Ditmaal handelde zijn proefschrift, ook over een historisch onderwerp en niet minder dan het vorige op een toen nog vrijwel onbewerkte bronnendocumentatie berustend, over een belangrijk onderwerp uit de geschiedenis der Nederlanden, Guillaume Ier, roi des Pays-Bas, et l'Eglise catholique en Belgique, 1814-1830. Dadelijk daarop begon zijn academische loopbaan te Leuven, die zou voortduren tot zijn emeritaat in 1950. Hij zou er voor de Franstalige studenten een uitgebreide leeropdracht vervullen: eerstejaarscolleges over de nieuwe en nieuwste geschiedenis, verder parlementaire geschiedenis van België, diplomatieke en koloniale geschiedenis e.a.m. Hij was een aangenaam lesgever, die vertelde eerder dan doceerde, en een talrijk gehoor wist te boeien. Zelf vond hij in zijn docententaak grote voldoening, en zelfs wist hij de saaie examenkarwei, die ermee gepaard ging, op te fleuren door een in kringen van ingewijde vertrouwden terecht beroemde verzameling aan te leggen van onbewuste bons-mots, bijeengegaard uit de antwoorden van minder snuggere recipiendi... Een ogenblik bestond de bedoeling dat hij bepaalde colleges ook in het Nederlands zou doceren, en met het oog daarop zette hij zich aan grondiger studie van onze taal. Maar de academische overheid wijzigde haar plannen, en Terlinden, die zich wel niet ten volle bewust was dat zijn Frans accent door Vlaamse toehoorders niet zou geaccepteerd zijn geworden, heeft dit betreurd. Niet minder speet het hem dat de colleges over Nieuwe Geschiedenis voor kandidaten, toen zij aan het einde van de Eerste Wereldoorlog door de dood van Victor Brants vrijkwamen, niet aan hem werden toebedeeld. Daardoor misten de studenten historici, die voor de keuze van een scriptie of proefschrift stonden, het contact met hem, en heeft hij slechts weinigen daarbij geleid.
Diezelfde omstandigheid droeg waarschijnlijk grotendeels bij tot een heroriëntering van zijn eigen werk. Zijn eerste stappen op het domein van de geschiedenis leken het debuut van een geleerde die in de galerij van de Belgische eruditie een voorname plaats zou blijven innemen, en wat hij verder presteerde vóór 1914 scheen dit te bevestigen. Zijn Liste chronologique provisoire des édits et ordonnances des Pays-Bas. Règne de Philippe II uit 1912 is nog steeds een onmisbaar werkinstrument. Aan dit vroege werk had hij zijn latere benoemingen te danken in de Koninklijke Commissie voor Geschiedenis, waarvan hij voorzitter zou worden, en in die voor de Uitgave van de Oude Wetten en Ordonnantiën. Na de gedwongen onderbreking van het wetenschappelijk leven onder Wereldoorlog I is hij niet wezenlijk in die richting doorgegaan. Zelfs voor de uitgave van het eerste deel van de Ordonnances de Philippe II (1957), die hem was opgedragen, deed hij een beroep op de medewerking van Jacques Bolsée. Hij scheen voortaan eerder behagen te scheppen in een lichtere dienst aan Kleio. Wij bedoelen hiermee niet dat hij voortaan minder schreef. Integendeel: zijn bibliografie groeide aan tot ruim 800 geschriften. Maar hij schreef voortaan vrijwel steeds voor de geïnteresseerde leek, het meest bijdragen in algemene tijdschriften en artikels in kranten. En zelfs wat hij nog in gespecialiseerde publikaties uitgaf behoorde eerder tot het lichtere historische genre, verschillende journalen van reizen in Italië b.v., die verschenen bij het Belgisch Historisch Instituut te Rome, waarvan hij eveneens het voorzitterschap bekleedde, of bij de Commissie voor Geschiedenis. Het was alsof hij nu onze wetenschap beoefende, in zijn stemmige werkkamer van het statige Brusselse herenhuis dat hij tot een tiental jaren vóór zijn dood bewoonde, of op zijn kasteel te Elewijt, weleer Rubens'
buitenverblijf, op de manier van een verlicht amateur zoals vroegere eeuwen er vele hebben voortgebracht, die zijn dagen vulde met lectuur en studie, in eerste instantie voor eigen genoegen, maar ook gaarne iets van de ongelooflijke schat van kennis, die hij zo had verzameld, aan een ruim publiek meedeelde, waarvoor hij een graag gelezen en gezagvol auteur was.
Voor dat publiek heeft hij, tot op hoge leeftijd, ook een paar grotere werken geschreven,