In memoriam Dr. F.B.M. Tangelder 1907-1970
Dr. Frans Tangelder, directeur van het Bureau der Rijkscommissie voor Vaderlandse Geschiedenis, is op 12 april 1970 overleden. Deze tijding heeft allen die hem gekend hebben geschokt, ook al wisten zij dat dit ieder ogenblik kon gebeuren. Dat gold ook voor Tangelder zelf, en hij heeft zich ontzien zoveel als zijn aard toeliet. Maar zijn werklust bleef altijd die van een man in de kracht van zijn leven.
Crisis en tweede wereldoorlog hebben er veel toe bijgedragen dat Tangelder een langzame opgang heeft moeten maken. Hij wist zich echter een positie in het middelbaar onderwijs te veroveren, waarbij Deventer zijn laatste standplaats was. Daar voltooide hij in 1955 de dissertatie waarop hij in 1955 te Nijmegen promoveerde: Muntheer en muntmeester. Een studie over het Berghse muntprivilege in de tweede helft van de zestiende eeuw. Zijn latere geschriften lagen ook meestal op het terrein van dit zeer nuttige en door weinigen beoefende specialisme.
De promotie kwam juist op tijd om Tangelder te stempelen tot een gegadigde voor de in 1956 vrijgekomen post van onderdirecteur bij 's Rijks Geschiedkundige Publicatiën. Hij trad daar in 1957 in dienst, en werd in 1964 tot directeur benoemd. In die functie heeft hij zeker geen gemakkelijke taak gehad. De kopijstroom begon net weer aan te zwellen, en uitgevers van historische bronnen hebben dikwijls de neiging de factor tijd te verwaarlozen, tot de kopij persklaar is. De directeur moet dan het stootblok vormen tussen de productieplanning ter zetterij en het ongeduld van de bewerkers. Tangelder maakte zich van zulke menselijke en technische problemen niet schouderophalend af, zodat zijn eigen Oostzee-uitgave slechts langzaam voortgang vond, vooral ook omdat Tangelders laatste jaren lagen onder de schaduw van zijn ziekte.
Tangelder is nooit een man geweest die moeilijkheden licht opnam. Ook het kleinste probleem legde hij graag onder de microscoop. Het is voor hem dan ook niet eenvoudig geweest te moeten leven met een kwaal die zijn arbeidsmogelijkheden beperkte. Ongetwijfeld echter vond hij daarbij steun in zijn katholieke geloof, dat hem bewust maakte van zijn afhankelijkheid. Etsi ficus non floret, neque est fructus in vineis, ego tamen laetabor in Deo salvatore meo.
a.th. van deursen