In memoriam Prof. Dr. Louis Jadin 1903-1972
Op 30 maart 1972 overleed in een ziekenhuis te Herent Kanunnik Louis Jadin. Hij was geboren te Namen op 11 januari 1903, en begon zich vanaf 1920 voor te bereiden op het priesterschap, maar studeerde te Leuven tegelijkertijd geschiedenis. Hij promoveerde daarin met een proefschrift over de stichting van het bisdom Namen, dat nooit het licht zag. Inderdaad is het werk van de synthese voor zijn onrustig temperament pijnlijk geweest, en heeft hij zijn beste krachten besteed aan het opzoeken van nieuwe bronnen.
Priester gewijd in 1928, werd hij twee jaar later verbonden aan de redactie van het Dictionnaire d'histoire et de géographie ecclésiastique, waarvan de Leuvense universiteit kort tevoren de uitgave had overgenomen. Hij heeft er honderden trefwoorden voor geleverd, die het hele domein van de kerkgeschiedenis bestrijken. Maar zijn verblijf te Rome, waar hij zijn theologische opleiding had gekregen, had hem de bekoringen van het archiefwerk en van het zoeken naar onbekende documenten doen kennen, en op dat gebied heeft hij de geleerde wereld laten profiteren, voornamelijk op twee domeinen: de geschiedenis van de Kerk in België gedurende de Nieuwe Tijd enerzijds, en die van Centraal-Afrika, speciaal die van de missie aldaar, anderzijds. Over beide heeft hij duizenden bladzijden bronnen uitgegeven. Wat het eerste van die onderwerpen betreft herinneren wij aan zijn publikatie van de Informatieprocessen voor de benoeming van bisschoppen in de Nederlanden, van de briefwisseling van kardinaal D'Alsace, van de Lettere di Vescovi en van de Lettere di Particolari betreffende de Nederlanden, van de briefwisseling van Baron Karg von Bebenburg, kanselier van Jozef-Clemens van Beieren, alle getrokken uit het Vaticaans Archief en verschenen hetzij in de Bibliothèque, hetzij in het Bulletin van het Belgisch Historisch Instituut te Rome.
Voor zijn onderzoek over Centraal-Afrika heeft hij, behalve het Vaticaans archief, talrijke andere depots onderzocht. Jarenlang placht hij er voor maanden op uit te trekken en onderzocht hij allerlei fondsen: die van kloosterorden te Rome, de Archives Nationales en die van ministeries te Parijs, die van Den Haag, van Lissabon en tot zelfs die van S. Paulo de Loanda in Angola. Telkens keerde hij met een rijke oogst terug, die hij dan annoteerde en uitgaf, grotendeels weer in de reeksen van het Belgisch Historisch Instituut, voor een ander deel in die van de Koninklijke Academie voor Overzeese Wetenschappen, waarvan hij lid was geworden. Nog een paar boekdelen over de geschiedenis van de oude Kongo lagen bij zijn overlijden vrijwel klaar, en zullen door genoemde instellingen worden in het licht gegeven.
De geschiedenis van de Kerk in België en die van de oude Kongo zijn ook de twee gebieden waarop hij zichzelf dwong in enige, overigens heel degelijke bijdragen, over de door hem verzamelde documenten meer dan een inleiding te schrijven maar er een ver-