Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden. Deel 90
(1975)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Auteursrechtelijk beschermdIn memoriam prof. dr. H. van Werveke (1898-1974)Met Hans van Werveke, die op 7 mei 1974 te St. Denijs-Westrem overleed, is een eminent historicus heengegaan. Het is een groot verlies voor de Gentse Historische School, die in enkele jaren zwaar beproefd is geworden: in 1970 overleed Eg. I. Strubbe, in 1972 J. Dhondt en enkele weken na Van Werveke is ook de historicus van de oudheid, P. Lambrechts, heengegaan. Van Werveke heeft een klassieke loopbaan gekend. Vroeg opgemerkt door een geleerde met wereldfaam, is deze leerling van Pirenne zeer jong tot het universitair onderwijs geroepen. Geboren te Gent op 22 januari 1898 en gepromoveerd aan de universiteit aldaar in 1922, werd hij er reeds in 1924 part-time docent. Hij heeft er zeer gewetensvol zijn professorale verplichtingen nagekomen tot zijn emeritaat in 1966. Een geboren lesgever of redenaar was hij niet, doch wel een hard en accuraat werkend geleerde, even erudiet als oorspronkelijk en veelzijdig. Het is een kostbare traditie dat ons hoogste onderwijs wordt gegeven door geleerden die ook aan de spits staan van het wetenschappelijk onderzoek, zodat de studenten geen opgewarmde, tweede-hands kennis opgedist krijgen maar direct deelachtig zijn aan de voortgang van de wetenschap en het onderzoek. Het was niet in de ‘praat-’ of ‘dicteercolleges’ dat men de echte Van Werveke leerde kennen: vaak beperkte hij zich tot het voorlezen van een overigens voortreffelijk geschreven tekst. Reeds beter leerde men zijn waarde appreciëren in de oefeningen en in de historische kritiek, waar men op de teksten samen met de professor naar de oplossing zocht van historische problemen, in verband met de feodale geschiedenis van Vlaanderen en Henegouwen in de twaalfde eeuw (op basis van Giselbert van Bergen) of de economische en sociale geschiedenis van de Gentse ambachtsgilden in de veertiende (op basis van het Recueil van Espinas en Pirenne) - hoewel ook hier de aarzelende, alles controlerende en trage werkwijze het geduld van ons jonge bloed soms op de proef stelde. Het is als auteur van geleerde detailstudies en van algemene werken - erudiete en vulgariserende - dat Van Werveke beroemd is geworden. Zijn wetenschappelijk oeuvre is reeds zo grondig geanalyseerdGa naar voetnoot1. en de | |
[pagina 81]
| |
lezers van dit tijdschrift ongetwijfeld zo goed bekend, dat we er van afzien hier in details te treden van zijn talrijke publicaties gewijd aan de kerkelijke, economische, sociale en psychologische geschiedenis en ons eerder op de commemoratie van zijn persoonlijkheid willen toeleggen. Van Werveke heeft het geluk gehad zijn hele leven actief te blijven en in communicatie te staan met intellectuele centra als de universiteit te Gent en de Academie voor Wetenschappen en de Koninklijke Commissie voor Geschiedenis te Brussel (van genoemde commissie is hij sinds 1972 ondervoorzitter geweest). Een goede gezondheid en een rustig thuis waren zijn grote troeven. Hij is, vlak voor zijn dood, slechts enkele dagen ernstig ziek geweest: nog in maart 1974 had hij in het openbaar een opgemerkte rede gehouden naar aanleiding van het verschijnen van Bryce Lyon's Pirenne-biografieGa naar voetnoot2. en nog enkele weken voor zijn dood hebben wij hem zijn traditionele wandeling door zijn dorp zien maken. Daarvoor was hij nooit echt ziek geweest. Wel had hij last met zijn ogen en heeft hij rond 1965 een minder goede periode doorgemaakt. Hij aarzelde toen of hij vervroegd emeritaat zou aanvragen of niet: zodra zijn beslissing gevallen was om dit inderdaad te doen, heeft hij zich, naar hij ons verzekerde, beter gevoeld (zijn opvolging wist hij in goede handen). Zijn ander kostbaar bezit was een rustig thuis. Het was niet op de universiteit, maar te St. Denijs dat hij liefst en meest werkte, hetzij in het ietwat donkere, ouderwetse ‘Roze Konijn’, hetzij in het zeer moderne, doorlichte ‘Lage Huis’, dat met zijn glazen wanden de bewoners en bezoekers de indruk gaf dat ze midden in de - zeer mooie en bloemrijke - tuin zaten. Van Werveke was een family man, zeer gehecht en toegewijd aan zijn vrouw en kinderen en kleinkinderen. Thuis werkte hij en thuis ontspande hij zich: de muzen der muziek en der poëzie waren nooit ver te zoeken in de kunstminnende familie. 's Avonds werd uit de recentste romans in verschillende talen voorgelezen en de symfonische muziek werd zeer geapprecieerd (al gaf Van Werveke ons eens met een olijke glimlach toe dat een overvloed aan Telemann in het programma ‘Tafelmuziek’ na de lunch hem hielp om een middagdutje te doen). In de faculteit en elders - onder andere in politico-culturele verenigingen met vlaamsgezinde inslag - genoot Van Werveke een groot moreel gezag, hoewel hij in de grond een grote zwijger was. Misschien gaf het feit dat hij zelden het woord nam - en hoe groter de vergadering des te zeldzamer waren de woorden van die zeer schuchtere en introverte man - des te meer kracht aan zijn woorden, wanneer hij er toch toe besloot om stelling te nemen. Toen Van Werveke en zijn vriend van vele jaren, F.L. Ganshof, nog doceerden en in de faculteitsraad zetelden, zaten ze gewoonlijk naast elkaar. Ganshof zat op de hoek, dichtst bij de deken, en nam regelmatig het woord, heel dikwijls omdat men zich uit gewoonte tot hem richtte voor een oplossing. Van Werveke, bij wijze van contrast, | |
[pagina 82]
| |
sprak zelden: ongetwijfeld oordeelde hij dat zijn geleerde en ietwat oudere vriend het nodige reeds had gezegd - en op een voortreffelijke manier - en beperkte hij zich daarom tot luisteren en stemmen (gewoonlijk in akkoord met het advies van zijn buurman). De contrasterende persoonlijkheid van de twee onafscheidelijke geleerden was een van onze eerste indrukken toen we twintig jaar geleden aan de deliberaties van de professoren in de faculteit der letteren begonnen deel te nemen. Van Werveke was soms een zwijger uit vreedzaamheid: woordentwist en spanning verdroeg hij niet en al te uitbundige of onbeheerste gebaren of woorden van sommige jongere geleerden brachten hem letterlijk van streek. Doch hij was ook een zwijger uit eigen keuze, de stilte was een bonum in se dat hij positief waardeerde en in onze tijd meer en meer moet hebben gemist. De anecdote circuleert onder zijn vrienden dat hij eens met een zeer dynamische collega in het buitenland een congres had bijgewoond en beiden op weg naar hun hotel de discussie voortzetten, tot die door Van Werveke's zwijgen verflauwde en ten slotte helemaal stil viel - waarop Van Werveke eindelijk toch het woord nam, om uit te roepen ‘hoe heerlijk, die stilte’! En er is die andere anecdote, hoe Van Werveke ten huize van een beroemd Amsterdams mediëvist de avond had doorgebracht met veel... stilte, bij zoverre dat de gastvrouw vreesde dat hij het samenzijn minder gezellig had gevonden, tot ze enkele dagen later een enthousiaste brief kreeg hoe heerlijk, kalm en huiselijk die avond was geweest! We hebben Van Werveke vele jaren gekend, eerst als student, dan als collega en tenslotte als vriend. De meest verrassende ontwikkeling die we daarbij hebben opgemerkt is zijn overgang, vanaf ca 1965, van economische, statistische studies naar de meer psychologisch georienteerde publicaties van de laatste jaren. Toen we hierover praatten, zei hij tot mijn verrassing dat hij zich bewust van de economisch-historische onderzoekingen afwendde (aan dat soort studies ‘heb ik mijn tol betaald’, zei hij), om zich te wijden aan de interessantere studie van de individuele mens. Deze radikale koerswijziging op hoge leeftijd is echter niet zo verbazend wanneer men de veelzijdige begaafdheid van Van Werveke kent: Van Werveke de wiskundig aangelegde economisch-historicus was maar een facet, er was ook Van Werveke de artistiek begaafde en filosofisch aangelegde introvert, die in zijn jonge jaren de Gentse kunstacademie had bezocht. Het is een interessant spelletje zich af te vragen wat de historici die men kent wel zouden geworden zijn, indien Clio hen niet in haar ban had gekregen. Deze kan men zich best voorstellen als een gestrenge, onkreukbare rechter, gene als een bruisende volksmenner, een ander als een handig politicus die fijn aanvoelt uit welke richting de wind gaat waaien, dan weer is er een die geknipt was voor de diplomatieke carrière en het eeuwig vredestichtend bemiddelen, terwijl men zich een ander best kan voorstellen op de loopgraven aan het hoofd van een dapper regiment in de aanval; Van Werveke kan men zich best voorstellen als een creatief kunstenaar, schilderend of boetserend in een landhuis langs de Leie. Hij was inderdaad sterk aan zijn streek gehecht. Internationale reizen en congressen waren niets voor hem: aan een zeldzame lezing in Duitsland of Engeland had hij genoeg. Alleen voor Nederland maakte hij een uitzondering, hij ging er regelmatig heen, was voor de Tweede Wereldoorlog een van de founding fathers van de Belgisch-Nederlandse vergaderingen van historici en de initiatiefnemer, met Geyl, van de nog steeds functionerende uitwisseling van gastprofessoren in de geschiedenis tussen de universiteiten van Gent en Utrecht (deze laatste heeft hem in 1961 het ere-doctoraat verleend)Ga naar voetnoot3.. | |
[pagina 83]
| |
Van Werveke stond tegenover het gewoel van het forum zoals de ‘slekke’ van het beroemde gedicht van Gezelle, die na kennismaking met de wereld (‘daar vechten ze al met al, en strijen ten allen kant’), zich vlug in haar huis terugtrok onder de verzuchting ‘wat zal eene arme slek, daar alles vechten moet?’. Toch heeft hij, op zijn bezadigde manier, stelling gekozen tegenover de actuele problemen van zijn tijd. Hij was een man die sterke overtuigingen had - hij stond bekend als liberaal (en dat impliceerde in zijn tijd ook vrijzinnig) en vlaamsgezind - maar toch de overtuigingen van anderen zo perfect respecteerde dat ze nooit interfereerden met zijn oordeel over hun moreel of wetenschappelijk niveau. Van Werveke heeft school gemaakt, en is promotor geweest van meer dan een dozijn doctores. Bij de geleerden die onder zijn leiding licentiaat, doctor of geaggregeerde zijn geworden of zijn assistent zijn geweest vinden we verschillende hoogleraren en twee algemene rijksarchivarissen (wegens plaatsgebrek moeten we er hier van af zien ze met name te vermelden en hun indrukwekkende wetenschappelijke bedrijvigheid te bespreken). Het gehalte van de mens Van Werveke was even hoog als dat van de geleerde: hem kennen en regelmatig ontmoeten was dan ook een voorrecht. Ontelbaren zullen zijn nagedachtenis met ontzag en weemoed bewaren. R.C. yan Caenegem |
|