Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden. Deel 100
(1985)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 65]
| |
De verzuiling vergruisd, de columnologie in opmars
| |
[pagina 66]
| |
als zodanig werd nogal geïrriteerd als een proces van de-integratie geschetst. Het is vooral dit aspect, dat de aandacht heeft getrokken van de eerste generatie auteurs uit de sociale wetenschappen over verzuiling. Van Doorn zet de toon in zijn nog steeds zeer lezenswaardige artikel ‘Verzuiling: een eigentijds systeem van sociale controle’ uit 1956. Hij postuleert wel een aantal ‘integratieve functies’ maar gaat vooral in op de ‘dysfuncties van de verzuiling’Ga naar voetnoot3. Ook Lijphart zal in 1968 uitgaan van de gevaren van de segmentatie naar levensovertuigingGa naar voetnoot4. De discussie beperkt zich dan inmiddels niet meer tot dit aspect. Tal van essentiële ontwikkelingen in de Nederlandse moderne geschiedenis (de emancipatiebewegingen, industrialisatie en modernisering, de traditionele ‘Selbstzwang’ van de elite) worden met verzuiling in verband gebracht. Merkwaardig is dat de populariteit van dit concept omgekeerd evenredig is aan een nauwkeurige bestudering van het verschijnsel. Zo is er eigenlijk maar één artikel, waarin getracht wordt empirisch materiaal bijeen te brengen: Kruijt en Goddijn gaven in ‘Verzuiling en ontzuiling als sociologisch proces’, bijna een kwarteeuw geleden, een overzicht van de organisatorische verzuilingsgraadGa naar voetnoot5. Verder waren er overwegend deelstudies (vooral over de confessionele zuilen), monografieën waarin aan verzuiling wordt gerefereerd en bovenal veel essays. Het geheel aan literatuur overziende kan men slechts de opmerking van Romein aanhalen: ‘hoe groter onze kennis wordt, hoe ónduidelijker en ónvaster het algemene beeld wordt, totdat tenslotte het “beeld” zelf in een nevel van “opvattingen” verdwijnt’Ga naar voetnoot6. Op een aantal cruciale punten lopen de meningen sterk uiteen: hoeveel zuilen zijn er, wat is eigenlijk een zuil, welke periodisering dient gehanteerd te worden, wat ‘startte’ het verzuilingsproces en wie waren daarvan de architecten. Romein zag één oplossing voor dit soort situaties: ‘de nadelen van de specialisering kunnen alleen overwonnen worden door het algemene tot voorwerp van speciale studie te maken, dat wil in eerste instantie zeggen: door het zuiver stellen der betreffende problemen’Ga naar voetnoot7. Het is de grote verdienste van Stuurman dit te hebben willen ondernemen in zijn dissertatie: Verzuiling, kapitalisme en patriarchaat. Aspecten van de moderne staat in Nederland. Hij heeft zijn onderzoek gebaseerd op een zeer omvangrijke, bestaande literatuur, aangevuld met een aantal oorspronkelijke brochures. Op basis daarvan bekritiseert hij ten eerste gangbare opvattingen over verzuiling, schetst vervolgens uitvoerig een aantal processen uit de periode 1848-1920 (natievorming, schoolstrijd, sociale en kiesrechtkwestie, partijvorming) en ontwerpt tenslotte een eigen verklaring voor de verzuiling. Het minst origineel is zijn uitvoerige beschrijving van een aantal historische processen: het blijft een brokkelig, weinig inspirerend zij het correct overzicht van de (parlementaire) geschiedenis. Wel kan worden aangetekend dat hij - in navolging van De Wit - een zeer zware nadruk legt op het conservatisme in de negentiende eeuw en eigenlijk van geen middenpartij wil weten. De bekende indeling van politici door Boogman in conservatieven, liberaal-conservatieven en liberalen wordt vervangen door conservatieven (op een aantal punten te onderscheiden | |
[pagina 67]
| |
in oud- en gematigd-conservatieven) en liberalen. Dat lijkt me een reductie van een aanzienlijk gecompliceerder werkelijkheidGa naar voetnoot8. Belangrijker is zijn conclusie over de eerste fase van de schoolstrijd, welke hij niet zozeer ziet als het begin van de verzuiling, maar als een strijd om het karakter van de Nederlandse natie. De groot-protestantse ‘partij’ ging aan deze strijd kapot: ze had noch een alternatief voor 1848, noch wist ze zich van een massa-aanhang te verzekeren door een te vaag christendom. Dit verhinderde het ontstaan van een conservatieve partij, zoals in Engeland; daardoor was confessionele partijvorming als mogelijkheid gegeven. Van verzuiling is volgens Stuurman dan overigens nog geen sprake. Deze zal zich pas gaan aftekenen in de strijd om de integratie van de arbeidersklasse, beginnend in de jaren tachtig. In deze strijd zal de liberale partij teloorgaan en de confessionele partijen aan macht winnen. Cruciaal is echter nog niet eens zozeer de parlementaire ontwikkeling, als wel de conflicten over de organisatie van de arbeiders. De verzuiling ontstond als resultaat van de overwinning van de ‘verzuilers’ in het protestantse en katholieke kamp en van de nederlaag van de socialisten, ondanks pogingen als de Groninger schoolmotie van 1902 om de ‘antithese’ door een politieke tweedeling te vervangen. Het grootste gewicht in deze hecht Stuurman aan de ondergang van het interconfessionalisme en uitvoerig beschrijft hij het bisschoppelijk optreden tegen Unitas: ‘een zelfstandig progressief-christelijke arbeidersbeweging had zich misschien kunnen vormen als de interne strijd in het katholieke kamp anders was afgelopenGa naar voetnoot9. Deze beschouwing betekent een belangrijke bijdrage aan de verzuilingsdiscussie. Aan de schoolstrijd werd inderdaad te veel gewicht gehecht - al blijft het van niet te onderschatten belang, dat het Anti-schoolwetverbond in 1874 al meer dan 10.000 leden had. Evenzeer kan men constateren, dat beschouwingen over de ontwikkeling van de vakbeweging veelal te finalistisch waren, te zeer uitgingen van het eindresultaat, dat bovendien eigenlijk al gegeven zou zijn met het voor de confessionelen bevredigende verloop van de schoolstrijd. Het blijft echter de vraag of het zinvol is de schoolstrijd als motor van de verzuiling te vervangen door de strijd om de vakbeweging. Het Algemeen Handelsblad waarschuwde het weldenkende lezerspubliek 8 januari 1886 ernstig voor de activiteiten van Kuyper: ‘Met oneindig groter gevaren bedreigt deze ex-dominee onze maatschappij, onze vrijheden en instellingen, dan de andere ex-dominee Domela Nieuwenhuis’Ga naar voetnoot10. Het nadrukkelijke vermelden van het (voormalige) beroep van beiden is ook interessant: dominees zijn voor hun succes in hoge mate afhankelijk van de instemming van hun volgelingen. Nog afgezien van het feit, dat Stuurman naar mijn mening een te groot gewicht hecht aan de ontwikkeling in de vakorganisatie en daarbij ook het belang van het interconfessionalisme overschat (cf. ook de geringe respons op het Daensisme), blijven er twee belangrijke vragen liggen. | |
[pagina 68]
| |
De eerste is wat het Nederlandse katholicisme onderscheidde van bijvoorbeeld het Duitse, waar het interconfessionalisme ‘gewoon’ was. Stuurman heeft hier nog geen bevredigend antwoord op. Enerzijds stelt hij, dat het antwoord gezocht moet worden in ‘de specifieke trekken van het Nederlands katholicisme’, anderzijds waarschuwt hij nadrukkelijk tegen een overschatting hiervan, zeker vóór het Interbellum. Voor zover er dus specifieke trekken zijn, zouden deze vooral te verklaren zijn uit ‘overherigheid’ en het type industrialisatie in katholieke gebiedenGa naar voetnoot11. De term ‘overherigheid’ refereert aan een aantal wel zeer speculatieve hypothesen van Wichers, die een zekere graad van dociliteit en serviliteit trachtte te verbinden aan het oprukken van romanisering en feodalisering in de vroege middeleeuwenGa naar voetnoot12. Dit alles zou slechts na een uitvoerig vergelijkend onderzoek tussen Nederland en andere landen aannemelijk gemaakt kunnen worden en nadert vooralsnog de grens van sociaal-psychologische ‘geestesgesteldheden’. Stuurman knoopt hier aan vast met beschouwingen over de kracht en de vorm van het agrarisch en industrieel kapitalisme in bepaalde streken, waarmee we komen aan de tweede vraag: het verband tussen verzuiling en industrialisatie. In het algemeen moet gezegd worden dat de opmerkingen van Stuurman over de industriële ontwikkeling en de verandering in de sociale stratificatie zeer globaal zijn gehouden. Deels is dat noodgedwongen, omdat de literatuur nog moeilijk toelaat een en ander preciezer te beschrijven, althans streeksgewijs. Het is hem, zoals hij toegeeft, ook niet gelukt een direct verband te leggen tussen industrialisering en verzuilingGa naar voetnoot13. Het indirecte verband is te globaal en te speculatief. Vervolgens komen we aan wellicht de belangrijkste bijdrage van Stuurman aan het inzicht in verzuilingsprocessen: het patriarchaat. Daaronder verstaat hij het geheel aan ‘praktijken’ en ideologieën op het gebied van het persoonlijk leven: gezinsleven, seksualiteit en fatsoen. De ontwikkelingen op dit terrein, de strijd tussen de verschillende concepties, acht hij van minstens even groot belang als de klassenstrijd. Het verband met de verzuiling is tweeërlei. Juist de ‘verzuilers’ zijn op het terrein van de zedelijkheid zeer actief geweest; hun opvattingen, voortkomend uit een christelijk-seksistische cultuur, hebben waarschijnlijk een zeer samenbindend effect gehad in zuilen die grote interne klassentegenstellingen kenden. Daarnaast wijst hij op het feit, dat de verzuilers zeer effectief zijn geweest. Vergeleken met andere landen kende Nederland een hoog vruchtbaarheidscijfer en een zeer laag percentage buitenechtelijke geboorten. In het meest boeiende hoofdstuk schetst Stuurman de ontwikkeling van, of liever de strijd om ‘een morele natie’. Naast en tegenover het beschavingsoffensief van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen ontwikkelden de confessionelen alternatieven als de Inwendige Zending. In een latere fase zou een bescheiden vrijheid, zoals voorgestaan door vooruitstrevende liberalen, feministen, neo-malthusianen en sociaal-democraten door een confessionele kruistocht worden beteugeld. Het meest duidelijk bleek dit bij de zedelijkheidswetgeving van 1911. De confessionelen legden hun opvattingen aan de natie op, zij | |
[pagina 69]
| |
het tegen een prijs. Enerzijds wensten zij immers het gezin af te schermen tegen de staat, zoals bleek bij de invoering van de leerplichtwet (1900). Anderzijds waren zedelijke normen nog slechts door de staat te handhaven. De oplossing voor dit dilemma was de bevordering van een intermediair tussen verstatelijking en individualisering: een organisatie van de staatsapparaten in de vorm van particulier initiatief. Juist op dit ‘sociale’ terrein zullen de subsidies gaan stromen. Een en ander bracht de confessionelen dichter bij elkaar: schoolstrijd en zedelijkheid waren de fundamenten van de antithese. De christelijke burcht versterkte zich tegenover het heirleger der duisternis. De relatie tussen de ontwikkelingen op zedelijk gebied en de verzuiling is complex. Stuurman concludeert tenslotte voorzichtig dat Nederland in de negentiende eeuw een relatief traditioneel land was. Dit zou de verzuiling bevorderen, zoals de verzuiling ook het traditionalisme zou versterken. Duidelijk is, dat met het aansnijden van dit verband een belangrijke nieuwe impuls is gegeven aan het verzuilingsonderzoek. Dat zou immers meer inzicht kunnen opleveren in het uitgebreide sanctie- en beloningssysteem waarop de verzuiling is gebaseerd en dat in deze dissertatie nog maar in hoofdzaak theoretisch kon worden geschetstGa naar voetnoot14. De vraag blijft overigens, of Stuurman niet teveel nadruk legt op de confessionele activiteiten op het terrein van de zedelijkheid. De onlangs verdedigde dissertatie van Ali de Regt wijst nogal nadrukkelijk op initiatieven van liberale en sociaal-democratische kringen en bovenal op het verband tussen veranderingen in arbeidsomstandigheden en sociale stratificatie enerzijds en ‘fatsoenlijker’ gedrag anderzijdsGa naar voetnoot15.
Afsluitend kan nog het volgende worden opgemerkt. De taak die Stuurman op zich heeft genomen was aanzienlijk. Gangbare opvattingen over verzuiling heeft hij vervangen of belangrijk aangevuld. Het belang van de strijd om de organisatie van de arbeidersklasse in vakorganisaties is overtuigend aangetoond. Een veelbelovend onderzoeksterrein, het verband tussen verzuiling en patriarchaat is door hem geopend. In 1956 riep Van Doorn op tot voortgezette en interdisciplinaire studie van de verzuiling: de columnologie. Stuurman heeft op dit gebied een onmisbaar boek geschreven. |
|