Bilderdijk geeft Jan de Witt de wind van voren
Bilderdijk verrast altijd weer. Wie zou gedacht hebben dat tot de lessen die hij de jonge Da Costa gaf ook een uiteenzetting behoorde over het zeilen op een aan-dewindse koers? Marinus van Hattum, die werkt aan een geannoteerde uitgave van hun correspondentie, maakte me op deze merkwaardige passage attent en vroeg me, mijn liefhebberij kennende en mijn deskundigheid overschattende, die ‘als zeilkundige’ van commentaar te voorzien. Ten aanzien van zeventiende-eeuwse oorlogsbodems, en daarop heeft de correspondentie betrekking, ben ik echter niet meer dan stuurman aan wal en ik geef mijn commentaar dan ook uitdrukkelijk voor beter. Bilderdijks nautisch inzicht strekte, naar zal blijken, intussen ook niet ver. De enige in dit verhaal die van wanten wist is de man die door Bilderdijk wordt afgeschilderd als de onnozelste landrot aller tijden: Jan de Witt.
In april 1824 verdiept de jonge Da Costa zich in Wagenaars Vaderlandsche historie. De lectuur geeft hem van tijd tot tijd aanleiding tot vragen aan Bilderdijk, en deze grijpt de gelegenheid uiteraard steeds aan om Wagenaars voorstelling van zaken krachtig te corrigeren. In een brief van 13 april legt Da Costa, met verontschuldiging over zijn weetgierigheid, het volgende aan zijn vereerde leermeester voor:
‘By gelegenheid wenschte ik ook nog wel iets nader te weten nopens die zoo hoog geroemde slimheid van Jan de Wit by het uitloopen van 's Lands vloot in den Engelschen oorlog. Had men daar zyne wysheid toe noodig, of wat was daarvan? De historie van ons land gaat my ieder dag meer ter harte, en dit zal my by UEdg. wel ter verschoning dienen voor myne herhaalde quaestie.’
Het voorval waarop Da Costa doelt, betreft de actieve bemoeienissen van De Witt met de oorlogsvloot in de zomer van 1665, enkele maanden na het begin van de Tweede Engelse oorlog. De Witt had zich als lid van een gevolmachtigde staatsdeputatie naar de rede van Tessel laten afvaardigen om persoonlijk toe te kunnen zien op de her-uitrusting van de in mei bij Lowestoft zwaar gehavende oorlogsvloot. Toen men gereed was uit te varen, was echter de wind ongunstig. Wat er vervolgens gebeurde, beschrijft Wagenaar aldus:
‘De Vloot, in Oogstmaand, zeilreede zynde, in Texel, haperde het aan gunstige gelegenheid, om in zee te loopen; 't welk men, tot hiertoe, gemeend had niet dan op tien streeken van 't kompas te kunnen geschieden. Doch de Witt, na naauwkeurig onderzoek, bevonden hebbende, dat “er wel agtentwintig onderscheiden” streeken aanleiding toe gaven, nam zelf het lood in de hand, peilde het Spanjaards gat, en bragt, op den veertienden van Oogstmaand, met een' Zuiden en Zuidwesten wind, alle de schepen, door het zelve, gelukkiglyk, in zee.’ (Dl. 13, p. 154-155.)
Het spreekt vanzelf dat Bilderdijk, die geen gelegenheid onbenut laat om De Witt te kleineren, een geheel andere visie op de zaak heeft. De in zijn antwoordbrief van 15 april aan deze kwestie gewijde passage, die met zo mogelijk nog sarcastischer wendingen zal terugkeren in de Geschiedenis des Vaderlands (dl. 9 p. 154-155), luidt:
‘De zoohoog geroemde slimheid van Jan de Wit op de vloot, was eene verregaande domheid. De Hoofden der vloot hadden daar hunne redenen om niet uit te loopen, die wel gegrond waren, even als in mijn tijd, toen men onze vloot naar Brest wilde zenden; doch als wanneer zy cordaat weigerden, daar zy geen bevel van hun opperadmiraal (den Prins) hadden. Daar zy hunne weigering oordeelden te moeten verbloemen, gaven zy den tegenwind voor reden. Jan de Wit nu peinsde daarover en vond dat er meer streken waren, dan die hem (op zijn vraag) opgegeven waren, waar men meê uit kon loopen. En daar dit wezendlijk zoo was, het geen ieder zeeman zeer wel wist, was hy onnoozel genoeg om te gelooven, dat hy door zijne byzondere scherpzinnigheid dit het eerst ontdekte. [...] Hy droeg daar zijn leven lang altijd roem op, als hebbende eene nieuwe ontdekking in de scheepvaart gedaan.’
Ter verduidelijking van een en ander weidt Bilderdijk uitvoerig uit over de mogelijkheid van een zeilschip uit te varen ook wanneer het de wind niet min of meer achter heeft. Twee vectoranalyse-achtige schetsjes verhelderen het betoog.