding van zijn vrouw zal inluiden. Edgar denkt Ethelwold te plezieren met zijn wens Elfriede permanent aan het hof te zien (350-351), waarop Raimond terzijde gnuift dat hij het zich niet beter kon wensen. Ethelwolds bedenking wordt als jaloezie afgedaan (356-357), maar Raimond gaat er nog even op door.
The King, Mylord, of late has some idea,
That baneful jealousy assails thy heart.
Canst thou not of the contrary convince him? (360-362)
En dan komt Edgar met een fatale beslissing.
Thou shalt conduct me to thy habitation.
There introduce me to thy lovely Consort. (365-367)
Als extra heeft het Engels nog het voornemen Ethelwold met nog meer eerbewijzen te overladen. Waarna de scène wordt afgerond met een herhaling van Ethelwolds onmisbaarheid: ‘For thy lov'd presence, dearest Ethelwold,/ Thy King can not dispense with!’ (374-375).
Het zesde toneel van het eerste bedrijf (het voorlaatste van Fatal Love, het laatste van Elfriede), bestaat in een dialoog tussen Raimond en Ethelwold, na 's konings vertrek. Raimond haakt in op de gunsten die Edgar rondstrooit onder ‘those, whose faithfull zeal he once has prov'd’ (427) en hij ironiseert Ethelwolds verwarring van het vorige toneel.
How well of thee he spoke! - Sure never fav'rite
Was so belov'd, and never favors were
Receiv'd with so much modest grace, as those
Conferr'd on Ethelwold. (433-436)
Ethelwold antwoordt met te wijzen op zijn ‘overwhelmd’-zijn (440) en ‘confusion’ (442), maar Raimond vervolgt.
| |
| |
Schets door Bilderdijk bij Elfriede, 5de bedr., 6de toneel. (Koninklijke Akademie van Wetenschappen, hs. CVII).
How blest thy lot! Believe me, Ethelwold,
I scarce should dare disclose, how very far
The weakness of this King extends t'wards thee,
If less proofs were subsisting of thy faith. (448-451)
Zelfs gaat Raimond zo ver enige ‘most melting words’ van de ongelukkige koning te ‘citeren’ (453-459; vergelijk 241-242 van de Nederlandse versie). Ethelwold kan het moeilijk geloven, maar Raimond schakelt op een nog hogere versnelling over; in 460 mobiliseert hij een koninklijke traan. Dit roept bij Ethelwold het angstige terzijde op ‘Am I discover'd? Or is this projected,/ To probe my guilty heart?’ (468-469). In het Nederlands wordt Raimonds verhaal doorbroken met ‘Maar gy, ge wendt u af?’ (245). In het Engels begint Raimond zich als een vriend voor te doen: hij had getracht Ethelwolds verzuim goed te praten (469-474). Door te schermen met verborgen vijanden, voorts door een veelbetekenend stilzwijgen en door de vaste overtuiging te uiten dat Ethelwold onschuldig is en dus met geheven hoofd geen vrees zal kennen, deelt hij verscheidene kleine steken uit (475-487), alvorens te informeren of Ethelwold op het kasteel geen voorbereidingen moet treffen. Raimond vermoedt heimelijk dat het verlof daartoe aan Ethelwold niet vergund zal worden, maar tevens dat Ethelwold ongehoorzaam zal zijn. Hij verheugt zich op een volgende berisping door de koning. In de monoloog waarmee het eerste bedrijf besluit, viert Raimond zijn triomfen tot nog toe. De toeschouwer wordt met bange voorgevoelens en vragen vervuld. Zal het met Ethelwold verkeerd gaan? En met Raimond?
In deze drie scènes kwam Raimond naar voren als een gewiekste intrigant, die erin slaagt dit eerste bedrijf met kracht voort te stuwen. Wat zouden we geen prachtig zwart romantisch drama hebben gehad, als hij op het intrigantenpad had kunnen voortgaan en wie weet wel zijn doel had bereikt zonder zelf ten val te geraken? Zonder de figuur van Jago zou Othello ook uiterst oninteressant zijn. In dit eerste bedrijf had Raimond feitelijk het miskende gelijk aan zijn kant, maar helaas ontpopt hij zich in het vervolg als een échte schurk, die tenslotte op onduidelijke wijze wordt afgevoerd.
Elfriede, als de enige onschuldige, is veel minder boeiend. Ze boezemt nauwelijks medelijden of medeleven in. Ook de tamelijk kleurloze Ethelwold ontroert niet, evenmin als de zwakke Robert, onbetrouwbaar, zwalkend tussen beloften aan Ethelwold, aan Raimond en aan Edgar. Tenslotte Koning Edgar: zeker geen edeler figuur dan Raimond - Elfriede is voor hém, want híj zag haar het eerst en bovendien is híj de koning. Niet geheel van inzicht verstoken blijft hij achter, met twee zelfmoorden op zijn geweten, die van een door hem beminde vrouw en die van zijn meest beminde vriend.
In de gegeven citaten waren soms aanzienlijke verschillen tussen het Engels en het Nederlands te constateren, voornamelijk inzake de dialooginhoud en -verdeling. Niet steeds heeft de bewerking tot verbetering geleid. Ook de Engelse versificatie, de stijl en het register is op vele plaatsen beter dan in de Nederlandse versie. En hoe kan dat ook anders? Lezen we wat Bilderdijk aan Jeronimo de Vries schreef.
A propos! weet gy dat mijne Vrouw een zeer schoon Engelsch Treurspel gemaakt heeft? Zy heeft reeds beproefd om het in 't Neêrduitsch te brengen, maar ik ben daar zeer tegen. Het Treurspel eischt een zekeren stijl en toon, die oneindig moeilijk zijn te treffen, op dat zy niet te brommend en niet te nederig zijn. En hoe zal zy dit in eene taal, haar eigenlijk vreemd?Ga naar eind10.
Dat schreef hij in oktober 1806. Het is zeer aannemelijk, dat Bilderdijk gedurende de anderhalf jaar daarna in de vertaling/bewerking van Fatal Love tot Elfriede een zeer werkzaam aandeel heeft gehad. Het resultaat is mijns inziens niet overal bevredigend. Willen we Vrouwe Bilderdijk als dramaturge recht doen, dan dienen we haar te beoordelen naar Fatal Love, niet naar Elfriede.
M. van Hattum
Marinus van Hattum (1946) promoveerde in 1994 op Jan Fredrik Helmers (1767-1813). Leven en werk van een Amsterdamse wereldburger (handelsuitg.: Amsterdam 1996), waarvan verscheidene paragrafen aan Helmers' toneelactiviteiten zijn gewijd.
| |
| |
Elfriede, fragment uit het 4de bedr. (Koninklijke Akademie van Wetenschappen, hs. CVII).
| |
| |
| |
Bijlage
[I,1] |
Raimond. |
Raimond. |
Your Majesty resign'd her, soon as found. |
En echter stond uw edel hart haar af? |
Edgar. |
Edgar. |
135 Have I resign'd her, Raimond! Thou well know'st |
Haar afstaan? - Raimond, neen, gy weet, wat last ik gaf. |
My faithful Ethelwold I strictly charg'd, |
Gy weet, hoe Edelwold, gelast haar na te sporen, |
To spare no pains in unremitted search. |
80 Te rug keerde, en... |
But 't was in vain. - My fancy points her oft |
Raimond. |
As some celestial spirit, sent by Heav'n |
Gewis, zijn arbeid was verloren! |
140 T' avert the threatned stroke, but far too perfect |
Edgar. |
To wear the brightest Diadem on Earth. |
Ja, heeft hy niet alom... |
Raimond. |
Raimond. |
No doubt, but Ethelwold with faithful zeal |
Ja, ijverig gezocht! |
Your Majesty's commands has executed. |
En Edelwold - mijn Vorst -! hoe is hy u verknocht! |
Edgar. |
|
The Country o'er, in fruitless search he 's cross'd, |
|
145 And did he not with deep regret return, |
|
Without the Idol, by my heart ador'd, |
|
And who, till yet, my soul has not forgot? |
(Hy ziet den Koning bedenklijk aan. Dees zucht; en Raimond vervolgt.) |
Raimond. |
|
My memory recalls that strange event: |
My dunkt, ik zie hem nog verlegen voor u treden. |
Too well do I remember his confusion, |
Uw aanblik stortte hem een siddring door de leden. |
150 And how on his return he stood distrest. |
85 Zijn houding, toon, en stem, zijn afgebroken reên... |
But, if another in the bright pursuit |
Ja, zijn terugkomst was aandoenlijk...! ongemeen! |
Had happier been - and still was happy, Sir! - |
Maar zoo een ander eens gelukkiger mocht slagen...? |
Your pardon, gracious Sov'reign! but my zeal, |
Het belge uw Hoogheid niet... Zoo andren 't durfden wagen? |
A faithful Subject's zeal, my King may pardon! |
|
155 I would implore... |
|
Edgar. |
Edgar. |
What would'st thou? Speak! proceed! |
Spreek uit. |
Raimond. |
Raimond. |
Alas! I fear t' incur my King's displeasure. - |
Ik vrees, mijn Vorst, indien ik my vermat... |
But would my gracious Sovereign but deign |
90 Ach, ware 't, dat ge ook eens voor andren ooren had!... |
To lend an ear to others, as he does |
|
To the more favour'd Ethelwold... |
|
Edgar. |
|
Proceed! |
|
Raimond. |
|
160 There is a heart, that fain its King would serve! |
Daar is, daar is een hart, gehecht aan uw belangen, |
|
Dat meê de zorgen voelt die u den boezem prangen. |
That would have serv'd him, had it been his pleasure! |
't Had mooglijk u gediend, indien gy 't hadt gewild, |
|
En mooglijk dat zijn vlijt niet nutloos waar gespild. |
That still will in his service hasard all! - |
95 Het diende u nog, zoo 't mocht. |
Edgar. |
|
What means...? |
|
Raimond. |
|
Ah, gracious Sir, when I behold |
|
My King, my gracious Sovereign, afflicted, |
|
165 Pensive, and dejected - while the power |
|
To serve him, might be us'd - then owe no thanks |
|
To Ethelwold for an inactive spirit, - |
Of zou een werkloos pralen |
And for a feign'd compassion. - |
En valsche deernistraan alleen maar dank behalen? |
Edgar. |
|
Earl! thou sayest...! |
|
Raimond. |
|
Then knows not every one as Ethelwold, |
|
170 How to reap thanks for an accurst disguise, |
|
Whereunder blackest treach'ry is conceal'd. |
|
Edgar. |
Edgar. |
Thou fill'st me with surprise. - Weigh well thy words! |
Ge ontzet my. Welk een taal! - een valsche deernistraan! - |
If ought 'gainst Ethelwold... |
Indien op Edelwold die schampre woorden slaan... |
* * * |
| |
| |
[I,4] |
Edgar. |
Edgar. |
Mylord, You was expected. |
Gy, mijn Vriend, hoe lang doet ge op u wachten! |
Say, whence proceeds such an unusual absence? |
|
Do You forget, that Edgar can not live |
Mijn dierbare Edelwold! heeft zich uw hart verzaakt |
295 Without his Ethelwold's endearing presence? |
170 Dat Edgar nergens troost dan in uw bijzijn smaakt? |
Does not my dear Earl know, he ever was |
'k Behoeve u meer dan ooit, mijn Vriend. |
The right-hand of his King? |
|
Ethelwold. |
Edelwold. (Met verlegenheid.) |
My Sovereign! |
Grootmoedig Koning, |
Your Majesty is gracious... and his pardon... |
Vergeef!... Graaf Raimond weet... |
Earl Raimond knows... |
|
Raimond. |
Raimond. |
Yes, well I know, Mylord, |
't Aantrekk'lijk van uw woning? |
300 When visiting so Angelic a Consort, |
|
The separation is not very pleasant! |
Ik weet dit, Graaf. ô Ja, het scheiden valt niet licht, |
'T is grieving in th' extreme... |
Uit de armen van een Gâ naar 't hard bevel der plicht. |
Ethelwold. |
Edelwold. |
Mylord...! the King... |
175 De Vorst, mijn heer... |
Raimond. |
Raimond. |
The King is, with Your conduct, satisfied. |
De Vorst is van zijn' Vriend te vreden. |
Do not alarm thy-self, dear Ethelwold. - |
Ge ontrust u al te fel: hy kent uw tederheden. |
305 Behold, Mylord! th' Edict of grace is sign'd. |
|
His gracious Majesty has deign'd to grant |
|
His Royal mercy to our friend, Earl Robert. |
|
A favor for us both! - He will appear |
|
This day in presence of our Royal monarch; |
|
310 In due solemnity to pay the debt |
|
Of heartfelt gratitude, he owes his King! |
|
And sure, your lovely Consort will appear? |
Verschijnt uw Egâ haast aan 't Vorstlijk hof, mijn Heer? |
Ethelwold. |
Edelwold. (Tegen den koning.) |
My gracious Sovereign! my heart would fain... |
Uw Hoogheid duld'... |
Edgar. |
Edgar. |
Of Ethelwold my heart requires no thanks. |
Gy weet, dat ik geen' dank begeer. |
Ethelwold. |
|
315 Mylord! thou say'st, Earl Robert will be here? |
|
Raimond. |
|
Yes! I have sought that pleasure to procure thee. |
|
He is at my request arriv'd - and sure |
|
The Countess will be lost in sweet surprise, |
|
At once to see a long lost father, and |
|
320 To have the glorious opportunity |
|
Of paying homage to the gen'rous Monarch, |
|
Whose bounty has restored him... |
|
Edgar. |
|
Say, Mylord, |
Maar zeg, mijn Edelwold, wanneer zal 't my gelukken |
Is Your lov'd Consort near? |
180 Uw schoone Gemalin mijne achting uit te drukken? |
|
Die wijdberoemde Gâ, die over 't gantsche Land |
|
(Dus wil men 't hier) de kroon der Britsche schoonheên spant! |
|
Die aller aandacht trekt! |
Raimond. |
|
Your Majesty, the Countess does reside |
|
325 On Ethelwold's Estate, not very distant. |
|
Ethelwold. |
Edelwold. |
Ere now, dread Sir, I should have had the honor, |
Zij brandt van 't heetst verlangen |
The wish'd for honor, of presenting her |
Om aan uw voeten, Vorst... |
Before my Sov'reign, if... |
|
Edgar. |
Edgar. |
It did surprise me... |
Ik wensch haar groet te ontvangen. |
Raimond. |
|
Indisposition, I have lately heard, |
|
330 Has long confin'd the Countess; yet ere now |
|
She surely is restor'd? - |
|
Ethelwold. |
|
She is, Mylord! |
|
But still her tender frame has not reap'd strength, |
|
Yet to appear in presence of her Sov'reign. |
|
Edgar. |
|
Be not uneasy, Ethelwold. Thy Consort |
|
335 May safely stay at leisure. But, alas! |
185 Maar, dierbare Edelwold! helaas! gy vraagt my niet, |
Thou dost not ask, what is thy King's design? |
Of, in dit streelend oord uw' vriend zijn smart ontvliedt? |
If he proposes to continue here -? |
Niet, of ik blijven zal, of naar de Hoofdstad keeren? - |
| |
| |
Dear Earl! ev'n at my Court I was less wretch'd. |
ô Graaf, ik voel mijn smart met elken dag vermeeren. |
The ling'ring hours, in useful occupation |
|
340 Were studiously divided; there at least |
|
They left no room for gloomy pensiveness. |
|
Alas! too well I feel, the effort 's vain, |
|
It is not possible to fly one's self. |
|
To morrow we depart: I'm restless here, |
Op morgen moet ik voort: hier vindt mijn ziel geen' duur; |
345 I feel no peace; we must return to London. |
190 Ik keer op 't spoedigst weêr naar 't wichtig staatsbestuur. |
Ethelwold. |
Edelwold. |
So suddenly return...! |
Hoe Vorst! zoo onverhoeds? |
Edgar. |
Edgar. |
Be not alarm'd. |
Ge ontrust u? Hoor mijn wenschen! |
The separation from a tender Consort |
|
Must needs afflict thee; but, with Ethelwold |
Wat zou een schoone bloem haar bloesem hier verslensen? |
She shall share all the favors of her King. |
Uwe Egâ keer' met ons. Dat ze in mijn vriendschap deel'! |
350 She shall at Court appear. My Ethelwold, |
Verschijn' zy aan mijn hof - 'k bezit u dan geheel. |
I wish to see thee happy in thy Nuptials. |
195 ô Mocht de huwlijksband u steeds gelukkig maken! |
That 's all the bliss King Edgar e'er can taste |
Dit 's al wat Edgar ooit van 't Echtgeluk kan smaken. |
Of the blest Nuptial state! Alas, my friend! |
Helaas, mijn trouwen Vriend! uw heil is my ontzeid. |
Raimond. aside |
Raimond. |
This is the very subject, I would fain |
‘Zie daar het onderwerp dat hem zijn' val bereid! -’ |
355 Have then proceed on. |
|
Ethelwold. |
Edelwold. |
Royal Sir! the Countess... |
Mijn Koning, neen! |
Edgar. |
Edgar. |
Why not, my Ethelwold? Sure thou canst not |
Kan 't zijn! doet de ijverzucht u vreezen, |
Be jealous; at least not of thy Sov'reign! |
200 Dat my uwe Echtgenoot gevaarlijk konde wezen? |
Too well thou know'st the state of this sad heart. |
Gy kent den staat, mijn Vriend, van dit rampzalig hart. |
Ethelwold. |
Edelwold. |
How should I dare to my lov'd King ascribe...? |
Ik u verdenken, Vorst! Wat onverdiende smart! |
|
Neen, dierbre Koning, neen... |
|
Edgar. |
|
't Gesprek wordt al te teder! |
|
Het wekt mijn zwakheên op; 't herroept mijn ramp my weder. |
|
205 Moogt gy gelukkig zijn, uw vriendschap maakt het my: |
|
In u berust mijn heil! |
Raimond. (smiling) |
Raimond. (Bijtend.) |
|
‘ô Dat het duurzaam zij!’ |
360 The King, Mylord, of late has some idea, |
|
That baneful jealousy assails thy heart. |
|
Canst thou not of the contrary convince him? |
|
Ethelwold. |
|
What method, if conviction... |
|
Edgar. |
Edgar. |
Come, my friend! |
|
Thy obvious confusion I well mark, |
|
365 But wish not to augment it. Yet this day |
|
Thou shalt conduct me to thy habitation. |
Nog heden zult gy my ten uwent begeleiden. |
There introduce me to thy lovely Consort. |
'k Verlang uw Gemalin te zien. Dat we ons bereiden. |
I wish to view th' extent of thy Estate, |
Dit zij me een vreugdedag, ik toef u. |
And to a Dukedom raise it: for King Edgar |
|
370 Shall not depart from here, without some mark |
|
Of Royal friendship be bestow'd on thee, |
|
Dear Ethelwold! |
|
Ethelwold. |
|
Dread Sir! |
|
Edgar. |
|
Early to morrow, |
|
With, or, without the Countess, we depart. |
|
For thy lov'd presence, dearest Ethelwold, |
|
375 Thy King can not dispense with! |
|
* * * |
|
[I,6] |
Raimond. |
Raimond. |
Hah! dearest friend! |
Geluk, mijn dierbre vriend! |
Receive the fond effusion of my heart, |
Neem Raimonds heilwensch aan, uw hart heeft dien verdiend. |
Which does in Your unequall'd bliss rejoice! |
|
425 Dear Ethelwold, our Sovereign is gracious! |
|
How he dispenses happiness around |
|
| |
| |
To those, whose faithfull zeal he once has prov'd! |
|
How justly does he load with Royal favors |
De Vorst bemint u teêr - hy kent zijn ware Vrinden. |
His dearest friend, his happy Ethelwold! |
'k Beken, zy zijn aan 't hof zoo zeldzaam meer te vinden. |
430 But, noble Earl, You merit all his friendship. |
De Koning doet uw trouw, doet uw verknochtheid recht. |
Ah! hadst thou heard, what flatt'ring lofty praises |
|
Proceeded from his lips this very morning! |
230 Nog heden heeft my dit zijn dankbaar hart gezegd. |
How well of thee he spoke! - Sure never fav'rite |
|
Was so belov'd, and never favors were |
|
435 Receiv'd with so much modest grace, as those |
|
Conferr'd on Ethelwold. - |
|
Ethelwold. |
Edelwold. |
My heart, Mylord, |
|
Is sensible, that You with friendly int'rest |
|
Rejoice in my prosperity. - But ah! |
|
His Majesty's unbounded generosity |
De goedheid van den Vorst heeft heel mijn ziel doordrongen. |
440 Has overwhelmd me, Earl! And fain my heart |
De ontroering trof my diep. |
Would know how to deserve his gracious favors. |
|
A sense of this oppress'd me with confusion, |
|
And in the presence of our Royal master |
|
Clouded my anxious features. Well I know, |
Raimond. |
445 I acted wrong thus to conceal... |
Gy hebt die wel bedwongen. |
|
Belemring toont zich licht, maar uw verlegenheid... |
|
Edelwold. |
|
Was zichtbaar ('k voelde 't zelf) op mijn gelaat verspreid. |
|
235 De erkentnis, ja mijn Heer, voor zoo veel gunstbewijzen... |
Raimond. |
Raimond. |
My friend, |
|
Let no uneasy thought thy peace disturb: |
|
The King cannot construe thy manner wrong; |
|
How blest thy lot! Believe me, Ethelwold, |
|
I scarce should dare disclose, how very far |
De Vriendschap van den Vorst kan nimmer hooger rijzen. |
450 The weakness of this King extends t'wards thee, |
Hy heeft een zwak voor u, dat ik verbergen zou, |
If less proofs were subsisting of thy faith. |
Indien ik minder sterk bewust waar van uw trouw. |
Ethelwold. (aside) |
Edelwold. (Ter zijde.) |
How deep those words do pierce my guilty heart! |
Zijn taal doorboort my 't hart. |
Raimond. |
Raimond. |
In the most melting words, th' unhappy King |
|
Spoke of his unknown fair. - ‘Eleven months, |
|
455 Eleven months’ said he and deeply sighed, |
|
‘Have passed away, since first I found and lost |
|
The beauteous Idol of my doating heart. - |
|
|
Wat roemt men gunstbetooning! |
|
240 Neen, Edelwold-alleen bezit geheel den Koning! |
And nearly from that time’ continued he, |
Ach (sprak hy nog dees dag) niets troost my in mijn leed, |
‘My Ethelwold was blest.’ |
Dan dat ik Edelwold zoo hoogstgelukkig weet. |
Ethelwold. |
Edelwold. |
The King said so! |
Zoo sprak de Koning, Graaf? - |
Raimond. |
Raimond. |
460 His eye beam'd with a tear. |
Een traan ontviel zijne oogen. |
Ethelwold. |
Edelwold. |
Amiable King! |
ô God! |
|
Raimond. |
|
Ja, (voer hy voort, tot in de ziel bewogen,) - |
|
245 Maar gy, ge wendt u af -? |
|
Edelwold. |
|
Vergeef my. |
Raimond. |
Raimond. |
‘Since then’, said he; ‘since then the Nuptial state |
|
Has blest my faithfull Ethelwold. - In th' arms |
|
Of her, he loves, he found a blissful Heav'n! |
't Trof my diep. |
Yet, this consoles me, he partakes my woes. |
Ja, ('k zag den traan, mijn Vriend, die langs zijn kaken liep.) |
465 I know, that Ethelwold would sacrifice |
'k Vertrouw, dat Edelwold zijn eigen dierbaar leven, |
His happiness to mine. Raimond, I vow, |
Zoo 't zijn moest, ongevergd, voor mijn geluk zou geven. |
For him I would the same.’ |
|
Ethelwold (aside). |
Edelwold. (Ter zijde.) |
Ah! what expressions! |
Wat taal, ô Hemelmacht! is mijn geheim verraân? |
Am I discover'd? Or is this projected, |
|
To probe my guilty heart? |
|
Raimond. |
|
The King appears |
|
470 Desirous to behold thy lovely Consort! |
|
Dear Ethelwold, say, hast thou not observ'd, |
|
| |
| |
How much I wish'd to palliate thy neglect |
|
In thus delaying to present the Countess |
|
To our dear Sov'reign's presence? |
|
Ethelwold. |
|
Ah, mylord, |
|
475 My feeling heart...! |
|
Raimond. |
|
Forbear: thou knowst not yet |
|
How much I am thy friend! Ah, my dear Earl, |
|
Thou hast more secret Enemies, more fiends, |
|
Than thy own heart 's aware of. Yes, I ought |
|
To caution thee against the vile deceivers. |
|
(Looking sternly at Ethelwold.) |
|
480 I have discover'd... But I'll not proceed: |
|
It must turn out to thy accuser's shame. |
|
I know thee, Ethelwold, know thee too well |
|
To fear whate'er malicious accusion |
|
Base calumny asserts. Ah, my dear friend, |
|
485 No spotless Innocence can ever tremble! |
|
She can lift high her head, and knows no fear, |
|
Whatever charge against her is advanc'd. |
|
Ethelwold (aside). |
|
Ah Heav'n! it is too much - I cann't endure. |
250 Dit is te veel! te veel! ik moet van smart vergaan. |
|
Raimond. |
|
Gy schijnt zwaarmoedig, Graaf. |
|
Edelwold. |
|
ô Vlijmende adderbeten! |
Raimond. |
Raimond. |
Pardon me, Earl! this unexpected visit, |
Dient van des Konings komst uwe Egâ niet te weten? |
490 His Majesty proposes at Your Castle, |
De tijd spoedt aan, mijn Vriend. Zijn Hoogheid wordt verbeid. |
Some preparations possibly requires, |
Beveel my tot uw dienst - of zijt gy reeds bereid? |
In which You Raimond's service might command. |
|
Do speak! I am thy ever ready friend! - |
255 Spreek vrij! ik ben gereed, kan ik u nuttig wezen. - |
|
‘Thands is zijn laag verraad in elken trek te lezen.’ |
Ethelwold. |
Edelwold. |
His Majesty's unbounded condescension |
Ik ben belemmerd, ja: 't bezoek, zoo onverwacht, |
495 Somewhat confuses me. - I fly t' intreat |
Vereischt dat we op de komst des Konings zijn bedacht. |
Permission to prepare for his reception. |
Ik vlieg, en vraag verlof. |
(Exit Ethelwold). |
Raimond. |
|
‘Vergeefs zult gy dit vragen.’ |
|
Edelwold. |
|
260 Vaarwel! |
|
(Ter zijde, in 't heengaan.) |
|
ô Dag van smart, ô gruwlijkste aller dagen! |
Earl Raimond alone. |
[I,7] Raimond. (Alleen.) |
Yes! go, thou haughty fav'rite! That permission |
|
Thou shalt not find so easy to obtain. |
|
Thanks to my care, I have prevented it! |
|
500 This day thy downfall 's fixt! - and little thinks |
Thands is uw val bepaald: |
Thy proud, thy worthless heart, that 't is my deed. |
|
- Fly from my keen, but well deserv'd reproaches: |
ontvlied vrij mijn verwijt. |
They stab thee to the soul. Alas, how little |
Het streelt my, dat het u den boezem open rijt. |
Thou art at once become, since I have humbled |
Ga, trotsaart, ga! gy mocht op 's Konings vriendschap brallen; |
505 Thy bold, thy daring heart! Now can I glory! - |
Welhaast zijt gy verneêrd: door Raimond zult gy vallen! |
Ah! ye, who vainly boast exalted feelings! |
|
Ye, feeling votaries to that frail shrine! |
|
Who pride Yourselves on merit and on greatness! |
|
Who do on others look so proudly down! |
|
510 How sweet it is, how exquisitely pleasing, |
|
To throw You off that pinnacle of greatness, |
|
And humble You ev'n to our very feet! - |
|
This day, presumptuous Courtier, thou shalt fall! |
|
|
265 Geen stem verheft zich meer voor u in Edgars borst. |
|
Hy zal geen Vriend meer zijn, maar u een wrekend Vorst! |
The King in vain shall love thee: for the shock |
|
515 I have prepar'd his heart, he'll ne'er resist. |
|
He shall be taught how to discern true merit. |
|
With shame I'll overwhelm thee, hated wretch! |
|
Presumptuous fav'rite! Bane of all my bliss! |
|
Of beautiful Elfrid' thou hast depriv'd me, |
Elfriede wist ge aan my zoo wel als hem te ontrooven! |
|
Thands durf ik aan mijn wraak gewenschte vrucht beloven... |
| |
| |
520 But I'll not fail to tear with just resentment |
Haar scheure ik uit uw' arm. |
Elfrida from thy base perfidious heart, |
|
And, with her, ev'n thy honor and thy Life! |
|
'T is true, that Edgar loves her; yet I know, |
In spijt van 's Konings min |
To wed her now, he'll ne'er debase him-self: |
270 Wordt, die uw koets beklom, nooit Edgars Gemalin. |
525 The prey of Ethelwold can ne'er be Queen! |
De prooi van Edelwold wordt nooit des Konings gade. |
Her father's friendship I have lately won; |
Zijn welgelukt verraad komt mijne vlam te stade. |
Have attributed to my-self the merit |
Haar vader werd mijn vriend; |
Of Edgar's gracious pardon: - Still I'll feign |
ik veins zijn vriend te zijn; |
The warmest friendship for him: and - I know, |
Elfriedes hart is week -! De zegepraal is mijn. |
530 Elfrida's heart is weak! - She shall be mine! |
275 En zoo mij dit mislukt, wat ook het lot moog geven, |
And, should this fail, they shall together perish! |
Mijn fel getergde wraak zal beide saam doen sneven. |
* * * |
|
-
eind1.
-
Briefwisseling van Mr. W. Bilderdijk met de Hoogleeraren en Mrs. M. en H.W. Tydeman gedurende de jaren 1807 tot 1831. Ed. H.W.T. Tydeman, I (Sneek 1866), 63 en 71.
-
eind2.
- Voor deze Koning Edgar (941-957) verwijst de annotatie in deze brief naar D. Hume, History of England I, 133-135. - De toneelbewerkingen: William Mason, Elfrida (1752); volgens Joris van Eijnatten, Hogere Sferen. De ideeënwereld van Willem Bilderdijk (1756-1831) (Hilversum 1998), 452, n. 31, door B. gekend via een ‘Commentary’ van J.H. Pye; Adv. Lett. Mus, T 56. - Friedrich Justin Bertuch, Elfrida Trauerspiel, proza (1775). - Elfride, treurspel, in drie bedryven. Naar het Hoogduitsch, door P.J. Kasteleijn in proza bewerkt in de Spectatoriaale Schouwburg, behelzende eene verzameling der beste zedelyke tooneelstukken, byeen gebragt uit alle de verscheiden taalen van Europa 6 (1778); verdere drukken, nu in versmaat (Amsterdam, Uylenbroek, 1783, 1787 en 1800). Zie ook Mr. W. Bilderdijk's briefwisseling 1795-1797. Ed. J. Bosch, H.W. Groenevelt en M. van Hattum (Utrecht 1988), 282-283 (brief van 18.1.1797).
-
eind3.
-
Elfriede werd aan Immerzeel aangeboden op 7 mei 1808. Over de illustrering zie de apart in dit nummer afgedrukte brief. - Toezending werd door B. op 5 oktober aan Tydeman in het vooruitzicht gesteld (Briefwisseling-Tydeman I, 115). - Handschrift Koninklijke Akademie CVII, 235 × 190 mm; 3 + 94 pp.: bedrijf I-III 16 + 22 + 27 pp. links en rechts beschreven, bedrijf IV-V 14 + 15 pp. rechts beschreven, m.u.v. 12 en 14 van het vierde bedrijf, dat meer doorhalingen heeft.
-
eind4.
-
Briefwisseling 1795-1797, 258.
-
eind6.
-
Id., 268, 270 en 272. - Over Koning Edgars rol was Catharina naar Bilderdijks mening te zwijgzaam. Mogelijk omdat hij zich met deze verleider identificeerde? Een suggestie, die kan worden versterkt door wat Bilderdijk op 11 januari schreef, namelijk dat het wellicht zijn fout was, dat er nog slechts 14 dagen voor het schrijven over waren, want dat hij te traag was geweest met het ontwerp van het project: ‘This is again an instance that was born only to do mischief to what is dearest to me.’ (638).
-
eind7.
-
Id., 295, 298, 310-311, 313, 324 en 345. Verdere informatie in brieven van 12, 17, 18 en 27 maart (322, 324, 325 en 334).
-
eind8.
- Handschrift BM A 83, 322 × 200 mm, 96 pp. - Editie in Vrouwe Bilderdijk's drama 's Fatal Love en Elfriede. Een parallel-uitgave. Ed. M. van Hattum (Amstelveen 2002) (Amstelveense Cahiers 12). - Standaard zien we in het handschrift
veranderingen als ‘wretched’ > ‘wretch'd’, ‘never’ > ‘ne'er’, ‘treachery’ > ‘treach'ry’, ‘bonteous’ > ‘bounteous’, ‘you’ > ‘thou’/‘thee’. Ook hier steeds de uit de ballingschapsbrieven bekende spelling ‘strenght’. Andere wijzigingen: zie het apparaat in de editie.
-
eind9.
- D.d. 18.8.1806: Brieven van Mr. Willem Bilderdijk Ed. W. Messchert, II (Amsterdam 1837) 100-101.
|