Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden. Deel 84
(1969)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aantekening
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maar dan kan van een ‘ontdekking’ geen sprake meer zijn, want de akten van 1299 zijn op dit punt allerminst onduidelijk. Als in dat jaar Vlaanderen en Holland elkaar weer naderen, ligt het er in alle stukken dik bovenop wat de bedoeling is. In het stuk van begin maart 1299Ga naar voetnoot5 blijkt het t.a.v. de oude Gwijde van Dampierre voldoende te zijn de besluiten ook vor alle onse nacomelinghe geldend te verklaren, maar voor Jan I staat er niet minder dan elfmaal in dit ene stuk de veelzeggende beperking dat het slechts zal gelden voor de nakomelingen van sinen lechame. En alsof dat nog niet duidelijk genoeg is, wordt er aan toegevoegd dat, mocht Jan I worden opgevolgd door iemand die niet van sinen lechame zou zijn ende die graefscepe ghinghe ter zide, het gemaakte verdrag niet langer zou gelden. In de parallelle akten is het niet anders: in de tweede heet het niet minder dan negenmaal de se char en als equivalent van het ter zide gaen van het graafschap staat er dan quant che avenra ke li conteis de Hollande ira a un de costeiGa naar voetnoot6 en ook in de reversbrief van Jan I komen beide uitdrukkingen comende van onsen lechame en dat tgrascep van Holland gaet ter zide voor.Ga naar voetnoot7 BeperkterGa naar voetnoot8 dan in 1256 geldt het in 1299 vooral de vrees der Dampierres dat Avesnes heer zou worden van de vijf met name genoemde eilanden van Zeeland bewester Schelde. Vlaanderen is bereid Jan I en zijn opvolgers, mits van sinen lechame, van de leenhulde voor dit gebied te ontslaan als Holland zich met Vlaanderen tegen Frankrijk wil verbinden. Lijkt tot zover de materie vrij doorzichtig, er rijzen toch enkele problemen als men de in geding zijnde akten nader beziet en de verhalende bronnen er aan toetst. Toegegeven, dat leidt tot peuterwerk, maar omdat de hier te stellen probleempjes samenhangen met belangrijker vragen - zoals die naar de verhouding van Engeland en Frankrijk in het voorstadium van de Honderdjarige Oorlog, de lange strijd van Dampierres en Avesnes, de verhoudingen in Holland en de voorfase van de Zeeuwse Oorlog - mogen ze misschien toch enige aandacht hebben. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Allereerst enige kleine chronologische problemen. Overbodig te zeggen dat voor het zien van een logische samenhang een juiste chronologische ordening nuttig is. Bij Kluit ontbreekt duidelijkheid soms omdat hij zonder meer de gegeven datering omrekent naar de Jaardagstijl. Zo leidt zijn omrekening van het ontwerp-verdrag van Vlaanderen en Holland tot 12 februari 1298 in plaats van tot 11 februari 1299.Ga naar voetnoot9 Weliswaar heeft de uitgave van het Oorkondenboek van Holland en Zeeland een eeuw later wél met de jaarstijl rekening gehouden, maar ook nu blijft kritiek nodig. Als bijvoorbeeld Van den Bergh oorkonde nr. 970 die geen nadere datering heeft dan l'an de grasse mill deus cens quatre vins et saysze ordent onder het jaar 1296 is dat toch alleen maar juist als het stuk van na Pasen van dat jaar is. Maar daarin laat de graaf van Vlaanderen zijn geschillen met Holland aan de Engelse koning ter beoordeling, terwijl een soortgelijk besluit van Jan I van Holland voor zijn geschillen met Brabant van 8 januari 1297 is.Ga naar voetnoot10 Plaatst men oorkonde nr. 970 in het kader van de hele diplomatieke bedrijvigheid van de eerste maanden van 1297,Ga naar voetnoot11 als de bekende bond van Vlaanderen met Engeland tot stand komt en dat gewest de leenhulde aan de Franse koning opzegt, dan is datering op 1297 toch meer aannemelijk. Beslister kan de conclusie zijn voor de al genoemde oorkonde nr. 1057, waarbij Jan I ontslagen wordt van leenhulde voor Zeeland bewester Schelde. Van den Bergh dateert die op 4 maart 1299 en de datering woensdaghes na grote vastenavonde als men screef dusend twe hondert neghentech ende achte schijnt dit te rechtvaardigen. Maar alleen, als men (met Grotefend en FruinGa naar voetnoot12) vasthoudt aan de gelijkstelling van Grote Vastenavond met zondag Esto mihi of de twee | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
daarop onmiddellijk volgende dagen. Als men aanneemt dat Grote Vastenavond ook zondag Invocavit kan zijn,Ga naar voetnoot13 dan komt men op 11 in plaats van op 4 maart. En de keus tussen beide data is niet vrijblijvend: 4 maart 1299 is immers Dies Cinerum en waarom zou dan een omslachtige omschrijving als boven geciteerd - zo in de geest van het kindergrapje ‘Hoe heette de vader van de zonen van Zebedeus?’ - gebruikt worden als men met de simpele datering Dies Cinerum zou kunnen volstaan, zoals dat het geval is bij het stuk dat in Van den Berghs Oorkondenboek onmiddellijk voorafgaat? Er is nog een beslissender aanwijzing: in het door Van den Bergh op 4 maart gedateerde stuk is een Latijnse brief geïnsereerd met de dagtekening die veneris post diem cinerum, dat is 6 maart.Ga naar voetnoot14
Een belangrijker vraag is hoe men de stukken van deze jaren die de verhouding van Holland tot Frankrijk en Vlaanderen weerspiegelen, moet interpreteren. Dat van 29 april 1298Ga naar voetnoot15 laat ons in het ongewisse van wie het pogen Holland met Frankrijk te verbinden is uitgegaanGa naar voetnoot16 en waartoe dit geleid heeft.Ga naar voetnoot17 Wel zullen in de Zeeuwse Oorlog kort daarna Holland en Frankrijk vrij hecht verbonden zijn, maar dan is er in Holland dan ook een Avesnes aan het bewind die zich al in mei 1297 voor zijn Henegouwse gebied met Frankrijk had verbonden.Ga naar voetnoot18 Maar voor het Holland onder Jan I komen we niet verder dan tot de constatering dat er in 1298 sprake is geweest van een samengaan met Frankrijk, terwijl | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ruim een half jaar later Holland zich verbindt met Vlaanderen tégen Frankrijk.Ga naar voetnoot19 De onderlinge verschillen in deze stukken in samenhang beschouwd met enkele andere wettigen niet meer dan een hypothese: Koning Eduard I van Engeland wilde voor zijn grote strijd met Frankrijk de krachten der kleinen op het continent bundelen door hun geschillen te regelen en ze dan zo mogelijk samen tegen Frankrijk in het geweer te brengen.Ga naar voetnoot20 Met Vlaanderen had hij zich 7 januari 1297 al verbonden,Ga naar voetnoot21 waartegenover het aan Vlaanderen zo vijandige Henegouwen zich in mei daaraanvolgend met Frankrijk had verstaan.Ga naar voetnoot22 De wapenstilstand die Engeland noodgedwongen met Frankrijk in oktober 1297 sluiten moestGa naar voetnoot23 had verdere coalitievorming op het continent niet belet. Door de grote belangen vlechten zich de kleine: Brabant meende in het troebele water van het in die jaren zo verwarde water van Holland goed te kunnen vissen en verbond zich met het Sticht tegen Jan I.Ga naar voetnoot24 Zou Vlaanderen zich daarbij aansluiten dan zouden de drie oude vijanden uit Floris' laatste levensjaar het samen Holland weer lastig kunnen maken. Maar juist Vlaanderen scheen hier een spaak in het wiel te steken. Door Engeland in de steek gelaten trachtte de oude Gwijde van Vlaanderen zich aan elke strohalm vast te klampen. Zolang de gehate Avesnes, toekomstige erfgenaam in Holland - maar wie wist toen dat die toekomst binnen een jaar realiteit zou worden! - in dat graafschap uitgerangeerd was en Wolfert van Borselen er bij een soort Acte van Consulentschap de dienst uitmaakte,Ga naar voetnoot25 was het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zonder veel risico voor Vlaanderen te wagen Hollands militaire hulp voor een koopje te krijgen. Behendig wordt het diplomatieke spel aan Vlaanderens kant gespeeld. Eerst wordt rugdekking aan de Brabantse kant verkregen. Bij verdrag van 26 januari 1299 verklaart Brabant er geen bezwaar tegen te hebben dat Gwijde zich met Holland verbindt.Ga naar voetnoot26 In de onderhandelingen met Holland begint Vlaanderen veel te eisen en weinig te bieden. Omvang van militaire hulp aan elk der partners bij oorlog met Frankrijk wordt vastgesteld, evenals de bedragen en termijnen die daarbij zullen gelden.Ga naar voetnoot27 Wederzijds, zeker, maar oorlog met Frankrijk was voor Vlaanderen toch heel wat aannemelijker - het woord is te zwak - dan voor Holland. Voorts beloofde Vlaanderen onzijdigheid in het conflict van Holland met Brabant. De listige machinerie van het mutuo auxilio invicem nos juvare werd geolied met de glibberigheid van familietrouw - vinculum sanguinis - van Jan I, de kleinzoon, die z'n avum karissimum (Jans moeder Beatrix was immers een dochter van Gwijde van Vlaanderen) zo vaak het nodig was en verlangd zou worden tegen Frankrijk zou helpen. Maar niets over de dingen die Holland zo na aan het hart lagen: de leenhulde voor Zeeland bewester Schelde en de kwestie van Vlaanderens aandeel in de moord op Floris V. Wolfert van Borselen heeft dit te lage bod voor het verkrijgen van Hollands militaire hulp afgewezen. Hem persoonlijk deze politieke beslissing toe te rekenen meen ik te mogen gronden op de merkwaardige zinsnede in de akte-zelf, waarbij de beslissing der militaire regelingen in handen wordt gelegd van dominus Wulphardus... vel alii (maar van die alii wordt niemand bij name genoemd) en op de geldelijke beloning van vijftig ponden Vlaams per jaar die blijkens de Vlaamse rekening van 31 maart 1299 Wolfert van Borselen voor zijn bemoeiingen ontving.Ga naar voetnoot28 Een tweede ontwerp van verdrag ziet er voor Holland dan ook heel wat gunstiger uit.Ga naar voetnoot29 Al in de tweede bepaling wordt Jan I ontslagen van leenhulde voor Zeeland bewester Schelde en in de derde bepaling moet Vlaanderen zich zuiveren van de moord op Floris V en beloven de moordenaars geen asiel te verlenen. Het is in dit ontwerp dat de veiligheidszekeringen zo zichtbaar worden ingebouwd: de voordelen die Holland voor zijn hulp tegen Frankrijk erdoor zou verkrijgen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
worden beperkt tot het eigen nakroost van het jongetje Jan I, de ce char en indien li conteis eskeist a un de costé - lees: als Avesnes zou opvolgen - dan zou het verdrag niet meer van kracht zijn. Zoals gezegd, niet minder dan negenmaal zou deze beperking van de ce char in dit verdrag worden geplaatst.Ga naar voetnoot30 Ook hier was Wolfert van Borselen kennelijk weer de man die geacht werd de beslissingen te nemen: het zou geschieden comme... messires Wolfars disoi(en)t. Te verbazen behoeft deze macht van Wolfert van Borselen niet: niet alleen had wat wij als een soort Acte van Consulentschap aanduidden hem oppermachtig gemaaktGa naar voetnoot31 en was het gelukt Jan van Avesnes uit te schakelen, maar bovendien was deze laatste ver weg; naar het door Obreen opgestelde itinerarium verbleef hij in deze tijd in Zuidduitsland.Ga naar voetnoot32 Op basis van dit tweede ontwerp kwamen de eigenlijke verdragen tot stand, nadat eerst de formeel vereiste toestemming ten aanzien van de leenhulde van de Rooms Koning was verkregen.Ga naar voetnoot33 Ik kan de mening van Obreen niet delen als hij redeneert dat Gwijde van Vlaanderen hier dubbel spel speelde, omdat hij al 3 november daaraanvolgend zijn rechten op Zeeland die hij bij deze verdragen van dat voorjaar aan Jan I had afgestaan toen aan zijn zoon Robert gaf.Ga naar voetnoot34 Die term ‘dubbel spel’ is gebaseerd op finalisme, alsof Gwijde geweten zou hebben dat 1 augustus 1299 Wolfert van Borselen zou worden gelyncht en Jan van Avesnes diens plaats bij een soort tweede Acte van Consulentschap van 27 oktober zou innemen.Ga naar voetnoot35 Politiek realist die hij was kon Gwijde van Dampierre precies een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
week na die volmacht voor Jan van Avesnes toch moeilijk anders handelen dan hij deed. Om de hulp van Holland tegen Frankrijk te krijgen had Vlaanderen aan Wolfert de prijs van afzien van de leenhulde voor Zeeland bewester Schelde schoorvoetend betaald. Nu na de paleisrevolutie Wolfert van Borselen vervangen was door Jan van Avesnes, de trouwe bondgenoot van Frankrijk, had het verbond van Vlaanderen en Holland tégen Frankrijk geen enkele zin meer en nam Gwijde zijn toezegging die als prijs had gediend snel terug. Het graafschap ging dan nog wel niet terzijde - dat zou overigens nog maar twee weken duren - maar het gouvernement wel en dat was beslissend.Ga naar voetnoot36
Beperkten we ons in het bovenstaande tot de authentieke bronnen die uit binnen- en buitenlandse archieven door Kluit, Van den Bergh, Pols en Obreen onder de aandacht zijn gebracht,Ga naar voetnoot37 aan het slot van deze aantekening willen we nog enige aandacht aan de verhalende bronnen schenken. Het is bekend dat de oogst daarbij niet groot is en de Procurator rept zelfs van de eindfase van de lange strijd over Zeeland bewester Schelde met geen zin. De Annales Gandenses, Beka, de Procurator en de anonymus van de Rerum Hollandicarum wijden geen woord aan de diplomatieke onderhandelingen van 1299; de Clerc en de Dietse vermeerderde Beka wijzen slechts terloops op de Hollands-Brabantse verwikkelingen.Ga naar voetnoot38 Heel anders is het bij Stoke die in het vijfde boek van zijn Rijmkroniek deze periode behandelt.Ga naar voetnoot39 Wie de oorkonden van deze periode kent hérkent die vaak in Stoke's woorden, en wie ze niet kent loopt gevaar uit Stoke minder te putten dan deze biedt. Een voorbeeld: Hierboven werd er op gewezen dat in de overeenkomsten tussen Holland en Vlaanderen een beroep werd gedaan op de familietrouw, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
op de vinculum sanguinis, op de verhouding van de kleinzoon en diens avum karissimum. Stoke weet ervan: Jan I moet overtuigd worden dat hij beter met zijn grootvader een verbond kan sluiten (dat van maart 1299Ga naar voetnoot40) dan zich met een vreemde koning te verbinden (de akte betreffend een verdrag met de Franse koning van april 1298Ga naar voetnoot41): ‘Men hadt wel int vat gheghoten:
Emmer dat hi scoudich ware
Sinen maghen openbare
Te dienen, dan enen vreemden’Ga naar voetnoot42
Natuurlijk is er verschil. Dat ligt in de aard der zaak. In de eerste plaats had Stoke een heel andere bedoeling dan de stellers der akten; hij wilde vertellen, boeien. En in de tweede plaats: wie de akten opstelden wisten op dat moment de afloop niet, Stoke toen hij zijn Rijmkroniek schreef wel. Dat geeft zijn verhalen een andere kleur. Hij wist bijvoorbeeld dat de Vlaams-Hollandse onderhandelingen van het voorjaar van 1299 geen effect zouden sorteren omdat Jan I spoedig zou sterven; de oorkonders hielden daar - gelet op hun voorbehoud dat de verdragen voor de opvolgers van Jan I niet zouden gelden als die niet van sinen lechame waren - wel rekening mee, maar ze hebben niet kunnen weten dat dit na luttele maanden ook realiteit zou zijn. Stoke ziet heel dat samengaan van Holland met Vlaanderen in het perspectief van Vlaanderens aanval op Holland en Utrecht in 1304: ‘... wat rechte lach hem ant gone,
Dat hi woude sijns oems zone
Onterven ende siere moyen kint?
Ic weet wel, dat ment niet en vint
Yewer bescreven, dat Hollant
Soude behoren ter Vlaemscher hant’Ga naar voetnoot43
als de tegenhanger van de bovengeciteerde vinculum sanguinis, waarop de Vlamingen zo braaf appelleerden en hij projecteert hun trouweloosheid als het ware terug als hij de onderhandelingen over samengaan in 1299 verhaalt. De Vlaamse graven die met Jan I onderhandelden veinsden volkomen onschuldig te zijn aan de moord op Floris V | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en ze bezwoeren dat met een dure eed. Het was een koud kunstje, wilde Stoke suggereren, het kind Jan I te imponeren en zo liet het graafje zich bepraten en trok over Biervliet naar Gent om daar zijn karissimum avum te ontmoeten: ‘Doe quamen den grave lede gasten
Dat waren van Vlaendren sine omen.
Si baden, dat se God verdoemen
Moeste, of si gaven raet
Tot so jamerliker daet...’Ga naar voetnoot44, te weten de moord op
Floris V.
‘So moeste de duvel in hem varen
Des baden si al openbare,
Ende her Roebrecht swoert aldare.’Ga naar voetnoot45
Legt men naast dit verhaal de reeds eerder geciteerde akten dan valt op dat de onderhandelingen gevoerd zijn door sine omen, door Robbrecht ouste zoene sgraven van Vlaendren, Willem, Jan ende Guy... kindre des ghezeghets graven van Vlaendren,Ga naar voetnoot46 waarbij geëist werd ke li cuens de Flandres s' escusera de le mort et de le prison le comte de Hollande avoech ses enfans...Ga naar voetnoot47 Maar wat een kunst, wil Stoke duidelijk maken, voor zulke ervaren - om niet te zeggen doortrapte - grote kerels een kind te overtroeven: ‘Dat kint moste also ghedoghen
Nochtan sach hine noyt in doghen,
Hi ne sloech sijn oghen ter eerde neder,
Ende cume woude hi opsien weder...’Ga naar voetnoot48
De eindovereenkomsten tussen Vlaanderen en Holland eindigen beide met ghegheven te BiervlietGa naar voetnoot49 en Stoke schrijft in het vervolg van zijn verhaal: ‘Doe voer hi (Jan I) over te Biervliet.’Ga naar voetnoot50 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Men zou wel wensen dat Stoke's chronologische preciesheid die het verhaal van zijn zevende en achtste boek kenmerkt ook bij deze gebeurtenissen van het vijfde boek zou blijken. Maar hier is hij helaas minder exact. Met name ten aanzien van de vraag of de verbintenis met Frankrijk, waarvan ons - voor zover mij bekend - slechts één akte rest,Ga naar voetnoot51 doorkruist is door de Vlaamse pogingen Holland tot tegenstander van Frankrijk te maken, laat hij ons in het ongewisse. Voorzichtig gezegd: Stoke wekt de indruk dat de onderhandelingen met Frankrijk en die met Vlaanderen ongeveer gelijktijdig hebben plaats gehad. Gissenderwijs een poging tot concordantie:Ga naar voetnoot52
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tenslotte: de voorzichtige gissing op grond van de akten boven gedaan dat het verbond van Holland met Vlaanderen vooral het werk van Wolfert van Borselen geweest is,Ga naar voetnoot54 wordt door Stoke bevestigd: ‘Men dede dat haer Wolfaert woude’
‘Dit was te voren al bedreven
Dats her Wolfaert machtich was
Al hadde ghedacht yement das
Dat tander (het verbond met Frankrijk) beter hadde ghewesen
Men moeste hem volghen dus in desen...’
‘So was haer Wolfaert allene
Hoeft vanden rade alghemene’Ga naar voetnoot55
Mogelijk dat de nieuwe Stoke-uitgave, zo verlangend tegemoet gezien, weer wat meer licht kan brengen in deze vaak duistere materie. |
|