Het Bilderdijk-Museum. Jaargang 7
(1990)– [tijdschrift] Bilderdijk-Museum, Het– Auteursrechtelijk beschermdBilderdijkiana in BaselGa naar eind*Het internationale editiecongres van de Arbeitsgemeinschaft für germanistische Edition vond dit jaar (1990) in Basel plaats. Tussen de lezingen door bracht ik een kort bezoek aan de handschriftenafdeling van de Universiteitsbibliotheek, waar ik op het spoor kwam van twee Bilderdijk-manuscripten.Ga naar eind1. Deze waren ingeplakt in een album van de verzamelaar Karl Geigy-Hagenbach. Karl Geigy, die in 1949 stierf, was een Zwitsers industrieel die autografen verzamelde uit alle landen en alle eeuwen. Het grootste gedeelte van zijn verzameling is door de erven in 1960 geschonken aan de Baselse Universiteitsbibliotheek.Ga naar eind2. De vondst bestaat uit een gedicht en een brief. Het gedicht, ‘God-alleen’, is in 1829 gebundeld in Schemerschijn. Nieuwe Gedichten.Ga naar eind3. In de Dichtwerken vindt men het in deel zes.Ga naar eind4. Het is niet onwaarschijnlijk dat dit manuscript (zie afbeelding) als kopij voor Schemerschijn gefunctioneerd heeft. De telling onderaan wijst daar op: ‘24 r. = 2 bladz.’. De open variant in r. 8: ‘Diens / Gods’ is in de bundel ‘Gods’ geworden. In de bundel is een fout in het motto geslopen. Het bijbelcitaat van Petrus (1 Petr. 5:7.) is daar aan Johannes toegeschreven. Daarentegen is in het gedicht dat in Schemerschijn volgt op ‘God-alleen’ een Johannesspreuk aan Petrus toebedeeld: de verwijzingen van de motto's zijn dus verwisseld.Ga naar eind5. Het manuscript geeft hier de juiste lezing. Of de publikatie in Schemerschijn de eerste in druk is, heb ik niet kunnen achterhalen.Ga naar eind6. Omdat als jaar van ontstaan 1827 opgegeven is, en Schemerschijn pas in 1829 uitkwam, is het voorstelbaar dat er een voorpublikatie in een almanak of literair tijdschrift geweest is. Dan zou het Baselse document kopij dáárvoor geweest kunnen zijn. Behalve de open variant, het motto en een afwijking in onderkast/kapitaal (in regel 16 werd ‘licht’ in druk ‘Licht’), is er geen verschil tussen het manuscript en de eerste druk.
De brief levert bij eerste lezing meer problemen op. Ik laat hier een afschrift van de tekst volgen:
WelEdelgeboren Heeren,
Gevoelig voor de allerverplichtendste Letteren Uwer WelEdelgeb. zoo zeer als voor 't aangenaam boekgeschenk des uitkomenden Bundels van Gedichten enz der Koninklijke Andwerpsche Lettermaatschappy, is het mij een hoogstaangename plicht, aan UWEG. mijn oprechten dank deswegens door deze te betuigen; en ik bid UWEG. dien verder wel te willen overbrengen waar zulks behoort. Indien ik my eenigzins voorgesteld had dat het geringe 't geen ik tot den Dichterlijken Almanac | |
[pagina 13]
| |
heb mogen toebrengen, naderhand in de Werken des Genootschaps opgenomen stond te worden, zou ik van die stukjens naderhand geen ander gebruik gemaakt hebben; doch daar ik ze als uitgediend aanmerkte na aldaar geplaatst te zijn, geloofde ik ze, een geruimen tijd daarna in een mijner uitgegeven Verzamelingtjens te kunnen inlasschen; waarmede 't my tegenwoordig leed doet, het Genootschap voorgekomen te zijn. Na eene gezetter herlezing van dit Deel, zal ik nazien of ik wellicht, ingevolge Uwe vereerende uitnoodiging; ook het een of ander tot den tweeden Bundel zou kunnen opleveren, ofschoon, daar er werklijk een nieuw deel Poëzy van my op de pers en meest afgedrukt is, mijn gereede voorraad thands gering is. Ik heb de eer met betuiging van achting en hartlijke deelneming te zijn,
WelEdelgeboren Heeren,
UWelEdelgeb. Ootmoedige Dienaar,
Leyden den 6. Maart 1825. Bilderdijk
Deze brief is zonder omslag bewaard. Wie zijn de WelEdelgeboren Heeren tot wie Bilderdijk zich richt en waarover gaat het hier? De brief moet verzonden zijn aan het bestuur van het Koninglijk Genootschap van Tael- en dichtkunde te Antwerpen, met name aan de eerste secretaris J.F. Willems en aan de tweede secretaris H. Jansen. Willem Bilderdijk hoorde tot de ‘Buyten-leden’ van dit genootschap, evenals bij voorbeeld D.J. van Lennep, M. Siegenbeek en H. Tollens. De Heeren hadden aan Bilderdijk toegezonden: Gedichten en verhandelingen van het Koninglijk Genootschap van Tael- en dichtkunde te Antwerpen, uitgegeven in 1825 te Antwerpen bij T.-J. Janssens. Deze bundel diende de opvolger te worden van de door het genootschap tot 1823 uitgegeven Antwerpschen Almanach. Naast een aantal nieuwe stukken kon men in deze bundel ook een bloemlezing vinden van gedichten uit de oude almanakken, volgens het voorbericht van de hand van J.F. Willems om de volgende redenen: ‘deels met het inzicht om dezelve aen de vergetelheyd, welke op Almanakken rust, te onttrekken, deels om dat zy in mengelwerken voorkwamen, die nimmer algemeen verkrygbaar geweest, of sints lang uytverkogt zyn’.Ga naar eind7. Van Bilderdijk had de redactie opgenomen de gedichten ‘Herodes’ (pp. 151-154), ‘Klaagzang’ (pp. 158-160) en ‘Progne en Filomele’ (p. 177). Deze verzen waren eerder verschenen in de Antwerpschen Almanach van Nut en Vermaek voor het jaer 1821Ga naar eind8., zoals gezegd ook een uitgave van het Koninglijke Genootschap. Met ‘het geringe 't geen ik tot den Dichterlijken Almanac heb mogen toebrengen’ bedoelt Bilderdijk de genoemde drie gedichten. Dat hij ze pas geruime tijd later in een van zijn verzamelingen herpubliceerde klopt echter niet, want nog in hetzelfde jaar 1821 verschenen alle drie de verzen al in zijn bundel Sprokkelingen.Ga naar eind9. Daarna zijn de drie gedichten dus nogmaals door het Antwerps Genootschap uitgegeven, kennelijk buiten medeweten van Bilderdijk. De Baselse brief, die in eerste instantie een doorsnee-bedankbrief lijkt van geringe waarde, blijkt na bestudering echter van cruciaal belang voor de tekstgeschiedenis van enkele gedichten van Bilderdijk te zijn. De Gedichten en verhandelingen bevatten ongeautoriseerde versies van de drie genoemde | |
[pagina 14]
| |
gedichten. De eerste versie in de Antwerpschen Almanak is wel geautoriseerd, evenals de druk in Sprokkelingen. Tussen deze twee versies zijn aanzienlijke verschillen. Zo bevat ‘Herodes’ in de eerste druk een heel couplet meer dan in de almanakpublikatie. De toekomstige editeur van de historisch-kritische Bilderdijk-editie zal deze twee versies verwerken. De ongeautoriseerde kan hij veilig buiten beschouwing laten, op basis van de door Karl Geigy-Hagenbach bewaarde brief. Marita Mathijsen |
|