Het Bilderdijk-Museum. Jaargang 14
(1997)– [tijdschrift] Bilderdijk-Museum, Het– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 8]
| |
Uit de Bilderdijk-werkplaats: Studenten maken een editie van de brieven van W. Bilderdijk aan J.J.F. WapGa naar voetnoot*Uit het jaarverslag van 1996 blijkt dat het bezoekersaantal van het Bilderdijkmuseum verdubbeld is tussen november 1995 en 1996, vergeleken met dat van het jaar daarvoor. Dat heeft een heel prozaïsche oorzaak: van januari tot juli 1996 heb ik met een groep studenten van de Universiteit van Amsterdam regelmatig het museum bezocht, omdat we een editie van Bilderdijks correspondentie met de Rotterdamse dichter J.J.F. Wap (1806-1880) prepareerden. Voor Bilderdijks brieven aan Wap is na overleg met de secretaris van de Vereniging gekozen, omdat de collectie niet al te omvangrijk is, en omdat Wap een bijzondere figuur was in het zich vernieuwende Hollandse literaire leven aan het eind van de jaren twintig. Bovendien hoopte ik, behalve de brieven van Bilderdijk zelf, misschien ook nog de antwoorden van Wap te kunnen vinden. Een deel van de nalatenschap is nog in familiebezit, en het was denkbaar dat zich daaronder Bilderdijkmateriaal bevond. Wat we op het Bilderdijkmuseum aantroffen, was een mooi leren album met een kleine veertig brieven van Bilderdijk aan zijn jonge vriend.Ga naar eind1. De brieven zijn door Wap zelf ingeplakt en voorzien van kleine toelichtingen over de herkomst, van bijlagen etc. Daaruit blijkt dat er wat documenten uit het album verdwenen zijn. Gedichten en drukproeven uit het album zijn elders in de collectie ondergebracht. Maar een ander gedeelte dat eigenlijk in het album thuishoorde, is in de collectie van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde in Leiden terechtgekomen. Een selectie uit de brieven heeft Wap in 1843 en later gepubliceerd in het Gentse Kunst- en Letterblad.Ga naar eind2. De hoop op de vondst van tegenbrieven vervloog echter weldra. Hoeveel Wap ook bewaard heeft in verband met zijn inspanningen voor de nagedachtenis van Bilderdijk, zijn eigen brieven schijnen er niet meer te zijn, hoewel hij na de dood van Bilderdijk in huis geweest is om ze op te halen. Noch in de omvangrijke Wapcollectie in Leiden, noch bij Waps achterachterkleinzoon in Rotterdam zijn ze te vinden. Maar het materiaal dat wel overgeleverd was, bleek toch nog te omvangrijk om de werkzaamheden voor een editie in twee trimesters af te ronden. Weliswaar is een groot deel van de commentaar afgerond en is er een kritische tekst, maar allerlei kleine kwesties moeten nog afgewerkt worden voor tot publicatie overgegaan kan worden. Onze werkwijze ligt voor een brieveneditie voor de hand: nadat ik een introductie in de editietechniek en een literair-historische en politiek-geschiedkundige onderbouwing gegeven had, begonnen de studenten met het maken van diplomatische afschriften, in eerste instantie vanaf fotokopieën. Deze afschriften werden met behulp van de originelen gecorrigeerd door een tweede student en de docent. Het lezen van negentiende-eeuwse manuscripten levert nogal wat problemen op. Als tegenwoordige studenten lezen dat Bilderdijk dagelijks ‘afneemt’, denken ze dat hij aan het vermageren is, als hij schrijft dat hij een vooruitbetaling verwacht voor Chrysostomos, denken ze aan geld voor bloemen, en als hij in oktober 1830 schrijft dat ‘de Hel-zelve opgeborsten schijnt’, dan hebben ze geen idee waarmee dat in verband gebracht kan worden. Onderdeel van het leerproces was ook, dat men niet met bananen en drop een handschriftenkamer kan betreden. De volgende fase was het vervaardigen van een kritische editie na goede afspraken over het al dan niet oplossen van afkortingen, over ingrepen bij verschrijvingen en over typografische indelingen. De acribie die nodig is voor het editeren van handschriften, blijkt niet elke student Nederlands van nature te bezitten. De docent weet al vele jaren dat een afschrift van wie dan ook nooit ongecorrigeerd mag blijven, en dat gecorrigeerde afschriften opnieuw bekeken moeten worden. Al in een vroeg stadium liet ik ook een begin maken met de commentaar. Juist hierin kan een docent veel bereiken. Door te laten zien dat het geven van alleen woordverklaringen en feitenuitleg vaak geen oplossingen biedt voor het begrip van een passage, maar dat daaruit een andere denkwijze spreekt die verklaard moet worden, krijgen de studenten oog voor de historiciteit van een tekst. Dat is misschien nog wel de voornaamste winst van een dergelijk project. Wat leren de brieven van Bilderdijk aan Wap wat we nog niet wisten? Aanvullende informatie komt daaruit naar voren op biografisch gebied en op het terrein van de publicatiegeschiedenis en uitgeverspraktijken. Correctie is vooral mogelijk op data en sommige kleine feitelijkheden. Om maar een voorbeeld te geven: in de biografie van Kollewijn en in het recentere artikel van Bilderdijk aan Wap, 21 juli 1831 (hs. B.-M.H 22-3).
| |
[pagina 9]
| |
Manning wordt over 35 overgeleverde brieven gesproken, terwijl het er 39 zijn.Ga naar eind3. Het beeld dat Wap van zichzelf gegeven heeft in diverse publicaties over Bilderdijk, is dat van de belangeloze gerontofiel die zich het lot van de in slechte conditie verkerende grijsaard aangetrokken heeft. Dat klopt grotendeels. Maar hij was waarachtig niet de enige: ook Jeronimo de Vries en Isaac da Costa ondersteunden Bilderdijk. H.W. Tydeman kocht zijn collegedictaten op voor f 1000, onder de belofte ze pas na zijn dood uit te geven, duidelijk om Bilderdijk aan contant geld te helpen. De inzet van Haarlemmers die in de buurt woonden en daadwerkelijk over de vloer kwamen om de nadagen van de grote man te verlichten, is misschien nog veel groter geweest. Men moet dan met name aan de advocaat Willekes denken. Wap heeft zich altijd op de borst geklopt omdat hij geld voor de begrafenis voorgeschoten heeft. Dat is ook waar, maar hij was er wel als de kippen bij om dat bedrag terug te vorderen toen er weer geld binnenkwam. In de biografie van Kollewijn worden de oude jaren van Bilderdijk tamelijk somber afgeschilderd. Uit de brieven blijkt dat het misschien nog erger was dan men al vermoedde. Bilderdijk was inderdaad ziek en vergeetachtig, hij maakte zich grote zorgen over zijn zoon Lodewijk en kwam tot niets. Hij wist soms niet meer welke maand of dag van het jaar het was, en hij herhaalde zich in dezelfde brief. Hoe hebben Wap en Bilderdijk elkaar leren kennen? Volgens Wap is dat in 1823 of 1824 geweest. De dichter Willem Messchert, die een vriend van Waps vader was, had de zeventienjarige jongen naar Bilderdijk gestuurd met een vertaling uit Ovidius. Bilderdijk had hem toen bemoedigend toegesproken.Ga naar eind4. Hoe het daarna gegaan is, weten we niet. In elk geval moet Wap hem in 1825 gedichten voor de Belgische Muzenalmanak afgetroggeld hebben, want die verschenen in de eerste jaargang van 1826. De eerste brief die overgeleverd is, dateert van 29 januari 1828. Bilderdijk was toen 72 jaar oud, Wap 22, een leeftijdsverschil van vijftig jaar. Wap studeerde toen nog in Gent; in hetzelfde jaar zou hij benoemd worden aan de Koninklijke Academie te Breda. In die brief verzoekt Wap Bilderdijk om een bijdrage voor de Belgische Muzenalmanak. Bilderdijk wijst dit eerst af: Niets voor my is kouder en akeliger dan die jammerlijke nabootsingen van de Fransche Almanachs des Muses, en heb ik my ooit iets daar voor laten afdwingen, het was tegen mijn hart en steeds tot mijn spijt en leedwezen. Blijkbaar was hij vergeten dat hij voor de eerste en tweede jaargang toch al wat gegeven had. Wap heeft hem ook toestemming verzocht om een bundeltje verzen in België te publiceren. Dat zou Avondschemering (1828) worden. Wap zou vanaf deze tijd geregeld voor publicaties van Bilderdijk in België zorgen, zoals Schemerschijn (1829) en Nasprokkeling (1830). Ook voor Bilderdijks vrouw nam Wap publicatiehonneurs waar. Van Bilderdijks oude felheid is in deze jaren weinig over. De katholieke Wap zou toch eigenlijk zijn weerzin op hebben moeten wekken. Weliswaar was Wap een vrij moderne katholiek, maar het is ondenkbaar dat Bilderdijk in vroeger jaren zonder meningsverschillen met hem zou zijn omgegaan. Een omslag in de brieven vindt plaats na 16 april 1830. Van die dag ontvangt Wap een brief in een andere hand dan die van Bilderdijk, maar wel geschreven namens hem: Met eene onbeschryflyke aandoening des harte geve ik U, wiens hartelykheid my nog zoo onlangs gebleken is, bij deze kennis van het zielschokkend verlies hetwelk ik heden geleden heb. Myne dierbare en onvergeetlyke Echtgenote is van my weggenomen om naar haaren Heer en Zaligmaker te gaan. Zy leeft en juicht daarboven en weenende stare ik haar na. Heden middag tegen half vyf ontsliep de dierbare zacht in myne armen. Daarna worden de brieven korter, verwarder en steeds meer verlangend naar de dood. Ook neemt de zorg om Lodewijk toe. Hij beantwoordt brieven niet meer. De laatst overgeleverde brief - 27 september 1831 - laat zien hoe Bilderdijk leed onder zijn ouderdom: Mijn toestand is jammerlyk. In volstrekte memorieloosheid, ja zelfs niet meer verstaande wat ik lees, zeg, of schrijf, is my 't leven een plaag, wreeder dan iemand het zich verbeelden of voorstellen kan, en 't gevoel daarvan een wreede vloek, waarby ik ten spot van mijne naaste en naauwste betrekkingen werd. Op 19 december 1831 ontvangt Wap via advocaat Willekes het overlijdensbericht: Er is gister avond 1/4 voor 5 Uuren een Zon ondergegaan. Bilderdijk Stierf. Zijn Sterven was Kalm en Stil.Ga naar eind5. De dokter die erbij gehaald was, had gezegd dat er eigenlijk geen doodsoorzaak op te geven was: het sterven had de dood slechts voltooid. Wij blijven met enige raadsels zitten. Kunnen we de verhouding tussen Bilderdijk en Wap een vriendschap noemen? Was Wap zo altruïstisch als hij het zelf voorstelt? Er is een weinig vleiend artikel van L. Rogier over Wap, waarin hij deze vooral ziet als een januskop.Ga naar eind6. Rogier wijst erop dat de tijdgenoten Wap uitmaakten voor een parasiet die gebruikmaakte van beroemde mannen Jan J.F. Wap, tekening van Bilderdijks grafsteen in de Grote Kerk te Haarlem, 4 februari 1832, met een pluk van Bilderdijks haar erop geplakt (Geerts nr. 253).
| |
[pagina 10]
| |
om zelf in aanzien te stijgen. Zijn aandeel in de ondersteuning van Bilderdijk in de laatste jaren zou hij zelf sterk overdreven hebben. Zou het zo zijn? De documenten pleiten voor belangeloosheid van de kant van Wap. Waarom zou hij zich anders ook inspannen voor Bilderdijks vrouw en voor Lodewijk, waar toch weinig eer mee te behalen viel? Vooral de manier waarop hij via omwegen informatie over de gezondheid van de oude man probeert te krijgen als deze zijn brieven niet beantwoordt, wijst in de richting van pure aanhankelijkheid, zonder enige gedachte aan gewin. Wap adoreerde Bilderdijk en was daarom bereid hem te helpen. Tegelijk besefte hij dat de machtige leeuw oud en hulpbehoevend geworden was. Wap zorgde voor wat extra inkomsten, voor publicaties in België toen de Nederlandse pers niet meer happig was, en hij hield met zijn relaties Lodewijk uit de militaire dienst. Alles wat hij als tegenprestatie verlangde, was een albumblad. En Bilderdijk? Was het puur gemakzucht dat hij de jonge roomse dweper verdroeg? Uit zijn brieven klinkt geen irritatie, maar een enigszins afstandelijke hartelijkheid. Als Wap op een gegeven moment zelf ziek is, toont Bilderdijk zich zeer begaan met hem en geeft hij hem allerlei goede adviezen. Dan klaagt hij ook niet over zijn eigen gezondheid. Maar verder zal het van Bilderdijk uit misschien meer zwakte voor een aanbidder geweest zijn dan wezenlijke vriendschap. Hij is misschien een beetje vertederd geweest door de aanhankelijkheid en de energieke inzet van de man die hem, ondanks zijn jeugd, toch nooit zou kunnen overtreffen. Het was een inspirerend voorrecht voor de studenten en mij om in het Bilderdijkmuseum zelf te mogen werken. Mogelijk zijn er tijdens de werkzaamheden enige toekomstige editeurs geboren. De aanwezigheid van alle belangrijke naslagwerken over Bilderdijk en van talloze edities maakt het Bilderdijkmuseum tot een ideale werkkamer. Mijn doel vanaf het begin was een kleine editie, voor beperkte kring, van de brieven van Bilderdijk aan Wap, mogelijk als een deel in de Amstelveense Cahiers. Uiteindelijk zal er toch ooit een complete editie van Bilderdijks brieven moeten komen, en alles wat al gedaan is, helpt dat idee vooruit.
Marita Mathijsen |
|