maar weet die te nuanceren door ze te plaatsen in de complexe context van de Belgische verhoudingen (er is bijvoorbeeld een zeer verhelderend lemma over ‘Belgisch nationalisme’).
Maar het recente verleden, overschaduwd als het is door de erfenis van de bezettings- en repressietijd, is slechts de meest in het oog springende manier waarop deze nieuwe, meer ‘volwassen’ encyclopedie zich onderscheidt van haar voorganger. Ook in de minder op de recente, c.q. politieke geschiedenis gerichte onderwerpen is er veel prijzenswaardigs en innovatiefs. De bijdragen van Jo Tollebeek en Tom Verschaffel staan er borg voor dat veel aandacht wordt geschonken aan de mate waarin de Vlaamse Beweging op een cultuurhistorisch zelfbesef van romantische snit stoelt, hetgeen een goed begrip van de zaak ten goede komt; de negentiende eeuw komt überhaupt goed uit de verf aangezien de nadruk nu vooral is komen te liggen in iets afstandelijker-constructivistische zin, op de denkbeelden en vormentaal van de Vlaamse Beweging als postromantische ideologie.
Ik wil nog verder gaan en stellen dat we met deze encyclopedie eigenlijk een zeer veelomvattende cultuurgeschiedenis van Nederlandstalig België in handen hebben. De ‘Vlaamse Beweging’ zoals die hier naar voren komt is niet slechts het verhaal van een klein, sectarisch deel van de Belgische samenleving, maar omvat de geschiedenis van een cultuurpolitieke confrontatie; en zoals bij zovele subalterne culturen vormt die confrontatie met een hegemonische nabuur eigenlijk de hoofdmoot van hun geschiedenis tout court. Wie de geschiedenis van Vlaams België schrijft, beschrijft goeddeels de confrontatie met Franstalig België; a contrario trekt de geschiedenis van die confrontatie, mits behoorlijk gecontextualiseerd, een fijnmazig historisch sleepnet door die gehele minoritaire samenleving. En behoorlijk gecontextualiseerd is de behandeling inderdaad: de lemmata ‘Liberale partij’, ‘Natievorming’, ‘Waalse beweging’, ‘Taalminderheden’, ‘Vrijmetselarij’, ‘Vrouw’, ‘Antisemitisme’, alsmede de verschillende topografische artikelen (met name ‘Antwerpen’) zijn daarvan goede voorbeelden.
Het enige wat deze encyclopedie onderscheidt van een reguliere ‘cultuurgeschiedenis van Nederlandstalig België’ is natuurlijk de encyclopedische, op alfabetische lemmata geordende opbouw. Dit is geen verhalende geschiedschrijving. Maar naarmate de ‘totaliserende’ verhalende geschiedschrijving in het huidige postmoderne klimaat Beyond the great story aan gezag verliest, is dat niet eens zo'n verlies. Niet alleen is er een mode voor micro-geschiedenissen, veel historische overzichtswerken hebben de laatste decennia al uit eigen beweging gekozen voor een kaleidoscopische mozaïek-ordening van het materiaal (door sommigen de ‘videoclip-benadering’ genoemd), waarbij een historisch beeld oprijst uit talrijke kleine anekdotes, illustraties, vignetten en schetsen. Het verschil tussen historische overzichtswerken en tentoonstellingscatalogi lijkt steeds meer te verdwijnen. In het geval van de Nieuwe encyclopedie van de Vlaamse Beweging, met zijn talrijke kruisverwijzingen en zijn rijke dosering aan breed-thematische overzichtsartikelen, lijkt datzelfde convergentieproces tussen overzichts- en naslagwerken eveneens te zijn ingezet. De uitgeverij heeft hier goed op ingespeeld door het materiaal tevens aan te reiken op cd-rom. De ‘hypertekst’-mogelijkheden van dat medium maken het volgen van kruisverwijzingen, het naslaan van thema's en trefwoorden in verschillende contexten, en het zelfstandig vergaren van informatie-items tot een bestand dat aan de eigen kennisbehoefte beantwoordt, wel heel gemakkelijk. De mogelijkheid dat de gebruiker zelf annotaties kan toevoegen was ook een bonus. Ikzelf kon met behulp van de cd-rom heel wat materiaal bijeenzoeken over de ‘bourgondische’ beeldvorming van Vlaanderen, het ‘welig huis’, dat zo lang en zo diepgaand de Noord-Nederlandse visie op België en op de middeleeuwse Nederlanden heeft bepaald (tot en met Huizinga's Herfsttij en, jawel, het Brussel van Herman Pleij) - en dat in niet te onderschatten mate ook bleek te beantwoorden (zo stelde ik vast) aan een door de Vlamingen zelf bewust gecultiveerd beeld van de eigen middeleeuwse roots.
En de Nederlandse dimensie? Het lemma ‘Nederland-Vlaanderen’ is een goed begin; de Groot-