Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden. Deel 91
(1976)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 369]
| |
De pacificatie van Gent in 1576: Hoop en twijfel in de NederlandenGa naar voetnoot*
| |
[pagina 370]
| |
standpunt ingenomen. De eerste in deze reeks was Henri Pirenne. Hij schreef over Oranje en de pacificatie het volgende: La Pacification ralliait tous les Pays-Bas à sa cause; ce n'était plus seulement deux provinces, c'était la ‘généralité’ tout entière qui prenait son parti contre le roiGa naar voetnoot4.. Mogelijk één der laatste historici uit deze rij is R. Van Roosbroeck; in het jaar 1972 nog leest men deze passage in het synthesewerk Twintig Eeuwen Vlaanderen: Thans werd de weg betreden tot een gezamenlijke bestrijding van de gemeenschappelijke vijand, de Spaanse soldaten... In feite was de volkomen Nederlandse entiteit hersteld en zulks onder het gezag van Filips II. Maar de koning was het met al die beslissingen niet eensGa naar voetnoot5.. Een grondiger analyse van de pacificatie werd verricht door H.A. Enno van Gelder. Deze Nederlandse leraar-historicus heeft voor het eerst met grote inzet en met scherp inzicht de periode van de revolutie en de pacificatie opnieuw bestudeerdGa naar voetnoot6.. In 1948 verscheen zijn ‘Vrede van Gent’ in de Historische opstellen op 7 december 1942 aangeboden aan J. Huizinga door het Historisch Gezelschap te 's-Gravenhage. In dit artikel schrijft Van Gelder in de slotbladzijden over Willem van Oranje en de pacificatieproblematiek als volgt: Daarbij was zijn programma door de andere gewesten volledig overgenomen...; het enige ernstige gevaar dat nu dreigde, was dat de tegenpartij zich rondom Don Juan zou groeperen en zich daardoor herstellen...; in deze strijd met Don Juan en Parma en hun adherenten zouden de radicalen alle matiging vergeten, zou de eendracht verloren gaan en op de duur 's Prinsen ideaal slechts gedeeltelijk en in enkele gewesten overwinnen. Maar eerst leek het vrede en vriendschap overal! Niet alleen de citaten van H. Pirenne en van R. Van Roosbroeck maar ook de geciteerde zinnen van H.A. Enno van Gelder bevatten onjuiste gegevens. De Nederlandse historici E.H. Kossmann en A.F. Mellink geven in hun bronnenpublikatie betreffende de opstand, uitgegeven te Londen in 1974, een correcter oordeel over de pacificatieGa naar voetnoot7.. Het komt ons nochtans voor dat vele auteurs verschillende aspecten | |
[pagina 371]
| |
van de Gentse pacificatie niet grondig hebben weergegeven, omdat er tot nu toe onvoldoende aandacht is geschonken aan een uiteraard moeilijke speurtocht naar nog onuitgegeven bronnen uit de vele archiefdepots van de Noordelijke en de Zuidelijke provincies. De historici hebben zich meestal gewaagd aan kritiek en synthese, zonder de nodige basis van een grondige heuristieke faseGa naar voetnoot8.. Daarenboven ontbreken nog steeds detailstudies betreffende de afzonderlijke provinciesGa naar voetnoot9.. In het kader van dit artikel is het niet mogelijk de gehele pacificatieproblematiek door te lichten en men mene ook niet dat alle archivalische gegevens nu reeds bekend zijn. Vooreerst wordt in het hierna volgende enige aandacht besteed aan de totstandkoming van de pacificatie. Vervolgens zal de inhoud van het vergelijk kort worden besproken en zullen enkele typische reacties worden aangestipt. Tenslotte worden enkele conclusies geformuleerd betreffende de pacificatie in een wat breder perspectiefGa naar voetnoot10.. | |
I De totstandkoming van de pacificatieWanneer men de pacificatietekst van 1576 zo goed mogelijk wil begrijpen, dan dienen uiteraard de voorafgaande gebeurtenissen en de destijds bestaande structuren nader bekeken te worden. Verschillende pacificatieartikelen kunnen slechts begrepen worden als de historische context bekend is en dan stuit een juiste interpretatie vaak nog op onvoorziene moeilijkheden. Deze noodzakelijk ruime benadering zal hier slechts beknopt en fractionair worden doorgevoerdGa naar voetnoot11.. In de eerste plaats dienen enkele zestiende-eeuwse publiekrechtelijke organen de revue te passeren. Vooraan en voor allen stond de Raad van State, de belangrijkste centrale instelling in de Nederlanden na de gouverneur-generaal. Opgericht in 1531 te Brussel, had deze raad steeds advies verstrekt over de belangrijkste staatszaken. Van een hoog-adellijk college was de Raad van State geëvolueerd tot een comité van een paar edellieden en een paar juristen. In de jaren zestig waren dit vooral Granvelle, Viglius, Oranje en Egmont; de laatste twee hadden zich scherp teweer- | |
[pagina 372]
| |
gesteld tegen de autoritaire manipulaties van Granvelle in de raadGa naar voetnoot12.. In 1567 trof gouverneur Alva nog meer rigiede maatregelen; zowel in samenstelling als in bevoegdheden werd de raad nog meer beknotGa naar voetnoot13.. In 1576 moest deze ‘verzwakte’ instelling het hoogste gezag in de Nederlanden overnemen na de onverwachte dood van gouverneur-generaal Requesens, die in 1573 Alva was opgevolgd. In de pacificatieonderhandelingen, in de uitvaardiging en de interpretatie ervan speelde de Raad van State een niet weg te denken rol. In de lente en in de zomer van 1576 ontwikkelde de raad een drukke activiteit. Allerlei instanties en allerlei personen moesten met deze instelling, als hoogste vertegenwoordiger van het koninklijk gezag, terdege rekening houdenGa naar voetnoot14.. Daaraan is het ook te danken dat de in september gevangen genomen raadsheren van de Raad van State opnieuw in vrijheid werden gesteldGa naar voetnoot15.. In de Nederlanden kon immers officieel niets gebeuren zonder het bevel van of de bekrachtiging door de Raad van State. Het was een publiekrechtelijke traditie in de zestiende-eeuwse Nederlanden dat de interimaire Raad van State enkel de lopende zaken beheerde. Alle belangrijke beslissingen werden - als de gouverneur-generaal overleden of afwezig was - ofwel niet genomen, ofwel slechts doorgevoerd nadat de vorst daarover vooraf was ingelicht en zijn goedkeuring daaraan had verbondenGa naar voetnoot16.. In de pacificatieperiode werd deze procedure meer dan eens niet gevolgdGa naar voetnoot17.. Deze niet-traditionele handelwijze werd vooral door de Staten der provinciën opgedrongen. Het is bekend dat die gewestelijke afgevaardigden de emanatie waren van de drie bevoorrechte standen in de Nederlanden, de adel, geestelijkheid en burgerij. Vooral Holland, Zeeland, Vlaanderen, Brabant en Henegouwen waren de kerngebieden van de zestiende-eeuwse Zeventien Provinciën en dus waren de Staten van deze gewesten de toonaangevende instellingen tijdens deze periode van groeiende onrust ten tijde van de landvoogdij van Alva en Requesens. Tot nu toe is het historisch onderzoek naar die provinciale vertegenwoordiging ver onder de | |
[pagina 373]
| |
maat gebleven, zodat de precieze samenstelling, de verschillende politieke doelstellingen en de mogelijkheden van oppositie nog steeds niet gereconstrueerd kunnen wordenGa naar voetnoot18.. Toch mag men stellen dat in de jaren 1567 tot 1576 de bezorgdheid en het misnoegen van de standen in grote mate door de zogenaamde ‘Spaanse bezetting’ werden veroorzaakt. De infiltratie van Spaanse raadsheren in de hoogste adviesraden en de overrompeling van het land door vreemde militairen hadden eveneens op financieel-economisch terrein desastreuze gevolgen met zich meegebracht. De vele acties van de Staten tegen de geëiste ‘penningen’ van Alva zijn bekendGa naar voetnoot19.. Zodoende is het ook te verklaren dat de Staten na de dood van Requesens hun oppositie wensten voort te zetten, maar nu duidelijk in meer revolutionaire zin. Op initiatief van de Staten van Brabant en Henegouwen werden in september 1576 de Staten-Generaal naar Brussel opgeroepenGa naar voetnoot20.. Voor het eerst sinds 1477 werd het overkoepelend orgaan van alle gewestelijke deputaties, zonder goedkeuring van de vorst en zelfs in afwezigheid van diens plaatsvervanger, samengeroepen om te beraadslagen over de eigen prangende problemen van de NederlandenGa naar voetnoot21.. Nog vóór de meeste afgevaardigden te Brussel arriveerden, besloot men aldaar onderhandelingen aan te vangen tussen ‘d'één en d'ander zijde’, dat wil zeggen tussen Holland en Zeeland enerzijds en de andere gewesten anderzijdsGa naar voetnoot22.. Welke gebeurtenissen hebben ertoe geleid om in oktober 1576 pacificatiebesprekingen te beginnen? Wij menen dat in de allereerste plaats de militaire wantoestand in de middengewesten uiterst beslissend is geweest bij het totstandkomen van de Gentse onderhandelingenGa naar voetnoot23.. Met de inname van Zierikzee door de Spaanse troepen, op 2 juli 1576, begon een nieuwe soldatenmisère. Dit feit is uiteraard bekend, maar het kan niet genoeg onderstreept worden dat daardoor een zeer grote onrust en wel- | |
[pagina 374]
| |
licht een totale ommekeer in de ‘publieke opinie’ van de Zuidelijke provincies tot stand is gekomen. De grove acties van de muitende troepen hadden reeds vroeger vele gezagsdragers hoofdbrekens gekost. Op 10 maart 1576 schreef Maximiliaan Vilain, raadsheer in de Raad van State en in de Raad van Financiën, uitvoerig over het militaire probleem aan koning Filips II; een karakteristieke passage uit zijn brief luidt als volgt: La masse et multitude des soldatz entretenue si longtamps en ce païs est beaucoup plus grande que la force et substance du païs ne peult porter et que n'at samblé de besoing; par quoy, à faulte de payement, passé jà longtemps, la plus grande partye d'iceulx s'est rendue inutile, sans vouloir faire service, et n'ont servy à aultre chose que à ruiner et manger les entrailles du païs, sans monstres ny descompte; et ce nonobstant, ne veullent riens défalquier de leurs gages entiers, montans à sommes excessives. La licence du soldat de toutte nation at esté intolérable, et sans y avoir peu donner ordre, à faulte dudict payement; parquoy seroit besoing trouver moyens d'appoincter en raison avecques eulx, et faire casser la plus grande partye desdicts soldatz estrangiers, ou renvoyer là où que le service de Vostre Mayesté sembleroit plus requérir, entretenant icy seulement le nécessaire et ce que se polrat payer, se servant le plus que seroit possible des naturelz du païs, tant pour ce qu'ilz cousteront moings, seront plus obéissants et prestz à touttes occasions, sans foulle du païs, qu'ainsy l'argent de leur payement demeurerat au païsGa naar voetnoot24.. Deze zeer scherp toegelichte militaire situatie werd een nog hardere realiteit tijdens de daaropvolgende maanden van 1576, vooral vanaf de maand juli. Niet alleen de ‘Furie van Aalst’ maar ook de vrees voor nakende of mogelijke militaire wandaden elders, hebben het gehele middengebied van de Nederlanden in heftige anti-Spaanse stemming gebracht. Een soms ware Spanjaardenhaat maar vooral een angstpsychose, gepaard met een gedeeltelijke ontreddering van de economische situatie, hebben de Zuidelijke Nederlanden in de zomer van 1576 tot actie gebracht. Tegen die bijna anarchistische situatie - met verwoesting van Aalst en bedreiging van Brussel, Antwerpen en Mechelen - wist de Raad van State heel weinig in te brengenGa naar voetnoot25.. Het nuchtere relaas van deze instelling zelf, gedateerd op 2 augustus 1576, is in het begin van de wanordelijkheden opgesteld maar het geeft reeds zeer goed de feitelijke machteloosheid van de Raad van State weer en ook de stuurloosheid van de Spaanse troepen, die nu verklaard werden tot ‘rebelles et ennemis du Roy et du pays’Ga naar voetnoot26.. Een echo van de omvang van de Spaanse Furie van Aalst - van 25 juli tot begin november - weerklinkt in een Gentse kroniek; een passage daaruit luidt aldus: | |
[pagina 375]
| |
Op den zelve tweeden in novembre naer der noene zo quam de nieumare als dat de Spaenjaerden, te wetene de rebelle van Aelst, waren tusschen achten en neghene voor der noenen vertrocken, met ontrent hondert en vijftich waghens met goet gheladen ende hadden de stede gheheel gheplundert ende hadde mede ghenomen alle wapene... dwelc was eene droeve nieumare voor de knechten om hooren, want zij hadden tonnen met ghelde en alderley goet, zoo vele datser waer mede wech en wisten met zulc eenen scat, datmen noeyt en hoorde van sulc te sprekene, want zij hadden alle de prochiën gebrantscat tot duysent guldenen, XIIc guldenen en XVc guldenen naer tvermueghen vande prochiën ...Ga naar voetnoot27.. Zelfs indien dit citaat in overdreven termen zou zijn gesteld, dan nog is het opmerkelijk voor de kennis van de weerklank van de Spaanse Furie op een bedreigde bevolking. Intussen verdient een tweede reeks feiten, die eveneens de Gentse besprekingen tot stand hielpen brengen, onze aandacht. Het zijn de welbewuste maar niet altijd zeer nauwkeurig te volgen pogingen van Willem van Oranje om tot onderhandelingen te komen met de andere buiten Holland en Zeeland gelegen Nederlandse gewestenGa naar voetnoot28.. In februari 1575 hadden te Breda de eerste serieuze besprekingen met deze provincies plaatsgevondenGa naar voetnoot29.. Na de dood van Requesens was het verlangen ontstaan opnieuw toenadering in die richting te zoeken, vooral omdat de bijeenkomsten te Breda over de gehele lijn zeker geen negatief resultaat hadden opgeleverdGa naar voetnoot30.. De prins had overigens reeds eerder een uitgebreide diplomatieke actie in verschillende provincies op gang gebrachtGa naar voetnoot31.. Het is dus zeer begrijpelijk dat Oranje besprekingen trachtte aan te vatten met de meer in het Zuiden gelegen gewesten. Een korte analyse van de aldaar geformuleerde desiderata toont namelijk duidelijk aan dat eventuele pacificatiebesprekingen geenszins als utopisch moesten worden bestempeldGa naar voetnoot32.. Reeds in juni 1574 hadden de Staten-Generaal te Brussel aan de landvoogd Requesens een hele reeks revendicaties voorgelegd, zodat deze eisen daardoor een officieel karakter hebben gekregenGa naar voetnoot33.. Samengevat kunnen die wensen teruggebracht worden tot de dringende vraag van de Staten-Generaal aan de landvoogd om tot meer ‘gematigde’ bestuursvormen terug te keren, dat wil zeggen dat de Nederlanden in de toekomst door de eigen raadsheren geregeerd moesten worden en | |
[pagina 376]
| |
dus niet - zoals Alva had beslist - door Spaanse adviseurs en militaire expertsGa naar voetnoot34.. Een jaar later, in juni 1575, dus ten tijde van de conferentie van Breda, werden dergelijke eisen opnieuw geformuleerd door een te Brussel bijeengeroepen vergadering van edellieden, bisschoppen en juristenGa naar voetnoot35.. Nog scherper dan voorheen werd toen gesteld dat alle vreemdelingen uit de Nederlanden moesten vertrekken. In juli 1575 braken de onderhandelingen te Breda af. Oranje, Holland en Zeeland hadden toegevingen gevraagd op politiek en godsdienstig vlak. Requesens en Filips II hadden volledige politieke onderwerping en de erkenning van de ene katholieke godsdienst geëistGa naar voetnoot36.. Deze twee strak tegenover elkaar staande standpunten boden echter meer mogelijkheden voor een overeenkomst in zich dan aanvankelijk kon worden gedacht. Oranje leunde in zijn politieke eisen namelijk heel dicht aan bij de reeds door de Staten-Generaal geformuleerde desiderata. Het was dus wel denkbaar dat de Nederlandse gewesten onder elkaar een zekere overeenstemming zouden kunnen bereiken, mits het godsdienstig aspect terzijde gelaten werd en de gesprekspartner niet de Spaanse vorst of diens landvoogd zou zijnGa naar voetnoot37.. De onverwachte dood van Requesens in maart 1576 bood deze mogelijkheidGa naar voetnoot38.. Dit werd praktisch onmiddellijk door Oranje onderkend; ook door de provinciale Staten van het Zuiden werd de noodzaak van onderhandelingen met Holland en Zeeland steeds scherper aangevoeld, vooral toen de militaire chaos vele steden en streken ging overspoelen. Bij nieuwe besprekingen tussen ‘d'één en d'andere zijde’ zou alleen maar de agenda van de besprekingen van Breda hernomen moeten worden. In de zomer van 1576 werd het meest dringende punt daaruit het probleem van het vertrek der Spanjaarden uit de Nederlanden. Op 6 september 1576 namen de Staten van Brabant en Henegouwen elk afzonderlijk het initiatief om de Staten-Generaal bijeen te roepenGa naar voetnoot39.. Oranje was daar- | |
[pagina 377]
| |
bij zeer waarschijnlijk ten dele de stimulator geweest, gezien zijn connecties met sommige Brabantse afgevaardigdenGa naar voetnoot40.. Op 4 september 1576 was de Raad van State gevangen gezet en op 8 september publiceerden de Staten van Brabant een uitvoerig memorandum waarin zij alle mogelijke misverstanden betreffende de bijeenroeping van de Staten-Generaal trachtten op de klarenGa naar voetnoot41.. Door de daarop vrijgelaten leden van de Raad van State werden de vroegere convocatiebrieven van de Staten officieel bekrachtigd. De wettelijkheid van het oproepen van de Staten-Generaal was hiermede enigszins verzekerdGa naar voetnoot42.. Van zijn kant had Willem van Oranje op 8 september 1576 de Staten van Holland om een deputatie verzochtGa naar voetnoot43.. Op 12 september werden reeds drie afgevaardigden naar Middelburg gestuurdGa naar voetnoot44.. Ondertussen had de prins reeds tweemaal de heer van Oetingen ontvangen als afgezant van de Staten-Generaal te Brussel en zich akkoord verklaard met nieuwe onderhandelingen. Aldus werd 12 oktober bepaald als aanvangsdatum voor de Gentse onderhandelingenGa naar voetnoot45.. Op 4 oktober stelde Oranje zijn deputatie van negen man samen, terwijl in Brussel op 5 oktober eveneens de afvaardiging voor de pacificatiebesprekingen werd benoemdGa naar voetnoot46.. Op 17 oktober vertrokken de afgevaardigden uit Brussel en Middelburg naar Gent. De eerste bijeenkomst had aldaar plaats op ‘tschepenhuis’ op 19 oktober 1576, iets later dus dan oorspronkelijk was voorzienGa naar voetnoot47.. Van die datum af tot einde oktober werden de onderhandelingen te Gent zeer actief doorgezet, terwijl de delegaties tezelfdertijd een drukke correspondentie onderhielden met Middelburg en BrusselGa naar voetnoot48.. In deze laatste stad bestudeerden de Staten-Generaal zeer nauwkeurig de evolutie ‘sans mesmes epargnier festes ou dimences’. Ook Oranje volgde de besprekingen met veel attentie, hoewel hij zeer be- | |
[pagina 378]
| |
vreesd was voor een slechte afloopGa naar voetnoot49.. Op zondag 28 oktober werd echter reeds een akkoord bereikt. In amper tien dagen was alles ‘afgehandeld’. Op 8 november werd het vergelijk te Gent door de deputatieleden ondertekend. De Staten-Generaal en de Raad van State hadden de tekst van de pacificatie vooraf te Brussel goedgekeurdGa naar voetnoot50.. | |
II De inhoud van de pacificatie en de reactiesDe vijfentwintig artikelen van de Gentse overeenkomst vormen een niet zo gemakkelijk te omvatten geheel, omdat men zich, voor vele paragrafen althans, vertrouwd moet maken met de toenmalige situatie in de Nederlanden. Ook voor het begrijpen en het ‘localiseren’ van bepaalde reacties na de publikatie moet men zich sterk in het destijds heersende politieke klimaat ‘inleven’. Laten wij eerst de eigenlijke inhoud van de tekst van de pacificatie bekijkenGa naar voetnoot51.. De eerste drie artikelen bevatten reeds - naar het ons voorkomt - het essentiële en dus het historisch belangrijkste gedeelte van de tekst. In de praktische toepassing van het vergelijk zijn andere artikelen weliswaar meer naar voren getreden; de eerste drie paragrafen echter vormen de kern van de pacificatieakteGa naar voetnoot52.. In het eerste artikel wordt een algemene amnestie zonder enige beperking, voor alle inwoners van de Nederlanden afgekondigd! Alle offensiën en misdaden die geschied zijn tussen de ingezetenen van de provinciën, zullen vergeven en vergeten zijn. Er is geen sprake meer van lijsten die een gedeelte van de inwoners uit deze algemene verzoening uitsloten. Ook in Breda was destijds hierover reeds overeenstemming bereiktGa naar voetnoot53.. Het tweede artikel volgt uit het eerste en is een meer positieve formulering van dit artikel. Voortaan zullen alle Nederlandse gewesten een vaste en onverbrekelijke vriendschap en vrede onderhouden en ze zullen elkaar bijstaan om de Spaanse en andere vreemde militairen uit de Nederlanden weg te sturenGa naar voetnoot54.. | |
[pagina 379]
| |
Het derde artikel beklemtoont de noodzaak van een toekomstige voltallige bijeenkomst van de Staten-Generaal. Dit moest geschieden, zoals luidt: om orde te stellen in de landszaken, zowel aangaande de godsdienstuitoefening in Holland en Zeeland als omtrent zaken ten dienste van Zijne Majesteit en van de welvaart en de unie van de Nederlandse gewesten. Daarbij wordt reeds gespecificeerd dat de versterkingen, het geschut en de vaartuigen, die sinds het begin van de opstand waren vervreemd, moesten worden teruggegevenGa naar voetnoot55.. Uit deze drie paragrafen blijken duidelijk de essentiële doelstellingen van de pacificatieonderhandelaars, namelijk het nastreven van algemene amnestie en saamhorigheid, het doen vertrekken van de Spanjaarden uit de Nederlanden en orde op de publieke zaken stellenGa naar voetnoot56.. Alle verdere artikelen, hoe belangrijk soms ook qua inhoud, geven bijna steeds praktische toepassingen van die eerste drie vooropgestelde doeleinden. Zeer opvallend is daarbij dat vele paragrafen een juridisch karakter vertonen en vaak al of niet gerechtvaardigde rechten en voorrechten trachten te herstellen of te vrijwarenGa naar voetnoot57.. Hierna volgen een paar toelichtingen ter illustratie. In artikel vier wordt de vrijheid van verkeer voor goederen en personen afgekondigd voor de gehele Nederlanden. Daarna verklaart men dat de Hollanders en de Zeeuwen op het gebied van de religie in de andere gewesten niet ‘irriterend’ mogen optredenGa naar voetnoot58.. Het volgende artikel stelt dat alle ordonnanties betreffende de ‘heresie’ in de toekomst worden opgeschortGa naar voetnoot59.. In artikel zes wordt de publiekrechtelijke positie van Willem van Oranje in Holland en Zeeland voorlopig bekrachtigdGa naar voetnoot60.. Daarop volgt artikel zeven over de later zo belangrijke satisfactieprocedure, dat wil zeggen de voorwaarden waarop inwoners van bepaalde gebieden Oranje opnieuw als stadhouder kunnen | |
[pagina 380]
| |
aanvaardenGa naar voetnoot61.. Verderop - artikel tien - wordt gestipuleerd dat de geconfiskeerde goederen zo wel ‘van d'één als van d'ander zijde’ aan de rechtmatige eigenaars moeten worden teruggeschonken ofwel dat men compensatiemaatregelen moet toepassen; alle geestelijken mogen naar hun vroegere kloosters terugkeren of zij zullen een ‘redelicke alimentatie’ verkrijgen; alle gewesten zullen de aangegane schulden van Holland en Zeeland helpen dragen. Zeer typerend is ook artikel dertien, waarin geëist wordt dat alle door Alva opgerichte standbeelden neergehaald moeten wordenGa naar voetnoot62.. In het laatste artikel tenslotte wordt onderstreept dat de pacificatie bepalingen alleen geldigheid bezitten voor die gewesten die de Gentse overeenkomst zullen aanvaarden en die zich dus bij de ‘confederatie’ zullen aansluitenGa naar voetnoot63.. Welke weerslag heeft de pacificatie gehad op de situatie in de Nederlanden gedurende het najaar van 1576 en onmiddellijk daarna? Hoeveel geïnteresseerden waren er in de Zeventien Provinciën en hoevelen hebben kennis genomen van de pacificatietekst? Welke reactie bracht de pacificatie buiten de Nederlanden teweeg? Deze vragen kunnen hier slechts gedeeltelijk beantwoord worden. Vooreerst zullen wij de wijze van publikatie behandelen en vervolgens zullen wij de reacties besprekenGa naar voetnoot64.. De publikatie van een ordonnantie in de Nederlanden werd normaliter verzorgd door de centrale organen en meer speciaal door de Geheime Raad te Brussel. Van hieruit werden de officiële teksten naar de provinciale Raden gestuurd. Deze gewestelijke organen waren verantwoordelijk voor de bekendmaking van de edicten in hun provinciën. Vaak werd daarbij gebruik gemaakt van gedrukte exemplarenGa naar voetnoot65.. De pacificatietekst kan uiteraard niet vergeleken worden met een gewone ordonnantie. Toch is gepoogd de Gentse overeenkomst als een normale publiekrechtelijke tekst bekend te maken. Het nieuws dat er op zondag 28 oktober 1576 te Gent reeds een overeenkomst was bereikt tussen de verschillende gewesten, was reeds voorafgegaan aan de eigenlijke publikatie van de pacificatietekst. Te Leiden las men dit belangwkkend bericht reeds af op 31 oktoberGa naar voetnoot66.. De volledige tekst van de pacificatie werd alleen te Brussel op 8 november 1576 vanop de pui van het stadhuis afgelezen. Op diezelfde dag, een donderdag om 10 uur, werd vanop het balkon van het stadhuis te Gent een verkorte versie van de pacificatie aan een grote volksme- | |
[pagina 381]
| |
nigte voorgelezen. De nadruk werd vooral gelegd op de mogelijkheid van vrij verkeer tussen de verschillende provincies van Noord en Zuid; men beloofde tevens dat de volledige tekst weldra in gedrukte vorm voor iedereen beschikbaar zou zijn. De Raad van Vlaanderen maakte op diezelfde 8 november de volledige pacificatietekst in het Gentse Gravensteen bekend, zonder echter de publikatie van een inleidende tekst toe te staan en pas na inzage van de ratificatie van de Raad van State. Deze inleiding, voorgesteld door Karel van Gavre en de Leuvense professor Elbertus Leoninus, komt wel voor op het enige nog bewaard gebleven origineel, dat thans in het Algemeen Rijksarchief te Den Haag berustGa naar voetnoot67.. Eerst op 13 november gaf de Raad van State, als interimair vertegenwoordiger van de vorst in de Nederlanden, bevel aan de Geheime Raad, de Grote Raad van Mechelen en de te Brussel vertegenwoordigde provincies, om de pacificatie te publiceren. De Brusselse drukker Michel van Hamont verkreeg op diezelfde dag het privilege om de pacificatiebepalingen te drukken en om gedurende twee jaar de tekst te verspreiden. Zoals de pacificatie te Gent in eerste instantie in het Nederlands was opgesteld, zo begon men ook met het drukken van de tekst in diezelfde taal. Naderhand verschenen de Franstalige versies. Aldaar treft men steeds de begintekst aan, waarin Filips II door middel van de Raad van State beveelt de pacificatie te onderhouden; een paar officiële volmachten betreffende de onderhandelende partijen te Gent worden steeds mede afgedrukt. Die tekst kan dus de pacificatiepublikatie in koninklijke zin genoemd worden. In Holland en Zeeland verliep de publikatie wel wat anders. Heel vlug is daar de verkorte tekst verspreid, die op 8 november te Gent aan het volk bekend was gemaakt. Daar werd een clausule aan toegevoegd, als uitvloeisel van artikel zeven van de pacificatie, met de mededeling dat de steden in Holland en Zeeland die nog de zijde van de vorst kozen, nu het best tot de satisfactie konden overgaan, dat wil zeggen zich onderwerpen aan het gezag van Willem van OranjeGa naar voetnoot68.. In verschillende steden ging men vervolgens over tot het drukken van de vijfentwintig artikelen, zonder rekening te houden met Hamonts' drukkersoctrooi en dus met weglating van de ‘koninklijke’ aanvangstitel en de commissiebrieven. Uit het voorafgaande valt dus op te maken dat in Holland en Zeeland een publikatieprocedure in orangistische zin plaatsvond. De pacificatie van Gent is daar met nauwelijks verholen propagandistische trekken bekend gemaakt. In de andere gewesten is meestal de ‘koninklijke’ procedure gevolgd. Men ging heel vlug over tot de verspreiding | |
[pagina 382]
| |
van de pacificatie over geheel Europa zowel in de gedrukte vorm als in handschrift. Ook hieruit blijkt dat zeer velen geïnteresseerd waren in de ‘vrede’ tussen Holland en Zeeland en de andere gewestenGa naar voetnoot69.. Welke zijn de reacties na de bekendmaking van het nieuws en na de publikatie van de pacificatieteksten? Vele uitingen van vreugde of van ontgoocheling zijn helaas niet meer te achterhalen door het gebrek aan registratie of door het teloorgaan van de optekening ervanGa naar voetnoot70.. Vermoedelijk zullen heel velen tevreden geweest zijn toen het einde van de militaire wanordelijkheden in het vooruitzicht gesteld werd en het ‘vrije verkeer’ tussen de verschillende provincies afgekondigd werd en tot de reële mogelijkheden ging behoren. In vele localiteiten werden vreugdevuren ontstoken en de klokken geluid, alhoewel deze uitingen vooral opvallen in de provincies Holland en ZeelandGa naar voetnoot71.. Ook in de ‘middenprovincies’, die vooral door de Spaanse Furie werden bedreigd, overheerste ongetwijfeld het gevoel van een algemene opluchting. Praktisch overal bestond de indruk dat een stadium in de opstand was afgesloten. De commentaren en de bedenkingen van bepaalde gezagsdragers uit de Nederlanden op de pacificatie geven mogelijk meer indicaties over de opinie en de houding van de toplaag van de toenmalige maatschappijGa naar voetnoot72.. Ongetwijfeld zijn bepaalde reacties voorzichtig geformuleerd omdat vele gebieden, zoals Overijssel, Utrecht, Gelre-Zutphen, Limburg-Overmaas, Friesland, Groningen en Drente nog in hoge mate gecontroleerd werden door Spaanse of koningsgezinde militaire bevelhebbersGa naar voetnoot73.. Verder is ook de datum van de reacties van belang. De onmiddellijk na de afkondiging geformuleerde bedenkingen verschilden uiteraard van latere commentaren, vooral ook omdat de politieke situatie na november 1576 gestadig en vlug evolueerde. De koning en de landvoogd - thans Don Juan - begonnen toen opnieuw in het politieke leven van de Nederlanden mee te spelenGa naar voetnoot74.. In november 1576 wachtte men nog met grote nieuwsgierigheid de ‘tegenzet’ van Filips II af. | |
[pagina 383]
| |
Eén van de belangrijkste reacties op de afkondiging van de pacificatie kwam van de Raad van State zelf op 10 november 1576. In een brief aan Filips II schreef de Raad het volgende en refereerde daarbij aan een brief van 27 oktober: Sire, nous avons dict à Vostre Majesté... comme les estatz des pays de par deça... avoient envoyez leurs députez, tant ecclésiastiques que autres, en la ville de Gand, pour communicer avec ceulx dudict prince et desdictes deux provinces... où a esté tellement besoigné et negocié qu'enfin ladicte pacification y a esté conclue et arrestée, et envoyée aux députez des estatz de par deçà assemblez en ceste ville, pour estre aggréée et autorisée par ce conseil, qui ne se a peu excuser... Et combien qu'en ladicte pacification se trouvoient aulcuns pointz que l'on eust bien volu redresser,... n'avons peu laisser de passer oultre et advouer ce qu'estoit nécessaire de faire... Uit de verdere inhoud blijkt dat de Staten van de Zuidelijke gewesten vooral Oranje in de godsdienstkwestie hadden afgeremd. De Raad van State vraagt verder aan Filips II ‘ne trouver mauvais ce qu'en ceste nécessité et saison a esté faict et tolléré, et estre servie s'en contenter, avec le bon espoir susdict que l'on a de le redresser avecques le temps’Ga naar voetnoot75.. Deze reactie van de Raad van State draagt duidelijk het karakter van een justificatieverslag en geeft reeds aanwijzingen voor een toekomstige actie tegen de inhoud van de pacificatieovereenkomst. De hoogste adviesraad en tevens de interimaire plaatsvervanger van de koning in de Nederlanden geeft hier expliciet toe dat men door de omstandigheden gedwongen was het vergelijk te aanvaarden, dat men zeer goed wist dat bepaalde artikelen voor discussie vatbaar blijven en dat men, vooral op het godsdienstige vlak, moet trachten de uitvoering van de pacificatie in meer katholieke zin om te buigen. Uit de verdere ontwikkeling na 1576 zal overduidelijk blijken dat dit standpunt door Filips II en door velen werd overgenomen en in de praktijk werd toegepastGa naar voetnoot76.. Vanaf de bekendmaking van de pacificatie van Gent is de compromisgedachte dus reeds gedeeltelijk doorbroken. Dit neemt niet weg dat diezelfde Raad van State, in andere geschriften en adviezen, door de Nederlandse politieke situatie gedwongen, meer toegevende verklaringen betreffende de pacificatie heeft afgelegdGa naar voetnoot77.. | |
[pagina 384]
| |
Ook bij Willem van Oranje kan men een dergelijke houding constateren, maar dan natuurlijk in die zin dat Oranje zijn eigen belangen versterkte. De meest openhartige verklaring in dit opzicht komt van Jaak Taffin, vertrouwde medewerker van de prins, in een brief aan Walsingham, de adviseur van de Engelse koningin Elizabeth. Op 19 november schrijft Taffin het volgende over de pacificatie: ‘La religion demeure en Hollande et Zéelande, comme elle y est; ailleurs liberté de conscience,... ’Ga naar voetnoot78.. De commentaren over de Gentse ‘vrede’ kunnen nog met vele andere aangevuld worden. Oranje zelf heeft naar buiten aanvankelijk zeer gematigd gereageerd, omdat hij heel goed wist dat het afkondigen van de pacificatie voor hem reeds een zeer groot persoonlijk succes waarborgde zowel in de Nederlanden als in bepaalde Westeuropese landen en omdat hij nog beter wist dat dit eerste welslagen nog moest bevestigd worden door bredere en door blijvende toepassingen van het Gentse vergelijk in alle provincies, zowel in het Noorden als in het ZuidenGa naar voetnoot79.. Voordat de pacificatie in werking kon treden moest de tekst immers nog in de gewesten worden goedgekeurd, de pacificatie moest de ratificatieprocedure nog ondergaan. Volgens de tekst van de pacificatie moest dit plaatsvinden binnen de maand volgend op 8 november 1576. Formeel zijn daarin alleen Brabant, Holland en Zeeland geslaagd; vertegenwoordigers van de laatste twee gewesten ondertekenden de tekst op 29 november 1576, maar op 16 januari moesten Middelburg, Vere en Vlissingen die aggregatieakte nog steeds zegelen. De drie standen van Artesië ratificeerden op 30 april 1577 in de Sint-Vaastabdij van Atrecht én de pacificatietekst én de tekst van het Eeuwig Edict. Dit laatste verdrag was de overeenkomst van de Staten-Generaal met Don Juan, de nieuwe landvoogd over de Nederlanden, gesloten te Marche-en-Famenne op 12 februari 1577. Maar in dit laatste geval is er dus geen sprake van een volkomen integraal aanvaarden van de pacificatietekstGa naar voetnoot80.. Kortom uit de reacties na 8 november 1576, uit de moeilijkheden met de publikatie en ratificatie, uit de politieke gebeurtenissen die elkaar snel opvolgden na de komst van Don Juan in de Nederlanden, valt het ten zeerste op dat er in de pacificatieartikelen dissonante en wisselende tonen zijn en dat de mogelijkheid van verschillende interpretaties van bepaalde passages helemaal niet kan worden uitgesloten. De uitvoering van het pacificatievergelijk is - althans gedeeltelijk - daadwerkelijk gestart na 8 november 1576. | |
[pagina 385]
| |
III Enkele conclusiesVervolgens kunnen wij enkele conclusies formuleren die gedeeltelijk nog door verder onderzoek gestaafd moeten wordenGa naar voetnoot81.. In de eerste plaats moet de pacificatie van Gent niet zozeer beschouwd worden als een verdrag in de klassieke betekenis van het woord, maar veeleer als een plechtige intentieverklaring, tot stand gekomen tussen twee ‘zijden’ van de Nederlanden, omwille van bepaalde ‘eigen’ belangen, onder de druk van zeer moeilijke binnenlandse omstandigheden en zonder de tussenkomst van de wettige vorst. Dit beduidt meteen dat het belang of de onbelangrijkheid van de Gentse pacificatie is af te meten aan de daadwerkelijke executie van de in de tekst genoemde intenties of oogmerken. Hoewel duidelijk valt waar te nemen dat verschillende artikelen van de pacificatie tot een zekere uitvoering zijn gekomen en hoewel de militaire druk in de daaropvolgende maanden uit de Nederlanden werd gebannen is het toch vooral van belang erop te wijzen dat de pacificatie van Gent helemaal geen oplossing, ja zelfs niet het begin van een oplossing bracht voor het grote politieke probleem van de staatsvorm der Nederlanden en voor het zo complexe godsdienstige vraagstuk. Hoewel in de tekst een bijeenkomst van de Staten-Generaal werd voorzien, is een dergelijke bijeenkomst ter bespreking van die beide grote problemen nooit gehouden. Wij concluderen dus dat de doeleinden van de pacificatie van Gent op lange termijn helemaal niet zijn verwezenlijkt, de wensen op korte termijn wel. Dit zijn dan punten van meer beperkte betekenis als de verwijdering van de Spaanse troepen, de aanzet voor een gunstiger situatie op economisch gebied door het vrij verkeer van goederen en personen en het oplossen van enkele knelsituaties, veroorzaakt door het vervreemden van bepaalde eigendommenGa naar voetnoot82.. Ten tweede concluderen wij dat de pacificatie van Gent geenszins de eenheid van de Nederlanden heeft hersteld, maar slechts een zeer temporaire samenwerking op beperkte terreinen heeft mogelijk gemaakt. De poging de Zeventien Provinciën tot één ondeelbare macht samen te brengen is mislukt omdat de twee onderhandelende partijen zeer verschillende zaken nastreefden. Voor Oranje was de pacificatie een aanloop tot en een eerste grote stap in de richting van een grote ‘confederatie’ tegen Spanje. Oranje zelf verwierf een eigen meer omschreven machtspositie in de Nederlanden. Voor de andere - vooral voor de Zuidelijke - provincies en voor de meeste raadsheren uit de traditionele publiekrechtelijke instellingen kwam het erop | |
[pagina 386]
| |
aan een zeer moeilijke periode te overbruggen en de militaire chaos in het Zuiden te bedwingen en te overleven. Om dat te bereiken waren zij zelfs bereid toegevingen te doen op politiek en godsdienstig terrein, maar zij waren zeer zeker van plan de situatie in de Nederlanden zo vlug mogelijk in oude banen te leiden en het gezag van de vorst en de katholieke godsdienst niet alleen te herstellen maar zelfs nog te versterkenGa naar voetnoot83.. Ten derde stellen wij dat de pacificatie van Gent uiteindelijk niet is bekrachtigd door de politieke toplaag in de Nederlanden, maar wel enerzijds door de Oranjepartij en anderzijds door de ‘gematigden’ uit de gewestelijke Staten. Daaruit volgt de grote onmacht van de Gentse pacificatie. Hoewel koning Filips II op 26 januari 1577 beslist een overeenkomst met de Staten-Generaal in de Nederlanden nastreefde op basis van de verklaringen van de Raad van State en van enkele bisschoppen, beduidde dit geenszins dat hij volledig kon instemmen met de inhoud van de pacificatie van oktober 1576Ga naar voetnoot84.. Samen met de landvoogd Don Juan en met de grote groep katholieken uit Noord en Zuid heeft Filips II zich in 1577 en later met alle kracht ingespannen om een verregaande katholieke interpretatie en uitvoering van de pacificatie te bewerkstelligen. Dit werd overigens veel gemakkelijker gemaakt door de afkondiging van de eerste Unie van Brussel en door het Eeuwig Edict van Marche van januari en februari 1577. In oktober-november 1576 hebben de spilfiguren van het katholieke-Spaanse bestuurssysteem eerder gezwegen dan gesproken; die krachten kwamen echter onmiddellijk naar voren zodra de moeilijkste omstandigheden achter de rug waren. De ‘gematigden’ die de pacificatie mogelijk maakten, hebben zich vervolgens opnieuw voor het grootste deel aangesloten bij de zich herstellende politiek-katholieke structuren, terwijl Oranje vanwege zijn voorzichtige politiek met meer radicale godsdienstige groepen moeilijkheden kreeg. Tot slot menen wij dat - spijts al het bovengenoemde - het gehele pacificatiegebeuren van 1576 toch gekarakteriseerd kan worden als een opmerkelijk en uniek moment in de geschiedenis van de Zeventien Provinciën omdat toen gedurende een korte periode zeer verschillende groepen uit de Nederlanden voor het laatst een broos maar reëel compromis sloten. Alle diepere moeilijkheden en tegenstellingen moesten tijdelijk wijken voor een sterk gestimuleerde actie tegen de Spaanse troepen en voor een door velen gewenst herstel van de bestuurlijke en economische chaosGa naar voetnoot85.. Er ontstond dan ook in de meeste gewesten in het algemeen een hoop op betere tijden. Toch waren de echte machthebbers van deze maanden, namelijk Oranje, de actieve protestantse groepen en de overtuigde katholieke koningsgezin- | |
[pagina 387]
| |
den vol twijfel over de uitwerking van de pacificatie en de vooropgestelde vreedzame ontwikkeling van de gebeurtenissen. De vroegere geschiedschrijving heeft dus met betrekking tot de pacificatie ten onrechte gesproken van herstelde eenheid, godsdienstige verdraagzaamheid en politieke eensgezindheid. Daarbij werd de macht van de Habsburgers in grote mate onderschat en dus ook het gezag van de koning en de invloed van de Rooms-Katholieke kerk. De tekst van de pacificatie is echter als publiekrechtelijk document een belangrijke rol blijven spelen bij de opbouw van de Noordnederlandse staat. Maar ook de Zuidelijke Nederlanden als deel van het steeds zwakker wordende Spaanse koninkrijk hebben diezelfde tekst, naar hun eigen interpretatie dan, nog lang kunnen onderschrijven. | |
[pagina 388]
| |
Bijlage:
| |
[pagina 389]
| |
2
| |
[pagina 390]
| |
3
| |
[pagina 391]
| |
estant venu et arrivé en poste luy deulx ou troiziesme au pais de Luxembourg, par lesquelles il mande venir en ce pais pour le tout pacifier et d'en faire retirer les Espaignolz. Au regard de la pais avecq le Prince d'Orenge, elle a esté conclude et accordée par les commis estans à Gand et le jour d'avanthier aggréé et ratiffiée par tous les députez des estatz comme par ceulx du conseil d'estat de Sa Majesté, tellement que le seigneur de Frezin et docteur LeoninusGa naar eind4. sont partis le jour d'hier pour ledict Gand à l'effect de signer, sceller, jurer et faire publier ladicte paix. Quy sera l'endroict ou, Messeigneurs, finerons cestes par noz affectueuses recommandations à voz bonnes graces, prians Dieu vous octroier la seurté sienne. De Bruxelles, le VIIe jour de novembre 1576. De voz seigneuries les bien affectionnez en service voz deputez. Depuis cestes escriptes avons oy dire que le seigneur de CapresGa naar eind5. est mort; dumoins l'on ne scait ou il est. Sy est le seigneur de CrecquesGa naar eind6. denommé pour estre du conseil de guerres. Parquoy seroit besoing que nous envoissiez deulx aultres deputez de la part des nobles. | |
4
| |
[pagina 392]
| |
poir que la publication se feroit avecq les particularités de la part de ce conseil, suivant la charge que nous estoit sur ce donnée, nous delivrant à celle fin l'escript de ladicte pacification tel qu'il estoit accordé, arresté et signé par les deputez hincinde; lequel escript par nous veu et visité pour divers poinctz de grande difficulté, ne trouvons conseillé de faire ladicte publication, sy ne fussions asseuréz que lesdicts articles avoient par voz seigneuries esté veuz et approuvéz, demandans partant sy c'estoient les mesmes poinctz qu'avoient à voz seigneuries esté communiquiez. (Pour en quoy satisfaire, nous a ledict Leoninus // communicqué ung aultre escript de tous les mesmes poinctz et articles saulf la prefation, contenant en fin l'adveu et approbation de voz seigneuries du Ve de ce mois, signé BertyGa naar eind2. et paraphé par monseigneur le president du conseil privéGa naar eind3., laquelle veue, ensemble l'ordonnance expresse de faire ladicte publication, n'avons peult delaisser d'y obeir et satisfaire, mesmes estans les choses yà sy avant venues, que la commune en grande assemblee en estoit advertie; et suivant ce avons faict ladicte publication des seuls articles, par vosdictes seigneuries advouez sans ladicte prefation, laquelle les deputez mesmes disoient estre d'intention communicquer à vos seigneuries devant que de laisser tomber es mains de la commune. Quoy considéré et que y soit requise quelque prefation de la part de voz seigneuries, le plaisir d'icelles seigneuries sera de nous advertir soubz quelle prefation et en quelle forme vosdictes seigneuries desirent l'ulterieure publication es lieux de nostre ressort estre faicte, affin que en tous aultres lieux le tout soit suivy soubz une mesme forme et teneur. Sur quoy prions voz seigneuries de nous en faire briefve responce. Et en attendant laquelle, avons advisé de retenir lesdicts articles et differer l'ulterieure publication ou imprimerGa naar eind4. desdicts articles. Messeigneurs... du VIIIme de novembre XVc LXXVI. | |
5
| |
[pagina 393]
| |
heren verordnet synde totten generalen Guvernementh deser Erffnederlanden ten ende dat sie oere gedeputierden tott Brussel afferdigen solden omme metten anwesenden Gesanten der andern Staten derselver Nedderlanden toe advisieren up die middelen van pacificatie ende het vertrecken der Spaenschen rebellierden soldaten und hoeren adherenten, als wesende dat enige ende nodigste middel daertoe dienende, und daerop tot mehrmalen landtdagen geholden oick tot verscheyden reysen durch oere gedeputierde mitt Edeln und walgebornen hern heren Gielis van Barlamondt vrij und bannerhern van Hyrges und oeren van hochstg(eborene?) Con Matt verordenten heren Stadtholder doen communicieren und syner g. gneden raedt advyss und believen toe versuecken und den walgemelte syn g. dat versuck und vorhebben der heren vanden Raede van Staten und der generalen Staten tott dinst hochstg. syner Matt welvaren und ruste deser landen dienlick und noedich erachtet und tot denselven ende dat vurs. versueck ende vorhebbendt wolgemelter hern und staten deser landtschapp doen voerdragen und oere resolutie und verklarunge daerop doen gesynnen, soe is dat die vurs. Landtschapp van Overijssell verstaenn hebbende dat die vurg(enoemde) rebellierde Spaensche soldaten und oere adherenten durch den hochgemelten Raedt van Staten uthen naeme van hochstg. Con Matt voer vyanden van syner Matt und syner Matts Nedderlanden verklaert synnen ende sie sich oick daernae mitter daet voer vyanden van desen landen und steden mit* plundern, verwuesten und verbarnen der steden Aelst, Lier, Mastricht, Antwerpen und andern und dat derlich ende tyrannischen* doetschlaen der burgern derselvigen Steden sich bewessen und dess gelicken elendicheit soe wall inden platten lande als steden van sie luyden sall hebben to bescharen und tho bevresen, verklaren dat sie in tegenwordiger saecken vant vertrecken der vurs. soldaten und pacificatie deser Nedderlanden den hochermelten heren vanden Rhade van Staten und den generale Staten van herwerzover byfallen und sich associeren. |
|