Het Bilderdijk-Museum. Jaargang 8
(1991)– [tijdschrift] Bilderdijk-Museum, Het– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
Bilderdijk en de RevolutieGa naar voetnoot*De protestantse orthodoxie in Nederland vereert Bilderdijk sinds jaar en dag als voorloper en wegbereider. Toen immers ‘het laffe rationalisme’ Nederlands kerk overheerste, verhief hij zijn stem ‘voor de rechten Gods’.Ga naar eind1. Hij bleef trouw aan Oranje al bracht het hem smaad en ballingschap en hij was de ‘man, die, in dagen van nationale inzinking, ons geloof herschonk aan de virtualiteit van onzen nationalen geest’.Ga naar eind2. Bilderdijk deed het antirevolutionair beginsel ontkiemen dat mettertijd zoveel invloed ten goede in Nederland uitoefende.Ga naar eind3. Zijn persoonlijkheid en optreden mogen niet zonder kritiek zijn gebleven, de contrarevolutionaire kleur van zijn denken moge erkend worden, toch blijft Bilderdijks faam feitelijk onaangetast. Antirevolutionairen, christelijkhistorischen, SGP'ers en GPV'ers: allen geven Bilderdijk een ereplaatsje in hun voorgeschiedenis.Ga naar eind4. Toch is overduidelijk dat Bilderdijk bijster weinig lijkt op een negentiende- of twintigste-eeuwse neo-calvinist of bevindelijk gereformeerde.
Bilderdijks vader was ‘eer ruimdenkend dan orthodox’ en beoefende een ‘werkdadig christendom’.Ga naar eind5. Op de jonge Bilderdijk lijkt deze beschrijving eveneens goed toepasbaar. D. Nauta heeft jaren terug al eens geconcludeerd dat Bilderdijk een ‘levende band aan de volheid der gereformeerde kerkbeschouwing’ miste - een typisch Kuyperiaanse omschrijving voor het feit dat Bilderdijk zelden ter kerke ging, nooit Avondmaal vierde en vriendenkring en conventikel prima invullingen van de gemeenschap der heiligen oordeelde.Ga naar eind6. Kinker, goed met Bilderdijk bevriend in de jaren 1780, schreef later: ‘men zou zich zeer bedriegen, wanneer men uit [Bilderdijks gehechtheid aan de heersende kerk] tot zijne strenge Dordtsche orthodoxie zou willen besluiten. Hij was [...] zeer rekkelijk, milddenkend, en in het geheel niet gesteld op [...] piëtisterij [...]’Ga naar eind7. Er zijn eigenlijk alleen maar gegevens die Kinkers oordeel bevestigen. Bilderdijk vertoonde voor 1795 geen bijzondere belangstelling voor theologie of kerk. Hij onderhield geen speciale relaties met de spraakmakende vertegenwoordigers van de orthodoxie van die dagen. Maar onder de stellingen waarop hij in 1782 promoveerde was er wel een die politiek op de kansel afkeurde.Ga naar eind8. Zijn verdediging van de Gereformeerde kerk was politiek van aard: hij was voorstander van de publieke, heersende kerk en was zich het bondgenootschap tussen die kerk en het Oranjehuis goed bewust. De relatie heersende kerk - orthodoxie - Oranje was een oud chapiter, dat in die jaren nieuwe actuele betekenis kreeg. Ze werd opnieuw politieke leus, zoals ook in Bilderdijks regels: Aan zijn eed getrouw te wezen,
God, en Hem-alleen te vrezen,
Toont een Prinsgezinde aan.
Maar voor dwangzucht slaafsch te bukken
En de zwakheid te onderdrukken,
Al te vreezen buiten God,
Maakt den nieuwen Patriot.Ga naar eind9.
| |
[pagina 2]
| |
Stadhouder Prins Willem V (1748-1806), witmarmeren portretbuste door M.A. Falconet née Collot (Rijksmuseum Mauritshuis, 's-Gravenhage).
De betiteling Voetiaan die Bilderdijk zichzelf in die tijd toegekend lijkt te hebbenGa naar eind10., zal ook met name deze traditie hebben aangeduid en niet een theologische voorkeur of een neiging tot de praxis pietatis van de Nadere Reformatie. Het is bovendien zonneklaar dat Bilderdijk het eigentijdse Verlichte denken diepgaand schatplichtig was. Niet voor niets erkende hij de invloed van de lectuur van Leibnitz, Christiaan Wolff en Elie Luzac op zijn keuze voor de rechtenstudie.Ga naar eind11. De beschikbare gegevens leiden dan ook onvermijdelijk tot de conclusie dat Bilderdijk niet tot de gereformeerde orthodoxie van zijn dagen gerekend kan worden. Maar wel tot de stroming van het Verlicht conservatisme.Ga naar eind12. Bekende vertegenwoordigers van dat Verlichte conservatisme waren Bilderdijks Leidse leermeester F.W. Pestel en de door hem bewonderde auteurs Elie Luzac en Rijklof Michaël van Goens, beiden persoonlijke bekenden. Het was een minder optimistische, een collectivistische variant van de Verlichting die hen bekoorde. Typerend is Luzac, die Wolff introduceerde, maar zonder diens absolutisme goed te keuren, Voltaire daarentegen bestreed. Constituties moesten evenwicht bieden tussen burgerlijke vrijheden en een sterk staatsgezag. De individuele persoonlijkheid is niet het hoogste goed, de gemeenschap heeft ook haar rechten. Orde, harmonie en redelijkheid waren sleutelwoorden - alsook deugd en godsdienst. De Verlichte conservatieven waren voorstanders van de bestaande constitutie. De beste staatsvorm is er een waarin monarchie, aristocratie en democratie elkaar in evenwicht houden. De Nederlandse Republiek was theoretisch zo'n ideaal gemenebest. Ze was van oudsher het tehuis voor de vrijheid in de burgerstaat - de rechten van de mens werden er reeds lang geëerbiedigd voordat ze in Frankrijk geproclameerd werden, schreef Adriaan KluitGa naar eind13. (en Bilderdijk zei het hem naGa naar eind14.). Het stadhouderschap was voor de Verlichte conservatieven een onmisbaar integrerend onderdeel van de constitutie. Het bewaarde de eenheid tussen de zeven gewesten en beschermde de burgervrijheden tegen de regentenaristocratie. Deze visie op het stadhouderschap ging moeiteloos samen met het oude geloof in de Oranjes als de door God van oudsher aan Nederland geschonken redders en beschermers. In de politieke realiteit van de jaren 1780 en 1790 verdedigden de Verlichte conservatieven de stadhouder dan ook niet slechts tegen de aanvallen van Patriotse regenten-zijde, maar zochten ze ook naar middelen ter versterking van zijn positie als Eminent Hoofd.Ga naar eind15. Handhaving van de publieke positie van de heersende Gereformeerde kerk behoorde ook tot de uitgangspunten van de Verlichte conservatieven: hoedster van de publieke zeden, voedster van de nationale identiteit, steunpilaar van burgerdeugd en trouw aan Oranje moest de kerk zijn. Maar niet al te orthodox, precies of intolerant. De wegens heterodoxie ontslagen hoogleraar Van Goens die als Orangistisch partijman-pamflettist toenadering tot de orthodoxe Wachters op Sions Muren zocht vanwege hun aanhang onder de bevolking, illustreert beide tendenties perfect.Ga naar eind16. De afstand tussen de Verlichte conservatieven en sommige Patriotten was niet altijd groot of duidelijk. Zo kon een geschrift van de Verlicht conservatieve Raadpensionaris L.P. van de Spiegel worden toegeschreven aan de Patriot R. Feith.Ga naar eind17. G.K. van Hogendorp evolueerde in de loop der jaren tot aristocratisch liberaal. De reeds meermalen genoemde Van Goens daarentegen verloor zijn politieke belangstelling en werd aanhanger van romantisch-religieuze mystieke verlangens en gedachten. Voorzover uit de betrekkelijk weinige contemporaine gegevens over Bilderdijks politieke denken en handelen iets concreets valt op te maken, behoorde Bilderdijk voor 1795 tot de stroming der Verlichte conservatieven en werd hij pas daarna religieus contra-revolutionair en monarchist.
Bilderdijk heeft zich altijd beroemd op de Doelistentraditie van zijn familie.Ga naar eind18. Eer democraat dan aristocraat noemde hij zich; in die lijn past ook de inleiding op zijn heruitgave van O.Z. van Haren's Geuzen (1785).Ga naar eind19. Het waren de ‘Oldenbarnevelden’ en de ‘De Witten’ die in de Patriottentijd de vrijheid van de burgers weer probeerden te knechten.Ga naar eind20. ‘Waarom Filips afgezworen, zo we voor duizend tirannen bukken moeten’ luidde zijn retorische vraag aan Feith in 1782.Ga naar eind21. Het is ‘den Aristocratischen tuimelgeest, die ons allen tot zijn slachtoffers gemaakt heeft’, concludeert hij in februari 1795.Ga naar eind22. Orangist is Bilderdijk in die jaren. Voorstander van het ‘Stadhouderschap, 't welk het bolwerk der Burgerlijke vrijheid tegen de Aristocratie behoort te zijn’.Ga naar eind23. In die zinsnede uit een brief aan Loosjes van 1790 klinkt een van de stellingen door waarop hij in 1782 promoveerde: de beste bescherming van de burgervrijheid in onze republiek bestaat in een Eminent Hoofd.Ga naar eind24. | |
[pagina 3]
| |
Slot van ‘Ter geboorte van Zijne Doorluchtige Hoogheid, den Jonggeboren Heere Prinse van Oranje en Nassau’ (B.-M. hs. H 5). De tekst in Vaderlandsche Oranjezucht 104; DW VIII, 409.
De vorstelijke status van de familie Oranje-Nassau gaf in de ogen van de tijdgenoot stellig kleur aan het stadhouderschap; de Erfstadhouder was en werd in de Oranjemystiek met graagte gezien als een semi-monarch. Maar tegelijk staat vast dat Willem V afkerig was van elk formeel monarchaal streven.Ga naar eind25. De door Verlichte conservatieven veel gebruikte term Eminent Hoofd duidde echter geen soevereine monarchale positie aan, de vrije Republiek kende een representatieve Statenregering met een stadhouder aan het hoofd.Ga naar eind26. Bilderdijk kon dan ook in zijn reeds geciteerde brief aan Loosjes in 1790 terecht schrijven in de tijd van ‘de troubles noch Aristocraat noch Democraat, maar waarachtig Republicain’ te zijn geweest.Ga naar eind27. Inwoner dus van [...] dit gemeenebest [...]
Waaruit de snoode Dwinglandij,
En yverlooze slavernij
Verbannen zijn [...]Ga naar eind28.
Een vrij gemenebest met een Eminent Hoofd, die [...] 't bukkend Nederland niet zien konde aan zijn kniën
En, blind voor d'ijdlen glans van heerschen en verheeren
Een vaderlijk gemoed voor 't buigend kroost deed zien.Ga naar eind29.
Het lijkt daarom te gewaagd op grond van het bekende vers ‘De alleenheersching’ uit 1793 in Bilderdijk dan reeds een volbloed monarchist aan het woord te zien en niet langer de voorstander van een dergelijk patriarchaal Eminent Hoofd. Bedoeld vers (dat bovendien niet Nederland maar het koninkrijk Denemarken prijst om de daar heersende orde en rust) reflecteert immers het gebeuren in Frankrijk [...] daar dolle woede
Van duizenden, in toom noch band,
In blinde drift of arren moede
Het aanschijn omkeert van een land
En (kudde zonder hoofd noch hoede)
Zich-zelve wroet in 't ingewand.
Is daar, daar vrijheid, stervelingen?
Zijn dan geweld en vrijheid, één?Ga naar eind30.
Frankrijk - vanwaar toch al nooit veel goeds was gekomenGa naar eind31. - daar was ‘uit de kolk des afgronds ten geessel des menschdoms’ het woeste, goddeloze Jacobinismus opgekomen, een barbarij die beschaving, godsdienst en zeden wou vernietigen.Ga naar eind32.
In 1795 brak ook voor Nederland de Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap door. De dichter Bilderdijk treurde om het verlies van de oude vrijheid en bespotte de nieuwe. De advocaat Bilderdijk schreef het bekende rekest dat hem uitzetting en ballingschap opleverde. Daarover is zoveel geschreven, dat het niet zinvol lijkt er hier nog eens op in te gaan. Op één aspect ervan wil ik wel wijzen: Bilderdijks aanvaarding van en berusting in de omwenteling.Ga naar eind33. Want Dus wil 't het lot, 't besluit van 't Alvermogen.
God heerscht: Hij hoorde uw stem, den kreet van
d'overmoed.
| |
[pagina 4]
| |
Begin van ‘Op de afbeelding van Zijn Hoogheid’, Vaderlandsche Oranjezucht 107. De tekst ook in DW VIII, 426-427.
Zijn donder ratelde in den hoogen
En alles viel den Gal[liër] te voet.Ga naar eind34.
Dezelfde lijdzame aanvaarding van de feitelijke ontwikkelingen treft ook in andere teksten van Bilderdijk, uit 1795 en daarna: ‘Maan ook alle brave lieden tot stilheid aan’, schrijft hij zijn vrouw bezorgd.Ga naar eind35. ‘Laat de welmeenenden in 't Land zich toch stil houden, en niet roeren!’Ga naar eind36. Het was niet alleen een tactische aansporing in een situatie van politieke terreur en censuur om niet onnodig de gevarenzône te betreden. Bilderdijks lijdzame aanvaarding van de feitelijke gang van zaken kwam ook voort uit zijn begrip van Gods voorzienig handelen. Bilderdijks opvatting van Gods almachtige Voorzienigheid liet hem geen andere conclusie toe dan dat wat gebeurd was, ook door God gewild was. Bilderdijks orthodoxie kan men daaraan overigens niet afmeten. In de eerste plaats niet omdat, zoals in de hierboven aangehaalde versregels uit 1795, (nood)lot en (raads)besluit Gods gelijkgesteld worden. En vervolgens omdat het gebruik van deze terminologie Bilderdijk niet onderscheidt van zijn tijdgenoten. De Reformatorische Verlichting die in Nederland overheerste wees de deïstische ontkenning van Gods bemoeienis met het wereldgebeuren alom van de hand. Orthodox of Verlicht, Patriots of Prinsgezind, men deed niet voor elkaar onder in erkenning en aanwijzing van Gods concrete handelen in het eigentijdse gebeuren. De strenge winterkoude van 1795, die de Fransen de intocht over de bevroren rivieren mogelijk maakte, is een bekend voorbeeld. Ze was voor Patriotten een overtuigend bewijs van Gods gunst en zegen over de Omwenteling. Prinsgezinden zagen er Gods slaande en straffende hand in, waaraan slechts onderwerping, geen verzet paste.Ga naar eind37. Bilderdijks lijdzaamheid had echter nog een tweede achtergrond: een met verloop van tijd steeds sterker en duidelijker chiliasme. Nog in 1795 schreef hij naar aanleiding van de successen van de Revolutie: ‘Wat bewijst dit alles nu? Zeker, dat, naar allen oogenschijn, het met Europa gedaan is; alle heerschappij en macht te gronde gaat, en dus dat wij 't uur naderen, waar op de koningrijken der Aarde zullen zijn des Heeren Jesus. Bidden wij des dagelijks met den Apostel Joannes, ô Heere Jesus, kom haastelijk!’Ga naar eind38. In zijn ballingschap, met name in Engeland, ontwikkelde Bilderdijk grote belangstelling voor piëtistische opwekkingsbewegingen en chiliastische stromingen. Zijn eindtijdverwachting en eschatologische verlangens waren met name in moeilijke tijden en omstandigheden sterk. In die apocalyptische toekomstverwachting, aldus Bosch in zijn inleiding op de Ondergang der eerste Wareld, ‘nam de gedachte van de Algemene Monarchie die komende was, een overheersende plaats in. De Ode aan Napoleon van 1806, [heeft] deze reeds geprofeteerd als de aarde en zee omspannende heerschappij van Christus, het Rijk Gods op aarde.’Ga naar eind39. In 1809, 1810 overheerste die eschatologische verwachting Bilderdijks geest opnieuw, en ze zou het in het laatste decennium van zijn leven bij toeneming doen. Het verlangen naar het vrederijk van Christus en de Algemene Monarchie deed Bilderdijk gespannen uitzien naar aankondigingen en voorafschaduwingen daarvan.Willem Frederik van Oranje (1772-1843), silhouet door F.M. Schluimers (B.-M. hs. H 131-8).
| |
[pagina 5]
| |
‘Onder een schaduwbeeld van Prins Willem Fredrik van Oranje’ (B.-M. hs. H 131-8). In de Vaderlandsche uitboezemingen (1815) 171, werd de kunstenaarsnaam vervangen door: ‘Thands Koning der Nederlanden’. De tekst ook in DW VIII, 427.
Het deed hem dromen van ideale vorsten en sterke helden die als welwillende patriarchale leiders orde, rust en gerechtigheid zouden brengen. Hij beschreef zijn ideaal in Segol, maar ook in veel concreter aardse wezens als Napoleon en Lodewijk Bonaparte. De werkelijkheid ging daarbij al snel op (of misschien beter gezegd onder) in het ideaal. Bilderdijks lofzangen op koning Lodewijk zijn duidelijke voorbeelden - al te duidelijke welhaast. Uit vele mogelijkheden kies ik de vertroosting voor de weduwe van de overleden kunstschilder Scheffer uit 1809: Ja, schrei, maar schep, al schreiend, moed!
God leeft, die weeuw en weezen hoedt,
En Lodewijk, Zijn beeld op aarde.
Hij leeft, de Vorst, die kunsten mint;
In wien de wees een' vader vindt;
Die Holland uit den afgrond rukte,
Die nooit in weldaen uitgeput,
Zijn Rijk met zegen overschudt,
Hij, heul en toevlucht van bedrukte.Ga naar eind40.
Zulke taal is slechts verteerbaar als men ze leest als profetie, gestileerde weergave van het monarchale ideaal. Met Bilderdijks traditionele Orangisme is een en ander overigens niet in strijd - niet omdat dat ook van oudsher monarchistisch geweest zou zijn (quod non), maar om een andere reden. Stadhouder Willem V had in 1801 zijn aanhangers de vrijheid gegeven de Bataafse Republiek te dienen. Daarmee werd elke gedachte aan Restauratie van de Republiek opgegeven. Zijn overlijden in 1806 nam vervolgens een eventuele hindernis in de vorm van persoonlijke loyaliteit weg. Bilderdijk had dan ook oprecht en overtuigd afscheid genomen van de oude Republiek, afscheidWillem V, Prins van Oranje, aan Bilderdijk, Brunswijk 11 maart 1805 (B.-M. hs. H 26-4).
van de eens door God gelegde maar nu door Hemzelf kennelijk verbroken band tussen Nederland en Oranje: Welaan dan, 't moet zoo zijn: vaarwel, vaar eeuwig wel.
We aanbidden 't hooge Godsbestel
En streven niet, verdwaasd, den wil der Almacht tegen.
Slechts roepen we U, voor 't allerlaatst
Het afscheid toe, ô land van zegen,
Ons door geen wareld ooit verplaatst!Ga naar eind41.
Bilderdijks na 1795 langzamerhand ontwikkelde nieuwe visies en monarchistische standpunten spreken ook uit zijn bekende Geschiedenis des Vaderlands (die teruggaat op de jaren 1817 en volgende), maar dat anderzijds uitstekend past in de tradities van de Verlichting en het achttiende-eeuwse historisch-politieke pamflet.Ga naar eind42. De geschiedbeoefening, zo stelde Bilderdijk in een theoretische inleiding die tevens verantwoording was, ‘is een wijsgeerige studie, een beoefening van den mensch, als zoodanig, en als in een volksmaatschappij vereenigd’.Ga naar eind43. Geschiedschrijving moet tot de beginselen opklimmen, de samenhang der dingen ontleden, een beoordeling geven.Ga naar eind44. Ze moet ‘een getrouw tafereel der verloopen tijden [bieden]; een terugroeping van het voorledene, waar de tegenwoordigheid zich in herkent en uit oplost.’Ga naar eind45. De geschiedenis is nuttig, is een staatkundige en zedelijke leermeesteresse die voedsel voor verstand en hart biedt.Ga naar eind46. Geschiedschrijving als bijdrage tot het politieke debat was in de achttiende eeuw heel gebruikelijk. Het verleden was het arsenaal waaraan men bewijzen en argumenten ontleende - ook als de ware aard van het verleden slechts wijsgerig kon worden geduid.Ga naar eind47. De Witten-oorlog, het debat over de Unie van UtrechtGa naar eind48., ze gingen over eigentijdse zaken; Van der Capellen ontleende de stof voor zijn aanval op ‘de tiran Willem V’ aan | |
[pagina 6]
| |
Allegorie op de dood van Willem V, Prins van Oranje, 1806, paneel door J.W. Pieneman (Rijksmuseum, Amsterdam).
| |
[pagina 7]
| |
Spotprent op Bilderdijk als domper, aquarel (coll. B.-M.). Het onderschrift luidt: ‘Ik wenschte dat deze Fakkel u den kop verplette, oude gek. Vive de verlichting. uwen vriend Jubelhond. Amsterdam 1820’.
het verleden; Jan Wagenaar, Simon Stijl, Samuel Iperuszoon Wiselius, Adriaan Kluit: ze hadden allen concrete en actuele politieke boodschappen, bedoelingen en toepasbaarheid. Zo ook Bilderdijk. Bewust beperkte hij zich tot staatkunde, staatsrecht en politiek. Cultuurgeschiedenis, sociaal-economische geschiedenis, de koloniale expansie: ze pasten niet in zijn conceptie.Ga naar eind49. Het debat met tegenstanders hoorde daar wel bij, en conform de niet altijd verfijnde regels voor het politiek pamflet. Een keurig scheiden van persoon en beginsel was aan die regels vreemd. Vandaar de herhaalde sneeren in de richting van ‘een Amsterdamsch schrijvertjen’Ga naar eind50., vriendelijk is nog een opmerking als: hetgeen Wagenaar hier zegt is een ‘Wagenarianismus, d.i. louter onverstand [...] Wagenaar vond het vreemd, en hij droomde het andere erbij’.Ga naar eind51. Dikwijls is Bilderdijk scherper: ‘Wagenaar raaskalt hier’ heet het dan kortweg.Ga naar eind52. Het was overigens lang niet alleen Wagenaar die op deze wijze geportretteerd werd. Bilderdijk heeft het rustig over Gerardus Vossius ‘in zijn Roman, dien hij Annales noemt’Ga naar eind53. en typeert Johan Meerman, biograaf van stadhouder Willem II als ‘Een wurm in alles, die nooit een waarheid gezien heeft, maar zich blind had gekeken op de ontzachlijke Bibliotheek die zijn vader hem naliet, moest over alles schrijven en begreep niets.’Ga naar eind54. Sprekend voorbeeld is Bilderdijks typering van Elizabeth I van Engeland: ‘Zij was coquet, wulpsch, ingebeeld, grillig, driftig, besluiteloos, veranderlijk, nijdig, zwak, indolent, en vreesachtig; voorts hoogst tyrannik, en dit alles tegelijk.’Ga naar eind55. Wie zich echter op deze en andere Bilderdijkiaanse uitschieters en eigenaardigheden blindstaart, miskent al te gemakkelijk de betekenis van diens Geschiedenis des Vaderlands. Bilderdijk heeft daarin heftig en aanhoudend getamboerd op het chapiter van de ‘Hoekse’ traditie en de onjuistheid van de gedachte der aloude Staten-soevereiniteit. Zijn te pas en te onpas gedebiteerde felle uitvallen tegen de ‘aristocratische addrenpot’ mogen echter niet over het hoofd doen zien dat hij hier - vooral met behulp van Kluit - belangrijke historiografische correcties in het Wagenariaanse beeld van de vaderlandse geschiedenis aanbracht. Niet de Staten, maar de Vorsten waren soeverein vóór de Opstand - de regenten en de Staten hebben zich door de Opstand de soevereiniteit toegeëigend, leraarde Bilderdijk terecht. Hij heeft daarmee het verschil tussen Middeleeuwen en Republiek goed naar voren gebracht, nieuw en beter licht op de Opstand geworpen, de tegenstelling Oranje-stadhouder - Staten en tegelijk karakter en betekenis van de Opstand verduidelijkt. Het is duidelijk dat zijn nieuw verworven monarchistische en legitimistische inzichten van na 1795 hem hierbij van dienst zijn geweest. In zijn aanwijzing van alleen het religionis causa als aanvaardbare grondslag voor de Opstand ging hij verder dan de Orangistische traditie van oudsher deed. Maar - ondanks of dankzij? - die eenzijdigheden heeft Bilderdijks optreden vrucht gedragen.Ga naar eind56.
De Verlicht-conservatieve Orangist Willem Bilderdijk, die naar eigen bekentenis ‘zoo strikt gereformeerd’ niet was opgevoed en het christendom maar ‘problematiq’ vondGa naar eind57., is dus door de omwenteling, zijn ballingschap en verdere persoonlijke lotgevallen na 1795 nogal veranderd. Zijn godsdienstige belangstelling en ernst zijn verdiept en gewijzigd. ‘Mistrouw alle zoogenoemde Filosofie en gewaande verlichting. Daar is geen wijsheid dan van God, en geene waarheid dan in Hem. Jezus Christus, en die gekruist, zie daar alles!’Ga naar eind58. Het was het ‘vergift der nieuwere Filosofie, die in onze dagen Gods toorn over geheel Europa heeft doen uitbarsten’.Ga naar eind59. De wereld spoedde zich dan ook naar de jongste dag.Ga naar eind60. Bilderdijks mystiek-eschatologische ver- | |
[pagina 8]
| |
wachtingen verschaften hem dus nieuwe argumenten en toetsstenen voor politieke gebeurtenissen en opvattingen. Hij ontleende er ook een nieuw politiek ideaal aan: dat van de patriarchale monarchie die orde, rust en vrede zou brengen. Met diezelfde doelstelling had hij voorheen het Verlicht-conservatieve ideale stadhouderschap aangehangen en zich ook toen tegen democraten en aristocraten verzet. De oude en de nieuwe Bilderdijk vertoonden dus overeenkomsten en verschillen.
De actualiteit van staat en politiek waren overigens slechts bij vlagen van interesse voor Bilderdijk. Uit bezwaar tegen de geest der eeuw ontvlood hij de eigen tijd en de uitdagingen daarvan meer en meer in geïdealiseerde verten en de innerlijke intimiteit. Ook verloor hij zijn laatste belangstelling voor georganiseerd optreden: ‘Wij christenen moeten, wij mogen geen partij tegen een partij stellen. Individueel moeten wij werken, en elk naar zijn aart en ontfangen gaven. Het is onze Heer en God, dien het toekomt die pogingen in een verband te brengen’ (1823).Ga naar eind61. Een overtuigd en getuigend christen werd Bilderdijk na 1795, een romantisch bevindelijk gelovige van calvinistische afkomst, een volbloed chiliastisch tegenstander van de revolutie van zijn dagen. Maar Groen van Prinsterer wist het reeds: Bilderdijk was contrarevolutionair, niet antirevolutionair. Zoals hij ook geen bevindelijk of neo-calvinistisch gereformeerde was. G.J. Schutte G.J. Schutte is als universitair hoofddocent nieuwe geschiedenis en bijzonder hoogleraar in de geschiedenis van het Nederlands protestantisme werkzaam aan de Vrije Universiteit. Hij heeft speciale belangstelling voor de late achttiende eeuw. |
|