Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden. Deel 93
(1978)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 389]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
De grote raad van Mechelen, hoogste rechtscollege in de Nederlanden?
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 390]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
zonder een zekere aarzeling - in twijfel getrokkenGa naar voetnoot3.. Omstandigheden hebben ons genoopt de kwestie enige jaren te laten chambreren, wat ons tenslotte in staat stelde onze ietwat controversieel voorkomende stellingname nader te toetsen bij het centrum voor grote raad-studie, dat werkt aan de juridische faculteit der Universiteit van Amsterdam, onder de algemene leiding van prof. mr. J.Th. de SmidtGa naar voetnoot4.. Wie dientengevolge een afzwakken van onze stellingname zou hebben verwacht, moeten wij helaas teleurstellen; integendeel de vergelijking van archiefmateriaal van vóór 1580 uit de fondsen geheime raad met toegankelijke archiefreeksen van de grote raad van Mechelen uit dezelfde tijd, alsmede de gedachtenwisselingen in de schoot van de genoemde werkgroep, hebben onze overtuiging versterkt.
Zoals wellicht bekend, was de grote raad in de loop van de vijftiende eeuw in twee grote organen gesplitst: namelijk de gerechtelijke grote raad, toen inderdaad nog onbetwistbaar het hoogste rechtsorgaan van de Nederlanden en de ‘grote raad naast de Hertog’, een regeerraadGa naar voetnoot5.. Een fractie van deze laatste raad vergaderde evenwel apart voor het dagelijkse bestuur van het land; deze heette de geheime raad (‘secreten raedt’, ‘conseil privé’). Het deel voor het geheel nemend, ging men niettemin voor de gehele ‘grote raad naast de vorst’ eveneens van de geheime raad spreken. Ten gevolge van de steeds groeiende behoefte aan specialisatie en rationalisatie zijn vervolgens de drie collaterale raden tot stand gekomen. Uit de geheime raad ontstond op empirische wijze een afzonderlijke raad van state. In oktober 1531 heeft keizer Karel deze nieuwe raad officieel erkendGa naar voetnoot6.. De raad van state was een facultatief en in normale omstandigheden louter raadgevend lichaam voor de algemene politiek; de privé-raad of geheime raad was een permanente regeringsraad. Hem was de zorg opgedragen voor ‘police, justice et grace’. Deze raad moest met andere woorden de vorstelijke wetgeving voorberei- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 391]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
den, over haar uitvoering waken, de vorstelijke prerogatieven verdedigen, beheer en toezicht uitoefenen over het gehele complex van openbare besturen en tevens gratiegevallen onderzoekenGa naar voetnoot7.. De uitoefening van de rechtspraak was, bij de instructies van 1531 en 1540, uitdrukkelijk uit dit omvangrijke pakket bevoegdheden gelicht. De artikelen 7 en 8 legden de geheime raad trouwens expressis verbis de verplichting op eventuele rekesten met eisen in rechte naar de gewone rechtbanken te verwijzenGa naar voetnoot8.. Perkament is evenwel even geduldig als papier. De werkelijkheid blijkt vaak verschillend te zijn geweest. Van meet af aan lijkt de geheime raad zich inderdaad aan contentieuze rechtspraak ‘bezondigd’ te hebben. Het oudste bewaard gebleven resolutieregister draagt als titel ‘rolle des causes et registre aux actes du privé conseil’. Het vangt aan in januari 1537 (1536 oude stijl) en het loopt door tot november 1555. Het register omvat naast administratieve en politieke beslissingen, tevens gerechtelijke uitspraken. Deze vermenging is niet abnormaal. Ook de vonnissenregisters van de grote raad bijvoorbeeld bevatten niet-gerechtelijke beslissingen van dit collegeGa naar voetnoot9.. Toch schijnt het de bedoeling van de geheime raad te zijn geweest een apart register aan te leggen voor de rechtspleging en de ten uitvoerlegging daarvan. Iets meer dan 80% van de aantekeningen of registraties in dit register zijn gerechtelijke uitspraken, hetzij onder vorm van dicta, dit zijn vonnissen (51,4%) - interlocutoire of tussenvonnissen en ‘willige condemnatiën’ inbegrepen -, hetzij appointementen (29%) in voor deze raad aanhangig gemaakte processen. Appointementen waren volgens het toenmalige administratieve recht gewoon apostillen op rekesten, meestal voor bestuurlijk gebruik. Voor de geheime raad werden evenwel niet weinig proceduresmoesjes van procureurs en advocaten en zelfs een behoorlijk aantal geschillen ten principale niet bij formeel vonnis beslecht, maar ‘sans figure de proces’ bij gewoon | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 392]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
appointement of beschikking. De overige aantekeningen in dit register (19 à 20%) zijn beslissingen van - naar huidige begrippen - uitvoerende en wetgevende aard. De administratieve slaan echter dikwijls nog op de uitvoering van de gerechtelijke uitspraken van de geheime raad. Wij hebben goede redenen om aan te nemen dat dit register enkel registraties bevat van Lodewijk (de) Zoete, secretaris van de geheime raad van 1531 tot 1555Ga naar voetnoot10.. De volgende registers komen bij nader inzien uit de kantoren van respectievelijk secretaris Van Vlierden en van secretaris De la Torre. Zij bestrijken onderscheidenlijk de jaren 1544-1571 en 1545-1568 en zij overlappen elkaar dus in tijd; gedeeltelijk trouwens ook dat van secretaris ZoeteGa naar voetnoot11.. Daaruit menen wij te mogen afleiden dat elke secretaris er eigen protocollen op nahield. Vermoedelijk registreerde ieder op losse bladen de appointementen en sententies van de gerechtszaken waarbij hij als secretaris was betrokken, hetzij bij toerbeurt, hetzij als adjunct-commissaris van wat toen de ‘enquête’, ‘informatie’ of ‘instructie’ heette; naderhand voegde hij die protocollen in katernen bijeen en liet hij ze tot een boekband inbinden. Als wij dan constateren dat secretaris Zoete voor de jaren 1537-1539 alleen al 53 vonnissen en 63 appointementen in processen voor de geheime raad registreerde, is het uiteraard van belang te onderzoeken of alleen Zoete zo'n opdracht had, dan wel of nog andere secretarissen van de geheime raad daarmede belast waren; en zo ja, hoeveel secretarissen in dezen bevoegd waren: drie of zes. Er waren namelijk ten minste zes secretarissen permanent aan de geheime raad verbondenGa naar voetnoot12.. Is de laatstgenoemde veronderstelling juist (namelijk drie, respectievelijk zes secretarissen belast met rechtszaken)Ga naar voetnoot13., dan zou de geheime raad in de jaren 1537-1544 zijn proefperio- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 393]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
de inzake rechtspleging reeds achter de rug hebben gehad. De protocollen van de overige twee of vijf secretarissen zouden dan verloren zijn gegaan. Deze veronderstelling is niet met absolute zekerheid te bevestigen of te ontkennen, daar het archief van de geheime raad, dat zich te Brussel in het Algemeen Rijksarchief bevindt, in een chaotische situatie verkeertGa naar voetnoot14.. De summiere inventarissen maken slechts melding van de genoemde ingebonden protocollen. Volgens de inmiddels wat in het vergeetboek geraakte rechtshistoricus J. Simon zou dit regeringscollege zich al vóór 1531 hebben beziggehouden met de berechting van geschillen tussen particulierenGa naar voetnoot15.. Hij vermeldt echter geen bron. Vooralsnog gaan wij uit van de volgende veronderstelling: Simon heeft gelijk, maar met dien verstande dat de gerechtelijke bevoegdheid van de geheime raad vóór 1537 nog weinig voorstelde, zodat er toen nog geen speciale secretaris mee was belast. Er zijn voldoende bewijzen, al zijn ze niet talrijk, voor de vroege gerechtelijke activiteiten van dit college aan te voeren. Tussen de registraties van zijn appointementen en vonnissen uit het jaar 1548 vonden wij een copie van een vonnis van 4 januari 1532, waarbij de geheime raad het geschil tussen de vier leden van Vlaanderen en de staten van Brabant over de eventuele rechtskracht van de Brabantse gouden bul in Vlaanderen definitief in het nadeel van Vlaanderen beslechtteGa naar voetnoot16.. Bovendien brachten de beschrijvingen van de Amsterdamse werkgroep ‘grote raad’ ons op het spoor van enkele processen die tussen 1517 en 1537 in eerste instantie voor de geheime raad waren gevoerd. De oudste twee dateren van 1518. Het ene betreft een zaak waarbij het gerechtelijke beslag te Antwerpen op goederen van Dordtse en andere poorters op last van de Utrechtse magistraat, wegens schade door de heer van BrederodeGa naar voetnoot17. aan goederen van Utrechtse poorters toegebracht, onder meer door de magistraat van Dordrecht werd betwist. De geheime raad velde | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 394]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
op 12 september 1518 een tussenvonnis, dat de verweerder tot teruggave en vergoeding van de geleden schade veroordeelde en de zaak ten principale tussen Utrecht en Brederode naar de grote raad verweesGa naar voetnoot18.. De tweede zaak ging tussen de ingelanden van RijnlandGa naar voetnoot19. enerzijds en die van Sloten, Sloterdijk en andere dijkplichtigen anderzijds over het onderhoud van de zeedijk Amsterdam-Spaarndam. De uitspraak van de geheime raad hierin is niet bekend; doch hoe zij dan ook mocht luiden, de partijen kwamen er niet uit en het meningsverschil bleef bestaan. In 1537 procedeerden zij nog steeds voor het hof van Holland en daarna in hoger beroep voor de grote raad van MechelenGa naar voetnoot20.. Fockema Andreae Jr. cum suis publiceerde in 1951 een unieke geëxtendeerde sententie van de geheime raad dd. 9 maart 1523 na een proces over een waterschapsgeschil in Delfland, waarbij onder meer de bekende Nikolaas Everaerts als raadsheer-commissaris ter plekke een onderzoek instelde. De stad Delft - mede in naam van de ingelanden van Delfland - en de ambachten van de acht sluizen van Delfland als gevoegde hadden een geschil met het hoogheemraadschap van Delfland. In een complexe aanklacht van 61 artikelen beschuldigden eisers het hoogheemraadschap onder meer van onrechtmatige overheidsdaden en foute interpretaties van vroegere beslissingen van hogere instanties met betrekking tot de keuze van de ambachtsbewaarders, het aanbesteden van en het toezicht op werken aan ‘kaden, wegen, hoelen, moelen ende wateringhen liggende in de dorpen ende polren’ en de omslag van de kosten. Na ook nog het advies van de raad van financiën te hebben ingewonnen, trachtte de geheime raad door middel van een uitvoerige uitspraak ieders rechten en plichten vast te leggenGa naar voetnoot21., waarmee hij in feite - volgens de studie van Dolk - het gezag van het hoogheemraadschap de genadeslag toebrachtGa naar voetnoot22.. Een eveneens gelibelleerd vonnis van 1543, ditmaal van de grote raad van Mechelen, maakt melding van een milieukwestie die zich tussen de steden Arnemuiden en | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 395]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Middelburg in die vroege periode voor de geheime raad afspeelde en waarin deze op 22 augustus 1531 vonnis wees: Arnemuiden mocht een teeroven laten oprichten en exploiteren, als niemand van stankoverlast te lijden zou krijgenGa naar voetnoot23.. Blijkbaar had toch niet iedereen de gerechtelijke bevoegdheid van de geheime raad van meet af aan aanvaard. Hugues van Melun, burggraaf van Gent en gouverneur van Atrecht, weigerde in 1522 voor dat hof te verschijnen in een vordering tegen hem vanwege de kapitein van de keizerlijke lijfwacht; vervolgens negeerde hij zelfs de sententie door de geheime raad op 26 mei 1522 bij verstek gewezen, zodat eiser het proces in eerste aanleg voor de grote raad liet overdoenGa naar voetnoot24.. In een ander geval van 1535 - een grensgeschil tussen Gooiland en Utrecht - stoorden zekere ingezetenen van Utrecht zich evenmin aan een vonnis van de geheime raad. Het was nog niet ten volle geëxecuteerd, toen zij zich voor een nieuw (eerste aanleg-)proces tot de ‘justicie ordinaris’, in casu tot de grote raad, wenddenGa naar voetnoot25.. Vermoedelijk steeg het aantal processen voor de geheime raad slechts druppelsgewijs, de raad zat er blijkbaar niet om te springen en trad wellicht alleen op als forum voor allerlei geschillen omdat hij ertoe door partijen werd aangezocht. De raad ging trouwens niet op alle verzoeken in. Meer dan eens maakte hij er zich vanaf met een appointement van renvooi of verwijzing naar de bevoegde justitieraad (‘ordinaris treyn van justicie’), zoals in 1535 in de zaak van ene Jan Baers tegen zijn vrouw Françine van Diemen uit Dordrecht. Hierbij tekende eiser bij de geheime raad verzet aan tegen het ontslag van placet aan Françine toegekend, nadat zij zonder placet bij de rota te Rome met succes had geprocedeerd om Jan Baers tot haar echtgenoot te laten ‘veroordelen’. De zaak werd door de geheime raad niet in behandeling genomen en dadelijk bij beschikking naar de grote raad van Mechelen verwezenGa naar voetnoot26.. Het renvooi was echter ook mogelijk nadat de enquête zich eerst voor de geheime raad had afgespeeldGa naar voetnoot27.. In het proces van 1533 van het dorp Flines tegen de abt van MarchiennesGa naar voetnoot28. over het gebruik van de gemene gronden wees de geheime raad, na | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 396]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
het dupliek van verweerder, het volgende vonnis: ... que lesd. supplians... n'estoinent fondez en la provision par eulx demandee par leursd. requeste en la forme et manière qu'ils l'avoient requiz..., ordonnant en oultre ausd. parties de comparoir par devant les président et gens de nostre Grant Conseil...Ga naar voetnoot29. (de eis in de gestelde vorm ongegrond verklaard; renvooi naar grote raad). In december 1537 veroordeelde de geheime raad in een jurisdictiegeschil tussen de ontvanger van de zaal van Valencijn en de magistraat van dezelfde stad de beide partijen bij interlocutoir vonnis tot de bewijsvoering (voor een raadsheer-commissaris). In een eerste tussenvonnis had hij alle door partijen tegen elkaar uitgebrachte beslagen vernietigd; na de procedure voor de raadsheer-commissaris liet het hof ook dit keer de grote raad het vonnis vellen (‘pour conclusion en droit’) na een proces dat eerst meer dan twee jaar voor de geheime raad had gelopenGa naar voetnoot30.. De weinige alsnog teruggevonden en hierboven beschreven processenGa naar voetnoot31. wettigen niettemin de stelling dat de geheime raad in de jaren tussen 1517 en 1537 wel degelijk als gerechtshof optrad, zij het dat deze ontwikkeling vermoedelijk geleidelijk aan plaatsvond en niet zonder dat het een zekere weerstand opriep. De stijging van het aantal proceszaken die voor de geheime raad liepen, zou dan ook pas vanaf 1537 de inschakeling van een secretaris voor deze materie gebillijkt hebben. In 1544 zou de geheime raad genoodzaakt zijn er een tweede gedeeltelijk voor vrij te maken en een jaar later zelfs nog een derde. In de enige procesdossiers die wij hebben teruggevonden voor de periode voorafgaand aan 1580, keren overigens steeds dezelfde namen terug, met een gelijktijdig maximum van drieGa naar voetnoot32.. De conclusie dat in de geheime raad uiteindelijk drie secretarissen tijd voor de processen moesten inruimen, lijkt ons derhalve meest plausibelGa naar voetnoot33.. Is dit het geval dan beschikken wij voor de periode vóór 1580 slechts tot 1551 in principe over de volledige registratie van vonnissen en gerechtelijke appointementen in de geheime raadGa naar voetnoot34.. Op grond daarvan stelt onderstaande tabel de ontwikkeling voor van de gerechtelijke activiteiten van de geheime raad in zijn beginperiode: | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 397]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Dit is geen kwade start als men weet dat de grote raad van Mechelen in de eerste vijftig jaar van zijn formeel bestaan, namelijk tussen 1470 en 1520, gemiddeld slechts 45 vonnissen per jaar veldeGa naar voetnoot35.. Ook een vergelijking met de vonnissen van de grote raad in de periode van 1537 tot 1551 valt niet slecht uit voor de geheime raad. Na 1545 verdubbelde het jaargemiddelde van de geheime raad, terwijl het aantal vonnissen van de grote raad nog slechts korte tijd een lichte stijging vertoondeGa naar voetnoot36..
Bij deze vergelijking moet men desondanks een zekere reserve in acht nemen. De cijfers met betrekking tot het Mechelse hof stoelen inderdaad op zijn registers van geëxtendeerde sententiën, terwijl de aantallen met betrekking tot de geheime raad alleen op dicta-registers teruggaanGa naar voetnoot37.. Van het laatste college zijn geen registers van geëxtendeerde vonnissen terug te vinden. De vraag rijst overigens of zijn secretarie hierover ooit afzonderlijke registers heeft bijgehouden. De secretarie schijnt het bovendien niet zo nauw te hebben genomen met de voorgeschreven volledige registratie der dicta van de geheime raad. Van zeven uitspraken van de geheime raad tussen 1536 en 1549, waarvan wij via andere bronnen de precieze data kennen, bleken er slechts drie door de secretarissen in hun registers te zijn genoteerdGa naar voetnoot38.. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 398]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
De registraties van de grote raad zijn ook niet zonder meer compleet. De korte studie van G. Oosterhof over het dictumregister 893 betreffende de jaren 1514-1525 bracht verschillen met het register van geëxtendeerde vonnissen aan het licht. Er zijn namelijk dicta, waarvan geen geëxtendeerde sententiën zijn te vinden en het omgekeerde komt eveneens voorGa naar voetnoot39.. Wij treffen trouwens in de Beroepen uit Holland eveneens procesbundels aan waarvan de datum van het eindvonnis bekend is en waarvan geen spoor in de geëxtendeerde sententies is te vindenGa naar voetnoot40.. Beide raden stellen ons dus voor raadselachtige lacunes zodat wij vooralsnog zijn genoodzaakt de gegeven getallen aan te houden. Wij veronderstellen echter dat verdere studie de gevonden verhouding niet wezenlijk zal veranderen. Het staat nu wel ontegenzeglijk vast dat de geheime raad, zeker sinds 1537, niet zo maar bij gelegenheid als gerechtshof fungeerde. Het is echter nog niet duidelijk in welke contentieuze zaken dit hof rechtsprak. Hierop zullen wij hierna een antwoord trachten te vinden. Wij zullen nagaan in hoeverre een vergelijking van de zaken in de geheime raad met deze in de grote raad inhoudelijke parallellismen blootlegt.
Ratione personae behandelde en vonniste de grote raad als centraal vorstelijk gerechtshof, in eerste en laatste aanleg ten aanzien van de zogenaamde ‘escroen van den huyse van Synder Majesteit’ (‘escroiz de Sa Majesté’) zowel burgerlijke als strafrechtelijke geschillenGa naar voetnoot41.. De ‘escroen’ waren al degenen die van ver of van nabij iets met de hofhouding van de landsheer of van zijn landvoogd hadden te maken, onder andere de leden van hun huis, personeel van de centrale raden, enz., de hofleveranciers en de leden van hun gezinnen zelfs inbegrepen. Zij genoten het privilegium fori, waardoor zij goeddeels aan de gewone rechtbanken waren onttrokkenGa naar voetnoot42.. Nadat de geheime raad in 1531 formeel een nieuwe taakomschrijving had gekregen, constateren wij evenwel dat deze raad zich gaandeweg ook als ‘... juges | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 399]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
ordinaires d'icelle nostre cour...’ en als ‘... souverain magistrat de nostre cour...’ ging beschouwenGa naar voetnoot43.. De geheime raad ging zich derhalve steeds meer inlaten met de eigenlijke rechtspraak in eerste en laatste instantie in zaken van vorderingsrecht waarbij leden van het hof of als eiser of als verweerder waren betrokken, met andere woorden in persoonlijke acties in rechte van of tegen hovelingen in de ruime zin van het woordGa naar voetnoot44.. Dezen kregen bijgevolg de keuze tussen de grote raad en de geheime raad. Aan het einde van de zestiende eeuw zou de geheime raad evenwel de bevoegdheid van de grote raad inzake persoonlijke acties tegen hofpersoneel verwerpen. Vanaf die tijd werd de forumkeuze van de ‘escroen’ dus beperkt tot het aanklagen van hun eigen vorderingen. De grote raad nam daar geen genoegen mee. De raad ontkende de bevoegdheid van de geheime raad niet, maar protesteerde dat hij zelf in beide gevallen evengoed bevoegd wasGa naar voetnoot45.. In beginsel gold het privilegium fori niet in zakelijke acties; deze moesten worden berecht door de gewone rechter van de plaats waar het goed in kwestie was gelegen. De klasse van geprivilegieerden probeerde echter dit soort eisen, alsmede haar familietwisten en haar geschillen op het gebied van het erfrecht evenzeer voor de geheime raad aanhangig te maken. Zij stelden blijkbaar meer vertrouwen in de geheime raad dan in de gewone rechtbanken. En de geheime raad ging op de lange duur steeds minder aarzelen deze processen in behandeling te nemenGa naar voetnoot46.. Niet alleen in zaken van privaatrecht, maar ook op strafrechtelijk gebied strekte de jurisdictie van de privéraad zich over het hofpersoneel uit, hoewel het college hierin | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 400]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
de competentie van het Mechelse hof vooralsnog niet betwistte. In feite zien wij dan ook zowel eerstgenoemd als laatstgenoemd hof misdrijven berechten waarin ‘escroen’ òfwel als betichte òfwel als slachtoffer waren gemengdGa naar voetnoot47.. Waarschijnlijk geldt hetzelfde ook voor misdaden die binnen de paleiszone van de vorst of van zijn algemene stadhouder voorvielen; in elk geval achtte de geheime raad zich hierin ratione loci bevoegdGa naar voetnoot48.. Met uitzondering van deze laatste soort strafzaken werd in al die criminele zaken de straf gevorderd door de ‘procureur-generaal van Zijne Majesteit’ - aldus de terminologie in de bronnen. Behoudens hoge uitzonderingen en niet meer na 1548Ga naar voetnoot49., lijkt het ons weinig waarschijnlijk dat deze strafvorderingen door de procureur-generaal van de grote raad van Mechelen zouden moeten zijn geformuleerd. Volgens een memorandum van 1612, onder meer opgesteld door de eminente jurist Willem van Grysperre, zou tot 1548 de ‘alcalde’ van het hof als procureur-generaal hebben gefungeerd in strafzaken waarbij hofpersoneel was betrokkenGa naar voetnoot50.. Vast staat echter dat van toen af de rekestmeester die in de privéraad met de fiscale aangelegenheden werd belastGa naar voetnoot51., de taak van de openbare aanklager overnamGa naar voetnoot52.. In strafzaken ratione loci werd tot 1548 waarschijnlijk door de provoost-generaal van het hof gevorderd, althans in zoverre het personen betrof die niets met het hof hadden te makenGa naar voetnoot53.. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 401]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Alleen de vliesridders ontzegden de geheime raad uit hoofde van hun privileges de criminele jurisdictie over henzelfGa naar voetnoot54.. Doch wat henzelf betrof betwistten zij eveneens de strafrechtelijke bevoegdheid van de grote raadGa naar voetnoot55.. Deze raad kon vliesridders alleen berechten met instemming van de orde. Dit zal waarschijnlijk ook hebben gegolden voor de privéraad. Tot de strafbare feiten die, ongeacht de plaats en de hoedanigheid van de delinquent, ratione materiae voor de geheime raad hun beslag konden krijgen, behoorden de zogenaamde casus reservati ‘cas royaux’, zoals majesteitsschennis, insubordinatie, ketterij, handel op de vijand zonder machtiging, wederrechtelijke benoemingen tot kerkelijke beneficïen die onder het vorstelijk collatierecht vielen, alsmede andere gelijksoortige delikten die een aanslag op de prerogatieven van de landsheer als soeverein betekendenGa naar voetnoot56.. Telkens als de fiscaal de landsheerlijke rechten geschaad achtte, maakte hij ambtshalve namens de soeverein een strafvorderingsprocedure bij de geheime raad aanhangig. Dit gold ook wanneer hij de materiële belangen van de vorst op de één of andere wijze benadeeld achtte of maar gewoon bij een geschil tussen particulieren betrokken meende. In het laatste geval schaarde hij zich als ‘gevoegde’ aan de zijde van één der partijen. Hij kon ook als verweerder de belangen van de vorst verdedigen. Buiten de aangehaalde casus reservati betroffen zijn tussenkomsten in concreto onder meer nog schulden van of aan de kroondomeinen en -financiën, schulden uit hoofde van functie in de domeinen en financiën, geschillen in verband met toegekende ‘beden’ en met andere vorstelijke inkomstenbronnenGa naar voetnoot57.. Met de behandeling van die zogenaamde ‘fiscale’ rechtsacties begaf de | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 402]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
privéraad zich alweer op een pad dat traditioneel door de gewestelijke justitieraden, evenals door de grote raad werd bewandeldGa naar voetnoot58.. Ratione materiae kreeg de geheime raad er eveneens een soort ‘administratieve’ rechtspraak bij, met name de bevoegdheidsgeschillen tussen de publieke instellingen. Van oudsher werden deze door de vorstelijke raden in de gewesten of door de grote raad afgedaanGa naar voetnoot59., doch in de loop van de zestiende eeuw kregen deze gerechtshoven ten deze alweer in de geheime raad een geduchte concurrent. Normaliter werden de bevoegdheidsgeschillen tussen twee instellingen binnen eenzelfde gebied door het gemeenschappelijke onmiddellijk hogere hof beslecht. Bij ontstentenis hiervan en zelfs omisso medio, met voorbijgaan van de grote raad of van een andere justitieraad, werd de privéraad in deze geschillen echter eveneens als een soort hof van arbitrage aangezocht; met name in bevoegdheidstwisten tussen organen van twee verschillende gewesten, tussen een regionale en een centrale instelling, tussen raadsheren en secretarissen van eenzelfde soevereine raad, tussen een gewestelijke justitieraad en de stadhouder, tussen een burgerlijke en een kerkelijke gezagsdrager, enz. en bijvoorbeeld ook in conflicten tussen de raad van Brabant en het leenhof van BrabantGa naar voetnoot60.. Al de processen ratione personae, materiae en loci hiervoor besproken, werden door de aanleggende partijen rechtstreeks in eerste instantie aanhangig gemaakt. Zekere rechtszaken werden evenwel lite pendente door middel van ‘open brieven in vorme van evocatie’ (‘lettres patentes d'évocation’) aan de gewone rechters onttrokken en oorpronkelijk slechts door de grote raad of door een gewestelijke raad in behandeling genomen om ‘te sluyten in rechte’. Een dergelijke open brief mocht alleen door de vorst of zijn gouverneur-generaal worden uitgevaardigd. De ordonnantie van Thionville van 8 december 1473 verbood het parlement van Mechelen | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 403]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
uitdrukkelijk zelf tot evocatie over te gaanGa naar voetnoot61.. Aangezien de evocatiebrieven vanaf het eerste kwart van de zestiende eeuw werden verleend na advies van en soms ook op initiatief van de geheime raad, was het voor deze raad slechts een klein kunstje evocaties ten eigen voordele te laten uitvaardigen, zowel betreffende geschillen aanhangig bij lagere rechtbanken als bij de gewestelijke justitieraden en de grote raad, en zelfs bij de rekenkamers. De geheime raad greep meestal naar dit middel wanneer de betrokken rechtszaak binnen zijn ‘normale’ bevoegdheden viel, hoewel dit niet strict noodzakelijk hoefdeGa naar voetnoot62.. Eventueel trok de raad het proces tot zich op verzoek van zijn raadsheer-fiscaalGa naar voetnoot63., doch de meeste keren kwam de geheime raad pas in actie na een rekest van een der partijen - soms zelfs van beide partijen - die een proces uitvochtenGa naar voetnoot64. voor een ondergeschikte rechtbank en slechts bij uitzondering nam de geheime raad zelf het initiatief.
Een terrein waarop de grote raad van Mechelen daarentegen weinig mededinging ondervond van de geheime raad, was de functie van hoogste hof van appèl in civiele zakenGa naar voetnoot65.. Sinds het midden van de vijftiende eeuw was de Mechelse raad geleidelijk aan uitgegroeid tot het hoogste beroepshof in de Nederlanden. Naarmate de ‘Zeventien Provinciën’ tot stand kwamen en zij de gerechtelijke banden verbraken met respectievelijk het parlement de Paris of het Reichskammergericht, konden de gegadigden wegens zogenaamd ‘vals’ of ‘kwaad’ vonnis bij de grote raad in hoger beroep gaan tegen de hoogste regionale gerechtshoven in Vlaanderen, Holland en Zeeland, Luxemburg, Utrecht, Artesië, Namen en waarschijnlijk ook in Overijssel en Friesland en bij ontstentenis van een bevoegde gewestelijke justitieraad tegen de | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 404]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
vonnissen van de leenhoven, alsmede van de schepenbanken in Valencijn, Mechelen, SteenhuizeGa naar voetnoot66. en het DebattenlandGa naar voetnoot67.. Tegen de vonnissen van de geheime raad schijnt evenwel geen beroep bij de grote raad mogelijk te zijn geweest. De sententies van de geheime raad - zo moeten wij constateren - lijken inderdaad zoals die van het Mechelse hof arresten: de partijen hebben er geen beroep meer tegen aangetekend. Het vonnis van de grote raad van 31 maart 1525, na een zogenaamd ‘proces in appel’ tegen een sententie van de geheime raad, waarover in deel II van de Chronologische Lijsten van de Amsterdamse werkgroep sprake isGa naar voetnoot68., blijkt echter bij nader inzien een proces in eerste aanleg voor de grote raad te zijn geweest: de zaak dient onzes inziens te worden gekwalificeerd als een oppositie tegen een beslissing van administratieve aard door de vorst (dus geen beroep tegen sententie!), met andere woorden als een actie tegen een onrechtmatige overheidsdaad. De geheime raad had namelijk bij beschikking de uitvoering van een vonnis van de grote raad opgeschort; tegen de opschorting tekende de partij die het te Mechelen had gehaald, aldaar verzet aan; de klacht werd door de grote raad gegrond verklaard en de opschorting van executie vernietigdGa naar voetnoot69.. Daar is niets ongewoons aan. Zulke opposities konden overigens evengoed bij de geheime raad zelf hun beslag krijgenGa naar voetnoot70.. Wij moeten er wel de aandacht op vestigen dat het toenmalige juridische jargon ter zake nog in beweging was. De grote raad noemde deze acties meestal ‘appellatie’ en ‘appel’ en een enkele keer ‘revocatie ende annulatie’ of ‘oppositie’; de geheime raad sprak in de regel van ‘oppositie’, ‘revocatie ende cassatie’, ‘annulatie’ (‘cassation et revocation’ en ‘cassation’)Ga naar voetnoot71.. Hoewel het hof van Mechelen zijn blazoen van hoogste hof van beroep vrij gaaf wist te houden, kwam het toch wel voor dat de geheime raad eveneens door rechtzoekenden werd aangezocht om in appel vonnis te wijzen. Dit appel tegen | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 405]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
vonnissen van gewestelijke justitieraden en omisso medio tegen sententies van lagere rechtbanken schijnt relatief weinig te zijn voorgekomen, althans in verhouding tot de gehele rechtspleging van de geheime raad en in vergelijking met de hoeveelheid beroepen die bij de grote raad werden aangetekend. De geheime raad zat wat dit betreft niet op het vinkentouw en aarzelde gewoonlijk niet dergelijke appellanten door te verwijzen naar hun normale beroepshovenGa naar voetnoot72.. De enkele keer dat er appel werd aangetekend tegen een vonnis van een soevereine justitieraad, casu quo het hof van Bergen, liep het uiteraard met een sisser afGa naar voetnoot73.. Beroepen tegen uitspraken van rekenkamers en van admiraliteitscolleges vonden daarentegen gemakkelijk rechtsingang voor de geheime raadGa naar voetnoot74., ofschoon zij hiermee ook bij de grote raad terecht kondenGa naar voetnoot75.. Overigens achtte de geheime raad zich ondanks alles wel degelijk bevoegd om in hoger beroep recht te spreken over vonnissen, gewezen door hogere en lagere schepenbanken, leenhoven en nietsoevereine justitieradenGa naar voetnoot76.. Ten bewijze hiervan een pertinent voorbeeld: in een zaak van desertverklaring van appel uit 1564 tussen Henri d'Yve, luitenant-opperjacht-meester van Namen, ter ene zijde en Pierre de Brandenbourg, heer van Bioul, ‘geïntimeerde’ en het leenhof van Namen als gedaagde rechter a quo ter andere zijde, verzochten verweerders renvooi van het appel naar de raad van Namen ofwel naar de grote raad als ‘leur juges mediatement ordinaires’. Bij interlocutoir vonnis verwierp de geheime raad evenwel verweerders verzoek en gaf partijen veertien dagen tijd om het geschil ten principale in beroep voor de geheime raad te brengenGa naar voetnoot77.. Waarschijnlijk om soortgelijke redenen verzette ook in datzelfde jaar de | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 406]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
luitenant-civiel van Gent in zijn hoedanigheid van rechter a quo zich er tegen, dat de geheime raad het hoger beroep van de pachter van de Zeeuwse grote tol in behandeling nam. Zijn verzet werd echter in elk geval eveneens afgewezenGa naar voetnoot78.. In weerwil van de relatief geringe ‘belangstelling’ van de geheime raad voor de appelprocedure, hield de raad in proceszaken toch nog een allerlaatste slag om de arm, ‘ung remede extraordinaire’, namelijk door middel van de herziening of grote revisie. De grote raad kan wel het hoogste hof van beroep in de Nederlanden zijn geweest, maar zeker niet van alle Nederlanden. Zijn jurisdictie strekte zich in de zestiende eeuw immers niet uit over de soevereine raden of hoven van Brabant, Gelderland en Henegouwen, en evenmin over het parlement van Dole in de Franche-Comté; ten gevolge van hun privilegie ‘de non appellando’ spraken deze in laatste instantie recht, zoals ook de sententies van de grote raad uiteraard arresten warenGa naar voetnoot79.. Doch als alle andere proceduremiddelen waren uitgeput en één van de partijen zich door zo een soeverein vonnis benadeeld achtte, dan kon zij - naar het voorbeeld van wat voor het parlement van Parijs mogelijk was - in grote revisie of ‘propositie van erreur’ gaan evenwel uitsluitend op grond van een procedurefout; door partijen mochten dus geen nieuwe feiten meer worden aangevoerd. Het proces werd dan opnieuw ten principale ‘ex eisdem actis an bene vel male’ gevoerd en gevonnistGa naar voetnoot80.. Bij de grote revisie was de rechter a quo - in tegenstelling tot het hoger beroep - niet tevens voorwerp van dagvaarding; integendeel, samen met mede-revisors uit andere raden zetelde hij zelfs in het revisiecollege, dat dan telkenmale in de betrokken justitieraad werd geformeerdGa naar voetnoot81.. De revisie van de arresten kwam pas voor de geheime raad, als één der partijen het genoemde revisiecollege wraakte. In de schoot van de geheime raad werd dan met onder meer revisors van buiten een nieuw revisiecollege samengesteld en de uiteindelijke uitspraak werd geveld door de raadGa naar voetnoot82.. De geheime raad fungeerde dus onzes inziens in deze gevallen als hoogste | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 407]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
rechtsorgaan en kon derhalve inderdaad in rechtszaken het allerlaatste woord hebben. Wellicht was de herzieningsprocedure wel een verkapte vorm van appel. Wij brengen overigens in herinnering dat de appellanten bij het oude parlement van Mechelen (1473-1477) evenmin nieuwe feiten mochten aandragenGa naar voetnoot83.. Het hierna volgende schema poogt de gerechtelijke organisatie in de Nederlanden in de zin van ons betoog visueel voor te stellenGa naar voetnoot84.. Het is uiteraard een vereenvoudiging en houdt alleen rekening met de grote krachtlijnen en bijvoorbeeld niet met afwijkende mogelijkheden als omisso medio, preventie en andere meer. De vergelijking van de rechtspraak in de grote raad van Mechelen met deze in de geheime raad leidt dus tot de constatering dat er grote parallellismen bestonden tussen beide hoven. Beide hoven spraken recht in nagenoeg dezelfde categorieën van geschillenGa naar voetnoot85.. Buiten het hierboven gemaakte veeleer formele voorbehoudGa naar voetnoot86., is er materieel gezien dus geen enkel bezwaar tegen hun respectieve scores naast elkaar te plaatsen.
De opmars van de geheime raad is opmerkelijk, vooral als we bedenken dat de Mechelse raad precies in het midden van de zestiende eeuw zijn hoogtepunt bereikte en daarna kwantitatief schijnt te zijn achteruitgegaanGa naar voetnoot87.. Deze ontwikkeling te constateren is wel eenvoudiger dan er een verklaring voor te vinden. De continue reeks procesdossiers in het archief van de geheime raad begint pas in 1580. Op een enkele uitzondering na beschikken wij vóór die tijd alleen over | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 408]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Schema van de gerechtelijke organisatie in de Nederlanden (1517-1579).
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 409]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
dicta en slechts over een dozijn min of meer complete bundels van minder belangrijke geschillen. Daarom is het vaak moeilijk voor de periode tot 1580 de precieze omschrijving van de eis te achterhalen, laat staan de redenen waarom het proces voor de geheime raad kwam en niet voor de grote raad of een andere justitieraad. De definitieve ordening van de bescheiden van de geheime raad in één archieffonds zal hopelijk ooit ook een aantal procesbundels uit de periode vóór 1580 weer bijeenbrengen. Verklaringen moeten derhalve vooralsnog voor een deel hypothetisch blijven. Zoals meestal is waarschijnlijk een samenloop van verschillende factoren verantwoordelijk voor deze niet geringe verschuiving van hoge rechtspraak naar de geheime raad. Voor de zestiende-eeuwse overheidsorganen was het onderscheid tussen administratitieve en gerechtelijke bevoegdheden niet erg relevant. Het begrip ‘justitia’ dekte ook wat wij thans bestuur of uitvoerende macht zouden noemen. Als hoogste orgaan na de vorst voor ‘policie’, ‘justicie’ en ‘gracie’ intervenieerde de geheime raad dan ook in zowel de administratieve als de gerechtelijke bevoegdheden van de ondergeschikte besturen. Wat de rechtspleging betreft oefende de geheime raad vooralsnog een gestage druk uit op de grote raad en de andere vorstelijke justitieraden. In juni 1517 al ging de grote Wielant naar Brugge om er namens zijn collegae in Mechelen bij de koning zelf zijn beklag te maken over de dagelijkse vorstelijke tussenkomsten in de raad ‘pour empeschier ou retarder justice’Ga naar voetnoot88.; waarschijnlijk gingen zij van de geheime raad uit. In zijn Antiquités de Flandre citeert dezelfde Wielant meerdere voorbeelden van bevelen van hogerhand ten aanzien van de rechtspraak in de grote raad en noemt ter zake wel eens uitdrukkelijk de geheime raadGa naar voetnoot89.. Overigens bevestigen archiefbronnen de bemoeiïngen van de geheime raad. Het gebeurde zelfs dat deze laatste één van zijn leden naar de grote raad stuurde om in een bepaald vonnis mee te beslissenGa naar voetnoot90.. Op die wijze was het voor de geheime raad nog slechts een koud kunstje om eveneens zelf in rechtszaken vonnis te wijzen. Hij werd er trouwens door partijen om gevraagd. Bovendien was het hoger aangehaald verbod om recht te spreken in de geheime raad niet erg absoluut. Artikel 8 van zijn instructies bevatte die erg elastische clausule, dat de landvoogd(es) zich op advies van de geheime raad gedingen ‘ter wille van hun belangrijkheid’ of ‘omdat zij het algemeen welzijn betroffen’ zou kunnen voorbehoudenGa naar voetnoot91.. Overigens was de vorst volgens het toenmalige staatsrecht de bron van alle recht: ‘Rex est judex’. Ipso | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 410]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
jure waren er dus geen gronden voorhanden, hem de kennis van enige rechtszaak te ontzeggen. Alle soevereinen van toen bezaten de ‘justice retenue’Ga naar voetnoot92.. De vorst - of per delegatie zijn plaatsvervanger, de landvoogd(es) - kon derhalve willen of oogluikend toelaten, dat de geheime raad in eerste instantie èn in beroep berechtte, processen evoceerde en arresten van soevereine raden, waaronder die van de grote raad, in grote revisie behandelde. De geheime raad trad ter zake dan op als verlengstuk van en namens de vorst. Hierbij kwam hij duidelijk en steeds meer in het vaarwater terecht van onder meer de grote raad, die tijdens de vijftiende eeuw precies hetzelfde had gedaan tegenover de justitieraden van Vlaanderen, Artesië, Namen, Holland, enz., toen hij zich als hofraad langzamerhand ook met de hoogste rechtspraak was gaan inlatenGa naar voetnoot93.. Dat de geheime raad wèl jurisdictie had over alle Nederlanden en de Franche-Comté en de grote raad er helemaal geen had over de raden van Brabant, Gelderland en Henegouwen, noch over het parlement van Dole, kan hiertoe eveneens hebben bijgedragen. Hierbij komt mogelijkerwijze nog het element, dat de partijen meer rechtszekerheid dachten te vinden, naarmate zij dichter bij de vorst gingen procederen. Zij verwachtten er blijkbaar en terecht de meest bekwame juristen als rechtersGa naar voetnoot94. en wellicht ook procureurs en advocaten die beter het klappen van de zweep kenden. Buitendien bezorgde het overslaan van een aantal instanties - de lokale schepenbank, of heemraad, de kasselrijbank, hoofdschepenen, of de goevernantie, in een voorkomend geval één of ander leenhof, de gewestelijke justitieraad en eventueel nog de grote raad - aan de rechtszoekenden een grotere waarschijnlijkheid op een kortere en dus uiteindelijk minder prijzige rechtspleging. Hierbij zal vermoedelijk nog hebben meegespeeld, dat de rechtspleging in de geheime raad ook soepeler liep door het feit dat vele proceduretwisten en andere advocatensmoesjes en zelfs geschillen ten principale bij gewoon appointement hun beslag konden krijgenGa naar voetnoot95..
Hoe het ook zij, de grote raad van Mechelen moest zeker vanaf 1537 de niet geringe mededinging van de geheime raad gedogen ten aanzien van de opperste rechtspraak in eerste en laatste instantie; diens aandeel daarin zou volgens onze voorlopige telling in het midden van de zestiende eeuw, zelfs tot bijna éénderde oplopen toen de grote raad waarschijnlijk op het hoogtepunt van zijn macht stond. Vanaf 1552 schijnt de rechterlijke activiteit van de grote raad achteruit te lopen. Of deze achteruitgang de geheime raad tot voordeel strekte, kunnen wij alsnog niet uitma- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 411]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
ken; ten minste één dicta-register is verloren. Het Mechelse hof is er wel in geslaagd veruit het hoogste beroepshof in (niet van) de Nederlanden te blijven, hoewel zijn monopolie ter zake toch niet helemaal onaangetast bleef. Overigens kon de geheime raad het allerlaatste woord spreken in revisiezaken tegen arresten van de soevereine hoven, waaronder... de grote raad. In zekere mate zou men van een usurpatie van bevoegdheden door de geheime raad kunnen gewagen. Daartegenover durven wij nochtans te poneren dat zijn ‘aanmatiging’ beantwoordde aan een behoefte van onderuit, die terugwilde naar de oude traditie van de vorst als eerste ‘judex’ waarvan de geheime raad als meer onmiddellijke emanatie werd aangezien. |
|