Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden. Deel 85
(1970)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 215]
| |
Twee adviezen aan Leicester uit 1587
| |
[pagina 216]
| |
Brasser; nieuwe namen op Wilkes' lijstje zijn Cooper, secretaris van Zierikzee en de pensionarissen Van der Meer van Delft en Francken van GoudaGa naar voetnoot8.. Behalve Cooper zijn dit al degenen die wij uit andere bronnen als leiders van de anti-Leicestrianen kennen. Het is een bewijs hoezeer Wilkes sedert de komst van Buckhurst in de netten van die partij was verstrikt. Van de gematigden, die het met Leicester op een akkoordje wilden gooien, zoals Valcke, Menijn en tot op zekere hoogte ook Van der Mijle, wordt niemand waardig geacht als Leicesters vertrouwde op te treden. Nog eigenaardiger is misschien dat ook de drie stadhouders, Maurits, Willem Lodewijk en Nieuwenaar, op Wilkes' lijstje ontbrekenGa naar voetnoot9.. Maurits was eerst negentien jaar en werd wellicht geacht geheel door Oldenbarnevelt en Hohenlohe bevoogd te worden, maar Willem Lodewijk en Nieuwenaar waren geen broekjes meer en de aangewezen figuren door wie de landvoogd zijn invloed in de provinciën had moeten laten gelden. In beide memories wordt veel nadruk gelegd op de noodzakelijke samenwerking met de Raad van State, die benoemd wordt door de Staten-Generaal en dus alleen te vriend te houden is door de Staten-Generaal met eerbied te bejegenen. In de oudere memorie volgen enkele passages over de religie: Leicester moet niet te veel zeilen op het kompas van de predikanten, geen nieuwigheden in de religie invoeren - Wilkes denkt aan de Haagse synode - en personen van iedere religie, mits inboorlingen en trouw aan de Staten, in militaire en andere functies gebruikenGa naar voetnoot10.. Deze passages heeft Wilkes natuurlijk in de gevangenis weggelaten, al was het maar om de steun van Walsingham niet te verliezen. Er volgen enige raadgevingen aan de regering met betrekking tot de uitbetaling van de subsidies, die door de handen van de Raad van State moeten gaan, mits er een Engelsman wordt toegevoegd aan het personeel van de ontvanger-generaal. In beide memories volgt hierop een stringent advies om de privileges te respecteren, waarvoor immers de provinciën tegen de koning in opstand zijn gekomen. Maar de eis tot intrekking van maatregelen indruisend tegen die privileges is in de laatste memorie weggelaten, evenals die tot afschaffing van het gebruik van een eigen zegel, welk zegel de publieke opinie zo'n aanstoot had gegeven. Het monsteren van de Engelse troepen dient met orde te geschieden, en er moet geregeld gekontroleerd worden of de bij het bedrag bedongen aantallen werkelijk aanwezig zijn, dat herhaalt Wilkes in de tweede memorie. Het merkwaardigste gedeelte in beide memories is dat waarin Wilkes terugkomt van de in maart voorgedragen leer over volkssouvereiniteit. Thans zegt hij nadrukkelijk dat niet het volk, maar de vroedschappen de koorden van de beurs in handen hebben en daarom te vriend moeten worden gehouden. Van het lagere volk kan Leicester geen hulp verwachten, al juicht het nog zo hard. Als puntje bij paaltje komt zal hun loyaliteit aan hun vroedschappen - en op het platteland is het niet beter - het altijd winnen van hun verknochtheid aan de gouverneur-generaalGa naar voetnoot11.. De reden van Wilkes' bekering tot de oligarchie is niet ver te zoeken. Leicester was tijdens zijn verblijf in Engeland meer en meer gebeten geraakt op Wilkes. Deze was doodsbang voor hem geworden en dringt in iedere brief uit de voorjaarsmaanden aan op zijn terugroeping vóór de terugkomst van de landvoogd in de Nederlanden. Zijn gevangenschap schreef hij dan ook terecht aan Leicesters invloed ten hove toe. De beide memories, maar vooral de laatste, zijn een poging om, onder de schijn van raadgevingen, Leicester in de ogen van de koningin onmogelijk te maken. Die opzet is geslaagd. Toen zijn inzichten gesteund werden door Buckhurst en Norris, beiden eveneens tijdelijk in ongenade, kwa- | |
[pagina 217]
| |
men eerst Walsingham, later ook Elizabeth en haar eerste minister Burghley tot de overtuiging dat Leicester in Nederland niet te handhaven was. Bij zijn tribulaties in het najaar heeft deze dan ook uit Engeland weinig of geen steun gekregen, en dat is de voornaamste reden geweest dat hij zich zo spoedig heeft laten ontmoedigen.
Geheel anders waren de bedoelingen van de tweede adviseur. Was het er Wilkes om te doen een dusdanige raad te geven dat Leicester hem niet zou kunnen opvolgen, het anonieme advies afgedrukt in Groens Archives, is afkomstig van iemand die er naar streeft Leicester een kans te geven zijn gezag uit te oefenen door de fouten van zijn eerste verblijf te vermijden en zijn tegenstanders te verdelenGa naar voetnoot12.. Om nu na te gaan wie de opsteller van dit ietwat machiavellistische stuk kan zijn, dienen we uit te gaan van de volgende gegevens. 1. Zowel uit de Franse taal waarin het is opgesteld als uit de grondige kennis van Nederlandse toestanden waarvan het blijk geeft, valt te concluderen dat de schrijver een Nederlander is. 2. De auteur is ongetwijfeld dezelfde als die van het bij Groen daarop volgende stukGa naar voetnoot13., dat evenwel één of twee maanden eerder geschreven is. Zowel de gedachtengang als de stijl-verdeling van het betoog in punten, voorliefde voor Latijnse citaten, met name uit Tacitus - maakt dit vrijwel zeker. Er volgt uit dat de schrijver in mei of begin juni de terugkeer van Leicester niet gewenst achtte, noch voor de Engelse, noch voor de Nederlandse belangen bij een efficiënte oorlogvoering, maar dat hij van de nood een deugd wilde maken toen die terugkeer eenmaal vaststond. Hij is dus geen blind aanhanger van Leicester, maar iemand die voor Nederland alleen heil ziet in een punctuele nakoming van het verdrag van Nonesuch. Daar hij van mening is dat de Statenpartij en de Nassauers deze nakoming saboteren, is hij een fel tegenstander van Oldenbarnevelt en de zijnen, al wil hij deze machtige factie niet openlijk voor het hoofd stoten zoals Leicester jammer genoeg in het afgelopen jaar gedaan heeft. 3. Zijn toon is overal die van een gelijke sprekend tot een gelijke. Behalve een beleefdheid aan het slot is er niets van enige onderdanigheid te bespeuren. Hij spaart Leicester zijn kritiek niet. Over de regenten spreekt hij op ietwat neerbuigende toon: ‘... d'autant qu'ils sont pour la plus part gens de basse qualité et qui s'arrestent assez aux apparences et caresses extérieures, il viendra bien à propos de les prier et inviter souvent à manger et boire, et par fois s'accomoder à eux en leur façon de boire et de faire bonne chère...’Ga naar voetnoot14.. We zullen dus moeten zoeken onder de edelen. 4. Nog meer dan Wilkes legt hij de nadruk op de noodzakelijkheid de Raad van State te eren en te gebruiken. Men moet er Oldenbarnevelt en Roorda in benoemen om hun invloed op de Staten te neutraliseren (punt 3)Ga naar voetnoot15.. Geen zaken decideren die tot de competentie van de Raad behoren (punt 10)Ga naar voetnoot16.. De Raad niet passeren door een kabinets- of achterraad (punt 11)Ga naar voetnoot17.. De Raad laten decideren in alles wat niet de algemene politieke lijn raakt, en met name als het nodig is | |
[pagina 218]
| |
impopulaire maatregelen te nemen, die dan niet aan de landvoogd verweten kunnen worden (punt 12)Ga naar voetnoot18.. Als hij in de Raad verschijnt moet Leicester goed op de hoogte zijn van de agendapunten, waartoe hij vooraf met enkele vertrouwde personen overleg moet plegen, evenals prins Willem deed met Marnix en Villiers (punt 14)Ga naar voetnoot19.. Leicester moet de privileges respecteren - hierin stemt de anonymus overeen met Wilkes - en er is geen beter bewaarder (gardien) van de privileges dan de Raad van State (punt 37)Ga naar voetnoot20.. De hypothese is dus gewettigd dat men met een lid van de Raad van State te maken heeft. 5. Op vele plaatsen wordt Leicester verwezen naar het voorbeeld van prins Willem van Oranje, voor wie de schrijver een onbegrensde verering koestert. Hij geeft daarbij blijk diens wijze van optreden nauwkeurig te kennen. De Prins inviteerde Statenleden aan zijn tafel (punt 2)Ga naar voetnoot21.. Hij maakte nimmer inbreuk op de competentie van Hof van Holland, Raad van State, Staten-Generaal, admiraliteiten, enz. (punt 10)Ga naar voetnoot22.. Hij was zeer karig met beloften, en kwam alles na wat hij beloofde (punt 13)Ga naar voetnoot23.. Hij kwam welbeslagen ten ijs in vergaderingen van de Raad van State, Staten-Generaal en provinciale Staten (punt 14)Ga naar voetnoot24.. Zijn oneindig geduld wordt geprezen, en hoe hij geschillen wist te laten voortbestaan (divide et impera) zonder het ooit tot uitersten te laten komen (punt 15)Ga naar voetnoot25.. Hij had vaste uren voor audiënties en stond iedereen vriendelijk en geduldig te woord (punt 19)Ga naar voetnoot26.. Marnix en Villiers moeten voor Engeland gewonnen worden omdat zij oude dienaren van de Prins zijn; om dezelfde reden moet Leicester steeds het huis Nassau begunstigen (punten 25 en 31)Ga naar voetnoot27.. Ook andere dienaren van de Prins, zoals Hessels en Meganck, moeten een baantje krijgen (punt 29)Ga naar voetnoot28.. Samenvattend: hij moet zich de Prins voor ogen stellen ‘comme un mirroir de toute vertu, constance et pacience’Ga naar voetnoot29.. Wij hebben dus de schrijver te zoeken in de omgeving van prins Willem. 6. Een laatste aanwijzing is te vinden in de wijze waarop de anonymus over Oldenbarnevelt schrijft. In ‘Sur les raisons’ zegt hij in punt drie dat de Staten - hij maakt geen onderscheid tussen de Staten-Generaal en die van Holland - er wel 100.000 gulden voor over zouden hebben dat Leicester niet terugkwam. Zij zijn vastbesloten zijn gezag zo veel zij kunnen te besnoeien, ‘sous couleur de la vouloir distinguer d'avec la leur’. Dit laatste komt bijna letterlijk in het ‘Avis’ voor (punt 4), reden te meer om beide stukken aan dezelfde pen toe te schrijven. ‘Et ne craignent rien plus en général que son Exce empiétera toujours sur leur dite autorité, et en particulier qu'il se voudra venger sur eux, leur ostant leurs charges et offices, ou qu'il les traitera comme il a fait Paul Buys. C'est pourquoy Barnevelt a desja retiré ses plus précieux meubles à Delft.’ Quippe pavor conscientiam arguit: certum est, quo caussae odii iniquiores sunt, eo etiam acrius odiunt’, comme dit Tacitus: ‘Etenim oderunt, quia se laesisse sciunt’Ga naar voetnoot30.. | |
[pagina 219]
| |
In het ‘Avis’ wordt Oldenbarnevelt éénmaal genoemd. De toon is minder vijandig dan in de ‘Raisons’, maar toch allerminst vriendelijk. Na de raad om de eenvoudige luitjes die in de Staten zitten bij zich aan tafel te nodigen en zich aan te passen bij hun drinkgewoonten, vervolgt de anonymus in punt drie: ‘Mais d'autant que Barnevelt, Carlo Roorda, et aucuns d'eux sont trop fins et ambitieux et ne se lairont pas prendre à cette pipée, outre les susdites caresses, il les faut employer au Conseil d'Estat, afin qu'ils ne puissent plus nuire à l'assemblée des Estats, ou bien les envoyer en commissions lointaines et le plus souvent que l'on pourra’.Ga naar voetnoot31. De laatste trek van het portret van de anonymus is dus dat hij een vijand van Oldenbarnevelt is. Toen ik deel I van mijn Oldenbarnevelt schreef meende ik de auteur van het ‘Avis’ - ik wist toen nog niet dat hij ook de ‘Raisons’ geschreven had - te kunnen identificeren met Adriaen van der Mijle, een gematigd man, die ook in Leicester het goede wou zien, en die tot de naaste omgeving van prins Willem behoord had. Hij voldoet echter niet aan de eis, dat hij lid van de Raad van State, en nog minder aan die dat hij Oldenbarnevelts vijand moet zijn. Ook is zijn adeldom te recent, en de afstand tot de regenten te klein om hem op gelijke hoogte met Leicester, en neerbuigend over de regenten te laten spreken. Er is echter een Hollands edelman, die aan alle vereisten voldoet: Walraven van Brederode. Zijn relaties met de Prins waren niet zo nauw als die van Van der Mijle, maar als oudste edele van Holland - ook al eerder in zijn Zeeuwse tijd? - moet hij toch veel met hem verkeerd hebben, en zijn voorganger in Vianen, Hendrik van Brederode, was eens 's Prinsen goede vriend geweest. Aan alle andere criteria voldoet hij voortreffelijk. Enige maanden tevoren had hij in een vergadering van de Raad van State slaande ruzie met Oldenbarnevelt gehad, en in de maanden daarna vermeldt Wilkes hem een- en andermaal als voornaamste tegenstander van Leicesters belangenGa naar voetnoot32.. Brederode's advies heeft al even weinig uitwerking gehad als dat van Wilkes. Ten eerste hield hij geen rekening met Leicesters autoritair karakter, zo hemelsbreed verschillend van de Prins, die hem tot voorbeeld werd gesteld. Maar ten tweede had Brederode niet begrepen dat het opwarmen van de Staten voor vredesonderhandelingen een hoofdpunt in Leicesters instructie was. Toen Leicester daarmee, tegen zijn zin, begon, was iedere kans tot het verkrijgen van gezag langs de door Brederode aanbevolen weg verkeken. Het voornaamste wat wij uit de identificatie kunnen leren is hoe diep de haat van Brederode tegen Oldenbarnevelt zat. En onze bewondering stijgt voor de man, die er, zij het na jarenlang geduldig pogen, in slaagde deze oude vijand als vriend te winnen. |
|