Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden. Deel 94
(1979)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 84]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
De formatie van het kabinet van Zuylen van Nijevelt-Heemskerk
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Maandag 21 mei om 13 uur laat Z.M. Mackay komen. Beiden zien de oplossing in een conservatief kabinet; de koning zou het liefst de oude combinatie in hoofdzaak willen behouden, laat zich gunstig uit over de heren Geertsema en Pické en zegt voorts te hebben gedacht aan de heren Mijer, conservatief tweede kamerlid, Vrolik, thans president-directeur van de Maatschappij tot exploitatie van Staatsspoorwegen, en Röell, commissaris des konings in Noord-Holland, maar gevreesd wordt dat zij, om uiteenlopende redenen, zullen weigeren. Rochussen acht Z.M. onmogelijk geworden; die heeft zich enige maanden geleden aan verdachtmaking schuldig gemaakt. Wat denk je, vraagt de koning, zou Cremers op buitenlandse zaken kunnen blijven? Mackay betwijfelt of die in de moeilijke omstandigheden, de dreigende oorlog tussen Pruisen en Oostenrijk, voldoende ervaring heeft, en noemt de graaf Van Zuylen van Nijevelt (AR), hier aangeduid als mr. Jules de Zuylen, ter onderscheiding van zijn achterneef, baron Van Zuylen (cons.), bij afkorting Pompejus. Op die suggestie valt de Koning uit: ‘Pas de Comte de Zuylen. Celui-là est impossible. Je ne le veux pas. Il fait de tout une question d'argent’. Eerder denkt Z.M. aan Pompejus. Z.M. vraagt mij raad, zegt Mackay, en dan moet ik bekennen, dat hij in de Kamer zware strijd zal moeten verdragen. Dat hij vier maal van partij veranderd is vergeeft men hem nog niet. Dan meent de koning: ‘S'il ne serait pas une face dans le Ministère, je ne veux pas de lui’. Z.M. komt terug op mr. Jules. ‘Vous paraissiez porté pour le Comte de Zuylen, maar hij is ook van de kleur’. Mackay geeft dit toe, maar ‘hier spreek ik buiten de kleur’; ‘ik geef een onzijdig advies’. Onvermijdelijk valt dan de naam Thorbecke. ‘Thorbecke est coulé’, zegt de koning. ‘Die is als de trappisten, die hun eigen graf graven. S'il veut encore jouer le rôle de renverseur de Ministères, il verra ce qu'il arrivera’. Als dan Mackay wijst op zijn invloed en zijn ijzeren wil, toont Z.M. zich geraakt. - ‘Le Roi haussait la voix, frappait sur la table et se levait demi sur Sa chaise; geloof je dat ik er ook geen heb?’, doch Mackay blijft hem ‘le grand moteur’ noemen. Op een ander punt blijkt men het eens: aan kamerontbinding moet niet gedacht worden. De koloniale kwestie kan men aan de kiezers niet voorleggen. Dat lag in 1853 anders. Mackay wijst nog op het onderwijs-vraagstuk, maar dat interesseerde de koning op dit ogenblik minder. Voor justitie noemt Mackay staatsraad Borret (RK), terwijl de koning denkt aan oud-minister Mutsaers, omtrent wie zijn raadsman opmerkt: ‘Il est l'homme des Evêques, le chef politique du parti Cath. Romain’. Een slotwoord over oorlog. Minister Blanken kan blijven; daarover is men het eens, ‘une honnête homme et un bon Ministre’, aldus Z.M. De directeur van het kabinet des konings, jhr. mr. F. de Kock, hoewel in ongenade formeert mee. Hij toont Mackay een lijstje van namen die hij de koning wil voorstellen, al weet hij niet of Z.M. hem zal raadplegen. Mackay die bovenaan prijkt voor buitenlandse zaken (!) kan het nauwelijks serieus nemen, zich noemende ‘Etrange aux Affaires Etrangères’. Bovendien gaat hij in de onderwijskwestie niet zo ver als Groen, en zij kunnen toch niet in de Kamer gaan redetwisten?! Elout van Soeterwoude (AR) had een ander plan: Groen op onderwijs en voor Mackay ‘openbare werken’ of binnenlandse zaken. Ondertussen heeft de koning Mijer per telegram ontboden uit Elburg, waar hij een retraite had aangekochtGa naar voetnoot7.. Woensdag 23 mei verneemt Mackay dit van zijn zwager FagelGa naar voetnoot8.. Mijer | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
zegt twee maal nee: hij wil niet op koloniën en wil niet formeren. Omdat koloniën en buitenlandse zaken beide belangrijk zijn adviseert hij Z.M. Jules van Zuylen als formateur aan te wijzenGa naar voetnoot9.. Tegen Fagel zegt Mijer: ik geloof de koning beter te kunnen dienen als gouverneur-generaal dan als minister. Zulke geruchten gaan er meer, noteert Mackay, ‘Est-ce que ces messieurs les ont répandus eux-mêmes’? Donderdag 24 mei komt monsieur Jules bij Mackay dineren, mededelende dat Z.M. hem met de formatie had belast. Hij vermoedde dat zijn gastheer de opdracht had geweigerd. Dat mocht deze gerust ontkennen, maar te zeggen dat zijn conferentie met de koning van de 21e niet meer was geweest ‘qu'une conversation assez banale’, lijkt een understatement. Van Zuylen ‘voelt zich, als diplomaat zo lang buitenslands geweest, minder geschikt als formateur. Mijer moet hem maar helpen en nu komt hij ook Mackay om raad vragen. Beiden weten dat Mijer via het ministerschap landvoogd wil worden. Het doet Mackay zeggen: ‘Donc le nommer avec cette promesse’. Over justitie zijn zij het eens: Borret. Voor financiën kan Mackay zich wel iemand denken met meer verstand van die zaken dan R.J. Schimmelpenninck. Voor koloniën vestigt hij nog de aandacht op Keuchenius (AR), maar de koning had tegen Van Zuylen gezegd: ‘niet die man met dien scheeven mond’ en voorts: ‘ik wil geen partij-minister, geen Groeniaansch ministerie; je bent ook een Psalmzinger’. De volgende dag ontvangt Mackay mr. Borret. Toen Van de Putte hem enige maanden geleden justitie aanbood, had hij geweigerd. Nu denkt hij erover. Mackay vindt dat al dan niet accepteren afhangt van wie er meedoen en dan moet vaststaan wat men wil met koloniën, met onderwijs, met buitenlandse zaken. Borret vreest dat de combinatie Van Zuylen-Schimmelpenninck-Mijer te conservatief zal zijn. Dan zegt Mackay: ‘Ce n'est pas un Ministère de zuiver behoud, qui y est seulement représenté par Mr. R.J. Schimmelpenninck. Van Zuylen n'est rien moins qu'un réactionnaire’. Desgevraagd wil hij aanneming niet ontraden, maar spreekt de gedenkwaardige woorden: het wordt geen ministerie met aan het hoofd ‘un homme des moyens comme Thorbecke, Van Hall, Groen’. Samen echter kunt Ge krachtig zijn, maar zorg voor goede mensen op financiën en binnenlandse zaken. Diezelfde vrijdag ontmoet Mackay Groen op ‘de Club’Ga naar voetnoot10., die hem verwijt van het vertrouwen van de koning geen gebruik te hebben gemaakt door hem te spreken ‘sur l'état des choses en général et sur sa manière d'être et devoirs en particulier’. Mackay meende zo sprekende, het weinigje invloed dat hij nog had terstond te zullen verliezen. - Groen blijkt voorstander van een conservatief kabinet op brede grondslag, noemt ook Keuchenius en zou kamerontbinding wensen. Zaterdag treft hij Rochussen (cons.) op straat, die hem staande houdt en spreekt over het gerucht dat hij Z.M. Mijer zou hebben aangeraden en dat die, weigerende, Van Zuylen zou hebben genoemd. ‘Tout est vrai’, antwoordt Mackay, ‘à une petite exception, c'est que le Vice-Président n'a pas conseillé le Roi à prendre Mr. Mijer’. Die zaterdag gaat hij monsieur Jules opzoeken, vertelt hem vertrouwelijk dat de heer Wintgens (cons.) en zijn vrienden woedend waren niet te zijn geraadpleegd, waarop Van Zuylen onder meer zegt, dat Mijer voor binnenlandse zaken Heemskerk had aanbevolen. Dan treedt Borret binnen die zegt aan te nemen en zich terstond verzet als Van Zuylen hem mededeelt, dat Mijer wil accepteren ‘avec des conditions’. Mackay is het met die kri- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
tiek eens; men zal daarin slechts zien het doel ‘om er wat uit te halen, surtout parce qu'on sait que Mr. Mijer a encore des dettes aux Indes’Ga naar voetnoot11.. Zondag 27 mei spreken Mackay en Van Zuylen elkaar weer. Het ministerie zou nagenoeg compleet zijn. Heemskerk heeft besloten binnenlandse zaken aan te nemen. De aftredende ministers noemden hem een Droogstoppel. ‘Een onpraktisch man die zijn eigen huis niet weet te regeren. Voilà ce qu'on dit’Ga naar voetnoot12.. Mr. Van Reenen zou nu waarschijnlijk wel accepteren, doch het is te laat. Mackay verneemt ook dat Z.M. was uitgevallen over Groen, hem verzoekende niet te lopen aan de hand van iemand ‘qui ruïne le pays entier’ - Mocht U.M. mij wantrouwen, ik trek mij terstond terug. Dit antwoord van Van Zuylen bleek afdoende. De heer J. Andreae (cons.), het volgend jaar benoemd tot schout-bij-nacht, heeft marine geweigerd. ‘Generaal Blanken wil in geen derde ministerie overgaan, maar blijft tijdelijk om de omstandigheden’. Woensdag 30 mei is het kabinet voltallig. De staatscourant van die dag vermeldt eerst de koninklijke besluiten tot ontslag van Van de Putte en tot benoeming van Mijer, voorts die tot ontslag en benoeming van de anderen, te weten Van Zuylen van Nijevelt, Borret, Heemskerk, Pels Rijcken (M.), Schimmelpenninck en Van den Bosch (O.). Mackay noteert die dag: ‘On est content d'avoir un Ministère composé d'hommes comme il faut. Mais on ne le trouve pas fort’. De Prins van Oranje zou hebben gezegd: ‘Thorbecke is een schelm, dat weet ik, maar dit ministerie is eene absurditeit en ik heb liever een schelm dan een absurditeit’. Bij de beëediging rees er een moeilijkheid toen de heer De Kock de zuiveringseed moest voorlezen aan de heer Mijer en bezwaar maakte naar aanleiding van 's konings belofte deze minister naar Indië te zullen zenden. De heer Mijer heeft daarop de koning zijn woord teruggegeven ‘en se nettoyant de toute condition’Ga naar voetnoot13.. Voordat op maandag 4 juni de regeringsverklaring volgde - in de eerste kamer omdat de tweede reeds op reces was - komt minister Van Zuylen bij de vice-president een uiteenzetting omtrent de formatie voorlezen, die hij zou willen geven nadat de minister van koloniën het programma van het kabinet zou hebben voorgedragen. Mackay raadt hem niet te treden in de details van de formatie ‘et de ne pas trahir ce que s'était passé derrière les coulisses où la personne du Roi est toujours nommée’. De bezoeker wilde ook mededelen dat de koning had gezegd: ik wil geen partij-ministerie. Mackay ontraadt ook dit. Dan wordt het maandag. Na de opening om twee uur hoort de senaat van minister Mijer, als tijdelijk voorzitter van de ministerraad, inzake buitenlandse zaken; ‘De gedachte om die taak aan de Graaf Van Zuylen van Nijevelt op te dragen ging van Z.M. uit en was 's Konings gedachte’. De Graaf zette op uitdrukkelijk verlangen van Z.M. de onderhandelingen met mij voortGa naar voetnoot14.. Na vergaderingen op 5 en 6 juni komt de 7e om elf uur de regeringsverklaring in besprekingGa naar voetnoot15.. Als derde spreekt Van Zuylen, zeggende dat hij 23 mei de opdracht kreeg nadat Mijer had geweigerd, dat de koning geen partij-ministerie wenste en hem had opgedragen met Mijer samen te werken. Het advies van de vice-president ‘la personne du Roi’ erbuiten te laten, heeft niet mogen baten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Tot welke, ten dele reeds bekende, conclusies leiden Mackays belevenissen?
|
|