Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden. Deel 118
(2003)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 22]
| ||||||||||||||||||
Militaire collaboratie in België tijdens de Tweede Wereldoorlog
| ||||||||||||||||||
[pagina 23]
| ||||||||||||||||||
krutering voor andere formaties dan de Waffen-SS kwantitatief belangrijker was. Een belangrijk deel van de militaire collaborateurs werd ingezet aan het zogeheten ‘thuisfront’, dat is te zeggen in eigen land als onderdeel van de bezettingsmacht als bewakings- en politie-eenheden. Een vergelijking met de militaire collaboratie in andere landen leert dat er vele parallellen zijn, maar toch ook belangrijke verschillen. De aard van het bezettingsregime heeft de rekrutering voor de onderscheiden onderdelen van het Duitse leger beïnvloed. Zo was er in Nederland, waar er een burgerlijk bestuur was, een veel grotere greep van de SS op de militaire collaboratie dan in België dat bestuurd werd door militairen en waar de diverse onderdelen van de Duitse Wehrmacht vrij spel hadden. Een overzicht van de Nederlandse militaire collaboratie bestaat voorlopig niet. Het belangrijkste werk is nog steeds dat van N.K.C.A. in 't Veld over de SS en Nederland.Ga naar voetnoot7 Men treft er uiterst betrouwbare en gedetailleerde informatie aan over de 22 à 25.000 Nederlanders die dienstnamen in de Waffen-SS en aanverwante gewapende SS-formaties. Een belangrijk deel van de militaire collaborateurs werd in Nederland zelf ingezet, onder meer 6.000 manschappen in de Landstorm. In 't Veld geeft ook informatie over enkele formaties die buiten of aan de rand van het SS-complex bleven, zoals de Landwacht, een hulppolitie van NSB'ers. Formaties als de NSKK, waarin meer dan 4.000 Nederlanders dienstnamen, en de OT worden niet behandeld. Recentere literatuur heeft uitsluitend aandacht voor de Nederlandse SS'ers en is veel minder betrouwbaar.Ga naar voetnoot8 Het totaal aantal Nederlandse militaire collaborateurs is niet bekend, zoals ook het aantal na de oorlog wegens militaire collaboratie veroordeelde Nederlanders niet bekend is.Ga naar voetnoot9 Er wordt aangenomen dat Nederland in verhouding tot de bevolking meer wapendragers telde dan de andere door Duitsland bezette landen. Dat is juist voor wat betreft het aantal vrijwilligers in de Waffen-SS. Ga naar voetnoot10 Of dit ook zo is als de gehele militaire collaboratie in ogenschouw wordt genomen, blijft voorlopig een open vraag. Als men met België wil vergelijken is het alvast noodzakelijk ook de andere gewapende formaties in de vergelijking te betrekken. Voor Nederland ontbreken voorlopig de gegevens. Voor België kan nu voor het eerst een volledig overzicht worden gegeven. | ||||||||||||||||||
[pagina 24]
| ||||||||||||||||||
2 De Belgische historiografieDe academische geschiedschrijving over de collaboratie in België is relatief ver gevorderd. Sedert de jaren tachtig werden talrijke scripties en proefschriften geschreven waarin diverse aspecten van de politieke, ideologische, culturele, economische en ook militaire samenwerking met de bezetter werden beschreven en geanalyseerd.Ga naar voetnoot11 Er verschenen ook enkele belangrijke monografieën over aspecten van de militaire collaboratie.Ga naar voetnoot12 In Vlaanderen bestaat er tevens een uitgebreide apologetische literatuur waarin gewezen militaire collaborateurs hun eigen geschiedenis schrijven. Ook voor de Waalse oostfrontstrijders bestaan dergelijke werken. Het zijn werken die de toets van de historische kritiek niet doorstaan wegens hun apologetisch karakter en gebrek aan historische métier, maar die niettemin een documentaire waarde hebben.Ga naar voetnoot13 Er is dus voor de geïnteresseerde lezer heel wat informatie voorhanden. Een overzicht van de militaire collaboratie in het Nederlands ontbreekt evenwel.Ga naar voetnoot14 Dit artikel wil deze lacune aanvullen en meteen de belangrijkste wetenschappelijke literatuur signaleren. Na de Tweede Wereldoorlog werden 38.000 à 39.000 Belgen veroordeeld wegens ‘wapendracht tegen België.’ Ca. 3.000 moesten niet meer veroordeeld worden doordat ze in Duitse dienst waren gesneuveld. Een kleine minderheid slaagde erin onbekend te blijven voor het Belgische gerecht. Alles bij elkaar telde België ca. 42.000 militaire collaborateurs. Daarmee was militaire collaboratie veruit de belangrijkste vorm van medewerking met de vijand, als men tenminste collaboratie definieert vanuit het perspectief van de naoorlogse strafrechtpleging. In het totaal werden ca. 53.000 Belgen veroordeeld wegens collaboratie. Meer dan tweederde werd veroordeeld wegens ‘wapendracht tegen België.’ | ||||||||||||||||||
[pagina 25]
| ||||||||||||||||||
Wapendracht tegen België' dekte vele ladingen. Dat kon gaan van zuiver politieke collaborateurs die zich gewapend hadden vertoond, van leden van paramilitaire formaties, tot leden van Duitse legereenheden. Sommige collaborateurs die nooit een wapen hadden gedragen, zoals bijvoorbeeld 350 vrijwilligsters van het Deutsches Rotes Kreuz (DRK)Ga naar voetnoot15 werden veroordeeld voor ‘wapendracht’. Deze bijdrage focust op de onderscheiden organisaties waarin de Belgische militaire collaborateurs actief waren. Ze worden gesitueerd in de nationaal-socialistische instellingen en in het Belgische collaboratielandschap. De militaire collaborateurs waren verspreid over diverse organisaties die direct te maken hadden met de Duitse oorlogsvoering. Het ging om fronteenheden (Waffen-SS, Heer, Kriegsmarine), diverse wachtformaties ingeschakeld bij de bezettingstroepen, logistieke en vervoerseenheden (Organization Todt (OT) en Nationalsozialistische Kraftfahrkorps (NSKK)) en politionele eenheden (Feldgendarmerie en Sicherheitspolizei (SIPO)). De vrijwilligers uit de genoemde organisatie hadden zeer verschillende statuten en contracten, die vaak ook nog veranderden in de tijd. Velen tekenden voor een kortlopend engagement zodat het hierboven genoemde totaal aantal militaire collaborateurs niet mag worden beschouwd als een potentieel dat op een bepaald moment beschikbaar was. Medio 1943 waren er iets minder dan 20.000 Belgen onder de Duitse wapens, een potentieel dat min of meer stabiel bleef tot het einde van de oorlog. De geschiedenis van de militaire collaboratie wordt in eerste instantie bepaald door de belangen van de diverse geledingen van de bezettingsstructuren, in tweede instantie door de belangen van de politieke collaboratiebewegingen. Een en ander maakt het noodzakelijk een onderscheid te maken tussen de Nederlandstalige Belgen (Vlamingen) enerzijds en de Franstalige Belgen (Franstalige Brusselaars en Walen) anderzijds. In de Duitse bezettingspolitiek werd de tegenstelling tussen de twee taalgemeenschappen strategisch uitgespeeld met de bedoeling het Belgisch territorium bij Duitsland aan te hechten. Voor een Belgische collaboratiebeweging was geen ruimte. Er waren op het vlak van de militaire collaboratie dan ook geen Belgische organisaties, alleen Vlaamse en ‘Waalse’. De notie ‘Waals’ moet in deze context worden gerelativeerd. Heel wat ‘Waalse’ collaborateurs beschouwden zich als Franstalige Belgen of ze kwamen uit Brussel (dat niet tot Wallonië behoort) of ze waren Franstalige Vlamingen. De Franstalige collaboratiebeweging Rex onder leiding van Léon Degrelle noemde zich alleen om tactische redenen Waals, ze was in feite Franstalig-Belgisch. Léon Degrelle is er dankzij de militaire collaboratie in geslaagd Rex als beweging van de Waalse ‘verfranste Germanen’ te doen erkennen. Rex werd zo een exponent van de SS en het Groot-Duitse annexionisme. Aan Vlaamse zijde zijn er geen terminologische moeilijkheden. De politieke collaboratie was er volledig vervlochten met het anti-Belgisch Vlaams-nationalisme. Eén van de drijfveren voor de collaboratie was precies de vernietiging van de Belgische staat en de realisatie van een Vlaamse staat. | ||||||||||||||||||
[pagina 26]
| ||||||||||||||||||
Deze doelstelling scheidde de Vlaams-nationalistische collaboratie van de Groot-Duitse annexionistische collaboratiebeweging die door de SS in het ‘Germaanse’ Vlaanderen uit de grond werd gestampt. De tweespalt heeft mede de militaire collaboratie in Vlaanderen bepaald. Een geval apart waren de militaire ‘collaborateurs’ in Duitstalig België. De streek rond Eupen, Malmédy en Sankt-Vith die na de Eerste Wereldoorlog als oorlogscompensatie aan België werd toegewezen, werd onmiddellijk na de Duitse inval geannexeerd. De dienstplicht werd er ingevoerd, waardoor vele mannen willens nillens terechtkwamen in de Wehrmacht. De Belgische overheid veroordeelde niettemin meer dan 2.000 van hen als militaire collaborateurs. | ||||||||||||||||||
3 Vlaamse Waffen-SS'ers voor 22 juni 1941: politieke soldatenGa naar voetnoot16Doordat het Belgische staatshoofd koning Leopold III in het bezette land was gebleven handhaafde Hitler de Militärverwaltung onder de leiding van generaal Alexander von Falkenhausen. Zo kon in het bezette België de illusie blijven leven dat Duitsland niet uit was op een annexatie. Diverse politieke krachten hebben vanuit die illusie een politiek van verregaande aanpassing aan of regelrechte collaboratie met de bezetter gevoerd. In Vlaanderen collaboreerde het Vlaams Nationaal Verbond (VNV) van meet af aan.Ga naar voetnoot17 De politieke partij van het anti-Belgische Vlaams-nationalisme vond een aanknopingspunt in de door Hitler bevolen Flamenpolitik. Op 14 juli 1940 gaf hij de instructie jede mögliche Förderung der Flamen na te streven. Hitler wilde de ‘Germaanse’ Vlamingen bevoordelen ten opzichte van de ‘Latijnse’ Walen. Militärverwaltungschef Eggert Reeder sloot een tactisch bondgenootschap met het VNV. In ruil voor machtsverwerving in de Belgische staatsstructuur werd het VNV ingeschakeld in de Ruhe und Ordnung-politiek. Militaire collaboratie van VNV'ers was er een logisch gevolg van. De eerste Vlaamse militaire collaborateurs kwamen nochtans uit een andere hoek. Reeds op 25 mei 1940, nog voor de capitulatie van het Belgische leger, werd de SS-Standarte ‘Westland’ opgericht waarin Vlaamse vrijwilligers voor de Waffen-SS konden worden opgenomen. Reichsführer-SS Heinrich Himmler zag de werving van Germaanse Waffen-SS' ers als een onderdeel van een politiek die een Groot-Germaans Rijk als uitkomst had. De vrijwilligers moesten de spits van een Heim-ins-Reich-beweging vormen samen met lokale Algemene-SS afdelingen. In België kaderden deze initiatieven bovendien in een infiltratiepolitiek in het ambtsgebied van de Militärverwaltung. Reeder, zelf Ehrenführer in de SS, nam een dubbelzinnige houding aan ten opzichte | ||||||||||||||||||
[pagina 27]
| ||||||||||||||||||
van Himmlers initiatieven. Als verantwoordelijk ambtenaar begreep hij dat een Groot-Duitse beweging in België noch in Vlaanderen bij gebrek aan aanhang bruikbaar was voor de Ruhe und Ordnung-politiek. Daarvoor had hij het VNV nodig. Aan de andere kant was Reeder niet gekant tegen een annexatiepolitiek. Hij gebruikte de SS om het nationalistische VNV tot ideologische concessies en tot militair opbod te dwingen. De VNV-leiding zag zich geconfronteerd met het feit dat de Vlaamse Algemene-SS na zijn oprichting in augustus 1940 een werfcampagne begon voor de Standarte ‘Westland’. In minder dan een maand tijd meldden zich 455 kandidaten. Maar na een strenge fysieke selectie vertrokken slechts 45 vrijwilligers op 27 september 1940 naar een opleidingskazerne in München. Vooral de vereiste lengte van 1.70 m. bleek een probleem. Diegenen die de proef doorstonden kregen in München een militaire én politieke opleiding. De VNV-leiding werd onder druk gezet om vrijwilligers te leveren. Zo werd ze voor een dilemma geplaatst. Werven voor de SS-Standarte ‘Westland’ speelde in de kaart van de Groot-Duitse tegenstander. Militaire collaboratie was evenwel noodzakelijk om politieke geloofwaardigheid te verwerven. De VNV-leiding richtte zich begin 1941 tot het Oberkommando der Wehrmacht (OKW) om VNV-eenheden op te richten die in het kader van de Wehrmacht de Belgische kust zouden verdedigen. Het OKW wees het aanbod af met de mededeling dat niet-Duitse Germanen zich alleen voor de Waffen-SS konden melden. Op 20 april 1941 besloot de VNV-leiding de stap te wagen, nadat ze ten onrechte meende daarmee de voorwaarde te vervullen om de Vlaamse SS onder controle te krijgen. De werving voor een nieuwe voor Vlaamse en Nederlandse vrijwilligers opgerichte SS-Standarte ‘Nordwest’ ging van start. De fysieke normen werden iets verlaagd. Met de vereiste 1.65 m. kwam de doorsnee Vlaamse man in aanmerking. Toch leverde de werving maar een 400-tal vrijwilligers op. Vele VNV'ers koesterden een diep wantrouwen ten opzichte van de SS. | ||||||||||||||||||
4 Operatie Barbarossa: mankracht gevraagd voor het oostfront en het thuisfrontOperatie Barbarossa veranderde de situatie. Aan Duitse zijde werd het element mankracht van groter belang. Het leidde tot meer en soepelere mogelijkheden voor militaire collaboratie in de bezette landen. De Wehrmacht kreeg in april 1941, toen de inval in de Sovjet Unie al vast stond, groen licht om niet-Duitsers in te schakelen. In België werden paramilitaire eenheden opgericht die de taak van de Duitse bezettingstroepen gedeeltelijk konden overnemen. Zo werden in april 1941 de eerste initiatieven genomen tot de oprichting van twee Vlaamse wachteenheden.Ga naar voetnoot18 In juli 1941 werd een Vlaams Legioen opgericht, een op papier zelfstandige Vlaamse eenheid die aan het oostfront in het kader van de Waffen-SS werd ingezet. Ook de Walen werden nu ingeschakeld in de Duitse oorlogsvoering. In de zomer van 1941 werd het Waals Legioen opgericht dat in het kader van de Wehrmacht aan | ||||||||||||||||||
[pagina 28]
| ||||||||||||||||||
het oostfront werd ingezet en in november 1941 kwam ook een Waalse wachteenheid tot stand. Vlamingen en Walen konden bovendien vanaf februari 1941 dienstnemen in het NSKK en de OT. Zij konden in principe worden ingezet aan en achter alle Duitse fronten. Het grootste deel van de vrijwilligers kwam uiteindelijk aan het oostfront terecht. Een beperkt aantal Vlamingen en Walen werd ingezet in Duitse politie-eenheden in België. In 1943 werd eenheden Hilfsfeld-gendarmerie opgericht, hoofdzakelijk met VNV'ers. Leden van de Vlaamse SS maakten deel uit van de Sicherheitspolizei/Sicherheitsdienst (SIPO/SD). Zij vormden een Veiligheidkorps dat terreurdaden pleegde. Leden van Rex maakten deel uit van de Formations B die samenwerkten met de SIPO/SD. Een beperkt aantal Belgen, Vlamingen en Walen maakte tenslotte deel uit van een in 1943 opgerichte Zivilfahndungsdienst die werkweigeraars moest opsporen. Aan al de genoemde organisaties wordt hieronder aandacht besteed. Hun geschiedenis is nauw verbonden met de politieke collaboratie. Dat betekent niet dat we uitsluitend politiek gemotiveerde vrijwilligers aantreffen. Uit alle bronnen blijkt dat naarmate de druk op de arbeidsmarkt vergrootte, met de invoering van de verplichte tewerkstelling eerst in België (6 maart 1942) daarna in Duitsland (6 oktober 1942), de instroom van a-politieke vrijwilligers toenam, vooral in de wachteenheden. In de NSKK en de OT was dat van meet af aan al zo. De depolitisering werd in de hand gewerkt door de Militärverwaltung die de politieke voogdij van de collaboratiebewegingen brak door de militaire collaborateurs contractueel te binden aan de Wehrmacht. | ||||||||||||||||||
4.1 Het Vlaams Legioen als opstap naar de Waffen-SSDe VNV-leiding meende dat met de oprichting van anti-bolsjewistische vrijwilligerseenheden overal in Europa in de zomer van 1941 het moment gekomen was om buiten de Waffen-SS een volwaardige militaire eenheid op te richten. Zij hoopte zo de VNV-inspanningen op militair gebied zichtbaar te maken. Bovendien rekende ze erop met de strijd tegen het bolsjewisme de sympathie te winnen van de anti-communistische opinie. Hoewel sommige jonge katholieken zich inderdaad lieten meeslepen, mislukte dit grotendeels, mede door de afwijzende houding van de Belgische Kerk. Ook de veronderstelling dat het Vlaams Legioen onder de controle van het VNV zou vallen, bleek een misrekening. De VNV-leiding werd al onmiddellijk met de neus op de feiten gedrukt door de richtlijnen van het OKW die de omkadering van het Vlaams Legioen aan de Waffen-SS toewees. Voor Himmler bleef het politieke motief primeren. Hij liet zich de Germaanse vrijwilligers niet ontglippen. Op 2 augustus 1941, twee dagen voor het vertrek van de eerste vrijwilligers, werd een akkoord bereikt tussen het VNV en de Vlaamse SS-Ergänzungsstelle. Het valt te betwijfelen of dit akkoord de goedkeuring wegdroeg van de SS-leiding in Berlijn, want het voorzag in een verregaande politieke controle van het VNV. In de opleidingscentra te Debica en te Arys bleek spoedig dat van het akkoord niets terecht kwam. Aanvankelijk werd het Vlaams Legioen gewoon ontbonden. De vrijwilligers werden toegevoegd aan de SS-Standarte ‘Nordwest’. Het leidde tot luide protesten bij de vrijwilligers. Enkele | ||||||||||||||||||
[pagina 29]
| ||||||||||||||||||
tientallen slaagden er zelfs in terug naar huis te keren. Uiteindelijk werd het Vlaams Legioen weer opgericht als het SS-Freiwilligen Legion ‘Flandern’. Van de politieke controle van het VNV, eigen beveltaal, eigen officierenkorps, katholieke aalmoezenier enz. bleef niets over. De vrijwilligers werden integendeel onderworpen aan een Groot-Duitse en anti-katholieke indoctrinatie. Dat leidde tot blijvende spanningen met een belangrijke groep VNV-gezinde vrijwilligers en met de VNV-leiding. De werving werd niettemin met alle middelen voortgezet. Tot medio 1943 meldden zich ca. 4.000 vrijwilligers. Het merendeel kwam terecht in het Vlaams Legioen, maar ook in reguliere Waffen-SS-eenheden zoals de 5. SS-Division ‘Wiking’ waarin de SS-Standarte ‘Westland’ werd ondergebracht. Medio 1943 werd de laatste schijn van zelfstandigheid opgeheven toen het Vlaams Legioen werd omgevormd tot de 6. SS-Freiwilligen Sturmbrigade ‘Langemarck’. De vrijwilligers werden verplicht de SS-eed af te leggen. Enkele honderden weigerden ondanks zware druk. Voor de VNV-leiding was de afschaffing van het Vlaams Legioen de druppel die de emmer deed overlopen. Op 14 augustus 1943 werd de werving voor de Waffen-SS gestaakt. De vele vrijwilligers die de partij had geworven konden niet meer terug daar ze een dienstcontract voor Kriegsdauer hadden getekend. Het VNV bleef de Duitse oorlogsinspanning steunen door de werving voor NSKK, OT en de wachtformaties voort te zetten. Bovendien startte vanaf september 1943 een werfcampagne voor de Kriegsmarine waarvoor ca. 500 Vlamingen, hoofdzakelijk VNV'ers zich meldden. De werving voor de Waffen-SS kwam nu volledig in handen van de Vlaamse SS die inmiddels met de Duits-Vlaamse Arbeidsgemeenschap (DeVlag) een politieke beweging tegen het VNV had gevormd.Ga naar voetnoot19 In het totaal meldden zich tot september 1944 ca. 6.000 Vlamingen voor de Waffen-SS. Zij waren zeker niet allemaal politiek geëngageerd in het VNV of de DeVlag/SS. Uit een statistiek van het Belgische Ersatzkommando der Waffen-SS waarin een 5.000-tal vrijwilligers werden gerangschikt volgens Parteizugehörigkeit blijkt zelfs dat 2/3 ohne Partei opgaf. Iets meer dan 800 bekenden zich tot het VNV, een 500-tal tot de Vlaamse SS of de DeVlag. Het leidt weinig twijfel dat heel wat meer vrijwilligers sympathiseerden met één van beide bewegingen. | ||||||||||||||||||
4.2 Het Waals Legioen: Léon Degrelles politieke pasmuntGa naar voetnoot20Hitlers actieve Flamenpolitik vastgelegd in de instructie van 14 juli 1940 had een keerzijde, namelijk dat de Walen keinerlei Vergünstigungen te beurt mochten vallen. Rex-leider Léon Degrelle probeerde niettemin al vanaf de zomer van 1940 een aanknopingspunt te vinden om een belangrijke rol op de politieke scène te spelen.Ga naar voetnoot21 | ||||||||||||||||||
[pagina 30]
| ||||||||||||||||||
Voorlopig bleef dat zonder succes mede doordat hij geen steun kreeg van de Militärverwaltung. Degrelle koos voor de vlucht vooruit. In januari 1941 verklaarde Degrelle dat Rex Adolf Hitler als leider erkende. Maar nog kreeg hij het vertrouwen van de Militärverwaltung niet. De organisaties van Rex in Vlaanderen werden in mei 1941 zelfs verplicht aan te sluiten bij het VNV. Reeder beschouwde Degrelle als een onbetrouwbaar opportunist. Degrelle deed al begin 1941 voorstellen om met Rex militair te collaboreren. In maart 1941 startte hij een wervingsactie voor de NSKK. Het veranderde weinig aan Degrelles machteloosheid. Daarin kwam pas verandering na 22 juni 1941. Vrijwel onmiddellijk ondernam hij stappen om een Belgische anti-bolsjewistische eenheid op te richten. De Militärverwaltung gaf groen licht, zij het slechts voor een Waals Legioen waarin uitsluitend Franstalige Belgen konden dienstnemen. Op 6 juli 1941 werd de oprichting van de Légion Wallonie aangekondigd en op 20 juli 1941 verklaarde Degrelle dat hijzelf als gewoon soldaat zou vertrekken. Samen met 800 anderen, voor het overgrote deel rexisten, vertrok hij in augustus inderdaad naar een opleidingskazerne van de Wehrmacht met een contract voor Kriegsdauer. Doordat de niet als Germaans beschouwde Walen door de Wehrmacht omkaderd werden, waren de vrijwilligers minder onderhevig aan Duitse indoctrinatie dan hun Vlaamse collega's in de Waffen-SS. Het Waals Legioen had een aalmoezenier, de interne beveltaal was Frans en het had gedeeltelijk eigen officieren. Degrelle zette al zijn troeven op de Légion Wallonie. Heel Rex stond er ten dienste van. Op 22 februari 1942 kregen alle nationale en lokale rexistische leiders het bevel zich te melden. Adolescenten uit de rexistische jeugdbeweging werden ingelijfd en een deel van manschappen van de Garde Wallonne werd overgeheveld. Zo vertrok op 10 maart 1942 opnieuw een contingent van 450 rexisten. Degrelle begreep al snel dat de steun van Himmler zijn opgang kon versnellen. In september 1942 richtte hij zich tot de SS-top in Berlijn met het verzoek de Légion Wallonie op te nemen in de Waffen-SS. Op 17 januari 1943 hield hij een opmerkelijke redevoering in Brussel waarin hij de toekomst van Wallonië in het Duitse Rijk situeerde. Achter de schermen manoeuvreerde hij zich aan de onderhandelingstafel met de Reichsführer-SS van wie hij op 23 mei 1943 de overheveling van het Waals Legioen bekwam. Zo ontstond op 1 juni 1943 de 5. SS-Freiwilligen Sturmbrigade ‘Wallonien’ met op dat moment zo'n 1.600 vrijwilligers. De eenheid behield haar aalmoezenier en werd intern in het Frans gecommandeerd. | ||||||||||||||||||
4.3 De wachteenhedenAan de vooravond van operatie Barbarossa werden in Vlaanderen twee verschillende wachteenheden opgericht: de Vlaamse WachtGa naar voetnoot22 en de Vlaamse Fabriekswacht.Ga naar voetnoot23 Hun geschiedenis vertoont vele parallellen. | ||||||||||||||||||
[pagina 31]
| ||||||||||||||||||
De oprichting van de Vlaamse Wacht ging uit van de Militärverwaltung en de Wehrmacht Kommandostab. Zij zochten contact met het bij het VNV aanleunende Verbond van Vlaamse Oudstrijders (VOS) dat Vlaams-nationalistische oud-militairen groepeerde. De Vlaamse Wacht werd geconcipieerd als Hilfstruppe voor de Landesschutz-Bataillone met het statuut van Wehrmachtsgefolge. De werving gebeurde uitsluitend door VOS en voor de omkadering werd geworven bij Vlaamsgezinde beroepsofficieren in Duitse krijgsgevangenschap. De vrijwilligers werd een carrière in de Belgische Rijkswacht (een nationaal politiekorps) voorgespiegeld. De werving had onmiddellijk groot succes. In de eerste weken meldden zich al duizenden kandidaten. De effectieve getalssterke werd geleidelijk aan opgevoerd tot een maximum van ca. 2.500 wachters in 1943. Doordat de vrijwilligers kortlopende contracten konden sluiten was er een relatief groot verloop. Ca. 5.000 vrijwilligers namen dienst tussen 1941 en 1944. Vrijwel onmiddellijk kwam het tot politieke spanningen in de Vlaamse Wacht. De Militärverwaltung wenste de politieke invloed van het VNV te beperken en ze kreeg daarbij steun van een deel van het Vlaamse officierenkorps. Het VNV dat via VOS het merendeel van de vrijwilligers leverde, zag de Vlaamse Wacht als een gewapend verlengstuk van de partij en wilde zoveel mogelijk medezeggenschap. De VNV-leiding stelde de Vlaamse Wacht in de propaganda voor als de kern van een toekomstige Vlaamse ‘Weermacht’. De realiteit was heel anders. De vrijwilligers werden feitelijk bevolen door Duitse officieren van de Landesschutz-Bataillone die hen naar goeddunken inzetten. Hun taak was het bewaken van Duitse militaire installaties en strategische punten zoals havens, bruggen en spoorwegen. De invloed van het VNV was zeer beperkt. Niettemin werd in SS-rapporten gewezen op de grote VNV-invloed die onder meer verantwoordelijk werd gesteld voor de boycot van de Waffen-SS werving bij de Vlaamse wachters. De Militärverwaltung sprak dit met klem tegen en beklemtoonde dat de Vlaamse Wacht een instrument in haar handen was en dat de vrijwilligers ter beschikking stonden van de Duitse oorlogsvoering. De feiten gaven haar gelijk. In mei 1942 verloor VOS het monopolie op de rekrutering. Voortaan zorgde de Vlaamse Wacht zelf voor de aanwerving van nieuwe vrijwilligers. Met het oog op een dreigende invasie vanuit Groot-Brittannië werden de Vlaamse Wachters in 1944 für Kriegsdauer beëdigd op Adolf Hitler. Hun statuut wijzigde van Wehrmachtsgefolge tot Wehrmachtsangehörige. De officieren en onderofficieren hadden dat statuut al van meet af aan. De Vlaamse Fabriekswacht ontstond door toedoen van Christian Turcksin, een VNV'er die een café uitbaatte in de buurt van enkele vliegvelden van de Luftwaffe. Hij bemiddelde bij het zoeken naar betrouwbare Belgische burgers voor het bewaken van de vliegvelden. Zo ontstond in april 1941 een organisatie geleid door Turcksin die bewakingsopdrachten voor de Luftwaffe in heel België en Noord-Frankrijk aanvaardde. Vanaf oktober 1941 opereerde de organisatie met geüniformeerde en licht gewapende eenheden die de Vlaamse Fabriekswacht werden gedoopt, een Tarnbezeichnung, aangezien er allerminst fabrieken werden bewaakt. De Vlaamse Fabriekswacht stond in dienst van het Luftgaukommando Belgien und Nordfrankreich en was zodoende onafhankelijk van het bezettingsbestuur. Von | ||||||||||||||||||
[pagina 32]
| ||||||||||||||||||
Falkenhausen had namelijk geen bevoegdheid over de actieve militaire eenheden die in zijn ambtsgebied opereerden. Turcksin van zijn kant werkte nauw samen met het VNV die hem een ruime rekruteringsbasis verschafte. Doordat de Fabriekswachters het uniform van de Dietse Militie / Zwarte Brigade (VNV-militie) droegen, spaarde Turcksin bovendien kosten uit. Want dat het hem vooral om winstbejag te doen was, staat buiten kijf. Op 26 april 1942 kwam het tot een officiële samenwerking die onder meer voorzag dat Vlaamse Fabriekswachters automatisch lid waren van het VNV. De Luftwaffe vond daar geen graten in. Het VNV waarborgde betrouwbare wachters en zorgde voor de aanwerving. Het Luftgaukommando vroeg steeds meer mankracht. Tot mei 1942 telde de organisatie ca. 250 leden. De volgende maanden werden ca. 1.000 nieuwe wachters aangeworven. Het Luftgaukommando leidde onderofficieren en officieren op. Het VNV beschouwde de Vlaamse Fabriekswacht openlijk als een gewapend verlengstuk. Op 15 januari 1943 wordt de Vlaamse Fabriekswacht zelfs omgevormd tot de Dietse Militie / Wachtbrigade en zo ingelijfd als een formeel onderdeel van de VNV-militie. Er kwamen moeilijkheden toen de VNV-leiding probeerde Turcksin financieel te kortwieken. Hij zocht steun bij het Luftgaukommando dat na een samenspraak met de Militärverwaltung maatregelen tot Entpolitisierung nam. In mei 1943 werd de Dietse Militie / Wachtbrigade omgevormd tot de Vlaamse Wachtbrigade. Het statuut van de wachters veranderde. Waar zij tot dan toe gewoon burgers waren op de betaallijst van de Wehrmacht werden ze nu militarisierte Wehrmachtsgefolge. Ondanks tegenwerking van het VNV stelde het Luftgaukommando Turcksin aan als brigadecommandant en werd het lidmaatschap van het VNV niet langer verplicht gesteld. De VNV-leiding constateerde dat zij ondanks al de inspanningen die ze had geleverd buiten spel werd gezet. Het gros van de vrijwilligers sympathiseerde met het VNV. Toen medio 1944 de éénjarige contracten afliepen was de leegloop massaal. De officieren konden niet terug want die hadden een contract voor Kriegsdauer ondertekend. Samen met enkele honderden wachters vluchtten ze in september 1944 naar Duitsland waar ze werden ingelijfd in een Vlaamse Flakbrigade. Parallel met de oprichting van de Vlaamse Wacht werd in mei 1941 ook de principebeslissing genomen tot de oprichting van een Garde Wallonne met een identieke functie. Degrelle werd aangezocht om de werving te organiseren. De Rex-leider kondigde de oprichting van de Garde Wallonne pas aan op 6 juli 1941 samen met die van de Légion Wallonie. De effectieve rekrutering begon pas in september 1941 omdat Rex onvoldoende basis had om de twee rekruteringscampagnes tegelijk te verwerken en er om propagandistische redenen de prioriteit uitging naar de Légion Wallonie. De Garde Wallonne was dan ook een permanent werfreservoir voor de Légion Wallonie en vanaf 1 juni 1943 voor de SS-Sturmbrigade ‘Wallonien’. Vele wachters verkozen het thuisfront boven het oostfront. De Garde Wallonne groeide aan tot ca. 1.500 man in 1943 en 1944. Een Waalse tegenhanger voor de Fabriekswacht / Vlaamse Wachtbrigade bestond niet. In Vlaanderen en in Wallonië opereerden tenslotte kleine paramilitaire bewakings- | ||||||||||||||||||
[pagina 33]
| ||||||||||||||||||
eenheden van belangrijke fabrieken, zoals de Erlawacht bij het Erlavliegtuigmotorenfabriek te Mortsel (Antwerpen) en de Marine-Überwachungsstelle Cockerill bij de Cockerillscheepswerven te Hoboken (Antwerpen). In Wallonië was er een Fabrique Nationale (FN)-Garde bij de wapenfabriek te Herstal. De enkele honderden vrijwilligers waren grotendeels leden van collaborerende politieke organisaties. | ||||||||||||||||||
4.5 NSKK en OTDe wervingsactie voor NSKK en OT kwam al begin 1941 op gang. Aanvankelijk was ze gewoon opgezet als werkverschaffing waarbij gunstige arbeidsvoorwaarden een lokmiddel waren. Belgische NSKK'ers en OT'ers werden aanvankelijk vooral ingezet met kortlopende arbeidscontracten in België en Frankrijk bij de bouwwerken aan de Atlantikwall. Na de inval in de Sovjet-Unie werden de vrijwilligers vooral aan het oostfront ingezet. De werving werd meer gepolitiseerd. Rex en VNV maakten propaganda en vooral het VNV probeerde de werving als politieke pasmunt te gebruiken. Bij de NSKK-werving lukte dat gedeeltelijk. Met de NSKK-leiding werd overeengekomen dat alle vrijwilligers lid moesten zijn van het VNV. Op papier vormden ze de Dietse Militie / Motorbrigade, een onderdeel van de VNV-militie. In ruil voerde het VNV de werfinspanningen op en nam het de betalingsadministratie op zich. Aan de zijde van Rex constateert men een parallelle ontwikkeling. Er werd een Brigade Motorisée Rexiste opgericht waar onmiddellijk een 300-tal rexisten deel van uitmaakten. In 1943 startte de DeVlag een aparte werving voor OT en NSKK. DeVlaggezinde vrijwilligers werden in aparte eenheden ondergebracht.Ga naar voetnoot24 Het totaal aantal Belgen dat dienstnam is niet bekend. Na de oorlog werden ca. 3.000 OT'ers en ca. 4.000 NSKK'ers door Belgische rechtbanken veroordeeld. Vooral bij de groep OT'ers was er maar een beperkte groep die effectief gewapend was, namelijk het OT-Schutzkorps. Medio 1943 waren daar een 700-tal Vlamingen en Walen in geëngageerd. De Militärverwaltung beschouwde alleen deze groep van de OT in unmittelbaren WehrmachtdienstGa naar voetnoot25 | ||||||||||||||||||
4.6 Belgen in Duitse politiedienstenVoor politionele activiteiten beschikte de Militärverwaltung over de Feldpolizei (FP) en de Geheime Feldpolizei (GFP). Daarnaast opereerde de SIPO/SD in het ambtsgebied van Von Falkenhausen. Haar activiteiten kaderden in Himmlers infiltratiepolitiek. Door het taaie verzet van de Militärverwaltung zou het tot 1944 duren voordat Himmler in Brussel een Höhere SS- und Polizeiführer (HSSPF) kon benoemen.Ga naar voetnoot26 Begin 1942 besliste de Militärverwaltung dat betrouwbare Vlamingen en Walen | ||||||||||||||||||
[pagina 34]
| ||||||||||||||||||
deel konden uitmaken van een op te richten Hilfsfeldgendarmerie. De rexistische leiding verleende haar medewerking door de reeds eerder gestarte militaire vooropleiding van rexistische militieleden eraan te koppelen. Op die manier geraakten enkele honderden leden van de Rex-militie geëngageerd in de Hilfsfeldgendarmerie. Ga naar voetnoot27 Ook de VNV-leiding besliste haar militieleden in te zetten, zij het dat bepaalde opdrachten, zoals het opsporen van werkweigeraars, werden uitgesloten. Begin juli 1943 traden de eerste VNV'ers toe met een contract voor een jaar. In totaal traden zo'n 1.300 Belgen toe tot de Hilfsfeldgendarmerie, behalve VNV'ers en rexisten ook heel wat a-politieke elementen. Op 1 november 1943 richtte de Militärverwaltung nog de Zivilfahndungsdienst op, een speurdienst die de Feldgendarmerie moest helpen met het opsporen van werkweigeraars. Aan de Nieuwe Ordebewegingen werd gevraagd er vrijwilligers voor te leveren. Rex en DeVlag zegden toe, het VNV weigerde.Ga naar voetnoot28 Enkele honderden Belgen deden dienst als Zivilfahnder. De SIPO/SD werkten samen met de Vlaamse SS en de DeVlag en vanaf 1943 ook met Rex. Enkele Vlaamse SS'ers werkten ten individuele titel al van meet af aan voor de SIPO/SD. Meestal werden ze aangetrokken voor administratieve en ondersteunende taken en zo geraakten ze gaandeweg betrokken bij het eigenlijke politiewerk. De samenwerking tussen de Vlaamse SS en de SIPO/SD werd meer systematisch georganiseerd toen op 1 april 1942 SS-Oberführer Richard Jungclaus in Brussel aantrad als Himmlers gevolmachtigde voor Volkstumsfragen, in feite een embryonale HSSPF. Jungclaus coördineerde alle initiatieven van de SS in België. De Vlaamse SS-Stormbanleider Robert Verbelen vormde met een vijftigtal medestanders rond de jaarwisseling 1942-1943 de zogeheten Polizeizug Verbelen die terreuracties ondernam tegen Belgen die ervan werden verdacht het verzet te steunen. Eenheden van Vlaamse SS'ers werden tevens ingezet bij razzia's tegen joden. Verbelen werkte onder de vleugels van Jungclaus, maar zijn ongecoördineerde en vaak amateuristisch uitgevoerde acties werden tegengewerkt door de Militärverwaltung. Voorts werd een kleine SS-Wacht gevormd voor de bescherming van een vliegveld in Sint-Truiden. Operationeel werkte deze wacht voor het Luftgaukommando. Hij moet worden beschouwd als een mislukte poging om een tegenhanger voor de bij het VNV aanleunende Vlaamse Fabriekswacht te vormen. Het hoop en al vijftigtal vrijwilligers smolt in 1943 samen met een Vlaamse SD-Wacht die instond voor de bewaking van het KZ van Breendonk en het jodenverzamelpunt te Mechelen. Naarmate de oorlog vorderde en de confrontaties met het verzet toenamen werden er meer en meer Vlaamse SS'ers ingeschakeld in de SIPO/ SD. Ze traden onder meer op als een politietroep voor de DeVlag. Robert Verbelen vormde in mei 1943 het zogeheten Veiligheidkorps van de DeVlag dat tientallen bloedige aanslagen pleegde, gedekt door de Dienststelle Jungclaus. De Dienststelle Jungclaus werkte vanaf de integratie van Rex in de SS ook samen met de Formations-B, opgericht op 20 november 1943 om rexisten te beschermen te- | ||||||||||||||||||
[pagina 35]
| ||||||||||||||||||
gen aanslagen van het verzet.Ga naar voetnoot29 De Formations-B telden ca. 400 leden. Voorts werd in maart 1943 het Département de Sécurité et d'Information (DSI) opgericht, een rexistische inlichtingendienst met de Brigade Z als executieve eenheid. Het DSI trachtte zich op te werpen als een reguliere politiedienst. Medio 1944 kwam er een akkoord met SIPO waardoor DSI verlengstuk werd van de SIPO.Ga naar voetnoot30 Al de genoemde politiediensten geraakten betrokken bij de bloedige spiraal van terreur en tegenterreur. De Vlaamse SS en Rex, gesteund en gedekt door de SIPO/SD, gingen al in 1943 over tot terreurdaden tegen Belgen die ervan werden verdacht het verzet te steunen. Ook het VNV geraakte tenslotte betrokken bij terreurdaden. Begin 1944 werden de Hilfsfeldgendarmen van het VNV ingezet tegen het verzet in de Belgische provincie Limburg. Daar kwam het in de laatste maanden van de oorlog tot een situatie van burgeroorlog waarin ondanks alle onderlinge rivaliteiten eenheden van de Vlaamse Wacht en de Vlaamse Wachtbrigade, samen met de Hilfsfeldgendarmerie en Vlaamse SIPO/SD'ers het Belgische verzet probeerden te vernietigen. | ||||||||||||||||||
5 Na september 1944: alle hens in de Waffen-SSOp de valreep van de bezetting, 12 juli 1944, installeerde Hitler in België een Zivilverwaltung met een Reichsgau Flandern en een Reichsgau Wallonien onder leiding van een Duitse Reichskommissar Joseph Grohe. Jungclaus werd eindelijk benoemd tot HSSPF. De annexionistische organisaties DeVlag en Rex werden erkend als de nationaal-socialistische eenheidsorganisaties van respectievelijk Vlamingen en Walen. Het Vlaams-nationalistische VNV werd uitgerangeerd. Een maand later kwam de exodus van de collaboratiebewegingen op gang ten gevolge van de nakende bevrijding van België door de geallieerde troepen. Vijftienduizend Vlaamse en tienduizend Waalse collaborateurs en familieleden vluchtten naar het Rijk waarmee ze hun politieke lot hadden verbonden. Ze werden ingeschakeld in de totale oorlogsvoering. Op de mannen werd druk uitgeoefend om dienst te nemen in de Waffen-SS. Leden van gemilitariseerde organisaties werden collectief ingelijfd. De Vlamingen kwamen terecht in de 27. SS-Freiwilligen Grenadier-Division ‘Langemarck’, de Walen in de 28. SS-Freiwilligen Grenadier-Division ‘Wallonien’. Tevens werd gepoogd met groots opgezette rekruteringscampagnes vrijwilligers te werven bij de honderdduizenden tewerkgestelde Belgen in Duitsland, zonder noemenswaardig succes. Op 12 september 1944 beval Himmler de omvorming van de Sturmbrigade ‘Langemarck’ tot een divisie. Daarvoor waren er verse rekruten noodzakelijk. De rekrutering | ||||||||||||||||||
[pagina 36]
| ||||||||||||||||||
kwam volledig in handen van de DeVlag. Het VNV werkte niet mee en probeerde te voorkomen dat zijn volgelingen gerekruteerd werden. De DeVlag-leiding kondigde onmiddellijk een jeugddienstplicht af waardoor Vlaamse jongens geboren in 1926 en 1927 zich uiterlijk op 20 november 1944 moesten aanmelden voor een opleiding in een Wehrertüchtigungslager waar ze onder druk werden gezet om zich te melden voor de Waffen-SS. In december 1944 werd een Jugend-Bataillon in de Division ‘Langemarck’ opgericht. In november 1944 werden de manschappen van de Vlaamse Wacht ingelijfd in de Waffen-SS. Hoewel er sterke druk werd uitgeoefend konden een 300-tal protesterende wachters het korps verlaten om te gaan werken in de Duitse industrie. Zevenhonderd anderen stapten over. Een klein aantal wachters stapte over naar een Vlaamse Flakbrigade die uit de Vlaamse Wachtbrigade was ontstaan in september 1944. Christian Turcksin lukte het, daarin gesteund door het Luftgaukommando, ondanks zware druk van de SS, zijn korps uit de Waffen-SS te houden. De meeste vrijwilligers uit de Kriegsmarine werden verplicht overgeplaatst naar de Division ‘Langemarck’, evenals een 200-tal NSKK'ers, al lijkt er daar geen dwang te zijn geweest. Vlaamse SIPO/SD'ers werden in blok ingelijfd. Samen met enkele honderden vrijwilligers uit de Vlaamse SS vormden ze een SS-Polizei-Bataillon dat toegevoegd werd aan de Division ‘Langemarck’. Tussen september 1944 en mei 1945 werden nog ca. 3 à 4.000 Vlamingen in de Waffen-SS ingelijfd. Samen met de 6.400 Vlamingen die zich in bezet België voor september 1944 hadden gemeld, maakt dat ca. 10.000 Vlaamse Waffen-SS'ers. Ga naar voetnoot31 De effectieve sterkte van de Division ‘Langemarck’ was ca. 6.000 man. Op 17 september beval Himmler de omvorming van de Sturmbrigade ‘Wallonien’ tot een divisie. Léon Degrelle werd er de Kommandeur van. Hij was van gewoon soldaat in de Wehrmacht inmiddels opgeklommen tot SS-Obersturmbannführer. Om de Division ‘Wallonien’ van manschappen te voorzien kondigde Léon Degrelle, in zijn politieke hoedanigheid van Volksführer der Wallonen, begin oktober 1944 de algemene dienstplicht af voor alle Waalse mannen tussen 17 en 55 jaar. Het bevel had ook betrekking op de Waalse arbeiders die vrijwillig of verplicht in de Duitse oorlogsindustrie tewerkgesteld waren. Degrelle had alleen maar een reële impact op het milieu van de Waalse collaborateurs. Negenhonderd van hen werden ingelijfd. De Garde Wallonne en Waalse vrijwilligers in de NSKK en de Kriegsmarine werden in blok ingelijfd, wat respectievelijk 400, 600 en 150 man opleverde. Er werd tevens een jeugddienstplicht afgekondigd. De rexistische jongeren waren al sedert 20 maart 1943 georganiseerd in de Jeunesse Légionnaire. Deze jeugdorganisatie werd nu een onderdeel van de Division en de jongeren werden in een Wehrertüchtigungslager klaargestoomd voor het front. Uiteindelijk kwamen maar een honderdtal jongeren effectief in de Division terecht. Samen met de 4.500 Walen die zich voor september 1944 hadden | ||||||||||||||||||
[pagina 37]
| ||||||||||||||||||
gemeld, maakt dat ca. 6.700 Waalse Waffen-SS'ers. Ga naar voetnoot32 De effectieve sterkte van de Division ‘Wallonien’ was ca. 4.000 man.Ga naar voetnoot33 | ||||||||||||||||||
6 BesluitTijdens de Tweede Wereldoorlog namen ca. 42.000 Belgen de wapens op aan de zijde van Duitsland. Zij namen dienst in wachteenheden en politiediensten die de bezettingstroepen in België bijstonden of in militaire en paramilitaire eenheden die meestal aan het oostfront werden ingezet anderzijds. De politieke richtlijnen van Adolf Hitler met betrekking tot België gebaseerd op een racistische onderscheid tussen Germaanse Vlamingen en Latijnse Walen, maakten een Belgische collaboratie onmogelijk. Er was alleen een Vlaamse en een Waalse collaboratie mogelijk. Dat weerspiegelt zich in de militaire collaboratie daar de werving grotendeels door de politieke collaboratiebewegingen werd georganiseerd. Léon Degrelle greep de militaire collaboratie aan om zichzelf te bevrijden uit zijn politiek isolement. Heel de Rex-beweging kwam ten dienste te staan van de Duitse oorlogsvoering. In 1943 slaagde hij erin de Walen als een Germaans volk te doen erkennen. Zo kon hij het Légion Wallonie van de Wehrmacht naar de Waffen-SS overhevelen. Rex geraakte in bezet België met zijn Garde Wallonne, DSI en Formations-B volledig verweven met de SS en de SIPO/SD en met de brutale bezettingspraktijken. Nadat in september 1944 België werd bevrijd door geallieerde troepen, werden alle naar Duitsland gevluchte Waalse militaire collaborateurs overgeheveld naar een Waalse Waffen-SS divisie. Met ca. 4.000 manschappen bereikte ze nog niet de helft van een volwaardige divisie. Degrelle had nochtans in oktober 1944 de dienstplicht voor alle Walen ingesteld. Het is betekenisvol voor zijn grootheidswaan. In Vlaanderen was er van meet af aan rivaliteit tussen het Vlaams-nationalistische VNV en de Groot-Duitse annexionistische DeVlag/SS. Het militaire bezettingsbestuur buitte de rivaliteit uit om de twee collaboratievleugels tot opbod aan te zetten. Het had het VNV nodig voor zijn Ruhe und Ordnung-politiek en als bondgenoot tegen de infiltratiepolitiek van de SS. Zo kon de VNV-leiding de illusie koesteren met de hulp van de Militärverwaltung de politieke controle te bewaren over de VNV'ers in het SS-Legion ‘Flandern’, de Vlaamse Wacht en de Vlaamse Fabriekswacht/Wachtbrigade. De omvorming medio 1943 van het Vlaams Legioen naar de Waffen-SS veroorzaakte een vertrouwenscrisis die niet verminderde toen de Militärverwaltung rond dezelfde tijd onder het mom van een Entpolitisierung de VNV-invloed in de wachtformaties brak. Uiteindelijk werd het VNV volledig uitgerangeerd toen in juli 1944 in België een Zivilverwaltung werd geïnstalleerd en de DeVlag/SS het politieke machtsmonopolie kreeg toegewezen. De VNV-leiding weigerde na september 1944 nog mee te werken aan een Vlaamse Waffen-SS divisie. Duizenden volgelingen konden niet meer | ||||||||||||||||||
[pagina 38]
| ||||||||||||||||||
terug doordat ze voor Kriegsdauer onder contract lagen. Leden van andere formaties werden in blok overgeheveld. Hoewel er op grote schaal druk werd uitgeoefend door de DeVlag/SS bestond de mogelijkheid de overstap naar de Waffen-SS te weigeren. Er werd dan ook geen dienstplicht afgekondigd. Ca. 6.000 Vlamingen dienden in de Vlaamse Waffen-SS divisie. | ||||||||||||||||||
Lijst van gebruikte afkortingen
| ||||||||||||||||||
[pagina 39]
| ||||||||||||||||||
[pagina 40]
| ||||||||||||||||||
|