[Necrologie]
In memoriam Dr. J.C.H. de Pater 1887-1971
Op 6 augustus j.l. overleed te 's-Gravenhage op 83-jarige leeftijd Dr. Jan Cornelis Hendrik de Pater.
Een paar jaren te voren was nog van zijn hand een uitvoerig werk verschenen over Het Schoolverzet tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het bezorgde hem bij het krantenlezend publiek de reputatie van de historicus die in een ‘rusthuis’ een standaardwerk schreef. Minder spectaculair, maar van niet minder betekenis was het feit, dat hij jarenlang bij zijn veel eisende leraarsfunctie aan het 's-Gravenhaagse chr. gymnasium tijd had weten te vinden voor historische publicaties van velerlei aard.
Dat was begonnen met het proefschrift over De Raad van State nevens Matthias 1578-1581, waarop hij in 1917 aan de Leidse universiteit bij Prof. Blok promoveerde.
In 1931 kreeg zijn naam groter bekendheid door het verschijnen van het zesde deel van de Algemene Geschiedenis van Van Gelder-Japikse, waarin hij het tijdperk van de Reformatie en de Godsdienstoorlogen beschreef. Gevraagd om mee te werken aan de Geschiedenis van Nederland, onder redactie van Prof. Brugmans, nam hij de - in 1936 verschenen - delen 3 en 4 over De Tachtigjarige Oorlog voor zijn rekening. Beide werken laten duidelijk zien, dat hij zich vooral in de politieke geschiedenis had verdiept, al ontbraken de toenmaals obligate hoofdstukjes over ‘wetenschap en kunst’ en ‘handel en nijverheid’ niet.
In diezelfde jaren hield hij zich bezig met de tweedelige RGP-uitgave der Weensche Gezantschapsberichten (1929-1934), waarin hij werd bijgestaan door Dr. G. von Antal.
Uit een lange reeks van kleinere studies die in de loop der jaren van zijn hand verschenen blijkt, dat zijn belangstelling vooral bleef uitgaan naar de zestiende en zeventiende eeuw, maar hij beperkte zich daartoe allerminst. Ook onderwerpen uit de volgende eeuwen trokken zijn aandacht. Een stroom van vaak uitvoerige, en altijd gedegen recensies in dag- en weekbladen, in historische en algemeen-culturele tijdschriften weerspiegelde zijn lenigheid van geest en toonde zijn gave zich te kunnen verdiepen in werk van gevarieerd karakter, zowel strikt-wetenschappelijk als populair.
Dr. de Pater was een uiterst consciëntieus werker, die het dispuut met vakgeleerden (o.a. Prof. Geyl!) nimmer uit de weg ging. Maar tegelijkertijd achtte hij het niet beneden zich bij een breed publiek telkens aandacht te vragen voor historische problemen en figuren. Hij was een man van positief-christelijke levensovertuiging, waarvan hij, wanneer dat pas gaf, ook in zijn geschriften onbewimpeld getuigenis aflegde.
Na en wellicht onder invloed van de oorlogsjaren deed hij ook zijn licht schijnen over enkele actuele kwesties, zoals: ons nationaal besef, de koloniale verhouding, de kwestie Nederland-Vlaanderen e.a. In artikelen, brochures en lezingen gaf hij daarop zijn visie, altijd in historisch perspectief.
Onmiddellijk na de oorlog kreeg hij de gelegenheid zijn veelomvattende kennis uit te