Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden. Deel 92
(1977)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 462]
| |
Dekolonisatie in documenten
| |
[pagina 463]
| |
en deskundigheid waarmee de documenten zijn geselecteerd. Daarbij valt toe te juichen dat de selectie van de documenten niet alleen tot het politieke veld is beperkt, maar dat ook materiaal over randverschijnselen is opgenomen dat sfeer en kleur geeft aan de ontwikkeling van de politieke betrekkingen. Binnen dat ruime raamwerk zijn alle belangrijke stukken opgenomen: notulen van de ministerraad, verslagen van de raad van oorlogvoering, diplomatieke telegrammen en correspondentie, maar ook rapporten en andere documenten die licht werpen op de interne ontwikkelingen in Indonesië, zoals onder andere particuliere brieven. De gevolgde chronologische uitgave werkt prettig en laat zich gemakkelijk vergelijken met de bestaande literatuur en de geboden annotatie is exact en verhelderend. De verwijzing in de noten naar nummers van andere documenten die betrekking hebben op hetzelfde onderwerp werkt bij een dergelijk omvangrijke bronnenpublicatie zeer tijdbesparend. Voor diegenen, die het drama niet als medespelers hebben beleefd, zou het verhelderend zijn indien Van der Wal het toegezegd afsluitend register van zaken en personen vergezeld zou doen gaan van een formeel overzicht van het besluitvormingsproces, en het gewicht van de betrokken besluitvormers daarbinnen, omdat dit op zijn zachtst gezegd uit de documenten nogal chaotisch overkomt. Van der Wal zal hiertoe zeker in staat zijn, daar hij nourri dans le sérail de medespelers aan Nederlandse en aan Indonesische zijde in vele gevallen persoonlijk zal kennen. Het zou daarom bijzonder interessant zijn indien Van der Wal te zijner tijd in de gelegenheid zou zijn de reacties van de deelnemers aan het drama te beschrijven en de medespelers vervolgens te confronteren met de rol die zij blijkens de documenten in feite hebben gespeeld. Het lijkt niet onaannemelijk dat sommigen die rol, die zij mogelijk liever vergeten, heroïscher of realistischer zullen voorstellen dan hij in werkelijkheid was. Een dergelijke uitgave zou een zeer belangwekkende bijdrage kunnen zijn tot het genre van de ooggetuigengeschiedenis. Het zou leerzaam zijn voor contemporaine historici, daar hun vak in Nederland theoretisch en praktisch nog tamelijk in de kinderschoenen staat. Juist de uitdaging tot apologie of het geven van opening van zaken in egodocumenten en dergelijke door medespelers, de kans op verificatie en reconstructie van het geschiedbeeld, die van een dergelijke bronnenpublicatie kan uitgaan, maakt eigentijdse geschiedenis tot zo een levendige, gevaarlijke maar ook noodzakelijke vorm van geschiedbeoefeningGa naar voetnoot2.. Het beoefenen van eigentijdse geschiedenis is met name nodig waar onverwerkt verleden het heden bedreigt, waar mythevorming het noodzakelijk realisme in waandenkbeelden verstrikt, waar oude en nieuwe emoties opgelopen wonden niet doen helen of waar vreselijke geheimen vermoed wordenGa naar voetnoot3.. Die opgepotte emotionaliteit met betrekking tot de dekolonisatie van Nederlands-Indië bleek weer eens toen de TV-presentator Wigbold en de psycholoog Hueting in navolging van de schokkende beelden uit My Lai het spoor terug trachtten te vinden van Nederlandse gewelddadigheden tijdens de twee politionele actiesGa naar voetnoot4.. Over de positie waarin Nederland tijdens de Nieuw-Guinea affaire gemanoeuvreerd is | |
[pagina 464]
| |
onder verantwoordelijkheid van oud-minister Luns zullen eveneens opgekropte emoties blijven bestaan. Voor diegenen die achter de geschiedenis van kolonisatie en dekolonisatie per definitie een aaneenschakeling van vuige praktijken van het moederland veronderstellen, moet de bronnenpublicatie van Van der Wal wel erg ontnuchterend zijn (tot nu toe)Ga naar voetnoot5.. Dat wil niet zeggen dat de gang van zaken die uit de documenten blijkt niet onthutsend is. Dat is zeker zo, maar het is pas mogelijk een volledig beeld van de gebeurtenissen te krijgen, wanneer op grond van gelijksoortige publicaties over andere aspecten van het buitenlands beleid, een geschiedschrijving over het jongste verleden van Nederland tot stand komt, waarin ook het lopend onderzoek betreffende de parlementaire geschiedenis na de Tweede Wereldoorlog is geïntegreerd. Dan zal blijken of en zo ja in hoeverre Nederland van meet af aan op het verkeerde been is gezet door de wijze waarop ‘de consolidatie van het Bestel’ heeft plaatsgevonden in wisselwerking met het ruw ontwaken van Nederland in de wereld nadat het een paar eeuwen lang in een zelfgekozen afzijdig hoekje met brave dromen was ingedommeld. De houding van Nederland werd mijns inziens meer bepaald door kneuterige beginselvastheid die niet verder ging dan de eigen neus lang was dan door grootmoedig realisme ten aanzien van de plaats die Nederland in de wereld innamGa naar voetnoot6.. De delen die nu besproken worden beslaan vrijwel het gehele tijdvak dat men de ‘Britse fase’ kan noemenGa naar voetnoot7. - een benaming die bij een groot aantal Nederlanders nog steeds gemengde gevoelens zal oproepen. Gewoonlijk wordt de periode bedoeld tussen de wijziging van het geallieerd commandogebied, op 15 augustus 1945, waarbij de bevrijding van Nederlands-Indië (en Java in het bijzonder) een taak werd van het Verenigd Koninkrijk, te weten Mountbatten en het South East Asia Command (SEAC), in plaats van de Verenigde Staten, MacArthur en het South West Pacific Area (SWPA) en het einde van de looptijd van het ‘Civil Affairs Agreement’ op 30 november 1946. Deze overeenkomst was op 24 augustus 1945 gesloten tussen de Nederlandse en Britse regering. Wat voegen de publicaties van Van der Wal nu toe aan het geschiedbeeld van de betrokken periode, zoals we dat met name kennen uit de boeken van mr. dr. C. SmitGa naar voetnoot8.? Aan de grote contouren verandert er eigenlijk niet zoveel. Wel worden bestaande meningen en veronderstellingen door talloze informaties tot in de kleinste details bevestigd, verduidelijkt en aangevuldGa naar voetnoot9.. Het is onmiskenbaar zo dat de in de publicaties aanwezige feitelijke gege- | |
[pagina 465]
| |
vens veel vergelijkingsmateriaal bieden en zo een kleurrijke en precieze geschiedschrijving mogelijk maken. Dit wordt bijvoorbeeld bewezen door het hoofdstuk over Indië in het ook in andere opzichten boeiende werk van Duynstee en Bosmans over het kabinet Schermerhorn-DreesGa naar voetnoot10..
Nu we kunnen beschikken over in het buitenland gepubliceerd bronnenmateriaal wordt het gaandeweg ook mogelijk het Nederlands beleid ten aanzien van Indonesië te vergelijken met de politiek en de verantwoordelijkheden van Amerika en het Verenigd Koninkrijk. In dit opzicht is het bijzonder belangwekkend kennis te nemen van de Amerikaanse inzichten en rapportages met betrekking tot het Nederlandse optreden in de Indonesische kwestieGa naar voetnoot11.. Temeer, omdat van Nederlandse zijde geschermd is met het natuurlijk onbegrip van de Amerikanen voor de Nederlandse zaakGa naar voetnoot12.. Dat is een voorstelling van zaken, die zeker voor wat betreft de Amerikaanse vertegenwoordigers Foote c.s. te Batavia en Hornbeck, de ambassadeur te Den Haag correctie behoeft. Uit hun rapporten blijkt dikwijls veel begrip voor de Nederlandse positie en beslist waardering voor het vaak ruime standpunt dat Van Mook en Van der Plas innamen. Daarentegen was hun rapportage over het Britse optreden in Nederlands-Indië - of beter het nalaten van optreden - vaak kritisch gestemd. Een zekere kwade trouw bij Britse machthebbers als bijvoorbeeld lt.-gen. Christison jegens Nederland wordt ook door hen onderkendGa naar voetnoot13.. Het blijkt ook uit de | |
[pagina 466]
| |
felle rapportage over Sumatra, waarin gemeld werd dat het Verenigd Koninkrijk bezig was Sumatra los te weken uit het Nederlands koloniaal bezit ten gunste van eigen imperialistische doeleinden. Uit deze bronnenpublicaties blijkt dat die bezorgdheid niet helemaal tot de Nederlanders doordrongGa naar voetnoot14.. De Amerikanen zouden eerder kunnen stellen dat Nederland weinig oog had voor de wereldwijde verplichtingen die de Tweede Wereldoorlog de Verenigde Staten oplegde en voor de gevoeligheden in het door de Verenigde Staten voorgestane beleid. De Indonesische kwestie stond voor de Verenigde Staten van meet af aan op één lijn met de situatie in Griekenland en IranGa naar voetnoot15.. Dat de Verenigde Staten zich in de Verenigde Naties en voor het wereldforum geen extra verklaringen ter ondersteuning van het Nederlandse beleid ten aanzien van Indië konden permitteren daar dit in strijd was met de antikolonialistische overtuiging van de Amerikanen, ging er bij het vroeger zo keurig neutrale landje maar slecht inGa naar voetnoot16.. Door de bank genomen mag het de Verenigde Staten niet kwalijk genomen worden dat het Nederland hield aan zijn intenties, neergelegd in de radiorede van koningin Wilhelmina voor radio-Oranje op 6 december 1942. Zeker niet als het waar is dat deze rede mede als lip-service aan het Amerikaanse verlangen naar dekolonisatie bedoeld was. Bovendien werd na de oorlog aan de Verenigde Staten verzekerd dat Nederland er oprecht naar streefde zijn koloniale positie te liquiderenGa naar voetnoot17.. Het is eigenlijk tragi-komisch te lezen hoe de Verenigde Staten zware verwijten te horen kregen van de Philippijnse(!) vertegenwoordiger bij de Verenigde Naties - de wat opgewonden generaal Romulo - over hun pro-koloniale houding ten aanzien van NederlandGa naar voetnoot18.. Natuurlijk werd die houding van de Verenigde Staten ook ingegeven door eigenbelang: de zorg om aanvoer van grondstoffen, de olieinstallaties en dergelijke. Binnen de begrenzing van hun mogelijkheden lijkt de houding van de beleidvoerders en vertegenwoordigers van de Verenigde Staten tegenover Nederland niet onwelwillend en zij waren bereid - met name van Van Mook - aan te nemen dat Nederland een beleid voerde dat tenslotte zou resulteren in een aanvaardbare ontvoogding | |
[pagina 467]
| |
van IndonesiëGa naar voetnoot19.. Zij stimuleerden dit beleid en groot was dan ook hun opluchting over de late Nederlandse verklaring van 10 februari 1946Ga naar voetnoot20.. Daarentegen wordt bevestigd dat het Britse optreden in Indonesië gedurende de ‘Britse fase’ in vele gevallen onwelwillend is geweest ten opzichte van Nederland. De Britten ter plaatse hadden zeker geen hoge hoed op van het militaire inzicht en kunnen noch van de politieke takt van de Nederlanders, maar dat is zeker niet voldoende om de af en toe gesignaleerde openlijke vijandigheid te verklaren. Wel zijn er aanwijzingen dat de Britse verbindingslijnen ernstig gestoord waren. Er blijkt nogal eens een communicatiestoornis te zijn tussen de Britse vertegenwoordigers in Batavia en het hoofdkwartier van Mountbatten, tussen Mountbatten en de Britse regering en tussen de leden van de Britse regering onderling. Reden voor veel ophelderingsexpedities van de Nederlandse regering bij de Britse, vrijwel vanaf het moment dat Christison in Batavia aan land stapte, hoewel het kwaad zeker niet alleen in hem stak. Duynstee en Bosmans hebben deze gang van zaken, daarbij overvloedig puttend uit de Officiële bescheiden, goed uit de doeken gedaan. Op dit punt spreken de bronnen die ons nu ter beschikking staan elkaar niet tegenGa naar voetnoot21.. De vraag welke mogelijkheden de Britten intern en extern hadden verdient overigens zeker nadere bespreking. Het is Nederland - en de pers met name - ontgaan hoe krampachtig de Britten toen al de façade van hun wereldmacht overeind moesten houden, hoe uitgewoond het huis daarachter was en hoe weinig nog maar van het Verenigd Koninkrijk verwacht mocht worden, ook in Europa. De problemen met de ELAS, het nationale volksbevrijdingsleger in Griekenland, de eierdans rond de koloniale problematiek in India, Birma, Maleisië, Indochina en het gebrek aan machtsmiddelen, waardoor de Britten in Nederlands-Indië ofwel te laat aanwezig waren, ofwel met te weinig manschappen ofwel in een verkeerde verschijningsvorm (Ghurka's!), zijn daar slechts symptomen vanGa naar voetnoot22.. De discrepantie tussen de droom van de Labour-regering over de opbouw van de socialistische heilstaat en de werkelijkheid van Engeland's financiële en economische situatie heeft het Britse onvermogen alleen maar schrijnender gemaaktGa naar voetnoot23.. Het is in dat licht niet | |
[pagina 468]
| |
onbegrijpelijk dat de Britten hardnekkig vasthielden aan hun beperkte taakstelling in Indonesië (het ontwapenen en afvoeren van de Japanners naast het bevrijden en beschermen van geïnterneerden en krijgsgevangenen) en als onveranderlijk uitgangspunt hadden ‘geen enkel Britsche soldaat te mogen gebruiken tot het herstel van het Nederlandsch gezag’Ga naar voetnoot24., dat zij weigerden de Republik Indonesia in een proclamatie te verbiedenGa naar voetnoot25., dat zij zelfs de Japanse troepen en even later ook controleerbare militaire eenheden van de Republik Indonesia moesten gebruiken voor een minimale uitvoering van hun zeer beperkte taak. Dit verklaart ook de korzeligheid en het ongeduld van Britse zijde, waarmee men de ‘wereldvreemdheid’, het legalisme, en de moralistische hoogstandjes - de hele bizarre vertoning over het wel of niet of half praten met ‘collaborateurs’ als Soekarno - in de Nederlandse aanpak beschouwdeGa naar voetnoot26.. De Britten meenden dat zij daarom het recht hadden af en toe een voorzetje of een duwtje te geven aan de Nederlanders in wat zij als de goede richting zagen. In hoeverre die richting voor de Nederlanders te cynisch was om zich die zelfs maar te kunnen voorstellen, verdient nader onderzoek. Er zijn aanwijzingen dat de Britten zo snel mogelijk een akkoord wilden sluiten om daarna het Nederlandse politionele ingrijpen te rechtvaardigen (uiteraard na het vertrek van de Britten) en dat zij het ontwerpakkoord dat Sjahrir en Van Mook ontworpen hadden eigenlijk onbegrijpelijk liberaal vondenGa naar voetnoot27.. Hoe meer men zich verdiept in de vraag over welke mogelijkheden de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk konden beschikken en over welke niet, des te stelliger lijkt de conclusie dat het gekerm aan Nederlandse zijde over het tekort aan Britse steun ten gunste van de Nederlandse positie in Indonesië volledig is terug te voeren op de door de Nederlanders gemaakte keuze voor het verzwakte Groot-Brittannië. Men verwachtte van de Britten meer begrip voor de Nederlandse koloniale positie dan van de Amerikanen. In feite is daarom ook het protest uitgebleven over de wijziging van het geallieerde commando. De licht verwijtende toon van de Parlementaire Enquête Commissie had op dit punt achteraf gezien misschien wel scherper mogen zijnGa naar voetnoot28.. | |
[pagina 469]
| |
De later aangevoerde verontschuldigingen dat de snelle capitulatie van Japan de Nederlandse regering overvallen had en dat in het daarop volgende hiaat tussen de Japanse capitulatie en de Britse landing op Java het gezagsvacuum de vroedvrouw was geweest van de revolutionaire situatie waarin een ‘gaaf herstel’ van het Nederlands gezag tot de onmogelijkheden ging behoren, verbleken tegenover het kardinale feit dat Nederland op het verkeerde paard heeft gewedGa naar voetnoot29.. De keuze voor Groot-Brittannië heeft er toe geleid dat alleen de illusie van het herstel van het Nederlandse gezag gevoed werd en dat het ontwaken in de realiteit nodeloos werd uitgesteld. Het vermoeden wordt ook steeds groter dat het de Nederlandse regering ontschoten was dat haar beleid tegenover de Indonesische nationalisten - of het nu coöperatief gezinden waren of niet - volgens insiders al jaren tekort schootGa naar voetnoot30.. Achteraf lijkt het van die nationalisten zeer realistisch dat zij van Nederland weinig of geen oprechte bereidheid verwachtten om de koloniale banden met Nederlands-Indië losser te maken en zo nodig te verbreken. In ieder geval getuigen de overpeinzingen van bijvoorbeeld Sjahrir in 1936 over de internationale positie van Nederland in een snel veranderende wereld van heel wat meer realiteitszin dan de in die tijd gangbare meningen in NederlandGa naar voetnoot31.. Men moet dan ook wel concluderen dat de nationalisten nog maar weinig verwachtingen koesterden. De befaamde koninklijke radiorede van 1942, die op verschillende wijzen geïnterpreteerd kan worden, veranderde daar maar weinig aan en waarschijnlijk helemaal nietsGa naar voetnoot32.. Ook ten aanzien van de unie-constructies die Nederland naief en te laat op tafel legde en waarbij het trouwhartig de Franse en Britse voorbeelden navolgde, moet geconstateerd worden dat Nederland even vergat dat het internationaal | |
[pagina 470]
| |
gezien een ander soortelijk gewicht had dan Frankrijk of EngelandGa naar voetnoot33.. Nam de geschiedenis hier wraak op Nederland voor haar eeuwenlange rol van schone slaapster en hoopte Nederland na de Tweede Wereldoorlog nog steeds dat het echt wakker gekust zou worden door de lang verhoopte prins? Men kwam van een koude kermis thuis! Bizarre, laatimperialistische vertoningen als de ‘conferentie’ van de Hoge Veluwe waren niet meer dan episoden in het pijnlijk proces van ontwakenGa naar voetnoot34.. Het heeft dan ook nauwelijks zin om achteruit te kijken en iets te mompelen over ‘gemiste kansen’. Er is wel opgemerkt dat het - althans voor de geschiedschrijving - belangwekkender en juister zou zijn indien de historici de ‘vermeden rampen’ zouden beschrijven in stede van de ‘gemiste kansen’. Nu zijn Nederland weinig rampen bespaard gebleven. Uit de publicatie van Van der Wal blijkt opnieuw dat zo er rampen zijn omzeild dat vooral te danken is aan de voor Nederlandse begrippen ongewoon doortastende ambtenaren van het Nederlands-Indisch bestuursapparaat: Van Mook, Van der Plas, Koets om er maar enkelen te noemen in de confrontatie met de Indonesiërs; Logemann en Jonkman in de confrontatie met de andere kabinetsleden en het parlement. Het kan een interessante, maar niet blij-stemmende onderneming zijn in de toekomst eens uit te zoeken in hoeverre hun grote capaciteiten en realistische opvattingen over de goede ontwikkeling van de betrekkingen tussen Nederland en Indonesië (vanuit de Stuw-periode) juist negatief hebben ingewerkt op de Nederlandse politici. Dezen hebben de af en toe noodzakelijke snelle besluiten van Van Mook, die als even zo vele faits accomplis op hen af kwamen en waardoor zij zich binnen de Nederlandse politieke verhoudingen voor het blok gezet voelden, waarschijnlijk met een zeker wantrouwen gevolgdGa naar voetnoot35.. Toch hebben Van Mook, Logemann c.s. niet anders kunnen handelen, omdat wat er in de Nederlandse positie te veranderen viel ten aanzien van het Indonesisch nationalisme: Soekarno, de federatieve gedachte, graden van onthechting tussen Nederland en Indonesië, de internationale mogelijkheden en ‘waardering’ voor Nederland, etc., een reeks glijdende schalen moest doorlopen: eigen heroriëntatie, het kabinet (en de koningin!), het parlement, de partijen en hun bestuurders, de belangengroepenGa naar voetnoot36., het Nederlandse volk en de persGa naar voetnoot37.. Smit ziet het als een blijvend | |
[pagina 471]
| |
fase-verschil. En natuurlijk heeft Van Mook ook fouten gemaakt door zijn karakter, zijn snel schommelende beoordeling van de kracht van de Republik Indonesia en van de haalbaarheid van bepaalde standpunten in de onderhandelingen. Hij onderschatte de bereidheid van de Republik Indonesia om het voordeel van de guerilla op te geven terwijl hij anderzijds steeds minder ging geloven in een oplossing zonder politionele actie. Hij stelde een federatieve oplossing voor en poogde een wig te drijven tussen coöperatieven en extremisten. Maar de grootste fout van Van Mook was zijn gebrek aan inzicht en intuïtie ten aanzien van de invloed van de Nederlandse binnenlandse politieke situatie op het beleid ten aanzien van IndiëGa naar voetnoot38.. Het Nederlandse partijpolitieke bestel in herstel kon zijn rasse schreden op het internationale vlak slechts volgen met het scheppen van ongewenste en ongewilde kansen op een hernieuwde breuk. In het opgeklopte sfeertje van onmogelijke eenheid, vrees voor het ‘gezagsvacuum’, restauratie van het partijpolitieke stelsel, en wensdromen over een bepaalde vernieuwing van het maatschappelijk leven, paste de taktiek en de strategie van Van Mook slecht. Maar desondanks is de verbittering die Smit bij Van Mook geconstateerd heeft even begrijpelijk als treurig. Nederland had niet achter mogen blijven bij de internationale en Indonesische waardering voor de grote capaciteiten van Van Mook en voor diens geweldige inzet om deze kwestie op te lossenGa naar voetnoot39.. In het jongste boek van Smit lezen we hoe Nederland Van Mook liet gaan: Nadat Van Mook een functie had aanvaard bij het secretariaat der Verenigde Naties, had hij zulks meegedeeld aan Drees. Deze had enthousiast gereageerd: Mijnheer Van Mook, dat is echt iets voor U. Je zag hem aan, [aldus Van Mook], dat hij verlicht adem haalde bij de gedachte over mij geen zorg meer te hebbenGa naar voetnoot40.. De verstrengeling van Nederlandse binnenlandse partij-politieke overwegingen met het gevoerde beleid ten aanzien van Indonesië is een fascinerend onderwerp. Dit verband spreekt ook uit de notulen van de ministerraad die Van der Wal in zijn documentenuitgave heeft opgenomen. Dit aspect verdient een zeer gedegen onderzoek, omdat het mijns inziens veel kan zeggen over de wording, volgens sommigen verwording, van het Nederlandse politieke leven na 1945. Tot nu toe moeten we het hoofdzakelijk meer doen met bijtende losse opmerkingen dan met resultaten van gedegen onderzoek. Daarvoor zal de bestudering van de parlementaire geschiedenis in Nederland ook verder gevorderd moeten zijn en vooral de geschiedenis van de politieke partijen. Uitgangspunten zijn er voldoende: het gedrag van het parlement bij verschillende debatten, zoals bij het debat over de internationaal slecht gevallen motie van Van Poll tot uitzending van een parlementaire commissie naar Indonesië om ter plaatse het beleid van Van Mook te beoordelen, de electorale afweging voor de verkiezingen in mei 1946, de wens van PVDA en KVP te blijven regeren, de angst van de KVP ‘antinationaal’ over te komen (‘De week der Schande’ van Romme), de vrees bij de PVDA dat het verloren gaan van Nederlands-Indië een grote | |
[pagina 472]
| |
verarming zou betekenen en gepaard zou gaan met het opgeven van mooie socialistische plannen (berekening van Derksen en Tinbergen) en een dreigende scheuring in de partijGa naar voetnoot41..
Zo verdient ook de wijze waarop de pers gereageerd heeft en waarom een gedegen onderzoek. Daarbij zou ook aan de orde moeten komen waarom de regering zelf de voorlichting niet ter hand genomen heeft. Natuurlijk was er, zeker in het begin, een gebrekkige communicatie, maar naar verhouding was de regering het best geïnformeerdGa naar voetnoot42.. Door het uitblijven van enige actie van de regering op dit punt is zij de gevangene geworden van een zeer onevenwichtige ‘openbare mening’ en van een mengeling van indianen-verhalen en de vrees zich in de Staten-Generaal aan koud water te branden. Een dergelijk klimaat is meestal niet het meest gezonde om staatsmanskunst te doen gedijen. Vooralsnog is het raadselachtig waarom de regering niet meer leiding heeft gegeven aan de nieuwsvoorziening, zeker toen de kloof tussen noodzakelijke stappen ‘in het veld’ en de handelingen in de Staten-Generaal en de commentaren in de pers steeds groter werd, waardoor de speelruimte van de regering lelijk in het gedrang kwam. De bewering van Hofland, dat de regering in dit opzicht erg veel voordeel gehad zou hebben van het ‘kapitaliseren op onwetendheid’, lijkt mij derhalve niet juist. Het lijkt wel of de regering de kamerdebatten van oktober 1945, januari 1946 en mei 1946, waarin werd besloten tot uitzending van de Parlementaire Commissie Nederlands-Indië en vervolgens werd beraadslaagd over het onnauwkeurig verslag van die commissie, bijna fatalistisch ondergingGa naar voetnoot43.. Internationaal was de schade niet gering: The three weeks' lull in Batavia shattered yesterday with news States General sending committee to investigate Van Mook's conduct of NEI affairs. British military alarmed and regard move as error, delaying if not killing hopes of Dutch-Indo compromise, weakening Sjahrir's and other moderates' position and strengthening hands extremists.... As delay continues Sjahrir becoming nervous, Soekarno more fiery, and extremists of east and central Java more threatening in regards safety of thousands internees, chiefly women, children who cannot be rescued and who may be butchered if rescue attemptedGa naar voetnoot44.. Het lezen van de uitgave van de Officiële bescheiden van Van der Wal in vergelijking met buitenlandse documentatie en secundaire literatuur leidt van de ene vraag naar de andere, van de ene verbazing naar de andere. Het ziet er naar uit dat de verwondering, die het begin van alle weten is, nog lang zal blijven, want daarvoor biedt de bronnenuitgave van | |
[pagina 473]
| |
Van der Wal rijke stof. Te rijk om in een zo luchtige hap en een snap die hier is gegeven, maar enigszins tot zijn recht te komen. Historisch Nederland zal aan de verwerking ruimschoots emplooi en genoegen kunnen beleven. Het is essentieel materiaal. Daarom zij Van der Wal en zijn team veel succes toegewenst bij de bewerking van de volgende delen die de weg naar Lingadjatti zullen bedocumenteren en vervolgens de gidsfunctie zullen belichten van de commissie-generaal onder leiding van Schermerhorn voor het parlementaire kabinet Beel met Jonkman als vervanger van Logemann in de rol van stuwende motor als minister van Overzeese Gebiedsdelen. |
|