Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden. Deel 84
(1969)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 24]
| ||||||||||||||||||||
De diplomatieke reis van Daniël van der Meulen en Nicolaes Bruyninck naar het Duitse leger bij Emmerik, augustus 1599
| ||||||||||||||||||||
1. De Republiek en het Duitse RijkHet jaar 1599 lijkt slechts stilte te bieden voor de storm van Nieuwpoort - 1600. Toch is er een eigen en interessante climax. De Republiek der Verenigde Nederlanden is juist - we weten het sedert Fruin - glorieus te voorschijn getreden. Prins Maurits heeft een mooie Staatse tuin behoorlijk gesloten en de Republiek is via een alliantie door Frankrijk en Engeland als staat erkend. De hoogste posten zijn bezet door eminente deskundigen als Johan van Oldenbarnevelt (52) en Maurits van Nassau (31), die vooralsnog goed blijken samen te werken. Maar een doeltreffend bestuur is geen luxe. Opmerkelijk - in de bestaande litteratuur te weinig beschreven - is het feit dat naast de zo logische aandacht van het de facto regerende Holland voor | ||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| ||||||||||||||||||||
het zuiden in deze tijd ook grote interesse blijkt te bestaan voor het oosten. De Staatse contacten nemen weer toe met het oude Duitse Rijk, dat belangrijk is als elke buurman en voor Brussel/SpanjeGa naar voetnoot3 een aantrekkelijke invalspoort vormt in de afvallige Nederlanden. Het is op dit terrein, dat het jaar 1599 een eigen gezicht en die eigen climax laat zien. Van enige doeltreffendheid bij het bestuur is in het Duitse Rijk nauwelijks sprake door de ‘bijzondere’ politieke constellatie - een vage keizersfiguur, vorsten van verschillende soorten, bisschoppen van verschillende godsdiensten, kreitsen. Internationaal gezien is de positie van de enige bindende figuur Rudolf II, de ook naar persoonlijkheid zwakke keizer, bepaaldelijk angstig te noemen; de grote strijd tegen de Turken stagneert door gebrek aan het geld, dat moet komen uit het binnenland. Maar dat binnenland zelf biedt geen aangenamer beeld: vage intriges en triviale ruzies tussen de talloze vorsten en vorstjes, die meest geloofsgewijs zijn gegroepeerd. De latere historici plaatsen in deze tijd het beginnend succes van de contrareformatie; voorlopig is de protestantse partij der ‘Korrespondierenden’Ga naar voetnoot4 hoorbaar nog het meest aan het woord. Zonder constructieve gevolgen naar het schijnt; van duidelijke politiek of partijkeuze is al jaren geen sprake. Hoe diep het Heylighe Rijck is gezonken - zie de feiten van najaar 1598. De Spanjaarden onder Mendoza wagen een inval in de Noordelijke Nederlanden via Duitse bodem. Maurits maakt het onmogelijk. Mendoza slaat dan eenvoudig zijn winterkwartieren op in Westfalen; een complete ramp voor de bewoners, want Spanje lijdt chronisch geldgebrek en roept hun hulp in tegen dit euvel. Tijdgenoot Everhard van ReydGa naar voetnoot5 weet het - met Alva in het achterhoofd - roerend te beschrijven. Het Spaanse optreden schijnt inderdaad bar en boos te zijn geweest; de spectaculair-verraderlijke moord op de protestantse held graaf Ulrich von DaunGa naar voetnoot6 is een sinister hoogtepunt. Men- | ||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| ||||||||||||||||||||
doza ‘gedraagt zich’ volkomen als heerser van het gebied: inkwartieringen, verplichte leveringen etc., met grote kracht en strengheid. Het is een geweldige vernedering voor het oude, trotse Rijk, een vernedering die bovendien niet alleen staat: prins Maurits heeft de gewoonte tegen zijn vijanden op te treden waar die vijanden zich bevinden, nu dus óók op Duitse bodem. En Emden is een voorbeeld van een Duitse stad die zelfs preventief door Nederlanders is bezet ‘tot voorcomminge van alle onheil’Ga naar voetnoot7. Trouwens, de Staatse troepen worden in tegenstelling tot de Spaanse redelijk betaald, maar de ongelukkige bewoners van Westfalen merken niet zo heel veel verschil. Het soort soldaten is immers hetzelfde als bij Spanje: meest niet overbeschaafde Duitsers. De vernedering is totaal. Maar dan schijnt men toch niet alles te nemen in Duitsland. ‘De Duytsche Vorsten en des Rijc Creytzen hebben zeer vele Vergaderingen en 't samencomsten gehouden, om dese saken, so te Ceulen, Dortmund en Coblens, Bachrach tot Brunswijk en elders meer, en 't scheen dat sij de saken met groten ernst waren drijvende en ter herten namen, en wat groots wilden voornemen’Ga naar voetnoot8. Algemeen zichtbare gevolgen: soldaten worden in april 1599 verzameld; succes vier maanden later: de verovering op de Spanjaarden van zegge en schrijve één schans (Rijnberk)! De belangrijkste vergadering is 9 april 1599 te Koblenz ge eindigd. De protestantse meerderheid besluit na eindeloos touwtrekken, om via een gezamenlijk Duits leger de Duitse bodem van alle vreemde krijgslieden te zuiveren. De ‘neutralisten’ hebben gewonnen. De felste protestanten, solidair met de afvallige Nederlanden, willen meer, maar keizer en katholieken voorkomen dit. Het is een mooi resultaat van de grote diplomatieke activiteit door Spaanse gezanten in Duitsland, een tijd winnen en isoleren, waartegenover de andere partij, Den Haag, zich beperkt tot het schrijven van fraaie brieven. Tot augustus tenminste. | ||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| ||||||||||||||||||||
Reeds in april 1599 verlaat Mendoza alsnog het Rijk voor de inval in de Nederlanden waar hij eerst van had afgezien. Ergens heeft de Duitse activiteit in ieder geval toe bijgedragen. Maar verschillende Duitse grensplaatsen blijven rustig door Spanje bezet en ook het extreem mooie weer moet aan deze vroege aftocht in verdachte mate debet zijn geweest. Prins Maurits raakt echter in een moeilijke situatie, zijn soldaten moeten van overal komen en dat maakt hem gevaarlijk laat startklaar tegen Mendoza's in de winterkwartieren gereedgebleven 20.000. De Bommelerwaard blijkt het strategisch doel van de inval. Met listig aarzelen weet de meester-generaal het voordeel van tijd te keren: na drie maanden is Mendoza naar het eigen zuiden verdreven en zijn slechts enkele Duitse grenssteden nog in handen van Spaanse troepen. Zelfs worden sommige Duitse steden veroverd door de Nederlanders - bezèt blijven ze echter ook dan.Ga naar voetnoot9 Ondertussen gaat de vorming van een Duits leger verder ondanks de interne verdeeldheid, de vleiende en inderdaad niet geheel ongenegen diplomatie van Brussel en het vroege vertrek van Mendoza. De verwachtingen verminderen echter met de tijd. De anti-Spaans gezinde en goed-geïnformeerde Franse gezant te Den Haag Paul Choart heer van Buzanval schrijft taxerend: il ‘est à espérer un grand bien’ (17 februari 1599), ‘ce me fust grand plaisir d'entendre les advis que me mandies d'Alemaigne’ (14 maart), ‘ces gens vont à reculons’ (15 april), ‘ce sera grand miracle s'il réussit bien de tout ce mesnasge’ (14 mei);Ga naar voetnoot10 en over leiders als Maurits landgraaf van Hessen en Hendrik Julius hertog van Brunswijk: ‘ilz commancent à sentir l'un et l'autre que la besongne qu'ilz ont commancée n'est pas jeu’ (29 juli).Ga naar voetnoot11 Het succes van een verbonden leger staat of valt natuurlijk met de leiding. Hier spitsen zich de Duitse moeilijkheden toe. Vooral Hessen en Brunswijk betwisten elkaar van het begin af de opperste eer. De kandidatuur van de enige vorst met oorlogservaring, Christiaan von Anhalt, verzinkt in de hof- en familiechaos. Christiaan had ook te duidelijk te veel gewild: gezamenlijk krachtig optreden met de Nederlanden tegen Spanje en Keizer. Uiteindelijk wordt dan maar tot opperbevelhebber gekozen de krijgsoverste van het voornaamste slachtoffer Westfalen. Dat is | ||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| ||||||||||||||||||||
de vriendelijke graaf Simon VI van Lippe, een man van geringe ervaring, vol goede wil, zonder - hij erkent het ronduit - krijgsmanshersenen, maar open voor raad. In juni 1599 oordeelt koopman Daniël van der Meulen, door een reis goed op de hoogte: ‘il est Seigneur de bonne volonté, mais crû à tel mestier, et la force de ses reins n'est pas pour soutenir un tel poix, principalement l'authorité venant à manquer’.Ga naar voetnoot12 Buzanval heeft op 25 maart al geschreven: ‘le conte de Lippe joue bien le double personage’,Ga naar voetnoot13 het waarheidsgehalte van dit bericht blijft omstreden, het gerucht is bij zo'n persoonlijkheid tekenend genoeg. De werkelijke leiding van het leger ligt spoedig de facto in handen van de vechtgraven Philips van Hohenlohe, en George Everhard van Solms, die als legeraanvoerders door de Nederlandse Staten zijn uitgeleend. Maar ook zij zijn het vaak oneens. Als in juli 1599 een Duits verbonden leger van 15.000 à 20.000 manGa naar voetnoot14, ‘betaald’ door de vorsten van Hessen, Brunswijk en Brandenburg (het krijgsvolk van de slachtoffers Westfalen, Gulik, Kleef is n.b. nooit verschenen)Ga naar voetnoot15, in de buurt van Emmerik wordt verzameld, intrigeren de officieren, de soldaten schreeuwen om brood - terwijl dichtbij overvloed is. Onzekerheid, muiterij, desertie. De Duitse toebereidselen zouden in principe een interessante bijdrage hebben kunnen leveren tot een betere verhouding tussen de Noordelijke Nederlanden en het Duitse Rijk. De realiteit wekt echter twijfels en de Staten, heel goed op de hoogte, trekken hieruit zeer nuchtere consequenties: de diplomatieke politiek is juist in deze tijd bewust passief. Omstreeks 1590 al gaat - zo we zagen - de aandacht van de afvallige Nederlanden naar het oosten. Er komen dan natuurlijk serieuze pogingen van de Staten-Generaal om de oorlog tegen Spanje ook uit te breiden met deelname van de Duitse vorstenburen. Uitbreiding van de oorlog is een groot algemeen doel van de Staten in deze tijd. Het nut is duidelijk, de mogelijkheden lijken dat eveneens: de daden van Spanje worden ook in het Rijk aan den lijve ge- | ||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| ||||||||||||||||||||
voeld en de persoonlijke banden via Nassau doen zeker iets verwachten. De Republiek wint aan macht en aantrekkingskracht gedurende de ‘tien jaren’, en een eerste hoogtepunt in de Duitsgerichte activiteiten is waarneembaar als getracht wordt Duitse vorsten rechtstreeks te betrekken in de fameuze erkenningsalliantie van de Republiek met Engeland en Frankrijk (1596). De Klevenaar Dr. Wyer is dan de energieke Staatse gezant van augustus 1597 tot juli 1598.Ga naar voetnoot16 Hoewel de oorlog steeds duidelijker bij het bereiken van Duitse bodem geen pas op de plaats wil maken, reikt Oldenbarnevelt's genialiteit toch niet over deze Duitse grenzen: alle Staatse overredingskunst wordt gefrustreerd. De realistisch denkende Republiek verandert van tactiek. Het idee van een gezamenlijk Staats-Duits offensief wordt, hoe voor de hand liggend ook, in het rijk der dromen gelaten, en de regering bekeert zich tot een consequent afwachtende houding, die slechts door brieven vol medeleven wordt verbroken: ‘laet uwe herten ontsteecken door 't ellendich klagen, schreyen ende kermen van uwe bedreyghde ende onderdruckte Rijcks Ledematen, van soo veel geschende Vrouwen ende Jofvrouwen, ende van 't vergootene bloed der onschuldigen’.Ga naar voetnoot17 Het zijn woorden en niet meer. Ondanks kritische aansporing door Buzanval bv. worden géén gezanten gezonden. Zelfs na Mendoza's hardvochtigheid en het Duitse verzet hiertegen (rijksban, verzameling van een leger) zenden de Staten geen enkele officiële missie. Het is zeker opmerkelijk, want Spáánse gezanten intrigeren overal. Maar de sceptische berichten van Jan de OudeGa naar voetnoot18 over de Duitse gang van zaken geven de heren Staten geen aanleiding om hun politiek te wijzigen, al blijft men te Den Haag bepaald geinteresseerd en goed op de hoogte,Ga naar voetnoot19 en al steunt men incidenteel met militaire uitrusting en voedsel.Ga naar voetnoot20 De directe oorzaken van deze Staatse gedragslijn liggen volgens tijdgenoot Van ReydGa naar voetnoot21 in al te veel teleurstelling, vrees voor Duitse aandrang op de niet gewenste vrede met Spanje en berekenende angst voor matiging in het ruwe dus haatzaaiende optreden van Mendoza op Duitse bodem als deze zou horen van | ||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| ||||||||||||||||||||
Staatse diplomatieke activiteit. ‘Dus sweghen die Staten plat stil en saghen niet ongheern, dattet Rijck en Spanien malkander wat harder mochten stoten’. Toch ontbreekt het de Staten over het algemeen niet aan durf; het is de grote tijd van Oldenbarnevelt. De belangrijkste oorzaak van de passieve tactiek ligt voor de hand: het college der Staten noch de stadhouders zien veel in het Heylighe Rijck als nuttig en betrouwbaar partner voor degelijke samenwerking; de Duitse mogelijkheden verliest men niet uit het oog, maar ze zijn gewoon nog te onduidelijk. Zij gaan trouwens - voor zover er sprake is van voortgang - voorlopig in een niet ongunstige richting. De Republiek blijft attent op een gecombineerd strategisch offensief.Ga naar voetnoot22 Maar de tijd van werkelijk beslissen is nog niet gekomen. | ||||||||||||||||||||
2. Nicolaes Bruyninck en Daniël van der MeulenIn de vroege morgen van 10 augustus 1599, tussen twee en drie uur, vertrekt plotseling toch een tweetal gezanten annex gevolg naar Duitsland.Ga naar voetnoot23 Oldenbarnevelt zelf rijdt mee in de koetsen tot de Bommelerwaard, waar nog haastig maar breed overleg wordt gepleegd met Maurits, de gezanten en vele raadsheren. Het wordt een officiële missie, voorzien van uitgebreide geloofsbrieven en gezonden namens Staten en Prins in soepel onderling overleg. (De ambivalente positie van de stadhouder in het Nederlandse staatsbestel blijkt ook hier, maar levert geen problemen op.) Zowel de Staten als de Prins zullen apart rapporten ontvangen; de brieven aan Maurits zijn daarbij talrijker, informeler en met meer militaire feiten - zij worden eerder verzonden. Directe bemoeienis met de missie in het Duitse legerkamp is er uitsluitend - in geringe mate - van de kant van de Prins (zie bijlage I)Ga naar voetnoot24. Ook de geschiedenis van het besluit om de missie te zenden laat een voortdurend samenspel zien tussen Staten en Nassau. De reis betekent dus een kleine revolutie. Oldenbarnevelt was tot dan toe consequent gebleven in zijn passieve houding. Nog op 11 juli 1599 heeft men in Den Haag een verzoek van de vijf | ||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| ||||||||||||||||||||
Duitse kreitzen ontvangen om althans gezanten te mogen zendenGa naar voetnoot25; het antwoord klinkt nauwelijks dubbelzinnig: U weet alles al, zonde van de moeite! Een nieuw en nadrukkelijk verzoek (nu om zelf dan gezanten te zenden) bereikt de Staten op 29 juli via Maurits; ‘nochtans om te betoonen het respect’ besluiten de heren om te ‘letten op eenige bequame persoonen’.Ga naar voetnoot26 De werkelijk positieve beslissing brengt pas de oude graaf Jan van Nassau, een belangrijk contactpersoon in de hele Duitse kwestie. Diens nader advies geeft via graaf Willem Lodewijk op 30 juli in de Vergadering plotseling de doorslag en de snelheid: diezelfde dag nog ontvangen Nicolaes Bruyninck en Daniël van der Meulen hun nominatie.Ga naar voetnoot27 Ook de Nassau's hadden overigens lang geaarzeld. Op 1 april 1599 gaan de gedachten van Jan de Oude bijvoorbeeld in een brief aan Willem Lodewijk bepaald pessimistisch in de richting van ‘der thurm zue Babylon’.Ga naar voetnoot28 De ‘besluiten’ te Koblenz hebben daar niet veel aan veranderd. De oorzaak van de ommekeer is simpel. Er nadert nu eindelijk concrete Duitse actie: belegering van de stad Rees. Nabij komt de tijd van beslissing, positief of negatief. Staatse aanwezigheid is dan natuurlijk vereist en de missie wordt onmiddellijk gezonden. Het is een interessant tijdstip voor een diplomatieke reis. Het bijzondere karakter van deze onderneming bepaalt ook de keuze van de gezanten. Vrijwel direct nomineren de Staten ‘eenparichlyck’Ga naar voetnoot29 Bruyninck en Van der Meulen. Nicolaes Bruyninck kan als een bescheiden ‘Huygens’ worden beschouwd, hij wordt al genoemd als secretaris van Willem I.Ga naar voetnoot30 Later vervult hij talrijke opdrachten namens de Staten; hij blijkt ook Raad van Brabant te zijn geweest. Zijn positie is nu aanzienlijk: ‘raetsheer’, ‘Raedt van Zijne Excellentie’.Ga naar voetnoot31 Of hier sprake is van een vaste raad blijft overigens onduidelijk, in ieder geval kan Bruyninck gerangschikt worden onder de autoriteiten uit de naaste omgeving van de Prins, een vrij bepaalde kring waartoe ook Van der Meulen's oude vriend Andries Hessels behoort. ‘Nous susmes asserviz’, schrijft Andries in een | ||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| ||||||||||||||||||||
filosofische bui, ‘mercenaires’.Ga naar voetnoot32 Zijn maatschappelijke positie is de reden dat Bruyninck steeds vóór Van der Meulen wordt genoemd, zoals Maurits voor de Staten. Van wezenlijk leiderschap blijkt niets; integendeel. Zijn nominatie beantwoordt Bruyninck onmiddellijk toestemmend als behorend tot de ‘devoirs et obligations’ ondanks ‘de la difficulté beaucoup’.Ga naar voetnoot33 Een meer speciale hoedanigheid, die tot de benoeming heeft geleid, is niet merkbaar. In tegenstelling allemaal tot Daniël van der Meulen, de koopman uit Leiden.Ga naar voetnoot34 Hij probeert te weigeren vanwege ‘particuliere affairen’.Ga naar voetnoot35 Onderhandelen in het Duitsland van deze tijd wordt als een moeilijk en tijdrovend karwei gezien. De Hoogmogenden dringen echter aan: ‘soo verhoopen wij, dat ghij (...) niet en sult begeren ons desen dienst voor eenes cleynes tijt te weygeren, maer vele meer Uwe particuliere saken daernae disponieren’.Ga naar voetnoot36 Men wordt het uiteindelijk eens via enige dagen uitstel. Het is een concessie met tegenzin, maar de heren Staten stellen duidelijk bijzonder prijs op Van der Meulen's ‘dienst van de generaliteyt’ op grond van zijn gebleken kwaliteiten en brede connectiesGa naar voetnoot37, maar vooral ook vanwege zijn directe succesvolle ervaring met Duitsland. De vorige maand reisde hij nog particulier in het Rijnland en zijn waarnemingen hadden tot interessante inlichtingen geleid aan Oldenbarnevelt en Maurits via raadsheer Andries Hessels.Ga naar voetnoot38 Zo waardevol zijn deze inlichtingen gebleken, dat Oldenbarnevelt en Maurits op grond daarvan - en niet eens op bijzondere voorspraak van Hessels - Van der Meulen om zijn diensten verzoeken. Andries Hessels hoort van de hele nominatie pas later.Ga naar voetnoot39 De reputatie van de koopman uit Leiden is niet gering.Ga naar voetnoot40 | ||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| ||||||||||||||||||||
3. InstructieGa naar voetnoot41Reeds tijdens het vooroverleg klaagt Bruyninck bij Van der Meulen: ‘Je crains les Seigneurs par delà (nl. de Duitse vorsten FB) tiendront ceste légation ung peu maigres’.Ga naar voetnoot42 De instructie lijkt hem gelijk te geven: er wordt vrijwel niets in geboden. Toeschietelijk is de Republiek nog steeds niet bepaald, want gevraagd wordt er des te meer: krachtdadig optreden tegen Spanje/Brussel, principiële eensgezindheid met de Republiek, billijking van de Staatse daden op Duits grondgebied. En er was - naar we zagen - enige voortvarendheid te verdedigen. De Staten echter, ‘weetende en siende des vijandts voirnemen nyet alleen tegens dese landen (nl. de Noordelijke Nederlanden FB), maer selffs tegens de Lidtmaten des heyligen Rijcx te strecken’, bevinden hun geweten gedekt; het gebeurde immers allemaal ‘onder belofte nochtans, dat het perickel van den vijandt cesserende, dezelve plaetssen terstondt souden wordden gerestitueerd, gelijck nyet alleen gepresenteert, maer daertoe datelycke ordre gegeven is geweest’. Deze verontschuldigende argumentatie, inclusief zelfs het ‘datelycke ordre’, kan door Den Haag toch wel met recht worden gebezigd. De restitutie van de Duitse plaatsen is actueel. Het ontstaan van een Duits leger, een machtsfactor, heeft hiertoe bijgedragen. De restitutie wordt inderdaad bezien door de beide machten die Duitse steden bezet houden, door Brussel en door de Staten. De Háágse Hoogmogenden zijn zelfs begonnen met de teruggave nu Mendoza naar het zuiden is verdreven. Het tolhuis Lobith is juist twee dagen overgeleverd als Bruyninck en Van der Meulen het op hun reis bereiken (13 augustus).Ga naar voetnoot43 Augustus 1599 is niet zonder belang voor de geschiedenis van de Nederlands-Duitse grens. De instructie zegt: ‘soo verre eenige pretensiën van de Rijcke op eenige lidmaten van den Nederlanden souden mogen voirgebracht wordden, sullen met alle civiliteyt aerbeyden omme daer op niet te commen ten eenige communicatie’; de Staten staan op hun stuk. Er mag slechts worden gesproken over één plaats, Schenkenschans, de om- | ||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| ||||||||||||||||||||
streden en begeerde sterkte die de Staten in 1586 hadden opgeworpen om de Spanjaarden te ‘prevenieren’; op Gelderse of op Kleefse grond? Hier noch op het punt van de schadevergoeding noch bij de garantie voor de toekomst bevat de instructie ook maar mogelijkheden tot concessies. Slechts summiere argumenten en bewijzen ter rechtvaardiging vinden vermelding in dit stuk voor de gezanten persoonlijk. Een verzoek om meer gedetailleerde gegevens, door de genomineerden nadrukkelijk gedaan, wordt als ‘deze zaecke weeten die geïnteresseerde zoe wel’ afgeketst.Ga naar voetnoot44 De Spaanse inval geschiedde ‘in moetwillige offentie’, maar de Nederlandse ‘tot deser landen nootelycke defentie’ etc. Veel opwekking tot vertrouwen en voortzetting van de principieel gezamenlijke strijd: Spanje bedreigt niet alleen de Nederlandse gewesten, maar ‘alle Potentaten van Europa’; ook de Duitsers zullen niet ontkomen in vrede aan de wraak van de ‘soo hoochvaerdige ende vindicatieve natie, die nyet en vergeeft oft vergeet’. Slechts twee verzoekjes zijn concreet: 1). Berk, Rees en Gennep moeten worden heroverd door het Duitse leger; 2). zijn de vorsten niet in staat een goed leger in stand te houden, men geve de Staten ‘hondertduysent Rijcxdaelders maentlyck’, en zij zullen er prima voor zorgen. Een waarborg voor verdere noodgevallen. Twee punten, eenvoudig èn.... tegenstrijdig. Maar zij zullen de sleutel blijken te bieden. Dus: hartelijke beleefdheid en respect voor ‘den heylighen Rijcke ende Duytsche nation’, handen die leeg zijn en blijven. De gezanten gaan zonder veel speelruimte: ‘ung légation peu maigres’.Ga naar voetnoot45 Bijzonder grote ijver om een buurman-bondgenoot tegen de grote vijand te winnen resp. bevestigen kan dit nauwelijks worden genoemd. Is het nuchtere zelfverzekerdheid en helder inzicht in de geringe Duitse kracht? Of argwaan, ‘il fault dire que leur desseing aille plus loin’; Van der Meulen heeft dat reeds op 6 juni geschrevenGa naar voetnoot46 en blijkens zijn nadrukkelijke benoeming is hij serieus genomen.Ga naar voetnoot47 | ||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| ||||||||||||||||||||
4. OnderhandelingenWij kunnen de activiteiten van de gezanten in het Duitse kampGa naar voetnoot48 tweeledig zien: naast het officiële onderhandelen moeten zij zoveel mogelijk informaties verzamelen en zelf politiek bedrijven door bepaalde Duitse acties te stimuleren. Dit tonen de negen, merendeels lange, brieven die bewaard zijn gebleven.Ga naar voetnoot49 Op zondag 15 augustus worden de gezanten ontvangen door vier Duitse gedeputeerden, de heren Durchstetel (Hessen), Isaac Craft (Brandenburg), Christoffel Kunigsmerck (Brunswijk) en woordvoerder Dr. Amandus Rutterscheyt, kanselier van de Graaf van Lippe.Ga naar voetnoot50 Het gehoor geschiedt volgens de regelen der diplomatieke kunst: Bruyninck en Van der Meulen schetsen de Nederlandse strijd voor de ‘gemeyne christelycke zaecke’ tegen de ‘Spaensche tirannye’; zij prijzen de ‘loffelycke resolutie bij de Vorsten, Heeren ende Correspondentzcreytzen ten zelven eynde genomen’, een ‘heerlyck werk’. Hierop zonderen de vier gedeputeerden zich af. Dan geeft ook Dr. Rutterscheyt een fraai overzicht: de Staten zij dank voor hun ‘sunderlinge wel geneychde affectie’. De concreta germanica blijken te zijn: 1). om het gehele Duitse grondgebied weer Duits te maken moet de Schenkenschans worden gerestitueerd; 2). schadevergoeding voor het optreden van Staatse soldaten op Duitse bodem; 3). afschaffing der licenten; 4). garantie om in de toekomst niet weer op Duits gebied te gaan oorlogen. Het zijn slechts weinig punten en volgens de Nederlanders gaat het in feite om één | ||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| ||||||||||||||||||||
zaak: schadevergoeding. Een dispuut ‘avecques grande véhémence’ vindt plaats. Bruyninck en Van der Meulen moeten zich ‘ten vuytersten’ inspannen. De Staten betraden, zo betogen zij, niet zonder noodzaak Duits grondgebied. Trouwens, was het nog wel Duitse bodem? Zij menen, ‘dat naerdyen den vijant de steden ende landen, onder 't Rijck geseten, hadde met gewelt ende macht van wapenen geïnvadeert ende geoccupeert, alsulcke landen ende steden nyet meer Rijcx maer des vijants waeren’. Het is een theorie. Maar de Duitsers zijn niet te overtuigen: het kwaad exempel van Spanje gaf de Staten nog geen vrijbrief, betogen de vier gedeputeerden. De Staatse gezanten zijn verrast door de geringe nadruk op de oude zaak-Schenkenschans; zij hebben zich in deze richting grondig voorbereid. Evenmin wordt het traditionele balletje opgeworpen over restitutie van de plaatsen, die geüsurpeerd waren door Karel V; zelfs de aanvechtbare kwestie-EmdenGa naar voetnoot51 blijkt niemand iets te kunnen schelen. De vraag naar het waarom van de nadruk op schadevergoeding intrigeert ons èn de gezanten. Weinige uren na de conferentie komen Bruyninck en Van der Meulen tot een simpele theorie via enige particulieren, ‘die wij (...) beters waeren betrouwende’: de Duitse heren denken op deze wijze gewoon ‘eenige penningen van mijnheeren den Staten-Generael (...) te trecken’ (aan Oldenbarnevelt); ‘prétexte’ (aan Maurits). De partijen gaan uit elkaar en niet voor 20 augustus zal het uiteindelijke Duitse antwoord komen. Er is vooralsnog weinig bereikt. Voor Bruyninck en Van der Meulen staat zelfs niet vast dat de punten, die men ditmaal ter zijde heeft gelaten, inderdaad geen punten meer zijn. Het feit dat van de reeks ingewikkelde kwesties inzake de verhouding Republiek - Duitse Rijk slechts een eventuele schadevergoeding nadruk en interesse heeft gekregen, is wel èrg teleurstellend. Bovendien lanceert graaf Simon tegenover Van der Meulen tijdens een maaltijd (het is Maria Hemelvaart) een aarzelende vredesduif richting Spanje - tot nog grotere ongerustheid van de gezanten. De gezanten werpen zich vervolgens met veel energie op het andere deel van hun taak, het informeren en stimuleren, dat weldra het belangrijkst zal blijken te zijn. Dagelijks rijden zij naar het legerkamp voor informeel overleg over de politieke stand van zaken en de eventuele mogelijkheden van het Duitse | ||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| ||||||||||||||||||||
leger. Samenwerking tussen de Republiek en de protestantse Rijksvorsten ligt al zo lang zo duidelijk voor de hand, eenvoudig als gevolg van de dreiging en daden vanuit Brussel. Tot nog toe is er niets van gekomen. Eindelijk is een Duits leger ontstaan als een werkelijke machtsfactor. Het punt van de Staats-Duitse samenwerking is daarmee wel actueler, maar toch niet gemakkelijker geworden: een Duits leger bestaat weliswaar, maar talloze onzekerheden bestaan eveneens - en hoe. De Staatse politici zien zich geplaatst tegenover moeilijke en, naar spoedig zal blijken, bepaald merkwaardige problemen. Wedt men wel op het goede paard door het Duitse leger te steunen (men helpt met voedsel, uitrusting, officieren)? Loopt zo de weg naar samenwerking met resultaat (gezamenlijk strategisch offensief)? Of is de hele Duitse onderneming bij voorbaat tot mislukken gedoemd en kan de Republiek zich beter afzijdig houden? Krachten zijn echter opgeroepen; dat staat aan de andere kant. Zij zouden positief kunnen werken en de Staten kunnen zich ook niet permitteren een eventuele boot te missen. Stimuleren dus van Duitse militaire actie? Een keuze is moeilijk te maken. Het is duidelijk dat een beslissende rol wordt gespeeld door de werkelijke aard en de mate van de onzekerheden rondom het leger. Er is dringend behoefte aan betrouwbare informaties over de toestand van het leger, maar ook over de vorderingen van de Spaanse diplomatie, die deze toestand of zelfs het bestaan van het leger als zodanig kunnen bepalen. Het jaar 1599 biedt in het meer politieke vlak een subtiel diplomatiek spel van tempi: de Republiek weet de enige kans in snelle Duitse actie, Spanje/Brussel daartegenover, zeer actief op Duitse bodem, poogt voortdurend te vertragen. In augustus beleven we ook van dit spel een nerveus hoogtepunt. De gezanten Bruyninck en Van der Meulen zijn belangrijke pionnen: ‘nous taschons de faire prouffit de tout, estimans que Vostre Excellence (nl. Maurits FB) entend d'estre aussi informé de tout’. Een groteske mengeling van beoordelingen en detailberichten, haastig opgeschreven, steeds weer aangevuld, bereikt uit het kamp de intens geïnteresseerde Staatse leiders, die de beslissing zullen moeten nemen. De toestand van het Duitse leger blijft ondertussen tragisch en zonder variatie: ‘elle n'est pas pour durer beaucop’ (16 augustus), ‘ceste armée ne nous semble qu'une vraye chimère (17 augustus), ‘bref il y a faillit de tout’, ‘continuatie van de disordre ende generalen onwille’ (19 augustus); geen geld, geen | ||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| ||||||||||||||||||||
leiding. Geld wordt voortdurend toegezegd doch zelden gebracht; opperbevelhebber Graaf Simon van Lippe is helemaal ondergegaan in het moeras der intriges. Drie compagnieën van de Graaf van Hohenlohe verkeren in staat van muiterij.Ga naar voetnoot52 Het is een somber beeld dat door de gezanten wordt geschilderd. De gevolgen van deze toestand zijn merkwaardig en politiek gezien gevaarlijk veelzijdig. Dagelijks verdwijnen namelijk soldaten naar lichtingen van de Spanjaarden, ‘l'ennemy faict les levées dans le camp mesmes’. Weldra wordt dit voor de gezanten het centrale probleem. Volgens de instructie moeten zij - het zijn kleine onopvallende opmerkingen slechts na veel politiek-godsdienstige bombast - concreet erop aandringen, dat het Duitse leger de stadjes Rees en Gennep zal heroveren op de Spanjaarden (stimuleren dus), maar even verder staat óók: als de vorsten niet in staat blijken te zijn zelf een leger in stand te houden, willen de Staten deze zorg graag zelf op zich nemen, met als Duitse bijdrage tot de ‘samenwerking’ geld. Ook die ontwikkeling moet zonodig worden gestimuleerd. Het zijn deze zinnetjes in de instructie, die ondanks hun geringe grandeur de sleutel vormen tot de politiek van de Republiek. Maurits en Oldenbarnevelt varen ook hier ‘realpolitisch’ een koel overwogen koers. Doel: gezamenlijk strategisch offensief tegen Spanje.Ga naar voetnoot53 Methode: óf naast elkaar met twee legers óf slechts één leger van de Staten met geld van Duitse zijde als bijdrage tot de samenwerking.Ga naar voetnoot54 Zo koerst de Staatse politiek richting Duitsland in deze tijd van climaxen. Op het eerste gezicht lijkt hier geen sprake te zijn van een werkelijk alternatieve keuze: het Duitse leger bestáát, zoals dat van de Staten. Maar: het Duitse leger moet zich na maanden van existentie nog altijd waar maken in daden. De Staten staan voor een dilemma, want niet alleen het wel/niet succes van het leger op zichzelf is punt van overweging. Het leger bestaat en dat kan heel schitterend worden, maar ook... het rampzalig tegendeel. Het is de grote en niet irreële angst van de Republiek, dat veel van de moeizaam verzamelde Duitse soldaten bij eventueel uiteenvallen van de troep niet zo maar, in burgerpas, | ||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| ||||||||||||||||||||
vredig terug zullen willen keren naar het ouderlijk boerenerf of de wachtende eega, maar... zullen overlopen naar de tegenpartij. Zo'n versterking zou fataal kunnen zijn; Spanje is nog allerminst verslagen. Dreigt in één jaar een tweede invasie? Het gevaar van overname door Spanje van de Duitse huursoldaten interesseert de Staten eigenlijk veel meer dan de eventuele liquidatie van het Duitse leger op zichzelf. Slechts op twee manieren - zo redeneert men - zou dit gevaar kunnen worden bezworen: door snelle eigen actie van Duitse zijde (Rees, Gennep) òf door... opname in het eigen Staatse leger! Als Bruyninck en Van der Meulen ernstig rekening houden met de mogelijkheid van een Spaans diplomatiek succes, dus vrede, dus liquidatie van het Duitse leger, oordelen zij op 16 augustus: ‘souls correction que c'est temps de traicter avecques les chefs et gens qu'on pense employer pour le service de Vostre Excellence et Messeigneurs les Estats’. Nuchter wordt overwogen het Duitse leger voor Maurits aan te werven, weg te kopen, geheel of gedeeltelijk, goedschiks of kwaadschiks. Eventueel meteen. Het woord dilemma is niet overdreven. De toekomst van de Duitse soldaten is een als zo essentiëel beschouwde kwestie, dat zelfs de gesprekken over tegenprestaties in de vorm van Duits geld achterwege zouden kunnen blijven volgens kóópman Van der Meulen, gezant van de hándelsrepubliek, ‘quant on auroyt tiré à soy les reliques de ce naufrage’. Bruyninck en Van der Meulen bespreken deze merkwaardige kwestie nauwelijks verholen en zonder veel schaamte in het legerkamp, met gedeputeerde Durchstetel (privé) bijvoorbeeld. Het is typerend voor de stemming. Voorlopig blijft het echter bij gesprekken resp. intriges, het dilemma is nog onoplosbaar. De voor- en nadelen wegen nog tegen elkaar op en een beslissing wordt uitgesteld, als er toch iets schijnt te gaan gebeuren. De partijen concentreren zich op het lot van de stadjes Gennep en Rees, oppida fatalia. Hier moet de beslissing vallen, politiek of militair. De langdurige Spaans-Duitse onderhandelingstraditie wordt aanvankelijk nog geanimeerd voortgezet, te Rees met de Spaanse bevelhebber graaf Herman van den BergGa naar voetnoot55, en vooral in het legerkamp, vaak semi-officiëel. Kardinaal Andreas, plaatsvervanger van aartshertog Albertus, speelt vanuit Brussel een listig spel van verlokkingen. Hij zendt uit | ||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| ||||||||||||||||||||
het gezelschap van graaf Herman Dr. Deyenberg naar het legerkamp en deze vindt weldra gehoor op 17 augustus. De Doctor biedt royaal volledige genoegdoening aan, hij erkent: de Spanjaarden bezetten de Duitse plaatsen ‘impro titulo’; hij belooft: onmiddellijke restitutie met schadeyergoeding en garanties! Verbijstering bij de een, hoera bij de ander. Maar de volgende dag heeft Deyenberg zijn voorwaarden bij de hand: natuurlijk moeten de Staten eerst even de Schenkenschans teruggeven. Wie eerst? ‘Tout le monde, cognissant que l'Espagnol ne taschoyt qu'à gagner temps, a esté fort irrité de ceste procedure’. Woensdag 18 augustus vertrekt de Doctor weer uit het kamp met drie dagen tijd voor nadere instructies. Het is maar een voorbeeld. Ook Bruyninck en Van der Meulen blijven bezig met hun gecompliceerde activiteiten. Moeten we de vorsten niet persoonlijk gaan bezoeken, zo vragen zij zich af. Moet één van ons terug naar de Prins voor mondeling overleg? De duidelijk interpreteerbare feiten blijven uit; dat is de grote moeilijkheid. Het leger waagt nog steeds geen actie, het valt ook niet geheel uiteen. Dan gaat er militair eindelijk iets geschieden. De Graaf van Hohenlohe, die in nauw contact staat met de Prins, zit toch niet stil; het dagelijks overleg met de gezanten is hier niet vreemd aan geweest. Gennep wordt bezet. Die plaats is door de Spanjaarden vrijwillig verlaten; ‘n'est pas pour bailler goust’, zeggen de gezanten koel: een zet in de koude oorlog. Maar de militaire planning gaat nu verder: beleg van Rees. Toevallig is deze kleine versterkte stad gelegen op het kruispunt van aller berekening, als intens verbeid toppunt van een lange climax. De voorbereidingen gebeuren. Een brug wordt gelegd. Er heerst enige chaos, dat wel, maar het beleg is inderdaad aanstaande. Heel de Staatse politiek van deze tijd en daarmee de missie van Bruyninck en Van der Meulen, wordt beheerst door die moeizame tweeslachtigheid van niet kunnen kiezen en wèrkelijk niet kunnen kiezen. En niet door besluiteloosheid: de doelstellingen waren nuchter en zelfbewust genoeg. Is er toekomst voor de samenwerking? In welke vorm? Aan de ene kant adviseren de gezanten herhaaldelijk tot werving door de Staten van althans een deel van het Duitse leger, een treffende interpretatie zeker van militaire samenwerking. Noord-Nederlandse Realpolitik tegenover Duitsland. Aan de andere kant melden Bruyninck en Van der Meulen ook voortdurend met enig optimisme de militaire vooruitgang richting Rees en dat betekent | ||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| ||||||||||||||||||||
perspectief voor de meer ‘orthodoxe’ vorm van militaire coöperatie. Het optimisme inzake het laatste punt heeft op Maurits en Oldenbarnevelt de grootste invloed uitgeoefend. Zó zou ook de meest normale weg hebben gelopen. Er wordt gewacht op de gebeurtenissen bij Rees.
‘Deses dach is ons hope gegeven’, schrijven Bruyninck en Van der Meulen op 19 augustus aan Oldenbarnevelt, hóóp op een nieuw officieel gehoor. Inderdaad brengt de volgende dag een trompetter de uitnodiging: komt vanmiddag om 3 uur in het kamp.Ga naar voetnoot56 Daar wordt de gezanten een schriftelijk antwoord overhandigd, een memorandum van vijf bladzijden.Ga naar voetnoot57 De missie eindigt op deze manier abrupt, de volgende dag vertrekken Bruyninck en Van der Meulen. De inhoud van het memorandum is er naar, we zien de vier bekende Duitse eisen gewoon onverminderd gehandhaafd. Over het dubieuze ‘penningen trecken’ worden we niets wijzer, de eis tot schadevergoeding is normaal punt twee gebleven. Met klem hopen Opperbevelhebber en Leden van de Krijgsraad dat ‘de heeren Staten hun over dese vier poincten naar recht en billicheyt zullen verclaeren, alsoe haere richtige ende ronde resolutie ten spoedichsten verwacht wordt’. Voor dertien ponden en tien stuivers brengen kapitein Manckenadel en zijn elf mannen het gezelschap per schip over de rivieren, van Emmerik naar prins Maurits te De VoornGa naar voetnoot58. Voor de verdere reis via Utrecht, Bodegraven, Leiden zijn weer huurwagens beschikbaar. Het tempo is ook nu flink hoog; op 24 augustus verschijnen Bruyninck en Van der Meulen te Den Haag ter Vergadering van de Staten-Generaal. Een brief deed er niet korter over. Zij doen ‘wijtloopich rapportGa naar voetnoot59’. Een week hierna wordt begonnen aan het schrijfwerk van de ontwerp-resolutie.Ga naar voetnoot60 | ||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| ||||||||||||||||||||
5. AfloopDe antwoord-resolutie wordt opgesteld en klaargemaakt, maar hoe voortvarend de gang van zaken ook is, de feiten zijn nog sneller en zij zullen er de oorzaak van zijn, dat het hele stuk nooit wordt verzonden.Ga naar voetnoot61 Wat is het geval? De tijd van climax voor de betrekkingen tussen de Republiek en het Duitse Rijk, waarin onze missie valt, wordt tot een trieste anti-climax bij Rees.Ga naar voetnoot62 Ondanks de schier eindeloze voorbereidingen blijven de Duitsers blunderen: nog tot het laatst weet de vijand versterkingen de stad Rees binnen te brengen. Toch is de bezetting gering (1700) en op 29 augustus slaat Lippe met 14.000 (!) man het kansrijke beleg.Ga naar voetnoot63 Zijn soldaten hebben echter nog zo'n vier maanden soldij te goed en graaf Simon zelf wordt unaniem veracht; Hohenlohe en Solms moeten bovendien sterk rekening houden met vaak tegenstrijdige wensen van hun directe vorstelijke opdrachtgevers. Dit zijn de voornaamste oorzaken van wat volgt. Ondanks een enkel Duits aanvangssuccesje bij schermutselingen loopt de toestand in het legerkamp weldra uit de hand. De belegerden halen gevangengenomen vrienden gewoon overdag uit het kamp terug; bij dronken onderlinge ruzies worden meer vrienden gedood dan vijanden in de oorlog. De toestand wordt zo ernstig dat Hohenlohe en Solms, ondanks hun aversie tegen ‘Nassouschen raedt’, prins Maurits verzoeken te hulp te komen. En neef Willem Lodewijk vertrekt directGa naar voetnoot64, maar hij komt de resten van het trotse leger onderweg al tegen in de velden bij... Emmerik. Op 11 september heeft de Spaanse kapitein Andrea Ortirio met 600 (!) man een uitval gewaagd, en zijn naam mag vereeuwigd worden: twee dagen later is het hele | ||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| ||||||||||||||||||||
Duitse leger in wanhoop en paniek verschwunden. ‘Dus versmolt dit heerlycke Legher in sijn eygen onordening’, aldus het commentaar van Everhard van Reyd, de meelevende tijdgenoot.Ga naar voetnoot65 Maar ook de degelijker Emanuel van Meteren is plotseling beeldend: ‘Also verdween, als eenen rook...’Ga naar voetnoot66; zelfs de fantasieloze Pieter Bor vergeet even - wel erg letterlijk - zichzelf: ‘en verdween also als eenen rook...’Ga naar voetnoot67. De rook is in roet neergeslagen. Het is verschrikkelijk definitief. De ‘successen’ Berk en Gennep gaan weer verloren; de pogingen van Hohenlohe en Solms om alsnog soldaten in dienst te houden voor de Republiek verzinken in paniek. Op elke wijze lijkt de kleinste droom van gezamenlijk Staats-Duits succes voorbij. Er is echter één troost: ook Spanje heeft niet fataal kunnen profiteren. De consternatie is te groot. Van 21 tot 27 september vergaderen de Staten-Generaal, Raad van State en Stadhouders te Gorkum. Tot beeindiging van de Staatse veldtocht van 1599 wordt feitelijk beslotenGa naar voetnoot68; er zullen bij de Duitse grens nog slechts geringe militaire herstelwerkzaamheden volgen. Al met al is het jaar zeker niet zonder defensieve triomf, de dreiging van Mendoza is tenslotte verdwenen; een grote vijandelijke krachtsexplosie, die in de bestaande litteratuur vaak nogal wordt onderschat, is door de jonge Republiek overleefd. De eigen climax van 1599 op Staats-Duits terrein naar een gezamenlijk strategisch offensief wordt echter in een anti-climax vergeten. Zo zal 1599 meer nadruk krijgen in andere richting, weer zuidelijk, als grondslag van een triomfantelijk Nieuwpoort-1600. Wij moeten echter nog vermelden dat 1600 óók - het is minder opvallend en bekend - in het oosten een succesje zal tonen van wat nu, in deze tijd, is voorbereid en beslist: de Duitse militaire illusies zijn vervlogen, definitief, en de oude graaf Jan van Nassau weet de vorsten in de loop van 1600 alsnog te bewegen tot die andere ‘vorm van samenwerking’. De Republiek ontvangt voortaan uit Duitsland bescheiden financiële steun.Ga naar voetnoot69 Het is niet denkbeeldig dat de nuchtere leiders van de Republiek met deze oplossing nog wel zo gerust zijn geweest. Een sterke oosterbuurman kan belangrijk zijn, maar de ervaringen bij de | ||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| ||||||||||||||||||||
missie van Bruyninck en Van der Meulen hebben duidelijk geleerd hoe gevaarlijk juist Duitse gewapende plannen kunnen zijn voor de Nederlanden zelf, direct en vooral indirect. Een interessante ervaring mag dit worden genoemd. | ||||||||||||||||||||
6. BetekenisAls wij nu kort overzien - de feiten van Rees maken veel theorie overbodig - valt in de eerste plaats op hoe volkomen ons onderwerp inderdaad een onderdeel is geweest van de moeizaam-chaotische en gecompliceerde verhouding tussen de Republiek en het logge Duitse Rijk; een verhouding die op zichzelf natuurlijk van groot belang was, in positieve of in negatieve zin: met het Rijk had de Republiek alleen al de langste gemeenschappelijke grens. De missie staat in geen enkel opzicht op zichzelf. Een revolutie begint niet bij de nachtelijke start van de gezanten noch eindigt als hun zending wordt besloten. De rechtstreekse gevolgen van de diplomatieke arbeid baren niet veel opzien. De officiële onderhandelingen zijn zonder resultaat gebleven. Noch het antwoord van de vorsten noch de ontwerpresolutie van Den Haag toont een verandering van standpunt, die de moeite bijzonder loont. Wat de missie interessant maakt is het tijdstip. In augustus en september 1599 zien wij het markante hoogtepunt in de Staats-Duitse verhouding van geheel 1599, politiek en militair. Bruyninck en Van der Meulen ‘sind dabei gewesen’, de eerste gezanten na lang diplomatiek zwijgen. Een tijd vol verwachtingen beleven we mee in deze missie, een spannende tijd van wikken en wegen op merkwaardig niveau. Bovendien ligt hier een duidelijk eindpunt, niet alleen van de Staats-Duitse politiek van 1599, maar van talrijke jaren eerder. Vermoedelijk zelfs van de eerste grote Staatse politiek in Duitse richting sedert het ontstaan van de Republiek; een nieuw en definitief ‘hoogtepunt’ na de grote mislukking van Dr. Wyer bij het drievoudig verbond.Ga naar voetnoot70 Dat de Staatse regering het belang zeer goed heeft onderkend, blijkt uit de plotselinge activering van haar diplomatieke tactiek | ||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| ||||||||||||||||||||
ook ná deze missie: op 10 augustus vertrekken Bruyninck en Van der Meulen, op 20 augustus wordt tevens de geroutineerde Klevenaar Dr. Wyer opnieuw namens de Staten naar Duitsland gezonden. Onafhankelijk en buiten invloed van Bruyninck en Van der Meulen; op 20 augustus wordt hun eerste brief pas in Den Haag ontvangen. Wyer's instructie heeft hetzelfde karakter als die van Bruyninck en Van der Meulen, maar het optreden van deze gezant is geheel zonder resultaat gebleven. De missie van zijn voorgangers is beëindigd als de actie richting Rees op het punt van beginnen staat en als duidelijk, overduidelijk is dat de militaire feiten dáár zullen gaan beslissen. Te Rees beleeft Dr. WyerGa naar voetnoot71 slechts persoonlijk, dat de plotselinge onderneming van de Staten, bekwaam en snel uitgevoerd, totaal niet heeft mogen baten. Als geheel houdt het negatieve de overhand: de volkomen mislukking van de eerste min of meer grootse pogingen van de Staten in oostelijke richting. Onze missie toont het helder door haar tijdstip. Het eerste grote streven van de jonge Republiek tot samenwerking met haar grootse buurman wordt in onze missie fraai geïllustreerd; mogelijk dus zelfs als geheel, met 1599 als beslissend eindpunt. Buiten de veel bekendere pogingen in de richting van Engeland en Frankrijk, zien we hier ook in verband met het oosten hoe alleen de Republiek bleef staan en hoe lang. Ook in oostelijke richting werkte men aan het heldere politieke doel: uitbreiding van de oorlog tegen Spanje. De missie van Bruyninck en Van der Meulen illustreert met hoeveel beleid men dit deed. In de bestaande litteratuur wordt wel erg weining aandacht aan deze pogingen besteed. Dank zij het Archief-Daniël van der Meulen is dit duidelijker kunnen worden. | ||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| ||||||||||||||||||||
Messieurs,
Instant arrivé en ce camp me fut donné une lettre de la part de Monsieur le Comte van de Lippe et de ceuls du Conseil de Querre des Cercles Correspondans de laquelle je vous envoye icy joinct le copie, affin que vous puissiez vous en servir ces choses concernacts vos charge. Je vous envoye d'une mesme voie les lettres de credence auls Princes et Seigneurs, qu'il me semble être le plus nécessaire, vous vous en servirez selon les occasions, qui se présenteront et atant. Je prie Dieu vous maintenir. Messieurs, en sa sauve protection, de ce camp à le Voren, le 12e aougt 1599. Vostre bien affectionné amy à vous faire plaisir, Maurice de Nassau.
in de kantlijn:
A mon retour en ce camp j'ay entendu que l'ennemy se reinforce journellement et qu'il attend du nouveau sesoins avec la venue de l'archiduc, qui sera icy partout ce mois avec bon nombre des Espagnols et Bourguignons, et mesmes que la levée du Duc de Saxe va fort en avant et pourtant vous direz à Messieurs des Cercles qu'il sera besoing qu'ils se hastent (?) en ce qu'ils ont entreprins de faire.
op bijgevoegd briefje (eveneens handschrift van Maurits):
Messieurs,
J'ay mandé à Messieurs les Comtes de Hohenlo et de Solms quelques points particuliers d'importance, oultre la credence generale et pourtant vous ne laisserez de leur delivrer leurs lettres aussi tost que vous les auriez recevus, ut supra. | ||||||||||||||||||||
II. Bruyninck en van der Meulen aan prins MauritsEmmerik, 16 augustus 1599; klad met veel doorhalingen en verbeteringen; Arch. D.v.d.M., inv. nr. 253, stuk 2b.
Monseigneur,
Nous avons receu la dépesche de Vostre Excellence du 12 Aougt. Hier on nous a donné audience au camp, laquelle se fit devant | ||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| ||||||||||||||||||||
quatre deputés du Conseil, à scavoir: Durchstetel, Lieutenant de Cassel, Isaac Craft de la part de Brandenburch, Kunigsmerck de la part de Braunsweig et le Docteur Amandus Rutterscheyt, chancelier du Conte Van der Lippe. Les poincts qu'on nous a demandé sont quatre: la restitution de fort de 's Graevenweert, réparation des dommages et foules de nos gens de guerre, liberté de commerce, et cassation des licentes, et la caution. Nous avons respondu à tout asses au long. Les troix poincts ont esté débatus maigrement, mesmes en apparence sembloyt qu'ils eussent quelque appaisement de nos allégation, mais la réparation des dommages et foules a esté disputée avecques grande véhémence. Nous nous sommes mis a exaggérer les dommages et pertes reccues par les terres de l'empire, lesquelles ayant esté tousjours à commandement de l'ennemy (qui s'en servoyt non seulement pour le passage, mais pour se décharger de despens, accomodemant de ses troupes et siège de guerre). On ne pouvoyt moins faire que le chercher la part où il estoyt, que si par telle occasions les gens de guerre avoynt aucune fois exorbité, que Messeigneurs les Estats en estoynt maris et y avoynt remédié tant que faire se pouvoyt faisans faire des restitutions et chastians les délinquans. Si il y avoit plaintes d'autres disordres que ce n'avoit esté du commandement de Messeigneurs les Estats, que ce que l'ennemy avoit faict avoit esté par dessein et propos déliberé. Les députés soubstenoynt que si l'ennemy faisoit mal occupant les terres de l'empire que nous ne le devions avoir faict pour cela, mais que nous le devions attendre dans nos limites sans le chercher dehors. Nostre responce fut que les terres occupées par l'ennemy n'estoynt plus de l'empire (tant qu'il les tenoyt), que c'estoyt contre toute rayson et équité de vouloir obliger quelc'un de tenir neutre qulque place qui luy faisoit la guerre, que ce n'estoyt point à nous de disputer par quel titre ou au clarité l'ennemy avoyt usurpé, que ceste députe leur touschoyt et quant ils auriont mis ordre à son délogement, qu'aussi tost Messeigneurs les Estats feroynt de sorti, que tous les voisins cognoistriont par les effects combien il y a à dire de leur voisinage à celluy de l'ennemy. Par le propos tirés de quelques uns, desquels nous ne l'attendions pas, nous confecturons que souls prétexte de ces réparations on espère tirer qulque démers. Après que lesdits députés auront faict leur raport, nous scaurons si on nous fera nouvelle instance sur les poincts qu'on a glissés doucement en ceste première conférence. Le faict d'Emden n'a pas esté tousché, mesmes nous en avons faict boucher exaggerant la bonne foy et intention de Messeigneurs les | ||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| ||||||||||||||||||||
Estats qui aviont conservé deux fois ceste place à grans frais à l'empire. Il n'y a pas d'apparence qu'on parle de la restitution des places usurpées du temps du feu Empereur Charles V. Touschant la disposition de ceste armée, elle n'est pars pour durer beaucop, l'argent qu'on attendoyt, tarde à venir et les gens de guerre sont malcontens. Si nous ne nous trompons on taschera à venir à quelque accord que sera de restituer Res comme on a desjà restitué Gennep, et laisser Berk à l'ennemy à certaines conditions. Les Princes seront bien aises d'embrasser ce party pour faire la retraicte un peu honeste et obliger les Cercles au payement de ce qu'ils ont déboursé. Il importe infiniment de faire son prouffit de ce naufrage. Quand on seroit asseuré qu'on pourroit traicter quelcques les chefs, il seroyt expédient de faire rompre l'armée bien tost, car tout l'avantage consiste en la célérité. Mais je crains que l'ennemy traînera tant qu'il puit et que la restitution de Gennep n'est que pour bailler goust de son intention et empescher qu'on n'entreprenne rien. Nous travaillerons pour pénétrer de plus près les volontés et affections des chefs et l'apparence qu'il y a qu'on puisse attaindre aus effects qu'on espère. Nous n'oserions encores asseurer Vostre Excellence de rien. Nous donnerons advis à Vostre Excellence de jour à autre de ce que nous apprendrons ou bien si besoing est ferons rapport de bousches. Cependant nous prions Vostre Excellence de nous faire entendre plus particulièrement son intention sur ce faict. Les troix compagnies de gens de cheval du Monsieur le Comte de Hohenlo sont tousjours en alarme. Si elles se débandent le Duc de Lauwenborch aura moyen de les desbaucher et leur retraicte esbranlera fort les courages de ceste armée. Si la chose se pourroyt faire aveq ces peu il nous semble qu'il ne seroyt mal à propos d'employer quelque chose pour les retenir encores un peu à la main. On n'a rien parlé de la paix en public, mais le Conte van der Lippe a connuancé entamer quelque propos à Van der Meulen en particulier, qui pense trouver l'un de ces jours moyen pour le sonder plus à loisir. Le Conte Henry van den Berge est arrivé à Reez et a envoyé un tambourin pour avoir sauve conduict. Ce matin on dispute de sa venue au camp, les opinions sont diversés; néantmoins nous croyons que l'opinion de ceux qui voudront le faire venir sera creu, mieulx vauldroyt pour le bien de leur affaires qu'il ne fut admis. Le pont sur le Rin est presques achevé un peu en dessus de ceste ville. Sur ce nous baisons bien humblement les mains de Vostre Excellence et prions Dieu le Createur qu'il Vous maintienne à jamais. | ||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| ||||||||||||||||||||
Monseigneur, en sa sauve protection, d'Emmerick, ce 16e d'Aougst A. 1599. Les très humbles et obéissans serviteurs de Vostre Excellence, Nicolaes Bruyninck Daniel van der Meulen. | ||||||||||||||||||||
III. Bruyninck en van der Meulen aan prins MauritsEmmerik, 16 augustus 1599; klad met veel doorhalingen en verbeteringen; Arch. D.v.d.M., inv. nr. 253, stuk 2; niet verzondenGa naar voetnoot72.
Monseigneur,
Ce jourd'huy nous avons escrit à Vostre Excellence notre dernière. Depuis avons entendu que l'argent des Princes de Braunsweich et Hessen sera icy demain ou après; par ce moyen sera donné quelque contentement aux gens de guerre. On a escrit au Prince PalatinGa naar voetnoot73 pour le persuader de fournir la paye aux troix compagnies qui sont à la charge de Monsieur le Conte de Hohenloo et plusieurs croyent qu'il sera content de les payer. La levée de ceste armée a esté pour troix mois, lesquels estans expirés et les Princes ne révocquans leur commission il est à croire qu'ils vouldront entendre à Messieurs les Contes de Hohenlo, Solms et Baron de CreangeGa naar voetnoot74 les difficultés qui se présentent en ceste continuation et le peu d'apparence qu'il y a pour eux de gagner honneur et asseurer le crédit et les estats de leur maistres sans la conjonction directe ou indirecte des armes de Vostre Excellence; par le moyen de laquelle on auroyt les moyens à la main pour ruiner l'ennemy et mettre l'Allemagne à repos. Mais qu'il seroit besoing de se résoudre bien tost que toute l'espérance de bonne issue consiste en la célérité; que ne prennant à point nommé ceste conjonction de temps, on y perdra l'argent et la peine et qu'eux mesmes se rendront sujects à reproches et calomnies; que pourtant ils feront bien de ne perdre plus de temps, mais envoyer quant et quant vers leur Princes remonstrer le vray estat des affaires et leur danger encas qu'ils se laissassent abuser par quelque traicté avecques l'ennemy; que s'ils le trouvent à propos que quelcun de nous ou tous deux | ||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| ||||||||||||||||||||
faisions le voyage vers lesdites Princes, que serons content de la faire. Ce jourd'huy nous ferons une petite instruction, que donnerons à Monsieur De TempelGa naar voetnoot75 pour le présenter ausdites Seigneurs demain et faire denommer quelque heure pour s'assembler en ceste ville. Si nous voyons qu'on gouste ceste proposition, quelcun de nous deus pourra venir vers Vostre Excellence pour entendre d'Icelle et de Messieurs les Estats plus particulièrement leur intention sur ce suject et jusques à où on se pourroyt eslargir vers lesdites Princes si quelque difficulté se présentoyt sur partie de despens. L'ennemy a jetté dans Res outre la garnison ordinaire encore troix compagnies de gens de pied et une de cavallerie. Le Conte Henry van den Berge ne viendra au camp, mais bien le Docteur qui est avecques luy. Le Colonnel Vehlen qui mène les trouppes du Cercle de Westphalie est au camp, il a demandé argent pour avancer ses gens. Il y a eu des disputés, les plus avisés iugent qu'il vaut mieulx pour le bien des affaires qu'on face de sorte qu'il ne vienne point. On est en termes de changer le pont et le mettre à Griethuysen qu'on est allé récognoistre. Nous ne serons plus appellés tant que l'Espagnol aura faict sa position que nous scaurons demain ou après. Quant il nous fauldroyt demourer beaucop icy, le service de l'estat requéreroyt que nous fussions logés au camp pour communicquer à toutes heures avecques les chefs et voire de près ce que se passe, mais il n'y a une seule maison pour loger et nous faudroyt une tente ou hutte. Nous baisons bien humblement les mains de Vostre Excellence et luy demeurons à jamais. Monseigneur, d'Emmerick ce 16e d'Aougst 99. Humbles et obéissans serviteurs. | ||||||||||||||||||||
IV. Bruyninck en van der Meulen aan prins MauritsEmmerik, 17 augustus 1599; klad met veel doorhalingen en verbeteringen; Arch. D.v.d.M., inv. nr. 253, stuk 3.
Monseigneur,
Depuis nostre dernière du 16 nous avons appris que le Conte Henry van den Berch est demouré à Reez et qu'un certain Docteur | ||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| ||||||||||||||||||||
nomé Deyenberg est arrivé au camp, qui doibt faire sa proposition à ce matin. On nous dilaye jusques à ce qu'on scache ce qu'il aura proposé. On bruict que la garnison de Rees est renforcée d'une compagnie de cavallerie et troix d'infanterie; ce néantmoins nous craignons que l'estat auquel se retrouve ceste armée, les traverses de l'Empereur et l'inclination des Cercles ne facent accepter les offres de l'ennemy mal à propos, lequel cependant jaloux de la présence de tant de chefs qui ont esté en service de Messieurs les Estats, taschera ou par dilays empescher les fruicts que Vostre Excellence et Messieurs les Estats espèrent en tirer ou bien d'enfaire luy mesmes son prouffit; les disordres, menées et peu d'union que nous découvrons tousjours de plus en plus, nous faict tout craindre. La négotion près des Princes nous semble trop longue et peu apparente pour s'en prévaloir en ceste poincte d'affaires. Aussi n'est il vraysemblable que les Princes, qui à faute d'union parmy eux ont remis les affaires entre les mains des Cercles et qui se trouvans surchargés de dépens et grans déboursemens (puis qu'il n'y a que Brandebourg, Braunsweych et Hessen qui ont payé tous les demers), ne taschent que souls quelque honeste prétexte sortir de la guerre et se contenans dans les limites du recès de Cobelents ne perdre l'action qu'ils ont de demander leur remboursement aux Cercles, veuillent se mettre pour le bien et le service de Messieurs les Estats en enemitié de l'Empereur et hasard de perdre leur argent. Il faudroyt trop de temps pour leur faire entendre l'interes qu'ils y ont qu'ils n'ont plu ou voulu comprendre en tant d'assemblées tenues à cest effect. Nous jugeons souls correction que c'est temps de traicter avecques les chefs et gens qu'on pense employer pour le service de Vostre Excellence et Messieurs les Estats et que sans cela il y a danger que l'ennemy trouvera moyen d'en faire son prouffit. À cest effect seroyt besoing d'escrire bien clairement à Messieurs les Contes de Hohenlo et Solms ce qu'ils doibvent faire et nous faire entendre particulièrement l'intention de Vostre Excellence et de Messieurs les Estats. Le dernier poinct de nostre instruction concernant la contribution des Princes se traictere à nostre advis mieulx à propos et de loysir, quant on auroyt tiré à soy les reliques de ce naufrage. Cependant c'est chose de considération que les gens du Cercle Westphalicque, Juliers et Cleves, qui ne sont comparues en l'armée, pourront estre employés par l'ennemy et avecques ce qu'ils ont de prèst et qu'ils débaucheront de ceste armée faire un contrepoix. Nous espérons donner à Vostre Excellence sur ce suject quelque advis plus particulier. Ceste armée ne nous semble qu'une vraye chimère, l'assemblée de | ||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| ||||||||||||||||||||
tant de pièces et si mal couvés que la dissipation ne scauroyt tarder guerres. On dit que l'argent est à la main, cependant tout y est malcontent et troix compagnies de Monsieur le Conte de Hohenloo ne font que mutiner et encores hier on a esté empesché toute la journée pour leur donner quelque contentement. Le pont est achevé, ce jourd'huy une bonne trouppe de cavallerie doibt faire une cavalcade pardelà le pont, nous ne scavons à quel effect si ce n'est pour disturber le rendevous du Duc de Lawenborch. Le Docteur venu de la part du Cardinal, dit vouloir faire la restitution des places, réparation des dommages et mettre la caution; nous nous achemions tout à l'heure vers le camp pour nous informer plus particulièrement sur ces occurrences. L'Empereur taschera en conformité de ce qu'il a escrit au Conte van der Lippe de faire encores une proposition de paix. Sur ce nous baisons bien humblement les mains à Vostre Excellence et luy demeurerons à jamais. D'Emmerick, ce 17 de Aougst A 99. Monseigneur, Humbles et obéissans serviteurs. | ||||||||||||||||||||
V. Bruyninck en van der Meulen aan prins MauritsEmmerik, 19 augustus 1599; klad met zeer veel doorhalingen en verbeteringen; arch. D.v.d.M., inv. nr. 253, stuk 4.
Monseigneur,
Nous avons par deux de nos lettres du 16 et 17 escrit à Vostre Excellence l'estats de ceste armée, les disordres, dunsions, émulations entre les chefs et mescontentemens parmy les gens de guerre. Il ne se peut rien dire sur ce suject qu'il ne soyt véritable. Si par dessus Vostre Excellence trouve en nos discours quelque variété sur l'explication de sa forme, composition, desseins, espérance ou crainte du succès de ses emploicts, nous la supplions ne l'attribuer à faulte de jugement ou inconstance de discours de nostre costé. Ains à la bigarure de ceux ausquels nous avons à faire et à la diversité et contraricté d'affections, passions et desseins des personnes que nous y rencontrons, nous taschons de faire prouffit de tout, estimans que Vostre Excellence entend d'estre aussi informé de tout. Si cependant la cohérence n'est tousjours la mesme, la nouveauté de nostre venue et l'incertitude du subject en est causse. Le temps nous donne tousjours quelque nouvelle ouverture pour apprendre et prouffiter. | ||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| ||||||||||||||||||||
Le Docteur Deyenberg envoyé par l'ennemy à ceste armée, a eu audience le 17. Il a rétracté tout ce qu'il avoyt dit le jour de devant de la charge qu'il avoyt de restituer Rees, offrir réparation des dommages et mettre la caution à condition que pour le rendition de Berk on leur ottroya terme jusques à la venue de l'Archiduc. On estoyt résolu d'accepter son offre ce qu'ayant découvert a dit tout à plat qu'il n'avoyt aucun pouvoir, que pourtant il prioyt qu'on luy donna terme de troix jours pour advertir ses maistres. Tout le monde cognoissant que l'Espagnol ne taschoyt qu'à gagner temps, a esté fort irrité de ceste procedure et y a eu bien de disputes en leur conseil, mesmes on luy a parlé gros le menaçant de quelque conjonction d'armes. Néantmoins par la responce qu'on luy a donnée par escrit on luy accorde les troix jours, car aussi bien nous ne pouvons apercevoir qu'il y ayt icy rien de prest pour attacquer à bon escient quelque place, y manquans toutes choses nécessaires à telles entreprinses: il n'y a ny poudres ny ammunitions ny mesmes engins ou pesles fors ce de quas Messieurs les Estats les ont accomodés; en la bourse commune n'y a une seule maille en avance pour fournir à dix mille occurrences qui se présentent en la conduicte d'une armée. Bref il y a faulte de tout. Les jalousies et deffiances sont causse qu'on impute à menée et malice ce que par avonture vient par ignorance et peu d'experience du chef, lequel les uns accusent directement comme ayant eu dès le commencement la volonté d'intention mauvaise, qu'en menant l'armée enca il leur a faict perdre deux moys leur faisant faire des tours comme faisoyt Moyse, quant il menoyt les Enfans d'Israel hors Egipte vers la terre de promission, que son dessein est de runer et faire débander l'armée, que luy mesmes a sollicité l'Empereur pour estre employé à une paix. Les aultres disent qu'il à l'âme bonne et qu'on faict de luy ce qu'on veut, mais se plaignent de son insuffisance seule causse des disordres. Cependant tous s'accordent à cela qu'il y a des gens dangereus alentour de sa personne, auquels il se découvre et qui donnent advis à l'ennemy de tout ce que a passé au Conseil. La personne le plus suspectade de tous est Frenty, Marescal du Camp. Par occasions de ces deffiances et peurs comme l'un naturel est plus retenu que l'aultre se venant à perdre le respect des chefs des uns aux aultres, on ne faict qu'estimer et à mesure que quelcun s'engage par mesgarde en cholère s'entremeslent des passions haines et émulations particulières. Tout se plaint les uns des aultres, l'un crie contre le Marescal du Camp, l'aultre contre le General des vivres, et pendant que l'un ayant bonne volonté ne peut fournir à tout et l'autre ne veult s'entremettre au faict d'aultruy tout demeure à faire. Le retranchement du camp que devoyt estre faict de long temps, n'est encores achevés. | ||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| ||||||||||||||||||||
Le pont a esté jusques à maintenant sans garde hors mis d'une naviere de guerre des nostres. Il y a vivres et pain asses au camp et les soldats crient à la faim et se débandent à faulte de distribuer le pain par ordre. Les gens de guerre s'appercevans de ce mauvais ménage se désespèrent ou se débandent de jour à aultre et l'ennemy faict les levées dans le camp mesmes, comme on a découvert par lors interceptées de Palant et aultres qui ont pensé tirer d'icy 200 ou 300 chevaux à un coup. Le libre accès et commerce entre Res et ceste armée on a débausché plusieurs ce qu'a contraint le chef de faire publier un ban que personne ne fut dorénavant si hardy de manger, boire ou converser avecques l'Expagnol à peine de hart. Nous n'estimons pas que ceste armée puisse faire produit plus de 3000 ou 3500 chevauls et 9000 hommes de pied et tout cela découragé, sans confiance de la conduicte et consequemment sans asseurance d'eux mesmes. Bref ce corps n'est qu'un crelope qui ayant perdu son oeil va sans pas arresté perdant peu à peu sa vigeur, son sang et l'âme et ne voyons aulcun amendement, si ce n'est que Vostre Excellence en s'approchant ne luy rende le sang et la vie. Y parvenir ne pouvant encores faire le conjonction directement on a travaillé de la faire indirecte, faisant approcher ceux cy de la Meuse. Hier Monsieur le Conte de Hohenlo est passé le pont avecques huict compagnies de cavallerie et neuf de gens de pied, ayant envoyé devant Sweychel avecques troix compagnies de gens de cheval et cent musquettiers pour prendre possession de les ville et maison de Gennep. Le Seigneur BrieneGa naar voetnoot76 estoyt avecques nous, quant la résolution de ce voyage fut prise par ledite Conte et l'a eu par escrit pour la communiquer à Vostre Excellence. Devant hier nous avons eu particulière et longue et étroicte conférence avecques le Baron de Creange, qui nous a dit tout rondement qu'il ne trouvoyt nulle difficulté de se joindre avecques les forces de Vostre Excellence pour faire la guerre à l'Espagnol, que le Marquis d'Ansbach, son maistre, avoyt tousjours récognu qu'il n'y avoyt meilleur moyen pour deranger de l'Espagnol et en avoir la raison que de prester l'espaule à Messieurs les Estats des Provinces Unies et empescher qu'il ne gagnat aulcun avantage sur eux, que les aultres estent résolus il avoyt sa résolution toute preste, mais qu'il seroyt à désirer qu'on retint les troix compagnies du Conte de Hohenlo à la main, que le débandement seroyt de dangereuse conséquence et qu'on le pouvoyt faire aucun peu de chose. Ayant escrit ceste jusques icy nous avons eu occasion d'aller au | ||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| ||||||||||||||||||||
camp, où nous avons appris que l'argent du Duc de Braunsweych estoyt arrivé à Boccholt avecques quatre cent chevaux et 100 musquettaires qu'il envoye de recreuter au camp; on a envoyé ce jourd'huy un convoy pour ramener le tout avecques plus de scureté. Il se dit aussi que l'argent du Lantgraeve seroyt prest à Coulogne et que de sa part se doibt envoyer aussi quelque infanterie de renfort qu'on estime estre les fruicts de l'assemblée de Friburg. Nous espérons que la venue de cest argent et plus encores ce petit renfort vray tesmoignage de l'intention desdits Princes; l'entreprise n'encouragera pas seulement les troix compagnies malcontentes, mais tout le camp, duquel nonobstant toutes ces belles apparances nous n'espérons aucun effect, si Vostre Excellence ne l'approche et si leur entreprises ne sont fondées sur mutuelle correspondance, de laquelle nous avons ce jourd'huy discouru bien au long avecques Monsieur Durchstetel, Lieutenant de Cassel, et après avecques le Baron de Créange. Il semble qu'à la fin, si l'ennemy continue à les trainer, ils apprehendront la honte et le danger de leur maistres. Créange a parlé tousjours résolument, mais Durchstetel a esté plus retenu, l'indignité de la procédure de l'Espagnol l'a faict résoudre et parler bien avant. À ce coup demain nous nous devons assembler. Si ensuite des propos qu'avons tenu ce jour'dhuy ils nous mettens en avant choses de fondament et qu'ils recherchent l'un de nous pour aller trouver Vostre Excellence, nous ne feront faulte de venir faire rapport de bousches pour entendre et rapporter plus particulièrement l'intention et résolution de Vostre Excellence. Si l'Espagnol continue de refuser la restitution des places, il y a apparence que par la venue de l'argent et renfort ceste armée ne se débandera si tost comme on avoyt jugé. Et par ainsi Vostre Excellence ne pouvant se prévaloir d'une partie de celle si promtement comme le bien de son service le requiert, il nous semble hors de propos de se résoudre au voyage d'Allemagne pour faire aux Princes quelque ouverture de conjonction plus estroicte ou bien de contribution suivant l'intention de Messeigneurs les Estats. Toutefois nous sommes déliberés de ne passer à ceste foys plus avant sans avoir préallablement faict raport de bousche de l'estat, auquel aurons laissé les affaires à nostre partement. Cependant nous croyons que l'Espagnol cragnant la conjonction des armes d'Allemagne avecques celles de Vostre Excellence et les effects des garnisons establis dans les ville et maison de Genep, quittera son opiniatreté et se résoudra à donner quelque contentement. Et comme par tel moyen les trouppes pourroynt estre licentices, il ne nous sembleroyt souls correction hors de propos de traicter par promission à bonne heure avecques les chefs pour | ||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| ||||||||||||||||||||
s'asseurer d'eux, en cas qu'ils fussent licentiés en dedans le terme que Vostre Excellence leur pourra préfixer, Vostre Excellence en sera ce quelle juge plus à propos pour le service de l'estat et le sien. Le Baron de Créange nous asseuroyt ces jours passés, que les gages de mille chevaux avecques le traictement des chefs ne monteroyt qu'à 17.000 florins d'Allemagne le petit moys, ce que ne s'accorderoyt point à l'information que Vostre Excellence a eu des traictemens de Hessen et Braunsweich. Nous ne scavons encores si ledite Baron ne s'abuse pas, ce jourd'huy nous le scaurons plus particulièrement en en donnerons advis à Vostre Excellence. Ce matin on a promis de nous appeller et déclarer la responce que feront ce Messieurs sur les allegations et réplicques par nous faictes à leur proposition. On nous a admonesté et prié en confidence de dresser la responce, que ferons de la part des Messeigneurs les Estats si douce et accomodée au temps qu'elle puisse servir pour estre monstrée à l'Empereur et aux Cercles et rendre par ce moyen la causse des Espagnols plus mauvaise et odieuse. La présence de quelque Prince de l'Empire seroyt fort nécessaire en ceste armée. Le Lantgrave a esté en déliberation s'il y devoyt venir, mais il n'y a pas grande apparence qu'il y vienne sans le Duc de Braunsweich. Quelques uns des plus affectionnés travaillent pour les faire venir tous deux ou bien les faire accorder que l'un d'eux ne trouvat mauvais que l'aultre y vint. Sur ce nous baisons très humblement les mains à Vostre Excellence et prions Dieu Vous donner, Monseigneur, en santé le comble de vos hauts et vertueux desseins, de Emmerick, ce 19e de Aougst A 1599. Les très humbles et obéissans serviteurs de Vostre Excellence
notitie in ander handschrift:
Den depesche gedaen met Gijsbrecht Beyd, scijver van Capitaen Maencqueadel, die ons heeft...Ga naar voetnoot77 | ||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| ||||||||||||||||||||
VI. Ontwerp-resolutie van de Staten-GeneraalDen Haag, september 1599; Loketkas Duitsland 29Ga naar voetnoot78 A.R.A.,
Nyet geëffectueerd.
De Staten-Generael der Vereenichde Nederlanden, gehoort hebbende vuyt het rapport van haerlieder gecommitteerden het affscheyt denselven bij den welgeboren, edele, gestrenge, vrome ende seer voorsichtige der loffelycken Correspondentzcraitssen Generael Oversten Velthooftman ende verordonneerder Crijchsraeden gegeven ende geëxamineert, de memoriael-pointen aen deselve gecommitteerde behandight ende bij hun scriftelyck overgebrocht, behelsende wat vermogens des affscheyt ofte reces tot Cobelents opgericht den welgemelte here Generael Oversten Velthooftman ende d'heeren verordonneerde Crijchsraeden van de heeren Generale Staten voorderen, ende op alles naer behoren geleten, bedancken voor eerst die heeren Staten-Generael die welgemeeten heeren Generael ende Crijchsraeden van de goede ende favorable audiëntie, die haer Lieffden ende Gunsten die voorseiten heuren gecommitteerden gegunt ende verleent hebben, hun verplichtende 't zelve wederom te verschulden daer d'occasie ende gelegentheyt haer daertoe sal presenteren. Ende beantwoordende voorts het eerste poinct van de voorsseiten memorie, sprekende van de 's Gravenweertsche schantsse, verclaren ende protesteren die heeren Staten-Generael met een oprecht gemoet voor de voorsseiten heeren Generael, Crijchsraeden ende alle de weerelt, gelijck zij noch te meer weysen gedaen hebben, dat zij de minste meyninge oft intentie noyt en hebben gehadt oft noch en hebben om soe weynich den heyligen Rijcke als eenige andere neutrale naebuere heeren eenen voet landts tot haeren eygen behoeve aff te houden, gelijck allenssins henne sincere proceduren claerlyck van tijt te tijdt hebben mede gebracht ende voornementlyck blijckt bij de gewillige ontruyminge, die zij hierbevorens gedaen hebben van de steden ende plaetssen, die van Haer Edele wegen beseten waeren op des Rijcxbodem tot haere nootelycke ende legittime defentie, niettegenstaende dat zij eenige van deselve tot haere eygene costen hadden doen fortificeren ende eenige den vianden mit groote swaere costen ende gevaer affgenomen. Ende en souden de leste besettinge egeenssins gedaen hebben ten hadde geweest dat zij, weetende ende siende der Spaignaerden voornemen te strecken niet alleene tegens dese landen, maer selffs tegen die | ||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| ||||||||||||||||||||
litmaten van den voorsseiten heyligen Rijcke ende dat zij daerinne noch landen noch steden noch huysen noch furstelycke, graeffelycke, adelycke noch andere persoonen en verschoonden, maer op des Rijcxbodem bij authoriteyt ende moetwille grasseerden ende soo barbarische wijze woedelen ende tyranniseerden met moort, brant, schoefferingen, verwoestingen, exactiën ende alle soorte van gewelt, dat bij de Turcken (natuerlycke vijanden der Christenen) met opsedt niet meer en soude hebben kunnen gedaen noch begaen wordden, sonder dat hem yemant 't koonden tot tegenweer om eenige van de voorsseiten steden ende plaetssen te beschutten ofte beschermen. Alsoo dat ontwijffelyck bij soo verre Haer Edele den vijandt voor haer eygen versekertheyt niet en hadden gepreveniëert met het besetten van dezelve plaetssen, bij die evengelijck als alle d'andere overweldight ende getyranniseert soude hebben, des consequentelyck de Stenden van den heyligen Rijcke ende sundelinge den doorluchtigen ende hooghgeboren Vorst van Cleve ende desselffs ondersaten, borgeren ende ingesetenen van de voorsseiten plaetssen billick hen des hoochlycken van de heeren Staten hebben te bedancken, dat deselve voor sulcken gewelt geconserveert ende hen sonder eenige schade dezelve gerestitueert zijn geweest zoo haest het apparent peryckel van bij den vianden overvallen te worden heeft gecesseert. Die heeren Staten-Generael hebben de schantssen van 's Gravenweert ter goede trouwen gebouwt opten Gelderschen calen bodem (daervooren onwedersprekelyck deselve weert gehouden wiert ende noch doet) tot heuren costen al van 't jaer van zessentachtentich, niet vuyt eenigen lust oft met intentie om die neutrale naebueren daervuyt ofte den Rijcxbodem in eeniger manieren met haer crijchsvolck te doen beschadigen, maer alleene tot den weringe tegen den viandt, die geresolveert was (tot deser landen crenckinge) selver daerop een fort te leggen om hem daerdoore eenen pas ende inganck van dier zijden totte Vereenichde Provintiën te maken ende te houden, dat Hare Edele mitsdien nae natuerlycke ende gemeyne rechten hebben vermocht te doen (schoon dat den voorsseiten weert Cleefschen bodem ware geweest, des neen) gelijck dat vanwegen Haer Edele tegen alle contradictiën ende voornementlyck in 't jaer negenentachtentich (als opte demolitie van de voorsseiten schantsse vanwegen den heyligen Rijcke instantie gedaen wierdt) ierst aen de heeren gecommitteerden der Creytssen, daernae aen de Cheur- ende Fursten ende andere Stenden des Rijcx ende oock ten lesten aen de Keyserlycke Majesteyt met veele pertinente redenen, exemplen ende circumstantiën, oock overleveringe van bewijsstucken daertoe dienende, is gesustineert ende bewesen, dat de voorsseiten schantsse opten Gelderschen bodem | ||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| ||||||||||||||||||||
alleene om redenen ende ten fyne voorsseit is gemaeckt. 'T seedert welcken tijdt Haer Edele oock zooveel jaeren deselve schantsse ter goeder trouwen hebben beseten, behouden ende eenige honderdenduysent daelders tot versterckinge, veranderinge ende reparatie vandien daerane te coste geleeght sonder dat daerom eenige voordere bemoeynisse is geschiet behalven dat men heeft moeten continuelyck toesien om die te conserveren tegen het gewelt ende de surprinsen des viandts. Wesende eenyeglyck kennelyck de voorsseiten schantsse op zulcke dangereuse plaetssen aen de riviere te leggen, dat die bij alle opwateren ende ijsgangen van jaer te jaer zeer beschadight zijnde, met groote costen heeft moeten gerepareert ende geconserveert worden. Hebbende buyten allen twijfel Zijne Keyserlycke Majesteyt, die Cheur- ende Vorsten, Creytssen ende andere Stenden des heyligen Rijcx hen laeten contenteren mette billicke presentatie alsdoen gedaen, te weeten bij soo verre vanwegen des Vorsten van Cleve daerop recht mochte worden gepretendeert, dat die Staten van de Landtschap van Gelderlandt tevreden waeren (volgende d'accorden ende verdragen van den jaere 1544 tusschen die Vorstendomme van Gelderlant ende Cleve gemaeckt) daerop rechtelycke ende wettelycke decisie te verwachten, daertoe de heeren Staten-Generael die van Gelderlant volgende haer unie te houden sich erboden hebben. Ende alsoo de voorsseiten presentatie alnoch wordt van nieuws gedaen, soo en weeten die heeren Staten niet te bedencken met wat billicke vuegen dat Haer Edele de Lantschap van Gelderlant (wesende een soo notabel leth van haerlieder unie) tegen haer soo notoir ende bewesen recht ende possessie ter goeder trouwen van soo veele jaeren de versochte sequestratie souden dorven vergen. Ten welcken respecten zoo versuecken die voorsseiten heeren Staten-Generael vrientlyck, dat die welgemeeten heeren Generael Oversten Velthooftman ende verordonneerde Crijchsraeden, dat haer Lieffden ende Gunsten hun oock mette voorsseiten presentatie willen laeten bevredigen sonder hun voorder daertegen te beswaren ofte bedroeven ofte gedoogen, dat de Spaensche practijcken ende eygenbaetsoeckinge van eenige particuliere (den Spaignaerden toegedaen) in desen ten prouffijte der gemeyne vijanden, soo veele bij yemanden werdde toegestaen oft toegegeven, dat onder pretext van eene oude ongefundeerde actie ende querelle derselve gemeyne vianden grouwelycke violentiën opten heyligen Rijcke derselver litmaten landen ende persoonen verschoont worden, gelijck daertoe in sulcken gevalle fundament genomen soude worden bij soo verre bij sulcke sustineringe van ontruyminge oft sequestratie van die voorsseiten 's Graven- | ||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| ||||||||||||||||||||
weertsche schantsse (desen niettegenstaande) langer gepersisteert soude worden tot styninge van den moetwil ende onredenen der vijanden, omdat deselve daerop weygert de restitutie van de plaetssen bij hem opten heyligen Rijcke geoccupeert, hetwelcke tot zeer groote vercleyninge ende disreputatie van denselven heyligen Rijcke soude comme te strecken. Ende bidden de heeren Staten dat welgemelte heeren believen goedertierentlyck te letten, dat zijlieder die van den Furstendom van Gelderland bij die voorgeslagen middelen van de voorsseiten schantsse niet en mogen vercorten, terwijlen zij de unie ende verbintenisse genouch doen, hen submitterende jegens dengenen die haer partie willen maecken tot rechtmatige decisie conform de solemnele verdragen tusschen de lantschappen opgericht. Wat belanght het tweede memoriael-poinct, roerende de reparatie van de schade, die van deser zijden in den Rijcke soude zijn gedaen, is alle de weerelt genoech kennelyck ende notoir, dat de Staten-Generael d'orloge tegen den Spaignaerts ende derselver geweldige ende tyrannige regeringe niet alleene en hebben moeten ende zijn bedwongen geweest aen te nemen voor de defentie ende conservatie van de vrijheyden, gerechticheden ende privilegiën van de Nederlanden, mitsgaders de behoudenisse van lijff ende goet van heurselven, van vrouwen ende kinderen, maer oock voor de conservatie van de omliggende rijcken ende landen, die de Spaignairts vuyte Nederlanden (als vuyt een casteel in 't middel van de Christenheyt gebouwt) voorgenomen hadden te becrijgen ende hem daervan te vermeesteren om alsoo te climmen door haere verwaende ambitie totte monarchie daertoe dat deselve evidentelyck getracht ende geambiëert hebben ende geerne noch voorder doen souden, waert hun mogelyck. Daertoe dat des Conincx van Spaignen toerustingen, aenslagen ende beleydingen op Engelant ende Yrlant desselffs procedueren ende daervuyt gevoeghde oorloge in Vranckrijck ende inlegeringe oock inneminge van steden ende huysen, bewooninge ende verwoestinge van een goet deel van den heyligen Rijcke, bemoeyenisse ende datelycke veranderinge van den politicque regeringe in deselve, sulcke waerteeckenen ende getuygenissen zijn, dat daerane niemant van goeden ende vroeden verstande en behoort te twijffelen die sulcke dadelyckheyden der Spaignaerden niet toe en staet oft derselver vriend is. Hebbende evenwel die voorsseiten Staten hun soo lange gehouden in terminis defensivis ten allen tijden binnen heure limiten sonder dat die nabuere landen van heuren 't wegen eenichssints zijn beschadight gewordden (emmers niet sulcx dat men 't schade soude hebben mogen noemen), totdat den viandt vermetelyck des Rijcxbodem heeft aen- | ||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| ||||||||||||||||||||
gegrepen, hem daerinne gelogeert ende de Vereenichde Provinciën daerover beginnen te becrijgen. Alswanneer dat sij (tot heures hertten leetwesen) heure soldaten langer in sulcken ordre ende discipline niet en hebben kunnen gehouden oft sij en hebben denselven vuyt noot voor haer eygen conservatie den gemeenen loop des crijghs om gewelt met gewelt te wederstaen oock moeten laxeren, dat zij anderssins noyt en souden gedaen hebben, daeromme nochtans sulcke moderatie is gebruyckt, dat qualyck anders soude hebben kunnen geschieden ten waere dat Haere Edele hadden willen gedoogen, dat den vijandt hen heure steden ende plaetssen hadde affgenomen, dat men hun niet en heeft met redenen nochte met rechten kunnen vergen wat anderssints bij stroeperie is bij yemanden begaen (gelt in allen crijchswesen alle saken soo effen niet en kunnen affloopen oft die nabueren moeten daervan gevoelen), hebben die voorsseiten heeren Staten van tijt te tijt daertegen sulcke placcaten ende ordonnantiën laten emaneren ende oock tegens de achterhaelde hantplichtige sulcke straffen gedecerneert als eenichssins behoorlyck ende doenelyck is geweest, welcken volgende oock de straffen zijn geschiet ende veele beroofde goeden gerestitueert. Daertegen dat den vijant zijn crijchsvolck moetwillichlyck niet alleene opte neutrale landen ende des Rijcxbodem ongestraft heeft laten begaen, maer 't selve sijn volck daerop mit voerraedt heeft gebrocht, gelogeert ende derselver betalinge ende onderhoudt geconsenteert te nemen, latende het volck bij gebreke van betalinge tot muyteriën verloopen gelijck dat tot meer reysen is geschiet, alswanneer 't selve d'omliggende nabuere landen des Rijcx ondersaten soo veele ende hooge hebben gebrandtschat als 't haer heeft gelieft. Hetwelcke wel een ander bescheet heeft totte versochte reparatie als dat men met onbillicheyt van de heeren Staten erstadinge van sulcke schaden versueckt, die alleene tot haere natuerlycke ende wettelycke defentie oock bij diverssie hebben moeten geschieden ende daerdeur zij niet een stuiver en zijn verbeterd oft verschoont. Sulcx dat dese schade den vijandt (die d'oorsake daertoe gegeven heeft ende niet die voorsseiten heeren Staten) behooren geïmputeert ende geëyscht te wordden: damnum enim facit, qui occasionem dat, als den vijandt nootelyck heeft gedaen, jae als de saecke met billicke ende gebuerlycke consideratie soude worden ingesien, gelijck ontwijffelyck de Keyserlycke Majesteyt ende Chur- ende Fursten ende andere Stenden des heyligen Rijcx sullen doen, soude veel beter gefundeert wesen, dat de nagebuere des Rijcx litmaten, die deur redenen, hen best bekent, toegestaen hebben dat den viant vuyt haere landen de Vereenichde Landen zeer beswaeren hebben beschadight, omme | ||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| ||||||||||||||||||||
d'zelve schade te beteren, te meer aengesien zij veel jaeren den vianden in haere landen ende steden jegens haer solempnele beloften hebben laten liggen omme de schade te continueren, hem sommige derselver, ymmers der aeden van dien niet alleen bij convicientie, maer genouch bij collusie, jae partialiteyt toegestaen, als ontwijffellyck de Keyserlycke Majesteyt, Chur- ende Fursten ende andere Stenden des heyligen Rijcx bij veele clachten van den ondersaten wel is gebleken ende voorder blijcken zoude, indien het peryckel van het Spaensche gewelt, collusie ende practicquen cesserende, de vrije Duytsschen haere clachten oprechtelyck ende vrijelyck mogen doen. Welcken alles aengesien ende geconsulereert ende dat waerachtich is, dat die heeren Staten noyt helder ofte penninck van eenige schade, die op des Rijcxbodem mach zijn geschiet, en hebben genoten oft geproffiteert oft daerdeur zijn ontlast, soo vertrouwen Haere Edele dat men van hun oyck egheen reparatie en sal begeeren, maer aengenaem houden, dat zij van heuren 'twegen alle mogelycke ordre hebben gestelt ende straffe gedaen, daermede des Rijcxbodem van alle schaden soude wordden verschoont, daerinnen zij voortane oyck sullen continueren ende insgelijcx den heylige Rijcke alle eere ende respect na behooren toedragen ende des Rijcx loffelycke resolutie ommes des Rijcxbodem van alles vrij te houden naer haer vermogen secunderen. Watten derden belanght d'opgestelde connonen verclaren die heeren Staten-Generael, dat deselve connonen zijn opgestelt in't begin geduerende d'orloge tegen den Coninck van Spaignen totte defentie van den Vereenichde Provinciën ende besundere om mette penningen daervan procederende te vervallen d'oncosten van die schepen van orloge, in zee ende opte binnenstroomen de wacht houdende, ende andere in den dienst van den generaliteyt wesende, totte veylinge van de zee ende de rivieren ende de versekeringe van de navigatie ende vrijen coophandel soe ter zee als opte stroomen, daertoe dat die voorsseiten heeren Staten jaerlycx noch eenige honderdenduysent guldens moeten suppleren ende dispenderen om de voorsseiten oncosten te vervallen, opdat niet alleen de ingesetenen van de Vereenichde Nederlanden, maer zelffs van den heyligen Rijcke jegens alle zee-ende stroomrooveriën der vianden moegen beschermpt wordden ende terwijlen niemant daerbij meer schade en lijdt als de ingesetenen van dese landen, die overal zoo veel daerinne moeten betalen als de nagebueren. Soo bidden de heeren Staten welgemelte heeren te gelooven, dat daerinnen sulcke discretie ende moderatie zal wordden gebruyckt als de commertie ende vertieringe is vereysschende ende den staet van de landen mach lijden. | ||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| ||||||||||||||||||||
Ten vierden beroerende de versochte cautie van dat voortaen het Rijcke van deser zijden versekert ende onbeschadight soude blijven, en souden die voorsseiten heeren Staten niet aengenaemer zijn noch wensschen dan dat den vijandt in sulcke poincten (mette tegenwoordige goede occasie) gebrocht mochte worden, dat zij van den palen van den voorsseiten heyligen Rijcke moste blijven, in welcken gevalle zij sulcken ordre datelyck souden stellen, dat men egeen oorsake en soude hebben daeraen te twijffelen oft van eenige schade achterdencken te nemen, zijnde sulcx d'oprechte meeninge ende intentie van de voorsseiten heeren Staten-Generael geweest nadat zij de stadt Berck mette Camilleschantsse ende d'andere plaetssen daeromtrent van den viant verovert hadden, alswanneer zij soo vrientlyck ende ernstelyck de nabuere Fursten, Heeren ende Landen aengescreven ende versocht hebben om mette selve te commen in vrientlycke communicatie hoe men den vijandt over Rhijn met heure macht ende middelen gebracht wesende, daerover soude hebben moegen houden, die hun alsdoen bij eenigen wiert geweygert ende bij anderen genoech qualycken affgenomen ofte geïnterpreteert, daerover dat oock sulcken jammer ende elende den ondersaten van den heyligen Rijcke leyder is overgecomen, als men gesien heeft ende moeten lijden, dat anders mette hulpe des Heeren bijtijts hadde kunnen voorgecommen wordden, bij soo verre men hadde geamplocteert de middelen, die men met gemeyn advys daertoe soude hebben moegen ramen ende verdragen. Waerover soo versuecken ende bidden de voorsseiten heeren Staten-Generael die welgemelte heeren Generael Oversten Velthooftman ende geordonneerde Crijchsraeden alle mogelycke debvoir te doen ende de goede handt daerane te willen houden bij de Cheur- ende Fursten, die loffelycke Correspondentzcreytssen ende andere Stenden van den voorsseiten heyligen Rijcke, dat dese sake met alder ernst beherttight ende tot een goed effect gebrocht wordde, daertoe dat Haer Edele deselve sullen seconderen naer heure vuyterste macht ende middelen, achtende den heyligen Rijcke te sullen strecken voor de sekerste ende beste cautie, die Haer Edele in desen souden moegen presteren voer het gemeyn beste ende eeyegelycx contentement bij soo verre met gemeyne macht die Spaignaerden over het geberchte gedreven ende gehouden mochten worden, dat tot noch toe alleene aen het mancquement van eene goede resolutie gebleven is, niettegenstaende soo veele remonstrantiën ende deputatiën, die vanwegen de voorsseiten heeren Staten-Generael aen allen Princen ende Potentaten der Christenheyt ten selven eynde gedaen zijn geweest ende nootelyck ten lesten sullen behoeven geamplecteert te worden bij soo verre men de geheele Christenheyt eenmael tot eenen volcommen ruste ende | ||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| ||||||||||||||||||||
vrede begeert ende verhoopt te sien, gelijck allen christenmenschen schuldich zijn van Godt te bidden ende te wenschen, opdat men door sulcken middel met gemeyne macht den erffvijant der Christenheyt mochte wederstaen ende van deselve Christenheyt affweeren. Mits allen welcken verhoopen die voorsseiten heeren Staten-Generael, dat die welgemelte heeren Generael Oversten Velthooftman ende geordonneerde Crijchsraeden, considererende over d'eene zijde dese heure rechtmatige verclaringe ende lange constantie totte hanthavinge van den staet van de Vereenichde Provinciën ten dienste ende voor den welstant van de gemeene saecke der Christenheyt ende over d'andere sijde d'aenbiedinge die bij desen gedaen wordt tot affweringe van de tyrannie der Spaignaerds mitsgaders voor de conservatie van de vrijheyt der Duytscher natie, hun daermede sullen laten genuegen ende bij de Chur- ende Fursten, de loffelycke Correspondentzcreytssen ende andere Stenden van den heyligen Rijcke den staet deser Landen sulcx recommanderen, dat sij de goede gunste ende genegentheyt van Hare Hoocheyden, Excellentiën, Heerlyckheden, Lieffden ende Gunsten t'allen tijden sullen mogen behouden, hetwelcke die voorsseiten heeren Staten Haer Lieffden ende Gunsten seer ernstelyck ende vrientlyck versuecken ende bidden mitsdesen. (ongetekend) | ||||||||||||||||||||
Ongepubliceerde stukkenGemeente-Archief Leiden
| ||||||||||||||||||||
Rijksarchief Den Haag
| ||||||||||||||||||||
Bibliotheca Thysiana LeidenArchief, nr. 183, 12 en 13. | ||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| ||||||||||||||||||||
Aangehaalde werken
| ||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| ||||||||||||||||||||
|
|