Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden. Deel 91
(1976)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 82]
| |
Ankersmit contra Bertels
| |
[pagina 83]
| |
Dunk als hij zegt dat men niet Ammon, moeder Maria, Mohammed en de heilige koe tegelijk kan aanroepen, Brands als hij spreekt van het heterogene gezelschap patentoplossersGa naar voetnoot7.. Hetgeen Bertels doet is geen onverantwoorde stamppot maken, het is de poging als historicus het standpunt van de eenheid van methode in te nemen. Dit betekent, zo men tenminste wat subtieler te werk wil gaan dan bijvoorbeeld Popper en Hempel, dat men op zoek gaat naar raakvlakken van de oorspronkelijke discipline bij uitstek van de ‘geesteswetenschappen’, de hermeneutiek, met de natuurwetenschapstheorie. Het boeiende is nu dat Bertels door een legitieme plaatsbepaling binnen discussies aangaande beide gebieden, deze naar elkaar toe weet te brengen. Het probleem vormt de objectieve en (inter) subjectieve kant van kennis als zodanigGa naar voetnoot8.. De eenzijdige beklemtoning die de geschiedenis der beide disciplines kenmerkt, maakt contact onmogelijk. Echter, een objectiverende aanpak binnen de hermeneutiek enerzijds en de invoering van subjectieve elementen binnen de natuurwetenschapstheorie anderzijds leveren Bertels de mogelijkheid van een harmoniemodel te spreken. Concreter houdt dit in dat structuralisme, marxisme en ‘wetenschapssociologie’, zo men wil Foucault, Habermas en Kuhn, de bouwstenen vormen voor een beredeneerde voorkeur, de verantwoording van een geschiedkundige smaak, die zijn realisatie het best bij Braudel meent te vinden. De voorkeur van F.R. Ankersmit, die zijn naam onlangs toevoegde aan de rij der criticiGa naar voetnoot9., is minder duidelijk. Vagelijk merkt men dat hij het oude prefereert boven de modegrillen van Bertels. Wél is het duidelijk, dat het hier gaat om weer een polemisch geschrift, ja nagenoeg om een anti-Bertels. In zestien pagina's onwelwillende vinnigheid wordt afgerekend met de ondoordachtheid van het structuralisme in het algemeen en de onbezonnenheid van Bertels in het bijzonder. Zo zegt Ankersmit in zijn behandeling van alleen het tweede theoretische deel van het proefschrift, dat Bertels helemaal geen recht doet aan zijn eigen definitie van de geschiedenis. Immers, de mentaliteit van de in het verleden levende mens, eerst als onmisbaar onderdeel opgenomen, wordt uit de geschiedwetenschap verwijderd. Dit gebeurt aldus. Het onderzoek naar de eigentijdse beleving is vanouds het terrein van de hermeneutiek. Vanonder deze hermeneutiek echter graaft Bertels het fundament weg door weglating van de hermeneutische metafysica, die stelt dat bij de geschiedbestudering het kennend subject (de historicus) en het gekende object (de mens uit het verleden) metafysisch identiek zijn (beide zijn mens). De poging van Bertels om de hermeneutiek te redden via het structuralisme loopt dan ook op niets uit. Het strukturalisme levert immers slechts anachronistische analyse, ja leidt zelfs tot door Bertels foutief als transcendentaal betitelde moeilijkheden, doordat we gevangen in de structuur van onze eigen leefwereld andere leefwerelden niet kunnen kennen. Ik geloof niet dat dit een correcte voorstelling van zaken is. De discussie rond de hermeneutiek draait zoals Ankersmit terecht opmerkt om de vraag of men als historicus van een wetenschappelijke methode gebruik moet maken. ‘On the one side’ zegt Palmer, | |
[pagina 84]
| |
are the defenders of objectivity and validation, who look to hermeneutics as the theoretical source for norms of validation; on the other side are the phenomenologists of the event of understanding, who stress the historical character of this ‘event’ and consequently the limitations of all claims to ‘objective knowledge’ and ‘objective validity’Ga naar voetnoot10.. In dit debat bepaalt Bertels zijn plaats. Enerzijds geeft hij de fenomenologen toe dat men te gemakkelijk abstraheert van het historisch karakter van kennisverwerving of wel haar episteme- of paradigma-gebondenheid. Maar hoewel Bertels in zijn wat al te enthousiaste acceptatie van Foucault de bindende kracht van het episteme te absoluut stelt en zelfs het adjectief ‘transcendentaal’ gebruiktGa naar voetnoot11., laat hij - zoals Ankersmit tegen beter weten in ontkent - er geen twijfel over bestaan dat een zekere kennis mogelijk is, echter alleen in de vorm van een uiterst voorzichtige, voornamelijk descriptieve benaderingGa naar voetnoot12.. Het zijn juist Dilthey en existentialisten als Heidegger en Gadamer, door Ankersmit curieus genoeg de ‘oude hermeneutici’ genoemd en bij wier brood vergeleken Bertels stenen geeft, die de kennis van een voorbije mentaliteit onmogelijk maken. Door voorbij te gaan aan het ‘other minds’ probleem, door geschiedenis te zien als ‘Existenzerhellung’, verliezen zij alle criteria voor een juiste interpretatie, komen zij, zoals Betti zegt, ‘zum reinen Monolog’ tot hun bronnenGa naar voetnoot13.. Bertels wil zijn interpretatiemaatstaven dan ook niet ontlenen aan de bonte warreling van de ‘expérience vécue’ maar aan de anachronistische analyse. Hij wil ónder de leefwereld graven, de structuur blootleggen mét de dwang die zij uitoefent en zo het gebied afbakenen waarbinnen de reconstructie van een voorbije mentaliteit dient te blijvenGa naar voetnoot14.. Als Ankersmit dan poneert dat dit niets meer met hermeneutiek te maken heeft, gaat hij uit van een te beperkte opvatting van die hermeneutiek. Deze wil namelijk meer dan alleen de leefwereld van de mens uit het verleden reconstrueren; zij wil die mens en zijn tijd beter begrijpen dan hij dat zelf konGa naar voetnoot15.. Zij gebruikt daarbij dan ook ‘relikthafte’, dat wil zeggen objectieve bronnenGa naar voetnoot16.. Zij geeft derhalve ook een anachronistische benadering. Dat Bertels hier het holisme van de hermeneutiek verwerpt ten bate van een structurele benadering gaat niet ten koste van de reconstruktie van de voorbije mentaliteit. Of om het geheel met behulp van een citaat te resumeren, Ricoeur zegt, van onverdachte zijde, in een vergelijking van structuralisme met hermeneutiek: waar het eerste op een afstand plaatst, objectiveert, daar begeeft de tweede zich in wat de hermeneutische cirkel genoemd wordt, de wisselwerking van het begrijpen en het geloven, die dit denken als wetenschap diskwalificeert, maar tegelijkertijd karakteriseert als meditatieGa naar voetnoot17.. | |
[pagina 85]
| |
Ook ten aanzien van de verantwoording van het tweede gedeelte in zijn definitie van geschiedenis, dat der anachronistische analyse, schijnt Bertels de nodige bokken geschoten te hebben. Zijn kritiek op Popper cum suis en zijn acceptatie van Kuhn leiden ertoe dat het kritisch karakter van de traditionele methodologie verloren gaat en dat we uitkomen ‘bij een apologie ten gunste van het a priori aanvaarden van de eenmaal bestaande en verder ongekontroleerde wetenschapspraxis’. Methodologie is immers geen beschrijving van iets, aldus Ankersmit, maar een voorschrift. Haar waarde en bestaansrecht ligt in dat normatief karakter. Verder vormt Bertels' uiteindelijke oplossing in de vorm van de modeltheorie niet veel anders dan een ‘vrij zinloze tijdpassering’. Dit roept toch wel enige vragen op. Bijvoorbeeld ten aanzien van de lapidaire stelling over het normatieve karakter van de methodologie. Ankersmit doet alsof hij een open deur intrapt. In feite bleek hij dicht. Voorzichtig zegt W.C. Salmon: While the philosopher of science may be basically concerned with abstract logical relations, he can hardly afford to ignore the actual methods that scientists have found acceptableGa naar voetnoot18.. Nauta is al een stap verder: ‘Men kan de wetenschapspraktijk ook anders dan logisch konstrueren en niet aan normatieve maar aan feitelijk-empirische gezichtspunten de voorrang geven’Ga naar voetnoot19.. Het is dus op zijn minst nog een punt van discussie. Verder kan men zich afvragen of Popper wel zo normatief is. Zo zegt Lakatos: Popper's distinction lies primarily in having grasped the full implications of the collapse of the best-corroborated scientific theory of all times: Newtonian mechanics and the Newtonian theory of gravitationGa naar voetnoot20.. Dit bewijst niet meteen het tegendeel maar het geeft toch te denken. Zo zet Ernan Mc Mullin heel duidelijk de ambivalente houding van wetenschapsfilosofen als Popper en Lakatos tegenover de geschiedenis uiteen, waarbij hij onder meer nadruk legt op de niet formele elementen in hun filosofieGa naar voetnoot21.. Is het verder geen al te scheve voorstelling van zaken te beweren dat Kuhn eerst beschrijft om vervolgens voorschriften te gaan geven? Met evenveel recht gewaagt men hier, zoals Kuhn opmerkt, van een theorie waarvan aangetoond is dat er mee te werken valtGa naar voetnoot22.. Kuhn is heel wat normatiever dan men meestal denkt. Hiermee naderen we trouwens de meer impliciete achtergronden van Kuhn's theorie: hier is een mechanisme geschilderd dat in staat is zichzelf te corrigeren als de zaken fout lopen (geen chaotische richtingloze theorievorming, inherent aan dogmatisch falsificationisme)Ga naar voetnoot23., hier is de dwang ingebouwd steeds terug te keren tot de empirische basis, tot de natuur zelfGa naar voetnoot24.. | |
[pagina 86]
| |
Dit vastgesteld hebbende mogen we vragen, waaruit het door Ankersmit zo opgeblazen verschil tussen Popper en Kuhn dan wel bestaat? Kuhn zelf merkte al een grote overeenkomst op en ook Wisdom stelt: ‘Thus Kuhn's theory (when correctly interpreted) and Popper's (when developed) are identical’Ga naar voetnoot25.. Bertels had de kleine opening die hij via de ‘logic of situations’ in Popper's theorie aanwees veel groter kunnen makenGa naar voetnoot26.. Wanneer men de enigszins naieve vorm van Popper's falsificatietheorie uitwerkt tot een meer ‘sophisticated’ geheel (waarbij zich problemen voordoen als de vastlegging van de empirische basis), zoals Imre Lakatos dat gedaan heeft, komt men zeer dicht uit bij wat Kuhn ‘normal science’ genoemd heeft. Zo zegt Elizabeth Ströker: In der ausdrücklichen Absicht, im Wege einer produktiven Fortentwicklung des Popperschen Falsificationismus, Kuhn in entscheidenden Punkten zu widerlegen, liefert er (Lakatos) in Wirklichkeit ein bemerkenswert modifiziertes Konzept des kritischen Rationalismus, das einige wesentliche seiner alten Züge preisgibt und das zugleich bestimmte Zugeständnisse an die normale Wissenschaft Kuhns nur schlecht unter der rationalistischen Terminologie verbergen kannGa naar voetnoot27.. Moeilijker te beantwoorden lijkt mij de vraag hoe Ankersmit zijn voorkeur voor het normatieve karakter van de wetenschapstheorie weet te rijmen met het brood dat hij eet van de ‘oude hermeneutici’. Zo schrijft Gadamer in een brief aan Emilio Betti: Im Grunde schlage ich keine Methode vor, sondern ich beschreibe was ist... Mit anderen Worten, ich halte es allein für wissenschaftlich, anzuerkennen was ist, statt von dem aus zu gehen was eben sein sollte oder sein möchteGa naar voetnoot28.. Dat Bertels verder van het modelbegrip veel verwacht is buiten kijf. Eveneens echter zijn overtuiging dat er veel onzekerheid en onenigheid bestaat ten aanzien van de toepasbaarheid ervan. De behandeling van Ankersmit overdrijft enerzijds de direkte waarde van het begrip voor Bertels, maar onderschat anderzijds het niveau waarop de discussie gevoerd wordt. Met voorbijgaan aan begrippen als partiële en globale isimorfie, aan de heuristische en methodologische aspecten, gaat Ankersmit - in al zijn naiveteit (zijn eigen woorden) - ook voorbij aan ongeveer veertig jaar discussie. Zowel aangaande de hermeneutiek als de wetenschapstheorie (inzonderheid de modelproblematiek) blijkt Bertels zijn misschien wat onconventionele maar daarom niet invalide plaats te bepalen in een discussie die naar het schijnt geheel of gedeeltelijk langs Ankersmit heen is gegaan. Steenzware eenzijdigheden of ontoereikende common sense markeren zijn kritiek. Men is geneigd met Pound te zeggen: And Kung said ‘Wang ruled with moderation,
‘In his day the state was well kept,
And I even can remember
| |
[pagina 87]
| |
A day when historians left blanks in their writings,
I mean for things they didn't know,
But that time seems to be passing.
Ook de aandacht die Ankersmit aan het structuralisme geeft loopt niet over van vriendelijkheid. ‘Wat goed is, is niet nieuw, wat nieuw is, is niet goed’. Het is een hybridisch mengsel van historisme en positivisme. Nu kan deze antecedentenzoekerij hier en daar best verhelderend zijn (of dat aan een gewillige stof of een altijd succesvolle methode ligt is een tweede); het gaat echter niet aan deze in dienst te stellen van een debaterstrucje dat twee verschillende antecedenten tot innerlijke gespletenheid voert. Ten eerste vertonen historisme en positivisme door de gehele negentiende eeuw veel overeenkomstige elementenGa naar voetnoot29.. Ten tweede staat het structuralisme veel dichter bij het positivisme dan Ankersmit meent. Febvre wordt bij Bertels niet voor niets zo kritisch benaderd en géén structuralist genoemdGa naar voetnoot30.. En het lijkt mij dat de speurtocht van Lévi-Strauss naar een formeel systeem waarvan alle samenlevingsvormen als transformaties dienen opgevat te worden - door Ankersmit als historistisch gekwalificeerd - van een totaal andere belangstelling getuigt dan die welke tot uitdrukking komt in de mening dat ‘die erste und dringendste Aufgabe des Historikers im Erkennen geschichtlicher Dinge’ is ‘ihr Anderssein, ihre Eigentümlichkeit, ihre Individualität zu verstehen’Ga naar voetnoot31.. Dat Foucault zich meerdere malen vergaloppeerde en een gemakkelijke prooi vormt voor de kritiek is al bekend. Uiteenlopende figuren als KermodeGa naar voetnoot32., HardingGa naar voetnoot33., HuppertGa naar voetnoot34. en PenGa naar voetnoot35. hebben vanuit filosofisch of vaktechnisch gebied hun bezwaren geuit. En terecht. Ook Bertels trouwens heeft enige kritische aantekeningen gemaaktGa naar voetnoot36.. Dat neemt niet weg dat hij zich toch nog te veel heeft laten betoveren door deze briljante poseur. Ik geloof echter dat Bertels hem kan missen, dat Kuhn de rol kan overnemen en dat Bertels' overige voorkeur voor de methodologie van het structuralisme gehandhaafd kan blijven. Dit laatste in overeenstemming met Ankersmits eigen authoriteit inzake het structuralisme - Piaget - die in zijn conclusie de vruchtbaarheid van de structuralistische methode - naast en in samenwerking met andere - erkentGa naar voetnoot37.. In een uitwisseling van jagerslatijn merkt Ankersmit op dat Bertels met geen enkele trofee thuis komt, ondanks alle losse flodders die hij op het wild heeft afgevuurd. Dit lijkt mij een wat onbillijk verwijt. Losse flodders onderscheiden zich van scherpe patronen door het feit dat men er alleen wild met een hartafwijking mee kan vellen. Ankersmits onkunde aangaande het wezen van de losse flodder lijkt mij symptomatisch voor zijn artikel. |
|