werden. Overigens bleek duidelijk, dat Polen, Tsjechen en Hongaren dikwijls veel minder star schematisch redeneerden dan de meeste Russen en Oostduitsers.
Nieuw was, dat bij de bespreking van de grote thema's en de grote rapporten gelijktijdige vertaling plaats vond, zodat men de toelichtingen en discussies in drie talen kon volgen: Russisch, Frans en Engels. Een nadeel hiervan voor de meeste Nederlanders was, dat de Russen, die in Wenen nog meestal Frans of Engels spraken, zich nu van hun eigen taal bedienden. Daar de vertaler niet altijd in staat was de discussies bij te houden, was het volgen van de Russische betogen veel moeilijker dan in 1965.
Wanneer men de balans tracht op te maken van de betekenis van dit congres, moet men letten op de rapporten, de openbare discussies en de persoonlijke contacten. De ruim tachtig rapporten zijn vanzelfsprekend ongelijk van waarde. Een aantal geeft een nuttige samenvatting van het onderzoek in de laatste tijd, sommigen openen ook nieuwe perspectieven en werpen nieuwe hypothesen op, die in de komende jaren stellig hun invloed op de verdere ontwikkeling van het onderzoek zullen hebben.
De z.g. grote thema's die ter discussie werden gesteld, waren helaas soms helemaal geen grote thema's, maar een aantal rapporten over verschillende onderwerpen, die onder een samenvattende titel bijeen waren gebracht. De bespreking werd hierdoor erg brokkelig.
Gunstig was, dat de discussies in vele gevallen geopend werden door van te voren aangewezen experts. De bijdragen van de rapporteurs en de experts vormden meestal het vruchtbaarste deel van de vergadering, ook al beperkten de meesten zich tot het voorlezen van van te voren opgestelde betogen, zodat het slechts zelden tot een echte discussie kwam. Minder bevredigend was veelal de z.g. vrije discussie waar - soms enige tientallen - personen hun thuis geprepareerd verhaal afstaken, dat vaak niet to the point was, en niet zelden ook weinig om het lijf had. Men krijgt de indruk, dat hier vele sprekers het slachtoffer waren van de zeker voor Nederlanders ongewone opvatting, dat men als vertegenwoordiger van een bepaald stuk van de landkaart zijn geluid moest laten horen.
Het belangrijkst zijn meestal de informele persoonlijke contacten, die op het congres tot stand komen. Ondanks de in de aanvang genoemde bezwaren zijn deze er natuurlijk geweest, niet alleen tussen de Westelijke historici onderling, maar ook tussen personen uit de Oostelijke en de Westelijke landen. Juist in deze persoonlijke gesprekken werden allerlei nuances merkbaar, die op het spreekgestoelte niet duidelijk uit kwamen. De kleinere secties van meer gespecialiseerde vakgenoten verleenden in dit opzicht een uiterst nuttige bemiddeling.
Hoeveel bezwaren er ook aan deze grote internationale congressen verbonden zijn, zij bieden een unieke gelegenheid tot contact en geven, zij het dan op beperkte schaal, mogelijkheden tot een gesprek tussen Oost en West, dat men - zo goed en zo kwaad als het kan - toch open dient te houden.
De Nederlandse deelnemers aan het congres hebben het zeer op prijs gesteld dat de waarnemend ambassadeur hen in de Nederlandse ambassade te Moskou heeft willen ontvangen.
Op de Assemblée Générale van het Internationale Comité voor historische wetenschappen, die aan het congres vooraf ging, is de Rus A.A. Gouber gekozen tot voorzitter van het Internationale Comité voor de periode 1970-1975. Tevens is besloten dat het XIVe congres in 1975 op een nader vast te stellen plaats in de Verenigde Staten zal worden gehouden.