| |
| |
| |
De brieven van Buzanval aan Daniël van der Neulen (1595-1599)
medegedeeld door Dr. J.H. Kernkamp en J. van Heijst
Vooruitlopend op de uitgave van de belangrijkste stukken uit het archief van Daniël van der Meulen, waarvan de voorbereiding inmiddels ter hand is genomen, worden thans tachtig brieven gepubliceerd, die door de eerste Franse ambassadeur in de Republiek, Paul Choart heer van Buzanval, in de jaren 1595-1599 aan genoemde koopman zijn geschreven. Een afzonderlijke uitgave van deze op het Leidse gemeente-archief bewaarde bundel (Archief-Daniël van der Meulen, inventarisnummer 664) lijkt ons gerechtvaardigd. Helaas zijn Van der Meulens copieboeken verloren gegaan en is alle speurwerk naar de brieven die hij aan Buzanval gezonden heeft, vruchteloos gebleven. Het complement van de hier uitgegeven stukken ontbreekt dus.
Nog altijd is de studie niet verschenen, die Buzanval verdient. De enkele samenvattende opstellen over hem moeten daarom in de biografische woordenboekenGa naar voetnoot1 worden gezocht. Hij werd geboren omstreeks 1550, genoot een goede opleiding en kwam daardoor in contact met mannen als Casaubon en Scaliger. Na de Bartholomeusnacht verliet hij, overtuigd hugenoot die hij was, Frankrijk voor enige tijd, maar daarna kwam hij door toedoen van de invloedrijke protestantse leider Du Plessis-Mornay in dienst van Hendrik van Navarre, die hem met verschillende diplomatieke opdrachten belastte. Zijn benoeming in 1591 tot ambassadeur in Londen moest worden geannuleerd, toen koningin Elisabeth om persoonlijke redenen - Buzanval zou in een tafelgesprek grapjes gemaakt hebben over haar uitspraak van het Frans - te kennen gaf, dat hij persona non grata was. Nog in hetzelfde jaar werd hij echter naar de Verenigde Provinciën gezonden, waar hij van 1592 af als ordinaris ambassa- | |
| |
deur van Hendrik IV optrad. Eind 1606 legde Buzanval deze functie neer om in zijn vaderland verbetering van zijn gezondheid te zoeken. De Staten-Generaal vereerden hem bij zijn afscheid met een lijfrente van f 1500 per jaarGa naar voetnoot1, waarvan Buzanval overigens weinig heeft genoten: binnen een jaar, op 31 augustus 1607, overleed hij in het hem zo vertrouwde Den Haag, waar hij zich toen bevond als een der buitengewone gezanten die door Hendrik IV naar de Republiek waren gezonden om bij de besprekingen over het beëindigen van de oorlog met Spanje de Franse belangen te bevorderen.
Buzanval heeft een belangrijke rol tijdens de beginjaren der Republiek gespeeld. Vooral nadat Frankrijk in het begin van 1595 Spanje de oorlog verklaard had en een zoveel mogelijk op elkaar afgestemd zijn van de Franse en de Nederlandse politiek noodzakelijk werd, was de ambassadeurspost geen sinecure. Bij de voorbereiding van het Drievoudig Verbond, dat hij mede ondertekend heeft, was Buzanval nauw betrokken; de slappe houding van de Duitse vorsten, eerst inzake de aansluiting bij deze alliantie, later bij het weerstand bieden aan de Spaanse troepen die het Rijk waren binnengevallen, bezorgde ook hem veel moeite; de vrede van Vervins moest hij bij de Staten-Generaal verdedigen en buiten de periode, die de hier uitgegeven brieven beslaan, eisten weer andere vraagstukken gedurig zijn aandacht op.
Buzanval voelde zich in de Republiek heel goed thuis. Hij koesterde voor de energie, die de Nederlanders op verschillende gebieden demonstreerden, een grote bewonderingGa naar voetnoot2; het opgetogen verslag dat hij Du Plessis-Mornay van de eerste schipvaart deedGa naar voetnoot3, laat ons hierover niet in het ongewisse. Omgekeerd genoot hij in onze provinciën de hoogste achting en het volste vertrouwen. Ieder wist dat de Franse gezant fel anti-Spaans was en het gerucht dat in 1595 liep, als zou hij met Louise de Coligny samenspannen om de Statenregering tot vrede met
| |
| |
Spanje te bewegenGa naar voetnoot1, geraakte dan ook snel uit de wereld. En toen de Republiek na de vrede van Vervins in een crisis kwam te verkeren, was hij het, die met grote klem bij zijn vorst op het onbekrompen zenden van hulp aandrong.
Liet de Republiek echter z.i. de oorlogvoering te veel aan de Fransen over, dan verzuimde hij niet, de Staten-Generaal in proposities, die soms wel fel maar van stijl altijd bijzonder fraai warenGa naar voetnoot2, tot groter krachtsinspanning te manen; het ‘chasser Son Excellance en la campagne’ (brief 52) was dan meestal het gevolg. En wanneer hij het met een maatregel van de Haagse heren - naar het oordeel van Buzanval ‘du naturel des peuples qui en laissant le milieu suivent ordinairement les extrémités’Ga naar voetnoot3 - niet eens was, dan zweeg hij niet. Zo bepleitte hij tegen het door de Staten afgekondigde plakkaat, waarbij ook aan de neutrale mogendheden alle handel op Spanje werd verboden (zie brief 732), bij Oldenbarnevelt de handelsvrijheid der onzijdigenGa naar voetnoot4.
Buzanvals zelfstandigheid van oordeel vermocht overigens van de faam als begunstiger van de Republiek, die hij hier te lande genoot, niets af te doen. Als bewijs van de grote waardering die men jegens hem koesterde moge gelden dat de Staten-Generaal, toen Buzanval overleed, besloten hem een even plechtige staatsbegrafenis te geven als Willem van Oranje had ontvangen. Maurits en Frederik Hendrik maakten van de rouwstoet deel uit; Louise de Coligny, in wier paleis, het Oude Hof, Buzanval de laatste dagen van zijn leven had doorgebracht, verloor in hem iemand die zij altijd als haar vriend had beschouwdGa naar voetnoot5.
Door Hendrik IV en diens secretaris van Staat Villeroy schijnt Buzanval ten zeerste gewaardeerd te zijn. Aangenomen mag worden dat die waardering niet in de laatste plaats Buzanvals ijver gold bij het verzamelen en doorzenden van allerhande berichten; de twee foliobandenGa naar voetnoot6 met zijn proposities en brieven
| |
| |
over de jaren 1597-1606 zijn er om deze ijver te bewijzen. Op de beurs van politiek nieuws die de Republiek reeds toen was - Geyls schets van Den Haag als centrum van nieuwsgaring bij de komst van SurianoGa naar voetnoot1 geldt reeds in aanzienlijke mate voor deze jaren - viel veel te vernemen. Op de politieke nieuwtjes die vooral de Nederlandse kooplieden van hun correspondenten uit alle delen van Europa ontvingen, was het Haagse diplomatenwereldje zeer belust. Hier is het dan ook dat wij de Leidse koopman Van der Meulen ten tonele moeten voeren.
Daniël van der Meulen was in 1554 te Antwerpen geboren. Zijn enkele jaren oudere broer Andries en hij hadden er - aanvankelijk onder leiding van hun moeder die reeds in 1563 weduwe was geworden - een zeer behoorlijk koopmansbedrijf opgebouwd, dat de zaken van hun grootvader, die schoenmaker en kurkverkoper was geweest, zeer in de schaduw stelde. Daniël was dan ook geaccepteerd in de familiekring van een der belangrijkste Antwerpse handelsfirma's, die der Della FaillesGa naar voetnoot2: in 1584 had hij Hester, dochter van Jan della Faille de Oude, gehuwd. Ook op het gebied der politiek had hij het in korte tijd ver gebracht; niet ouder dan dertig jaar, was hij voor Brabant gedeputeerde ter Staten-Generaal geworden. Tijdens de kritiekste momenten in het bestaan van Antwerpen had Van der Meulen uit dien hoofde in de N. Nederlanden vertoefd, maar binnen enkele maanden na de val van zijn vaderstad was hij naar Bremen getrokken om daar zijn koopmansbedrijf te hervatten. Na een zesjarig verblijf aldaar was hij echter in de herfst van 1591 met zijn gezin naar de Republiek teruggekeerd om zich in Leiden te vestigen. Toen op 25 juli 1600 de pest Van der Meulen wegrukte, was deze erin geslaagd, zich in negen jaren een belangrijke plaats, zij het op het tweede plan, in de N. Nederlanden te veroveren.
Van der Meulen heeft - met het oog op de hier uitgegeven brieven willen wij dit facet naar voren brengen - het belang van een goede berichtenorganisatie duidelijk ingezien. Hoeveel moeite getroostte hij zich niet om zijn handelsrelaties uit alle windstreken ertoe te bewegen, hem het nieuws uit hun contreien te zenden, vaak in ruil voor de berichten die hijzelf het doorgeven waard achtte! Dat bewijzen niet alleen de duizenden brieven die
| |
| |
nu de collectie-Van der Meulen vormen, maar ook de honderden geschreven nieuwstijdingen (avisi, nouvelles, gazettes), de pamfletten en de omvangrijke bundel bescheiden van politieke aard, die er evenzeer deel van uitmakenGa naar voetnoot1. Zo wist Van der Meulen een berichtendienst te organiseren, waarvan ook de Staatse autoriteitenGa naar voetnoot2 en de enigeGa naar voetnoot3 toentertijd in Den Haag geaccrediteerde diplomaten, Buzanval en de Engelse gezant George Gilpin, gaarne profijt trokken. Want de snelheid waarmee in Van der Meulens postnet gewerkt werd, lag hoog, anders zou Buzanval hem niet in bijna elke brief gevraagd hebben, toch vooral het laatste nieuws te zenden. Zelfs waren de berichten over de Turkse oorlog, die via Van der Meulen Parijs bereikten, soms de eerste die daar arriveerdenGa naar voetnoot4.
Een zeer belangrijke rol bij deze nieuwsgaring vervulde de Franse gezant bij de vorsten van Duitsland, Jacques Bongars de Bodry (zie brief 22). Met deze diplomaat, die volgens Bor (IV, p. 289) ‘seer geleert, kloek, ervaren en verstandig’ was, correspondeerde Van der Meulen reeds toen hij nog te Bremen woonde. Enkele honderden vaak zeer uitvoerige brieven, geschreven tussen 1589 en 1600, worden van hem in het Van der Meulen-archief bewaard. Met allerhande nieuws uit Zuid-, Oost- en Midden-Europa, dat hem gedeeltelijk via Camerarius (zie brief 308) bereikte, werden zij in de regel op zondag vanuit Straatsburg, Bongars' standplaats, via Keulen naar Leiden verzonden, waar de pakketjes na tien tot twintig dagen arriveerden. Meestal verzocht Bongars zijn Leidse correspondent, het nieuws aan Buzanval door te geven, soms ook sloot Bongars een brief voor zijn collega in Den Haag in, die zijn antwoord daarop aan Van der Meulen stuurde ter doorzending naar de verblijfplaats van Bongars.
| |
| |
Vooral toen de houding der Duitse vorsten een belangrijke factor in verschillende politieke kwesties was geworden, werd de informatie die Bongars verschafte van groot belang. Het is dan ook zeker aan het feit dat op deze manier Van der Meulen zo goed met de Duitse zaken op de hoogte was, te danken, dat hij in augustus 1599 door de Staten-Generaal werd aangezocht, met Nicolaas Bruynincx een reis naar het leger der Duitse vorsten te ondernemenGa naar voetnoot1. Zonder twijfel heeft tot deze benoeming ook bijgedragen, dat hij kort tevoren een reis naar het Rijngebied had ondernomen (zie brief 761) en via zijn oude bekende Andries Hessels (zie p. 1792) zijn waardevolle bevindingen ter kennis van Maurits, Oldenbarnevelt en de Staten-Generaal had gebrachtGa naar voetnoot2.
In dit verband mag worden opgemerkt dat de Leidse koopman - volgens Reyd (p. 340) ‘bij Prins Maurits ende die Staten wel bemint ende goeden toeganck hebbende’ - een flinke dosis schranderheid en politiek inzicht bezat. Kan wat Van der Meulens broer Andries in 1597 schreef, dat Daniël zeker geschikt zou zijn om Lieven Calvart als Staats gezant aan het Franse hof op te volgen, nog als familie-vleierij worden bestempeld, bij zijn optreden tegenover de Zuidnederlandse bewindslieden, die hem in januari 1598 naar Brussel lokten om hem te polsen over de mogelijkheid van een bevrediging der N. Nederlanden, bleek hij inderdaad een slimme vos te zijnGa naar voetnoot3. Curieus is de karakterisering, die de Engelse gezant Gilpin in een rapport aan zijn regering over Van der Meulens Brusselse ervaringen van hem gaf:
‘a man of great wealth and creditt, learned, of experience, well spoken and for these and other respects acquainted and conversing here with the best;... he is thought too sownd, honest and wise to bee abused so, or that he would harme that party he hath taken and followed so long, professing the Religion and knowne to have bin ever an affectionate and good patriot’Ga naar voetnoot4.
| |
| |
De hier gepubliceerde brieven laten zien, dat Van der Meulen een brede culturele belangstelling bezat en door Buzanval in contact kwam met mannen als Scaliger en Vulcanius. Om ons tot de eerstgenoemde van deze twee geleerden te beperken, bekend is dat Scaliger vaak Buzanval opzocht of hem in Leiden ontving om samen Griekse schrijvers te lezenGa naar voetnoot1. Dat Van der Meulen, wiens bemiddeling wel werd ingeroepen om aan Scaliger geadresseerde post te bestemder plaatse af te leveren (zie brief 4212), uitgenodigd werd om met de gezant en de beroemde filoloog een oestermaaltijd te gebruiken (zie brief 66), lijkt ons een aardige bijzonderheid. Het is overigens te hopen dat het deze keer niet ging als op de 19e oktober 1596, toen Buzanval aan o.m. Bouillon en Maurits een banket aanbood dat wel ‘seer somptueus [was], doch geheel sonder ordre gedient’ werdGa naar voetnoot2, welke gang van zaken misschien aan Buzanvals ongehuwde staat mag worden toegeschreven. Blijkens aanwijzingen in verschillende van de hier uitgegeven brieven heeft Van der Meulen regelmatig Buzanval in diens ambtswoning, het huis van ArembergGa naar voetnoot3, opgezocht. Het is aannemelijk, dat Van der Meulen in zijn, zeker na de verbouwing door Lieven de Key zeer imposante huis
aan het RapenburgGa naar voetnoot4 op zijn beurt meermalen de Franse ambassadeur heeft ontvangen.
Uit de brieven 59 en 63 valt op te maken, dat Buzanval wel boeken uit Van der Meulens welvoorziene bibliotheek van 1200 nummersGa naar voetnoot5 leende en dat hij van hem eens een fraai gebonden exemplaar van Jan Huygen van Linschotens Itinerario ten geschenke ontving. Bovendien liet de Leidse koopman wel eens wijn, dadels en peper in Den Haag bezorgen (zie br. 16, 25, 63); twee tonnen bier uit BremenGa naar voetnoot6 behoorden eveneens tot de atten- | |
| |
ties, terwijl ook Van der Meulens bloemkoolzaad en -plantjes, ten dele voor Villeroy bestemd, op hoge prijs werden gesteldGa naar voetnoot1.
Tussen Buzanval en Van der Meulen heeft al vóór 1595 contact bestaan. George Fremin (zie brief 13) vraagt immers in 1592 aan de Leidse koopman of hij, wanneer hij in Den Haag komt, Buzanval van hem wil groetenGa naar voetnoot2 en uit een twee jaar later geschreven brief van Jacques della Faille blijkt, dat zijn zwager Van der Meulen de ambassadeur een bezoek wilde brengenGa naar voetnoot3. Verder staat vast dat de correspondentie niet volledig is: tenminste één brief is zoekgeraaktGa naar voetnoot4 en bovendien is de briefwisseling nog in 1600 voortgezetGa naar voetnoot5.
De tachtig hier uitgegeven brieven komen in Van der Meulens boedelbeschrijving, na diens dood door Jan van Hout opgemaakt, reeds als een aparte bundel voorGa naar voetnoot6. Ze zijn, op brief 58 na, door Buzanval zelf geschreven; het handschrift is nogal verraderlijk en bepaalde passages waren eerst na veel wikken en wegen vast te stellen, waarbij ook de onregelmatige spelling (bijv. het willekeurig door elkaar gebruiken van ce en se, van ces en ses) zich deed gelden. Aan de nauwgezette administratie van Van der Meulen is het te danken, dat van de meeste brieven ook de data van ontvangst en beantwoording kunnen worden opgegeven.
De brieven zijn wat ongelijk over de vijf jaren die zij beslaan, verdeeld: uit 1595 zijn er twaalf stuks, uit de volgende jaren resp. drieëndertig, elf, zeven en zeventien. De vele brieven van 1596 stellen ons in staat de totstandkoming van het Drievoudig Verbond van nabij te volgen, maar spijtig is dat er juist uit het
| |
| |
belangrijke jaar 1598 zo weinig brieven zijn. De verklaring daarvan moet worden gezocht in de omstandigheid, dat Buzanval het grootste gedeelte van dat jaar in Frankrijk vertoefde om de belangrijke Staatse deputatie (zie brief 564) te begeleiden en ter bespreking van verschillende politieke en godsdienstige kwesties, niet alleen met Hendrik IV en Villeroy, maar ook met zijn oude vriend Du Plessis-Mornay en anderen. Helaas ontgaat ons zo o.m. Buzanvals reactie op Van der Meulens tocht naar Brussel in het begin van genoemd jaar.
In slechts een enkele brief geeft Buzanval een enigszins uitgebreide beschouwing, bijv. in brief 48, die Buzanval meteen na het bekend worden van de val van Amiens vanuit Parijs verstuurde. Het merendeel der brieven is evenwel zeer kort. Wanneer wij bedenken dat Van der Meulen voortdurend goed op de hoogte was van de ontwikkelingen in Europa en bovendien geregeld bij de ambassadeur aan huis kwam, is de beknoptheid in de mededelingen van Buzanval alleszins verklaarbaar. Dit bondig geformuleerd zijn van Buzanvals ‘laatste nieuws’ omtrent niet altijd even duidelijk genoemde aangelegenheden is er overigens de oorzaak van, dat deze publicatie van een zo uitvoerig notenapparaat moest worden voorzien. Om te voorkomen dat daarin bovendien heel vaak naar andere noten moest worden verwezen, zijn uitvoerige registers van de persoons- en geografische namen toegevoegd.
Tot besluit van deze inleiding willen wij niet nalaten als onze mening uit te spreken, dat de waarde van de hier volgende brieven niet gelegen is in de betekenis die zij als bron voor de politieke geschiedenis van de jaren 1595-1599 hebben. De mededelingen die Buzanval doet, zijn immers allerminst opzienbarend. Dat de brieven tal van malen duidelijk laten zien, hoe groot de onzekerheid omtrent het feitelijke gebeuren en hoe klein de afstand tussen gerucht en werkelijkheid zijn - de Sebastiaanslegende bijv. doet ook bij Buzanval nog opgeld (zie brief 602) - zou de uitgave misschien al verantwoord maken.
Het eigenlijke doel van deze publicatie is echter, iets te laten zien van het belang dat de diplomatieke wereld had bij de inlichtingen die particulieren, vooral kooplieden, konden verschaffen. Natuurlijk zou dit belang gemakkelijker aan te wijzen zijn geweest, wanneer wij de inlichtingen die Van der Meulen Buzanval heeft verstrekt, hadden kunnen afdrukken. Desondanks menen wij dat de inhoud van Buzanvals brieven met de door ons
| |
| |
verzamelde en in de annotatie vastgelegde gegevens voldoende demonstreren, dat de Franse gezant zijn kennis van wat er in Europa omging voor een groot deel aan de Leidse koopman te danken had en dat diens berichtenorganisatie bij uitstek geschikt was om te dienen als kanaal voor de diplomatieke post, in een tijd waarin het berichtenverkeer nog verre van ideaal was geregeld. Nadere bestudering van de inhoud van de collectie-Van der Meulen, vooral van de daarin bewaard gebleven nouvelles, enerzijds, van Buzanvals Propositions anderzijds zal deze mening hechter moeten funderen.
Voor de bereidheid tot het oplossen van allerlei moeilijkheden waarvoor de tekst ons plaatste, alsmede voor de bij het annoteren der brieven geboden hulp, zijn wij verschillenden veel dank verschuldigd, vooral prof. dr. L. Kukenheim Ezn. te Leiden, die telkens op korte termijn zijn adviezen wilde geven, en de Leidse en Utrechtse studenten die in verschillende vorm hun bijdrage tot deze publicatie leverden.
| |
| |
| |
MonsieurGa naar voetnoot2. Je n'ay ryen apris par la letre du capitaine FremynGa naar voetnoot3 que confirmation des désordres qui sont aux provinces d'Artoys et HaynaultGa naar voetnoot4. D'alleurs nous n'havons ryen pour le présant. J'espère que nous pourrons demayn recevoyr quelque choze de LiègeGa naar voetnoot5. Je fais un mot de responce au capitaine Fremyn, je vous prie de luy faire tenyr. Si en
aultre choze j'ay moyen de vous faire service, je m'y emploieray de très bon ceur. Et sur ce vous saluant humblemant je priray Dieu, Monsieur, qu'il vous tienn' en sa sainte guarde. Vostre humble et très affectionné à vous faire service BuzanvalGa naar voetnoot2.
| |
Depuys vous havoys veu, j'ay receu ce pacquet icy-enclos pour Monsieur de BongarsGa naar voetnoot2. J'ay pansé qu'il vous viendroit
| |
| |
encores asses à temps pour joindre aux précédentes; je vous suplye luy vouloyr ajoindre. Nous n'havons icy ryen; on parle de la réconciliation du Duc du MayneGa naar voetnoot3 et sourdement que les Tholozains hauroyent desjà chassé Monsieur de JoyeuzeGa naar voetnoot4, aussy que Monsieur de DeguièresGa naar voetnoot5 hauroit faict quelque exploit dans le Piémont.
| |
Je vous remercye humblemant de la letre que m'havves escritte et envoyé de la part de Monsieur de Bongars. J'havois les mesmes nouvelles que celles qu'il m'escrit de Monsieur de SilleryGa naar voetnoot2, ambassadeur en Suysse. On nous advertyt de Liège que l'armée du Conte de Fuentes va assiéger Mauberfontayne, place encores plus foible que Le Catellet, et qu'elle tiroit vers GuyzeGa naar voetnoot3. J'espère que celle du Roy soubs la conduitte de
| |
| |
Monsieur de NeversGa naar voetnoot4 sera maintenant en campaigne pour s'y oposer. J'ay peur que la ville de Cambray ne soit fort incommodée en sa récolteGa naar voetnoot5.
| |
Je suys contraint de vous inportuner derechef pour vous prier de faire tenyr ce mot à Monsieur de Bongars. Vous haures veu Monsieur de l'EscalleGa naar voetnoot2 qui vous haura dict l'hureux voyage et passage de Madame la Princesse d'OrangeGa naar voetnoot3 et comme nous l'havons amenée par deçà. Nous attendons nouvelles du succès du siège de DourlansGa naar voetnoot4, où sur bon compte La MotteGa naar voetnoot5 ha heu la teste emportée d'une balle de canon. Si vous havves quelque choze je vous prie nous en faire part. Nous sommes un peu affligés de la retraitte de devant GrolleGa naar voetnoot6, mays il vault mieux une bonne retraitte qu'une mauvaise attante.
| |
| |
| |
Je vous envoye les letres que je vous avoys promises pour Monsieur de Bongars. Nous havons ce jour d'huy nouvelles de CalaysGa naar voetnoot2 du 26, que le filz de Monsieur de Nevers c'est jetté dans CambrayGa naar voetnoot3 avecq deux cents chevaux. Ce gage servira pour encourager les assiégés et obligera plusieurs et des plus grans à haster le secours de cette place. On escrit aussy que depuys ce temps l'ennemy ha si fort reserré la place que personne n'y ha peu entrer. Ilz font deux grand cavalliersGa naar voetnoot4 du costé de la citadelle pour la batre de cette part. Si vous en havves
quelque choze de certayn plus frais, je vous prie m'en advertyr.
| |
J'escris ce mot à Monsieur de Bongars que je vous suplye de luy faire tenyr. Je ne doubte point que les ennemys n'ayent rendu par leurs escrits la disgrace de ses jours passés plus grandeGa naar voetnoot2
| |
| |
et qu'ilz n'en aient faict une victoire tout entière. Je suys de plus en plus en peine pour le siège de CambrayGa naar voetnoot3. Le Roy en est encores fort esloigné; toutefoys je m'assure qu'il ne s'endormira à ses aproches. Les ennemys s'en promettent heureuze issue et plus que certaine. Si vous en receves quelquez nouvelles, je vous prie de m'an faire part.
| |
Je vous remercye bien affectionnément des dernières d'Allemaigne que vous m'havves envoyé, ausquelles je fais responce et vous prie de les addresser seuremant. Je receus hyer letres du Roy du 2e de Paris. Il en partoit le landemayn pour aller au secours de Cambray qu'on tenoit encores lors en bon estat. Depuys j'ay nouvelles certaynes que Sa Majesté estoit arrivvée vers St. QuentynGa naar voetnoot2. Si la citadelle tient, comme on veult dire, il y ha encores quelqu' espérance, mays j'ay peur qu'elle ne soit pas mieux pourveue que la ville. Aussy les ennemys chantent partout qu'ell' est à eux. Les difficultés de vivvres sont si grands partout que je ne scay commant Sa Majesté pourra maintenir son armée ès quartyers de la PicardyeGa naar voetnoot3. Nous tenons l'accord de Monsieur du Mayne faict. C'est tout ce que je vous puys mander de ce lieu.
| |
Je vous envoye ce mot affyn qu'il vous plaise en grossir vostre pacquet. Je suys gros d'entendre des nouvelles d'Allemaigne et de nos pacificateurs; mesmes si l'Archiduc Albert pass' oultreGa naar voetnoot2.
| |
| |
Le Roy ha faict faire de grandes instances en AngleterreGa naar voetnoot3 pour réveiller ses gens contre l'Hespagnol et les unyr avecq nous tous en cette guerre, mays tout cela en vayn. Au contraire plus de froideur que jamais et des parolles capables d'ébransler un ceur bien ferme. Toutefoys j'espère que Sa Majesté continura sa pointe, encores qu'on luy propose asses d'expédians pour se retirer honestemant de la partye.
| |
9 Den Haag, 11 november 1595.
Je fus bien fasché dernièremant de ne pouvoir accommoder comme j'eusse désiré le marchantGa naar voetnoot1 que me recommandies, mays il y havoit danger qu'on luy faisant trop valoir mon crédit, je n'eusse joué de sa peau témérèremant. Je luy [ay] offert letres de recommandation en court pour obtenyr un passeport, mays il luy en falloit un devant que s'y pouvoir acheminer en seureté. Je vous supplye que Monsieur de Bongars soit servy de cette letre. Je n'ay ryen de France ny d'alleurs. Angleterre receule tousjoursGa naar voetnoot2. Si vous havves quelque choze, faictes m'en part.
| |
10 Den Haag, 24 november 1595.
Je vous chargeray encores de ces letres pour Monsieur de
| |
| |
Bongars s'il vous plaist. Je voudroys bien qu'il nous voulust éclarcyr bien particulièremant des intentions et menées de cett' ambassade tant attendue à BruxellesGa naar voetnoot1. Le vent contraire nous guarde de ryen havoir de France où on dit que le Comte de Fuentes reprend son vol pour ravitailler La FèreGa naar voetnoot2. Nous sommes icy pour essayer à redresser toutes chozes pour l'an prochaynGa naar voetnoot3. Vous scavves que l'Angleterre c'est adoucye et désiste de ses rigoreuses demandesGa naar voetnoot4; il y hauroit danger qu'en urgant un accessoire elle ne perdit le principal. Vous havves le filz de Monsieur du Plessis à LeydenGa naar voetnoot5; je suys bien fasché que je ne me suys trouvé à Leyden pour luy donner vostre congnoissance; je vous suplye de luy en départyr si l'occasion s'en présante.
| |
J'heus hyer des letres de Monsieur de Bongars par aultre voye que par la vostre. Il me mande que l'empereur presse fort l'ambassade pacifiqueGa naar voetnoot2 et qu'il[z] ce font plusieurs menées pour ce reguard. Je vous suplye luy faire tenyr ce mot de responce. Quant à la France j'ay nouvelles du 17 du passé de Rouen. Le
| |
| |
Roy c'est logé à une lieue de La FèreGa naar voetnoot3 qui ne fait point encores mine de souffrir beaucoup. On s'attend que les Hespagnolz essairont de la secouryr et à cette cause Sa Majesté ha mandé toute la noblesse. Monsieur le conestableGa naar voetnoot4 qui est à Paris s'y doibt trouver. C'est tout ce que j'ay de ce costé-là.
| |
Je me suys mépris ce matyn, je pansoys estre plus jeune d'un jour et que ce ne fust que jeudy. Si vos letres sont partyeesGa naar voetnoot2, faistes s'il vous plaist s'adresser de celles-cy à vostre première commodité; si désirerois-je fort qu'elles peussent rencontrer cett' ordinaire. Nous havons de France que l'armée ennemye commançoit à paroistre sur la frontière dès le 15 du présant, que l'eau commançoit à entrer dans La Fère par le moyen de la chaussée que le Roy ha faict faire pour cett' effetGa naar voetnoot3. On attend Monsieur de Mayne en court avecq lequel sans doubte la paix est faicte, comm' m'escrit Monsieur de VilleroyGa naar voetnoot4 et espère qu'il servira Sa Majesté fidellemant. Le tout gist maintenant au faict de La Fère. S'il succède, toutes chozes sont assurées. Aultremant je voy encores une grand mer d'affairres et difficultés. Si vous havves quelque choze, faictes m'en part, je vous prie.
| |
Je vous suplie de charger vostre paquet de ce mot que j'escris à Monsieur de Bongars. Je receus hyer des letres du camp de devant La Fère du 18 du passé. Les chozes y estoyent en bons termes et espérance de venir à bout de l'afayre en bref. Il n'y
| |
| |
havoit point encores d'aparance que les Hespagnolz fussent prests pour la venir secourir. Je croy que nous haurons icy bientost Monsieur de SancyGa naar voetnoot2, Sa Majesté me commande de l'attandre; il ne vient pas pour la paixGa naar voetnoot3, mais bien pour corner la guerre à bon étiantGa naar voetnoot4. Jamais le Roy n'y fust plus résolu jusquez à un total déchassemant des Hespagnolz des Pays-Bas. Vous verres par ce que je vous envoye, à quoy en est réduit Monsieur d'EspernonGa naar voetnoot5, mays Monsieur des DeguyèresGa naar voetnoot6 escrit que tout cecy sera bientost suivy d'un effet de plus grand' importance. Les Ducs de NemoursGa naar voetnoot7 et JoyeuseGa naar voetnoot8 traittent bien avant leur accord et celuy de SavoyeGa naar voetnoot9 ne s'en jette pas loing. Je croy que le
| |
| |
CardinalGa naar voetnoot10 est bien près du Luxembourg. Si vous havves quelque choze, faictes en part à vos amys.
| |
J'ay peur que cette letre ne vienne trop tard pour accompagner les vostres; la raison en est sur ce que je ne la voulois fermer que je n'heusse receu celles qu'on me disoit estre icy venues de France pour moy que je n'ay toutefoys encores receues. D'alleurs je voy que le siège de La Fère va en longeur, d'autant que ceux de dedans n'ont pas tant de disette qu'on pansoit, mays le Roy est bien fortifié et attendra les forces qui viendront au secours. Je croy qu'on se hastera pour ce faire à cett' heure que le Cardinal est arrivvé. Si vous havves quelque choze, je vous prie que j'en aye part.
| |
Vous havies heu bon advys par vostre dernière. Sa Majesté ha pancé exécuter une entreprise sur LandrecyGa naar voetnoot2 la veille des RoysGa naar voetnoot3 sans la découverte d'icelle. J'en receus hyer letre du camp de devant La Fère du 13 du présantGa naar voetnoot4. La digue n'ha peu encores faire d'effect, c'estant rompue par l'impétuosité des eaux. On la remetait en estre et croyt-on que maintenant ell' ha joué son jeu; ou bien qu'il n'y haura plus d'espérance de ce [jeu]Ga naar voetnoota-là. Il faudra doncq lors attendre l'évènement de la famine
| |
| |
et du secours que voudront donner les ennemys à quoy on dict qu'ilz s'aprestent de tous costés, n'étant aujourd'huy le Cardinal d'Austriche empesché à aultre choze et urgant fort cett' affayre. Cependant Monsieur du Maine est du tout d'accord, ha un de ses enfants près Sa Majesté et l'aultre dans Paris; luy est à Soyssons attendant la publication de son accord auquel la court fait quelque oposition pour un point particulier touchant la mort du feu RoyGa naar voetnoot5. Monsieur de Nemours est aussy receu en grace et le Duc de Savoye n'en est guères esloigné; il ha le présidant La Rochette près Sa Majesté; il est en mauvais' intelligance avecq les Hespagnolz quy luy ont tué le Baron d'Armance qu'il envoyoit en France vers Sa Majesté; bref le Roy tient ce trou pour bouchéGa naar voetnoot6. Vous havves entendu à quelz termes est réduit le Duc d'Épernon; il ha presquez tout perdu et ne s'en est guères falu que sa vie mesme n'y soit démourée par l'industrie d'un paysan qui havoit mis deux quintalz de poudres en voûte sur laquelle estoit sa chambre; il la fit sauter et neuf ou six des siens furent écarbouillés, mays luy n'eust que la teste brisée et le bras sans danger de mortGa naar voetnoot7. Les affayres de MarseilleGa naar voetnoot8 ne sont encore en si mauvays termes qu'on disoit ou en espère. Bien et en bref, si vous havves quelque choze, je vous prie de m'en faire part.
| |
| |
| |
Je receus hyer la vostre et vostre bon vyn quy ha esté jugé tel de tous ceux qui s'y congnoissent. Je vous remercye humblemant de l'un et de l'autre. Nous havons maintenant un vent qui nous ferme le passage de France; c'est pourquoy, si vous ne nous en aprenes quelque choze de vostre costé, nous demourerons ignorans jusquez à ce qu'il tourne. On escrit de Bruxelles du 27 du passé que [le] Comte de Fuentes n'est point bien contant de la venue du CardinalGa naar voetnoot2 et qu'il n'est pas pourveu du vicariat de SicileGa naar voetnoot3, que les régimans wallons son[t] cassés et quelques allemans pour de ses pièces en composer d'autresGa naar voetnoot4. Cela amènera des mescontentemans et des longueurs au redres des affayres, outre qu'on dit qu'il y ha grand pénurie de grayns ès quartyers de l'ennemyGa naar voetnoot5. S'il est ainsy je ne voy pas qu'ilz puissent faire de grands voyages en France. Je vous prie faire passer mes letres selon leurs adresses.
| |
Je vous envoye de l'importunité à mon ordinaire. Elle sera acreue par la charge que m'ha donné Madame la Princesse d'Orange de vous prier de sa part de faire addresser celles qu'elle escrit à Madame l'ÉlectriceGa naar voetnoot2; je croy que Monsieur de MalpartGa naar voetnoot3
| |
| |
qui est à Franckfort pourra bien faire cett' office. Nous n'havons icy ryen de France. Vous haures veu celuy que Monsieur du Plessis envoye à Monsieur de Bauves son filz, mays il havoit longtemps attendu le vent au HavreGa naar voetnoot4. Je languis après les nouvelles de La Fère et vous assure que tout le reste m'est peu. Mandes-moy ce que vous en haures apris du costé de delà.
| |
Puysque je suys encores icy arresté jusquez à ce que le voyage de Monsieur de Sancy soit résoluGa naar voetnoot2, je tiendray encores le cours des letres avecq Monsieur Bongars. Je receus hyer letres de Sa Majesté du 10 du présant. On ha pris force soldats qui vouloyent eschapper de La Fère; ilz sont tous assentans en ce point que la nécessité y est très grande. On espère que dans troys sepmaine cette besongne sera parachevée. Le Roy est logé si fortement qu'il sera malaisé aux Hespagnolz de ravitailler la place. Je croy qu'ilz en feront plus de bruyt que d'effet et s'ilz vont en France ce sera pour se montrer ou bien pour frapper coup allieurs. Monsieur d'Épernon est d'accord avecq Sa Majesté. J'ay peur de Marseilles. Nous havons trefve en Bretaigne jusquez au commancemant de may; on y attend une nouvelle descente d'HespagnolsGa naar voetnoot3. Si vous havves quelqu' autre choze, faictes en part à vos amys.
| |
| |
| |
Je ne voy pas par celles que m'envo[y]a[s]tes vendredyGa naar voetnoot2 qu'il y heust de grandes rumeur en Allemaigne d'aucunes levées si esté qu'on escrit de Bruxelles que le Cardinal attend de grandes forces de ce costé-làGa naar voetnoot3. L'ambassadeur du Roy escrit de ConstantinopleGa naar voetnoot4 que le Grand SeigneurGa naar voetnoot5 y ha fait publier son acheminemant en personne en la guerre de Hongrie et que l'on y arme 150 gallères. Monsieur d'Épernon c'est du tout remis au Roy; Sa Majesté espère que Marseille fera le mesmeGa naar voetnoot6, nonobstant les gallères hespagnolles qui y sont entrées. Par letres interceptées du Comte de Fuentes ilz tiennent La Fère presque impossible à secouryr et font semblant de vouloir tourner sur Ostande. Monsieur, j'ay un très grand besoin de grainnes de choux-fleurs, Monsieur de Villeroy m'en requiert fort; les vostres de l'an passé on[t] si bien creu en mon jardyn que j'ay encores recours à vous pour cett' effet. Je vous prie m'en envoyer s'il y ha moyen et ce dans un ou
deux jours, car je n'attens qu'après ce présant pour dépescher un homme en France. Je vous en hauray beaucoup d'obligation et vous feray service allieurs où il vous plaira m'employer.
| |
J'ay receu les graines que vous m'havves envoyées, je vous en remercye humblemant. Je les feray tousjours passer devant en attendant les aultres que vous me promettes encores. Je voudroys bien havoyr quelque choze quy vous fust aggréable, vous y hauries toute puissance. Nous havons advys et de Breda et d'allieurs que l'armée part le 2e de mars pour marcher vers
| |
| |
La Fère. Ilz ont une grande quantité de chariots, la campeigne de Brabant en ha fourny seule quatre cents. Ce moys de mars est fatal aux batailles, pour moy je n'ay pas opinion qu'ilz la hazardent. Ilz feront semblant d'aller vers cette place, mays ilz en attaqueront un' aultre pour faire décamper le Roy. Cett' issue me tient en trance; je crayns CalaysGa naar voetnoot2. J'attens à tout' heure nouvelles de nostre court.
[Postscriptum] Je fays responce à celle de Monsieur de Bongars; celles pour Monsieur de Sancy partiront demayn par un homme que j'envoye en court.
| |
Nous sommes icy en grand' allarme de ce que veult faire l'ennemy; il semble vouloyr décharger sa chollère sur quelque place de ce pays: il menasse Breda, on y ha pourveuGa naar voetnoot2. Quand à moy je croy que ce sont mines et qu'il fondra tout d'un coup en France, essayant de chasser Sa Majesté de La Fère par diversion. On parle diversemant de Marseilles; ilz n'ont point encores receu les Hespagnolz et c'est simplicité de croire qu'ilz les laissent entrer les plus forts. Le Duc de Joyeuse est d'accord comme celuy d'Épernon. J'attens vos graynes, je suys plus effronté demandeur pour aultruy que pour moy.
| |
Je ne vous scaurois ryen que dire sinon les mauvays bruyts que nous havons de Bruxelles de trente milliers de farinne que Georgio BastoGa naar voetnoot2 avecq quelque cavallery ha trouvé moyen de
| |
| |
jetter une nuyt dans La Fère sans estre aperceu des guardes de Sa Majesté, voylà la besongne prolongée pour un moys. Cependant les ennemys s'assemblent et doibvent faire monstre en Brabant le 10 du prochayn et font estat de dix huyt milGa naar voetnoot3 hommes avecq lesquelz ilz sont résolus d'aller affronter le Roy en son campGa naar voetnoot4. Je croy qu'ilz y seront les très bien receus si on ha patiance de les attandre si longtemps. Je vous prie de me mander ce que vous en havves d'assuré et de bruyt.
| |
Vous haures veu le mémoyre que j'havoys prié Monsieur de l'Escalle de vous montrer touchant les vivvres que les ennemys avoyent jetté dans La Fère. Cela fera peu au gros du jeu qui se joue sans doute maintenant, puysque l'ennemy est party dès le 28 du passé en sy bon et fort équippage qu'il me fait beaucoup craindre l'évènemant de cett' affayre. Si vous havves quelque choze, faictes en part à vos amy. Nous attendons aussy le signal qui ce donnera d'Angleterre pour le partemant de Monsieur WerGa naar voetnoot2 et de son équippage.
[Postscriptum] Ses letres partent tard pour Allemaigne, mays si ce n'est pour cett' ordinayre ce sera pour le prochayn s'il vous plaît.
| |
| |
| |
Je viens de recevoyr vostre letre avecq celle de Monsieur de Bongars. Nous ne sommes icy sans affayres. Sailly est arrivvé à Midelbourg, envoyé par Monsieur de Vidosan pour assurer que sa place estoit investyeGa naar voetnoot2 dès le 9 et qu'ilz y fesoyent les aproches, qu'on batoit la tour de Richban avecq sept canons. On adjouste qu'ell' est desjà sautée. Son Excellance est allé en toute diligance pour pourvoyr et avancer le secours. On y ha desjà jetté quelquez poudres. Si le havre nous demoure ouvert tout ira bien Dieu aidant, mais s'il nous est fermé il n'y ha plus espérance qu'en l'armée et présance du Roy qui est à ce qu'on dit maintenant libre du
siège de La Fère par celles que je receus hyer de Sa Majesté; elle m'assuroit qu'il n'y havoit plus à patyr que pour dix jours et la letre estoit du dernier de marsGa naar voetnoot3. Son armée est belle et bien résolue, mays je crayns la célérité des assiégans et la fureur de leur baterye et le sen d'hommes qu'il y ha dans cette place.
| |
Je vous remerc[ie]ray premieremant de vos dattes que j'ay trouvé excellantes, comme ont faict ceulx qui en ont faict l'essay. Puys je vous diray que présantemant je viens de recevoir certayn advys que les 800 hommes soubs la conduitte du
| |
| |
Baron de ScheniskyGa naar voetnoot2, que Son Excellance fit singlerGa naar voetnoot3 à Calays le 15, y sont heureuzemant arrivvés et entrés et un peu auparavant deux cents venus de Boulloigne, que le lieutenant de Monsieur de Vidosan qui y estoit y ha faict entrer. Il est vray qu'il ha heu une jambe emportée d'un coup de canon en débarquant. Sans ses renforts la place couroit fortune, car le Risban fust emporté dè[s] le premier jour et n'ha point esté du depuys regaigné. Au contraire les ennemys fesoyent grand debvoyr de gaigner le ravellynGa naar voetnoot4 du fauxbourg qui commande au port. Ilz le batoyent furieusemant et y ont donn' assault, mays ilz en ont esté repoussés. Maintenant tant de rafraichissemans pourront faire regaigner aux assiégés les avantaiges perdues. Si le Roy estoit délivré de La Fère, je ne douterays point qu'il ne fist autant de debvoyr par terre comme Son Excellance faict par mer. C'est tout ce que j'ay pour le présant.
| |
Je n'ay aucunes nouvelles depuys vostre partemant de ce lieu. Ilz escrivent de Zellande que La Fère seroyt rendue du 25e du passéGa naar voetnoot2; je n'en croyray ryen que je n'en aye aultre certitude. On parle diversemant d'ArdresGa naar voetnoot3. Les Anglois continuent leur voyage et les vaisseaux de ce pays sont passés vers PleynmuthGa naar voetnoot4.
| |
| |
J'attens nouvelles de Monsieur de SancyGa naar voetnoot5. Si vous en havves, faictes m'en part.
| |
Il y ha longtemps que je n'ay ryen receu de Monsieur de BongarsGa naar voetnoot2; j'en suys en peyne. Nous attendons de jour à aultre la venue de Monsieur de Sancy et de Monsieur CalvartGa naar voetnoot3; n'espère que la venue de Monsieur le Duc de BuillonGa naar voetnoot4 haura bien renforcé les bons conseilz en Angleterre et que la Royne envoyra un bon secours à Sa Majesté. Ce nonobstant la flotte poursuyt son cours et le Conte d'EssexGa naar voetnoot5 est embarqué. Le pauvre DrackGa naar voetnoot6 enfyn est demouré en ce dernier voyage, mort d'un flux de sangGa naar voetnoot7 et comme je croy de regret de n'havoir ryen peu exécuter. Toutefoys tous ces vaisseaux et hommes retournent sayns et saufs. L'ennemy bat Ardres à ce qu'on dit. La Fère est tousjours là. Si vous havves quelque choze, faictes nous en part.
| |
| |
| |
28 Den Haag, 27 mei 1596.
Je vous remercye humblemant de celles que vous m'envoiastes hyer. J'ay donné le pacquet qui estoit pour Madame la Princesse d'OrangeGa naar voetnoot1 en propres mayns. Je ne voy encores ryen d'assuré ès bruyts de la rendition de La Fère, encores qu'ilz soyent asses constants de plusieurs parts, mays je receus il n'y ha que deux jours letre de Bouloigne du gouverneur de la placeGa naar voetnoot2 du 16e par lesquelles il ne fait encores mantion de la rendition, mays bien qu'on estoit sur le traicte de celles; j'entens d'allieurs qu'il y seroit escheu quelquez difficultés à cause du canonGa naar voetnoot3. Le temps et le renforcemant de la famine vuidera tout cela, mays j'ay peur que nous ne donnions trop de loysyr à l'ennemy qui est devant Ardres depuys le sixiesme et ha commancé à batre aux deffances dès le 10 et depuys à la muraille avecq 14 pièces. Les assiégés s'y sont portés fort vaillant jusquez à cett' heure, faisants journellemant des
sortyes et endomagants beaucoup l'ennemy qui ha depuys fait venyr nouveau renfort et de pièces et de munitions et la debvoit batre de quarante le 18 du présant, comme m'escrit Monsieur de VickGa naar voetnoot4 de Boulloigne. Nous n'havons encores ryen d'assuré du costé d'Angleterre de nos ambassadeursGa naar voetnoot5. La flotte...Ga naar voetnoota faire voile le premier du prochayn.
| |
La multitude d'affayres desquelles je me sens accabléGa naar voetnoot2 m'ha
| |
| |
presquez fait oublier cett' ordinayre, mays s'il est possible faictes que cette letre, encores que tardive, puisse ratraper celles que vous haures fait partyr dès le matyn. Il importe pour le service publicq, car Monsieur Bongars est en peyne et suspans tant pour la conclusion de cette ligue que nous havons faict en Angleterre que à cause du voyage de Monsieur AncelGa naar voetnoot3 qui est icy pour aller vers les princes d'Allemaigne et qui porte au dict Monsieur Bongars toute clairté des affayres, mays il ne peult partyr devant un moys à cause qu'il attend encores quelque choze de France. Ce nous seroit un singulier soullagemant si vous pouvies donner la prompte adresse que désirons à cette letre. J'heus hyer une courier du Roy qui ha accepté la ligue et la fait ratifier par ceux de son conseil. Sa Majesté est à AbvilleGa naar voetnoot4, l'armée borde la rivière d'AutyeGa naar voetnoot5 avecq espérance d'attanter quelque bon effet sur l'ennemy; cette présance ha rasuré la Picardye. Monsieur de Belin
agit causam ex vinculis pour le fait d'ArdresGa naar voetnoot6. Monsieur de MercurGa naar voetnoot7 ha prolongé la trefve et donn' espérance d'accord final. Nous sommes icy, Monsieur Calvard et moy, si empeschez que je ne vous la seroys faire plus longue. Les chozes sont tant adoucyes contre son voyageGa naar voetnoot8.
| |
30 Den Haag, 19 juni 1596.
Je receus hyer celles que vous m'havves envoyées; j'ay donné addresse à celles de Monsieur de SancyGa naar voetnoot1. Nous attendons en
| |
| |
bonne dévotion les premiers fruyts de cette ligueGa naar voetnoot2, laquelle le Roy m'escrit vouloyr ratifier. Monsieur de NassauGa naar voetnoot3 retourne avecq vos gens de guerre, les nostres sont logés à Aussy le ChâteauGa naar voetnoot4. Le bruyt est icy de toutes parts que Monsieur le Maréschal de LaverdynGa naar voetnoot5 ha battu quelques ungs des ennemys; je n'en ay encores ryen par les nostres. Ceux de JulliersGa naar voetnoot6 commancent à congnoistre qu'ilz ont heu peur de leur ombre, aiant fait mesme enprisonné un gentilhomme du Marquis de BrandebourgGa naar voetnoot7 qu'ilz s'imageroyent estre en chemyn pour entrer avecq mayn forte dans le pays; ilz ont relasché les prisonniers et osté les garnizons des places qu'ilz avoyent occupées. C'est tout ce que je vous puys donner de nostre stérilité.
[Postscriptum] Monsieur, il y ha un petit pacquet pour NorembergGa naar voetnoot8 duquel je vous recommande l'addresse.
| |
| |
| |
Je pançoys que deussies venyr hyer disner avecq moy, puysqu' esties à la Haye. Je ne vous heusse ryen apris de nouveau, car nous sommes sur les attantes de toutes chozes. Le vent est importun quy nous oste le commerce des advys de France; la flotte d'Angleterre est bien loin si ell' ha heu le temps à propos. Je vous suplye de faire tenyr l'incluze à Monsieur Bongars.
| |
Je receus hyer la vostre avecq les incluzes. J'ay livré celles qui touchoyent Madame la Princesse d'Orange qui vous en remercye comme aussy je fais pour ma part. Nous espérons que les ennemys seront rechassés de l'isle de HulstGa naar voetnoot2 avecq perte de ce qui y est entré; si ce n'est que tout ce qui estoit destiné pour ce faire, ait desjà gaigné le passage. Ilz y ont perdu quelque choze à la première abordée. Son Excellance y est depuys arrivvé avecq plus de deux mil hommes de guerre; la matière semble disputable, s'il est arrivvé à temps. Ceulx qui se sont avancés les premiers pouroyent bien trouver le passage du retour fermé. Je vous suplye me faire tenyr à Noremberg l'incluze pour un gentilhomme françoys qui est en HongrieGa naar voetnoot3. Il m'escrit du dernier de may que le Grand SeigneurGa naar voetnoot4 y vient en personne.
| |
| |
| |
Je viens de trouver céans à mon retour du promenoyr du soyr vostre letre avecq les incluzes; je ferai demayn au matyn tenyr celle de Monsieur de Van der WerkeGa naar voetnoot2. Nous n'havons ryen de France et croy qu'il en fault attendre peu jusquez à ce que nous puissions tirer quelque fruyt de cette ligue, c'est à dire le secours promis d'AngleterreGa naar voetnoot3, car vous ne scauries croyre combien les forces du Roy sont diminuées. Il est vray qu'on travaille à bon étiantGa naar voetnoot4 pour refaire une bonne armée, mays vous ne verres ryen de bien prest que Monsieur le Duc de Buillon ne soit de retour
d'AngleterreGa naar voetnoot5. Si le Cardinal ne nous heust donné ce loisyr en attacquant Hulst je ne scay commant nous nous fussions peu refaire; nous n'havons que bonne nouvelles de cett' isle. Cepandant qu'on y débat les aproches de gens de guerre qui y sont entrés, la ville se fortifie. Si Son Excellance havoit plus d'hommes je ne craindrois point le succès de cett' affayre, ayns' en espérons bien du bien.
| |
| |
| |
Je ne scay que vous mander oultre les remercimans de la vostre et des incluzes. Quand au trèfvesGa naar voetnoot2, croyes que c'est artifice de l'ennemy pour intimider le peuple de deçà. Tous les jours arrivvent gens de France; il n'y en ha aucunes nouvelles sinon qu'on dict qu'elles sont prolongées pour six moys en BretaigneGa naar voetnoot3 et que le Roy s'arme sur la frontièreGa naar voetnoot4, aiant faict crier le ban et arrière-ban pour s'y trouver à la my-aoust. Je crayns fort Hulst. Il fault naturellemant que le foible serve au fort. Dieu peult faire des miracles, mays je tiens pour certayn que si cette ville pouvoyt tenyr encores troys sepmaynes, que elle seroit guarantie par les divisions de France. Nous n'havons ryen de certayn de la flotte angloyse.
| |
Nous havons receu, Monsieur Ancel et moy, celles que vous nous havves de Monsieur de Bongars et depuys celle que m'havves escritte. J'ay esté aussy estonné que vous quand j'ay entendu que cette grand' équippée angloyseGa naar voetnoot2 estoit sur les termes de revenyr à néant, car il me semble que le retour de la flott' est fort proche, n'ayant laissé en Hespaigne que de la fumée. Il y ha du courage viril en ce faict, mays du conseil asses jeune;
| |
| |
sagesse heust tourné cette dépance où le bas nous bleçoitGa naar voetnoot3, possible que nous n'heussions perdu Calays et que Hulst ne seroit au danger qu'il est, mays quoy dum singuli pugnamus universi vincimus?!Ga naar voetnoot4 Tant que nous ferons comme cela nous n'avancerons guères. J'attens en bonne dévotion des nouvelles de France.
| |
36 Den Haag, 28 augustus 1596.
Il est certayn que Monsieur le Duc de Buillon arrivva à Douvre le 25 du présantGa naar voetnoot1. On n'ha oublié nulle sorte de magnificance à sa réception. Cela doibt bien faire évanouir les bruyts artificieux des ennemys touchans les traictés de trefveGa naar voetnoot2 avecq noz ennemys. Le Maréschal de ByronGa naar voetnoot3 est en l'armée du Roy sur la frontière; la pesteGa naar voetnoot4 est partout si grande que je ne scay pas commant on pourra tenyr corps ensamble. Rien ne pouvoit venyr plus mal à propos.
| |
Je fus bien fasché de vous [n']havoir peu voyr hyer qu'à
| |
| |
travers un coche; si je me fusse peu départyr honestemant de la compagnie en laquelle j'étoys je vous heusse volontiers salué. Nous commançons demayn à entrer en communication avecq quelquez-ungs de ses Monsieurs qui seront députés pour cett' effect; j'espère que nous nous accorderons bien ensambleGa naar voetnoot2. La Royne ha faict entervenir son auctorité en cette ligueGa naar voetnoot3. Par les advys de Lisle du 24 de septembre on dict que nos gens sont entrés derechef en
l'ArtoysGa naar voetnoot4. Vous en pourres havoir de plus certaines nouvelles desquelles je vous prie me faire part.
| |
Nous sommes aussy scavvans que nous estions quand vous estes party d'icy et ryen ne c'est advancé du depuys quy nous soit paru possible qu'au conseil les chozes y sont plus prestes. Nous tenons le Roy à Rouan où le Comte de Scheresbery est arrivvéGa naar voetnoot2. On nous fait le papeGa naar voetnoot3 mort et que le Duc de FerrareGa naar voetnoot4 vient par deçà pour y commander aux gens de guerre; je ne le puys
| |
| |
aysémant croire. Monsieur le Prince d'Orange est arrivvé au pays de Cleves à Goch, où Madame la Contesse d'Holoc se trouveGa naar voetnoot5. Si vous havves, mitte ad aures sitientes.
| |
Nous n'havons ryen de noveau depuys nostre entreveue. On nous veult dire que le Roy d'Hespaigne est mort, mays le peu de changemant et branslemant que nous remarquons en toutes chozes me font tenyr cette nouvelle pour suspecte et l'autre pour certayne d'un grand préparatifGa naar voetnoot2 qu'il fait haster en Hespaigne pour havoir sa revange de l'Angleterre. J'espère que cette sepmaine prochaine nous entrerons et sortirons le besongne avecq ses MessieursGa naar voetnoot3; Dieu veille que ce soit au bien de deux estatz. Si vous havves quelque choze, faictes nous en part.
| |
Nous sommes à la conclusion de nostre traicté avecq ses Messieurs et Monsieur de Buillon sur les termes de son partemant quy pourra estre Dieu aidant la sepmaine prochaine. Toutes chozes sont passées au contentemant des ungs et des aultres, Dieu les veille benyr. L'armée du Roy est tousjours
| |
| |
dans l'ArtoysGa naar voetnoot2 et Sa Majesté nous mande qu'elle s'y trouvera en personne au commancemant du moys prochayn. Nos Angloys sont passésGa naar voetnoot3. On escrit d'Anvers que les nostres ont surpris la ville de Lens près de BétuneGa naar voetnoot4, c'est peu pour la forteresse, mays elles incommoderont et guasteront beaucoup le pays. On nous menasseGa naar voetnoot5 de toutes parts de la grande flotte d'Hespagne. Vous haures entendu la déposition d'un de ce paysGa naar voetnoot6 qui est eschappé des gallères et arrivvé depuys peu par deçà; il assure qu'ilz veulent à l'isle de Wigt et faire un' aultre descente en IrlandeGa naar voetnoot7 où toutes chozes sont fort enaigries et tournées à la guerre.
| |
L'inadvertance de mon lacquays est cause que cette letre vous viendra bien tard sy esté qu'il parta d'icy devant six heures. Monsieur Ancel doibt faire voile dans troys jours. On envoye au Monsieur VeyerGa naar voetnoot2 les dépesches et la charge de ses Messieurs
| |
| |
pour poursuivre envers les princes de l'Empire nostre union. Si le vent heust voulu servyr, Monsieur de Buillon fust desjà embarqué; j'ay peur qu'il ne nous le retarde de plus long tempsGa naar voetnoot3, qu'il ne seroit besoin pour le bien des affayres. Nous attendons les advys d'un' entreprise que l'armée du Roy est allé pour exécuter dans le HaynaultGa naar voetnoot4, laquelle pour ses reguard estoit rentrée dans la Picardye. La Royne d'Angleterre ha prié le Roy de se vouloyr passer pour cett' année des Angloys promisGa naar voetnoot5, à cause de l'affayre qu'ell' en ha en Irlande où elle dit que les Hespagnolz sont descendusGa naar voetnoot6 et craint encores une plus grande invasion. J'ay peur que vos maladyes domestiquesGa naar voetnoot7 ne soyent
grandes et dangereuses puysque vous ne nous estes point venu voyr.
| |
Vos députésGa naar voetnoot2 sont enfyn arrivvés d'Angleterre; ilz ne seront
| |
| |
point batusGa naar voetnoot3, car il[z] n'y ont ryen faict. L'alarme y est chaude de la flotte d'Hespaigne qu'ilz découvrent havoir heu dessein de venyr aborder aux DunesGa naar voetnoot4, entrer en la Tamize et [à] l'improv[i]ste donner droitGa naar voetnoot5 avecq 20.000 hommes au lieu où se trouveroit la Royne. Cela valoit bien le dessein de CalisGa naar voetnoot6, mays on y pourvoit indiliganceGa naar voetnoota et le ciel, à ce qu'on dict, y ha plus opéré que les hommes, car on escrit de Bayonne et d'autres endroits de France que la dicte flotte c'estant mise sur les voiles auroit esté contrainte de rentrer au port de FarolGa naar voetnoot7 avecq perte de 47, tant navyres de ce paysGa naar voetnoot8 que gallions. Sy vous havves quelque choze, faictes nous en part. Le capitaine LegerGa naar voetnoot9 quy ha passé Monsieur de Buillon est en Zellande, mays sans letres; il là laisse un navyre pour raporter les premières qu'on luy envoiroit de
RouanGa naar voetnoot10, de quoy je vous prie donner advys à Madame la PrincesseGa naar voetnoot11 si davanture mon nepveuGa naar voetnoot12 ne luy peult aller baiser les mayns que demayn au soir, par lequel je luy feray part de toutes mes sciances.
| |
43 Den Haag, 13 december 1596.
J'ay receu ce jour d'huy le rabaisGa naar voetnoot1 que vous m'havves envoyé
| |
| |
des bonnes nouvelles que m'havves escriptes par-cy-devant. Je n'en havois creu sinon ce que porte vostre dernière, car le Roy m'havoit envoyé avecq l'inventaire de la flotte extraict d'une letre de Madril du 9e du passéGa naar voetnoot2 qui ne fesoit aucune mantion qu'il y eust changemant en court. Bien regrettoyent elles asses le peu d'avanture qu'havoit heu la flotte au sortyr de la rivière de LisbonneGa naar voetnoot3. Ceux pour qui ce dressoit cette partye peuvent bien dire qu'ilz l'ont eschappé belle, car si l'armée fust venu d'un plain sault surgir en quelque lieu, ell' heust pris des personnes fort à la dépourveue. Les opinions se confirment que c'estoit pour l'Irlande où depuys peu un second chefGa naar voetnoot4 c'est esleue qui ha faict révolter une grande partye du pays que tenoyent les Angloys et quelque principalle ville de sorte que des quatre parts de la ditte isle la Royne n'en tient que la quatriesme. Vous haures entendu les menées d'un baron écossois quy havoit essayé de corrompre le capitaine Rollé qui est en garnison à Camfer pour faire une trahison en ladicte ville avecq grandes promesses du CardinalGa naar voetnoot5. Rollé ha tout déclaré au magistrat et le dict Écossois est icy amené prisonnier. Je ne pance pas qu'on tire grand choze de luy, car il nie tout et ne peult ryen montrer. Nous n'havons ryen de France faulte de navyres que ce vent ha toutes chassées deçà de nos havvres.
| |
| |
| |
Je n'ay ryen que vous dire depuys nostre dernière veue, mays bien à vous suplier de vous souvenir la relation du colonel Orfée; elle me semble plus particulière et plus resantant son capitayne que toutes les aultres. Je fais transcrire celle de Maxi[mi]lian qui mérite aussy d'estre veueGa naar voetnoot2; si vous la voules je vous l'envoiray quand vous m'haures faict scavoir vostre désir, mays il me fault deux jours pour l'havoir transcritte et bien translatée en françois d'autant qu'ell' est en hault-allemand. Nous n'havons encores ryen de France; j'en pers presquez patiance.
| |
J'ay receu ce jour d'huy letres de Rouan du 16 de ce moys; Sa Majesté ha aggréé tout ce que Monsieur de Buillon ha traicté par deçàGa naar voetnoot2. Ell' ha faict un tour pour donner contantemant à quelques remueurs qui se fachoyent qu'on leur ostoit les rentes de l'hostel de villeGa naar voetnoot3; on ha tout apaysé et Sa Majesté est retournée. Je vous envoye l'advys que Sa Majesté m'ha envoyé de la certitude du naufrage de la flotte hespagnolle. Nostre as- | |
| |
sambléeGa naar voetnoot4 travaille tousjours à Rouan sur le redres des affayres et pri[n]cipallemant pour le recouvremant des finances pour faire la
guerre cett' année prochaine. Bretaigne demeur' en trouble et le Duc de Mercur eschappe tousjours quand on pance qu'il soit prisGa naar voetnoot5; il nous veult brouiller avecq un traicté général en y comprenant l'Hespagnol. Nous n'en voulons point, c'est tout ce que je vous puys mander. On assure qu'il y ha de grandes banquerouttes à Lyon pour les protestes d'HespaigneGa naar voetnoot6.
| |
Nous havons receu hyer nouvelles de France du 30 du passé. L'assemblée de Rouan n'estoit encore finie. On ha sondé le Roy par diverses façons s'il voudroit entrer en quelque traicté et le Cardinal mesme y ha mis la mayn obliquemant par l'envoy d'un Françoys qui est au Sénéchal de Mont[é]limarGa naar voetnoot2. Le légatGa naar voetnoot3
| |
| |
et les VénitiensGa naar voetnoot4 d'autre costé ont essayé d'y disposer Sa Majesté, mays tout cela est tombé à ryen, le Roy assurant qu'il ne veult en ryen contrevenir à ce qu'il ha promis à ses alliés de sorte que toutes chozes s'aprestent fort pour la guerre. Nous havvons quelques letres interceptés du Cardinal au Roy d'HespaigneGa naar voetnoot5 par laquelle on juge qu'il est en peyne de ce qu'il haura à soutenir à ce renoveau et encline à une paix généralle si le Roy d'Hespaigne fesoit montre de la désirer. À la fyn de nostre assemblée de Rouan nous verrons plus clair aux affaires.
| |
Vous dires que cette résolution est bientost prise, car je pars ce jour mesme pour aller en FranceGa naar voetnoot2 et recevoyr les commandemans du Roy à Rouan. La volonté de Sa Majesté, le désyr de ses Messieurs et la résolution sur laquell' on est de toutes chozes, la commodité du lieu et la nécessité de mes affayres ont conspiré ensamble pour me faire sy tost résoudre. J'espère Dieu aidant estre bientost de retour et vous dire toutes nouvelles. Cepandant je vous suplye de me tenyr tousjours en vostre bonne grace et m'employer sy j'ay moyen de vous faire quelque service au lieu où je m'en vay. Je vous donneray encores avant mon partement l'importunité de l'adresse de ce paquet quy sera très aggréable à Monsieur AncelGa naar voetnoot3 d'autant qu'il vient de sa bonne partyeGa naar voetnoot4.
| |
| |
| |
Je vous remercye humblemant des letres que m'havves envoyées et de celle que m'havves escripte. Je voudrois bien havoir quelque subjet pour vous escrire qui vous peult resjouyr, mays vous pouves juger en quelle tristesse je suys à cause de la grand perteGa naar voetnoot2 que nous havons faicte qui ne pouvoyt venyr plus mal à propos, soit pour empescher nos desseings soit pour donner lieu à ceulx de l'ennemy quy en mesme coup nous ha frappé vivvemant et osté les armes desquelles nous nous pouvions revancher et réparer ce domage, c'est à dire nos munitions de guerre et nostre canon, mays Sa Majesté ne se rend pas pour cela. Au contraire elle se résout de s'oposer vivvemant au mal et quicter tout' espérance d'ayse et de repos, pour faire paroistre à l'ennemy qu'ilz le peuvent bien surprandre, mays non surmonter sa vigeur et son courage. Bref au mesme instant de cette mauvayse nouvelle il est party avecq ce qu'il ha peu ramasser et c'est allé loger à la teste d'AmiensGa naar voetnoot3 où il prandra les conseilz qu'il jugera estre les plus à propos. Il le fault conforter en cette nécessité et luy continuer la croyance qu'il ha, qui est qu'il n'ha point de plus assurés amys que ceulx des Provinces Unies. J'espère que Dieu le relèvera, car il luy ha laissé plus de courage que ne permet une perte si inopinée. Si Dieu me fait la grace de vous pouvoir voir bientostGa naar voetnoot4, je seray bien ayse de vous pouvoir tesmoigner par ma présance combien je vous ayme et
| |
| |
honore et combien je désireroys de vous pouvoir faire service, car je vous en doibs asses.
| |
Le désyr que j'ay d'entendre des nouvelles d'Allemaigne faict que j'advanture encores ce mot à Monsieur Bongars. Si vous en havves quelque choze je vous prie m'en faire part. J'ay letres de Paris du 23 du passé d'où le Roy devoit partir le 29 pour aller en son arméeGa naar voetnoot2, n'estant retenu que par l'oposition que fait le Parlemant à quelquez édicts que Sa Majesté veult faire passer pour tramer sur iceulx des financesGa naar voetnoot3. On nous assure icy que le Cardinal fait marcher toute sa gendarmerie vers FranceGa naar voetnoot4 et que sa personne est à Anvers pour y recouvrer de l'argentGa naar voetnoot5.
| |
Je n'ay ryen de nouveau depuys vous havoir veu. Je vous fais seulemant ce mot pour vous suplyer de vouloyr addresser les incluzes et me faire part de ce que vous haures receu de ces quartiers où elles vont et d'autres. Nous sommes icy aux escouttes. On nous assure que les chariots et les trouppes que le Cardinal havoit fait avancer vers la frontière de France retournent deçàGa naar voetnoot2; je ne scay que cela veult dire sy cela est.
| |
| |
| |
Voicy un merveilleux et ennuieux silance de toutes affayres; le vent continue à nous fermer le passage de ce que nous attendons de France et nous sommes en semblable peine pour le reguard d'Angleterre. On dict icy que quelquez gallères d'Hespaigne sont arrivées à CalaysGa naar voetnoot2. Cela viendroit mal à propos pour nos affayres, car il ne fault doubter qu'elles n'aportassent et de l'argent et des hommes au Cardinal quy est encores en arrière et de l'un et de l'autreGa naar voetnoot3. Mandes-moy, je vous prie, ce que vous haures et d'une part et d'autre.
| |
Je vous renvoye vostre livvre après un long usage quy ha esté souvantes foys interrompu par la survenue de diverses affayres. Nous sommes icy en grandes attentes de ce quy ce sera avancé au siège d'Amiens, car ce jour d'huy la baterie devoit commancer. On dit que le Cardinal Albert en ha senty le vent et que pour cela il se haste et met toute pierre en oeuvre pour parer ce coup. Son Excellance ha des advys qu'il va assiéger OstandeGa naar voetnoot2; pour moy je ne le puys croyre: il y va trop de sa réputation à abandonner les siens dans une telle placeGa naar voetnoot3. Je suys après pour chasser Son Excellance en la campagneGa naar voetnoot4; je
| |
| |
commance à avancer quelque chozeGa naar voetnoot5. Si nous assenions nos coups en mesme temps et d'un bon accord, croyes que les ennemys se trouveroyent perplex. On dict que le Cardinal ha letres pour quatre cent mil escusGa naar voetnoot6. Je vous prie me mander ce que vous havves et d'Allemaigne et d'allieurs.
| |
Je vous envoye la letre que vous havves requys pour Monsieur de Villeroy. Si vous y voules quelque choze d'adjouster, mandes le moyen; je le feray. Vous l'heusies heu plus tost, mays j'ay tousjours veu le contraire qui m'ha rendu paresseux. J'ay letres du 6e de Dieppe de Monsieur le commandantGa naar voetnoot2. Nous sommes logés au pied du ravelyn de la porte de MontreceuGa naar voetnoot3. On ne batera point qu'on ne donn' assault au dict ravelyn où on veult faire jouer une mineGa naar voetnoot4.
[Postscriptum] Je vous suplye, Monsieur, d'emprunter pour moy, de Monsieur VulcaniusGa naar voetnoot5 un comédie d'Aristophane, Ε᾿ἰρινη, imprimée à Paris et interprétée par Florens ChristianusGa naar voetnoot6; aussy un livre grec interprété par PasseratiusGa naar voetnoot7, duquel il m'ha
| |
| |
parlé. Omnia ipsi remittam integra. Envoyes les moy par ce porteur.
| |
Je vous envoye un petit pacquet que je vous suplye de faire addresser seuremant à nostre ambassadeurGa naar voetnoot2 qui est arrivvé à SolleureGa naar voetnoot3 depuys quelque temps et y ha distribué quelque argant qui ha remis un peu la fleur de lis dans les ceurs des Suysses quy les havoyent fort gastes d'humeur hespaignolGa naar voetnoota. Je croy que le meilleur seroit de le faire tomber en mayns de Monsieur Lobetius à Strasbourg: nous y haurons bientost Monsieur Bongars à ce qu'on m'escript; ce nous sera une seure addresseGa naar voetnoot4. Nous n'havons ryen de France depuys le 25. Vous haures veu tout ce que j'ay receu, car ses Messieurs l'ont fait imprimerGa naar voetnoot5. Je vous prie que quand vous viendres en cette ville vous prenies la peyne de me venyr voyr un peu pour parler avecq vous.
| |
Je vous chargeray encores s'il vous plaict de ce petit pacquet pour Suysse. Nous n'havons encores ryen de certayn de France.
| |
| |
Je ne puys croire que le Roy ait assiégé DourlansGa naar voetnoot2 pour le batre et le prendre par force, y aiant 3000 soldats dedans comme on assure et le Cardinal Albert aiant heu tout loysyr depuys sa retraicte de bien fournyr la place. Je croy que nostre armée rodd' aux environs et près d'ArrasGa naar voetnoot3 pour donner occasion de remûmant aux peuples qui crient sans doubt' à la paix ou trefve et comme j'entens ont envoyé exprès en HespaigneGa naar voetnoot4. Si vous scavves quelque choze, faictes en part à vos amys.
| |
Nous havons icy Son Excellance qui ha esté jusquez à présant détenu en ses affayres domesticques de sorte qu'il n'ha point encores logé en sa mayson, mays en celle de Madame la PrincesseGa naar voetnoot2; je croy que demayn on luy fera place en la sienne. Je voudrois bien que l'on se hastat un peu plus qu'on ne fait pour les conseilz publicquesGa naar voetnoot3. Je vous ay dict les termes ausquelz nous
| |
| |
estions; je n'ay ryen du depuys; on attendra les responces d'Angleterre et de ce lieu pour prendre résolution en FranceGa naar voetnoot4. On nous dit que la flotte d'Espaigne ha esté destinée vers les SorlinghesGa naar voetnoot5; nous en serions quitte à bon marché par ce moyenGa naar voetnoot6. Enfyn le siège d'Ostende est allé en fumée, le gouverneur se donne de chaudes allarmesGa naar voetnoot7. Si vous havves quelque choze, faictes nous en part et s'il vous plaict donnes addresse à l'incluze.
| |
Pour vostre nouvel an je vous envoye de la peine, quy est ce petit pacquet que je vous prie vouloir addresser à Franckfort
| |
| |
au Monsieur de MalpartGa naar voetnoot2 pour l'envoyer à Basle au Monsieur de CastillonGa naar voetnoot3 quy y reçoit ceulx de l'ambassade de France en Suysse. Je ne vous puys ryen aprendre de ce lieu où tout est aux mesmes termes qu'il estoit quand vous en partites. Souvenes vous s'il vous plaict du petit cocherGa naar voetnoot4. Sy en aultre choze je vous puys servyr, je m'y emploiray de très bon ceur.
| |
Il est temps de reprendre nostre routte d'Allemaigne et réveiller Monsieur de Bongars affin d'avoir de son advisGa naar voetnoot2. C'est pourquoy je vous prie de m'excuser, si je prendz derechef vostre adresse pour cett' effect. Je receuz avant-hier lettres de nostre court par lesquelles j'apprendz que passa un courrier d'Espaigne le 30e du mois passé par Paris pour aller à Bruxelles qui asseuroit le Roy d'Espaigne estant décédé le 20e du dict moisGa naar voetnoot3. Cela se rend conforme aux aultres advis que nous en avons par mer. S'il est vray nous verrons ce que cela apporte de nouveau aux affaires du monde. Le Marquis de BourgoGa naar voetnoot4 vient à Bruxelles pour y gouverner en l'absence de l'Archiduc AlbertGa naar voetnoot5. Le légatGa naar voetnoot6 a pris congé du Roy le dernier d'aoust pour s'en trouver à
| |
| |
Romme. On me vient de donner advis de plusieurs villes prises en HongrieGa naar voetnoot7 sur le Turc; je vous prie me mander ce que vous en aurez appris, comme touchant aultre chose que vous penserez digne de voz amis.
| |
Je vous renvoye vos livvres et vous remercye humblemant pour le proufit que j'y ay faict; il y ha du plaisir en ce mauvays temps de voyager loin ne bougant d'une chambre et d'auprès un feu. Je vous suplye de faire tenyr à Monsieur de Bongars ce mot de letres et sy vous havves quelque choze de ses quartyers-là de m'en faire part. J'ay des letres de France du 10e, mays il n'y ha ryen de nouveau. Les nopces de Madame sont arrestées au 9 de novembreGa naar voetnoot2.
| |
Je vous suplye nous mander sy on vous escript quelque choze d'Italie de l'aparition du Roy Sébastian de Portugal qu'on dit estre retourné de BarbaryeGa naar voetnoot2 - je croy que la mort du Roy d'Espaigne haura faict resuscite[r] celuy-cy -, aussy sy l'advis continue de la protection des villes de Brême, Hambourg et aultres prise par le DanoisGa naar voetnoot3. Tout cela m'est asses suspect. Nous sommes à sec de toutes nouvelles.
| |
| |
[Postscriptum] Il c'est découvert quelque jalouzie que l'Empereur ha de l'Archiduc Albert par les excuses qu'il ha faittes de ne le pouvoir voir pour la crainte qu'il havoit de la contagionGa naar voetnoot4.
| |
J'ay receu ses jours passés les livvres de Monsieur du PlessisGa naar voetnoot2 qui m'ont esté envoyés de La Rochelle pour distribuer à ses amys, entre lesquelz il ne vous ha pas oublié; vous receveres doncq le présant de sa part. Je vous suplye me faire scavoyr ce que vous haures d'Allemaigne, s'il est vray que quelques villes Antiacques se mettent soubs la protection de DanemarckGa naar voetnoot3 comme on ha voulu dire, ce que vous haures aussy de Suède et si le Roy de Pouloigne est prisonnierGa naar voetnoot4; bref tout ce qui se peult scavoir de ses quartyers septentrionnaux. Des nostres vous n'haures aultre choze sinon que le Roy commançoit le 30 à se mieux porter de sa fièbvreGa naar voetnoot5 qui l'ha donné à beaucoup d'autres,
| |
| |
mays j'espère en Dieu qu'il se trouvera que plusieurs l'hauroyent pris un peu trop chaude. Il est certayn que l'Archiduc Albert n'ha peu voyr l'EmpereurGa naar voetnoot6.
| |
Je vous envoye une vie[i]lle letre de Monsieur du PlessisGa naar voetnoot2 avecq laquelle il accompagnoit son livvre qu'il vous ha donné; je ne scay où elle ha sy long temps arresté derrière le dict livvre. Nous n'havons ryen de France; d'Angleterre, Monsieur de BoisiseGa naar voetnoot3 quy est ambassadeur pour Sa Majesté m'escrit qu'il y ha heu quelques Jésuytes attrapés quy havoyent entrepris d'empoisonner la RoyneGa naar voetnoot4. On nous dit que les Impériaux ont quitté Buda avecq perte et qu'ilz ont perdu VaradynGa naar voetnoot5. Avecq ce vent d'ost nous haurons des nouvelles de Suède. Je voy asses de personnes étonnées du rigoreux arest fait en Hespaigne sur les
navyres et biens de ceulx de ce paysGa naar voetnoot6; il n'en faloit attendre aultre choze. Sy vous scavves quy ha mon livvre de la chrono- | |
| |
logie de Temporib[us]Ga naar voetnoot7, je vous suplye prendre la peyne de me le faire recouvrer.
| |
Je vous envoye mon lacquay avecq ce mot de letre pour entendre de vous ce que vous scavves du départ de Monsieur BongarsGa naar voetnoot2 d'Allemaigne duquel je suys en paine pour n'havoir receu aucunes nouvelles de luy depuis longtemps. Je vous remercye humblemant de vostre ItinerariumGa naar voetnoot3; c'est un présant qui m'est fort aggréable. Le poivre que m'havves envoyé et quy vient de GuynéeGa naar voetnoot4 n'est que de la graineGa naar voetnoot5 à mon advys et croy qu'il n'y ha pas grand proufit en ladicte marchandize. On m'ha donné le nom de quatre villes
que vos marchands ont découvert en cette coste-là mays quelques-ungs m'étonnent de dire qu'elle[s] sont chrestiennes. Le Roy d'Espaigne traitte fort rigoreuzemant vos marchands par delàGa naar voetnoot6. On dit qu'ilz vont aussy oster les licances à BruxellesGa naar voetnoot7 qui s'accordent en ce pays
| |
| |
pour le commerce et croyent par ce moyen en havoir la rayson, mays si toutes ses espérances leur manquent vous les verres bien étonnés dans un an ou deux.
On dict que l'Archiduc demourera cett' hyver en Italie; ses délays rendent les intentions des Hespagnolz suspectes pour le transport de ses provincesGa naar voetnoot8. Ilz envoyent en France le Marquis de BurlengueGa naar voetnoot9, frère du connestable de CastilleGa naar voetnoot10, pour faire les complimans de la mort du feu Roy et de l'avènement de celuycy et Jehan Batiste TaxisGa naar voetnoot11 pour ambassadeur ordinaire quy est tout ce que je vous diray, désirant entendre le succès du fait d'EmrickGa naar voetnoot12.
| |
Je vous remercye un million de foys du livvreGa naar voetnoot2 que m'havves envoyé lequel vous havves fort enrichy et les bords en vallent mieux que la robbe au jugemant de Monsieur de l'EscalleGa naar voetnoot3.
| |
| |
Le DouxGa naar voetnoot4 va vers vous pour voir sy nous pourrons recouvrer quelque graine de choux-fleur par vostre moyen en quoy je vous suplye de me gratifier tant que de l'en aider sy vous en havves le moyen. De nouveau de France, nous sommes après nostre éditGa naar voetnoot5 que le Roy presse et les parlemans fuyent et les eclésiastiques s'y opposent. À ce commancemant d'an les nopces de Madame se célèbrentGa naar voetnoot6. Vos princes d'Allemaigne s'assemblent fort, mais à ce que je voy sans ryen conclureGa naar voetnoot7. Bonjour en bon an, Monsieur.
| |
Hier bien tard m'arrivva un courier de nostre court que j'attendois d'où j'ay letres du 21 du présant. Les nopces de Monsieur de LorraineGa naar voetnoot2 sont différées aux dixiesme du prochain, non sans ennuy du dict prince qui dépand cepandant les élemans à faire sa court, car il est arrivvé à Paris comme un sire de nopces
| |
| |
et accompaigné à l'avenant. Nous haurons Dieu aidant nostre édictGa naar voetnoot3, toutes les difficultés s'enlèvent de jour à aultre par la sollicitude du Roy qui le veult ainsy. Sa Majesté fera le voyage de Lion aussytost que les dittes nopces seront faittes et perlustrat[a]e regni omnes partesGa naar voetnoot4. On revoye Monsieur de Bongars en AllemaigneGa naar voetnoot5 - luy-mesme me l'escript - et d'autres, quy en scavent plus de nouvelles que luy, Monsieur Ancel à PraguesGa naar voetnoot6. Vous verres ce que j'ay envoyé à Monsieur de l'Escalle du fait de Monsieur du PlessisGa naar voetnoot7. Je vous prie m'envoyer vos gazettes. Ce porteur et son charrier me donnent de sy violants coups de foët qu'il fault que je finisse.
| |
Je vous remercie humblemant pour la bonne communication de vos advis lesquelz je vous renvoie affyn qu'ilz ne s'égarent. Il me semble que l'Admirante commance à mettre un peu d'eau dans son vinGa naar voetnoot2 en tant que j'ay peu lire et comprandre ses letres et instructions. Sy les armes de ses princesGa naar voetnoot3 l'aprochent, vous le verres encores bien plus caler la voile et changer de style. Cepandant il c'est rendu derechef maistre d'EmbryckGa naar voetnoot4. Dieu veille que cepandant vostre foiblesse il n'enfonse point davantage cett' estat. Il ne luy faudroit qu'un médiocre succès contre
| |
| |
vous maintenant pour faire tenir brid' en main aux Allemans et altérer les affayres. Il y ha desjà des compagnies de Monsieur de la Noue à DieppeGa naar voetnoot5 qui n'attendent que les bateaux pour leur passage. Je n'ay ryen de France depuis nostre dernière veue. J'envoye débaucher Monsieur de l'Escalle; sy vous esties aussy débauché comme nous, nous mangerions des huistres ensamble.
| |
67 Den Haag, 17 februari 1599.
Son Excellance havoit receu le ban de l'EmpireGa naar voetnoot1 que vous m'avez envoyé et me l'avoit communicqué dès dimanche au matinGa naar voetnoot2; je le faitz transcrire et traduire et vous le rendray quant j'auray ce bien de vous veoir en ce lieu. Les levées que font les princes en Allemaigne sont très certaines et est à en espérer un grand bien si le courage et la prudence laquelle on ha apporté au commancemant de cest' affaire est continuée en la fin d'icelle, mais il y a danger que comme les conseilz en ont esté généreux, les exploitz en soient foibles et motsGa naar voetnoot3. J'attendz tous les jours des nouvelles de France et quant j'en auray, je vous en feray part. Je vous envoye la copie de la letre qu'on m'ha escript de SuèdeGa naar voetnoot4; je vous prie vouloir donner bonne adresse à la responce que je faitz à icelle.
| |
Je vous donn' advys que Son Excellance receult hyer nouvelles du pays de Juliers par lesquelles on luy mandoit qu'il y havoit
| |
| |
desjà troys mil reittres au conté de Bergh et quelques régimants de lansquenetz quy y ont leur rendevousGa naar voetnoot2; et sy dit-on que ce n'est que l'avangarde de l'armée des princes, qui doibt estre séparée en deux, à l'une desquelles le Lantgrawe doibt commander, à l'autre le Duc de BrunswickGa naar voetnoot3. Monseigneur l'Électeur palatyn ha escrit par deçà; il semble que ses gens veulent faire leur cas à partGa naar voetnoot4. Cepandant l'Amirante ha tiré la pluspart de ses forces des guarnizons et se met en campaigne pour, à ce qu'on craint, se rendre maistre premièrement d'EmbryckGa naar voetnoot5 quy luy est très importante, soit pour demeurer pied ferme ès quartyers de deçà le Rheyn, soit pour attacquer la Gueldre. C'est pourquoy Son Excellance part en diligance pour aller pourvoir au mieulx qu'il pourra à tout; il ha sy peu de forces que je ne scay, ce qu'il pourra faire sy l'armée allemande ne
s'avanceGa naar voetnoot6. On me dict hyer qu'on havoit découvert que l'Aministrateur de Saxe havoit heu dessein de mener ses pupils à l'EmpereurGa naar voetnoot7, que cela ha causé de l'altération par delà, aussy que l'Empereur havoit conclu pour la trefve avecq le Grand SeigneurGa naar voetnoot8. Je vous prie me mander ce que vous en haures apris.
| |
| |
| |
Ce me fust grand plaisir d'entendre les advis que me mandies d'Alemaigne. Dieu veille que ses princes usent bien de l'occasion quy se présante à eux, mays il vaudroit mieux ne commancer point que ne vuider pas nettemant cett'affayre. Je m'étonne comme nous n'havons encores ryen de Monsieur BongarsGa naar voetnoot2 quy est party il y ha longtemps et très bien instruit. Les princes n'ont point envoyé vers le Roy et Sa Majesté s'en plaint et leur en fait faire quelquez reproches par le dict sieur de Bongars. Elle n'ira point à Metz ny vers la frontière de Picardye, mays prendra son chemin pour aller droit vers le Lionnoys où les affaires du marquizat de SallusseGa naar voetnoot3 qui sont maintenant sur le bureau requièrent sa présance. Le ban de l'Empereur est sceu il y ha longtemps par deçà et quelquez amys en havoyent adverty et est bien certayn que quelques-ungs des princes en font estat et feront instance à la restitution de SchawenbergGa naar voetnoot4 à mon advys. Les Espagnolz s'en serviront encores davantage. Ainsy agetur finium regundorumGa naar voetnoot5. Telles occurrances m'heussent bien fait désirer qu'il y heust quelq'un de ce costé-cy près les dits princesGa naar voetnoot6. Il fault escrire à Monsieur Bongars au premier or- | |
| |
dinaireGa naar voetnoot7. Je vous prie me donner advys à quel jour et à quell' heure il faudra que vous ayes ma letre affyn que je vous l'envoye. Les parolles que vous m'havves monstré par escript sont du Roy, receueilliés par un de ceulz du parlemant quy estoyent en ce pourparlerGa naar voetnoot8. On me mande qu'il parla encores mieux deux jours après à tout le corps de la court et qu'il fit le Roy tout à faict, sur quoy l'édit fust passé.
| |
Je ne vous puis ryen dire de nouveau de ce lieu depuys vostre partemant. J'envoye à Monsieur de Bongars copie de l'instruction de laquell' estoit chargé RodwitzGa naar voetnoot2. Je croy que vous l'haures veuee et sy ainsy n'estoit, ouvres mon pacquet et la tires de dedans pour la lire et puys le renfermes avecq icelle; le conte de Lippe joue bien le double personage. Ilz pancent et espèrent avecq un peu de poussière jettée en l'aër faire disparoir toutes ses mouchez qui les menassent du costé d'Allemaigne. Les propos de la paix se renforcent en Angleterre; j'ay advys que Coemans y est de retour; cepandant on ha envoyé en Espaigne pour obtenir pouvoir du Roy présant pour cette ultérieure négotiationGa naar voetnoot3.
| |
| |
| |
Je vous renvoye vos gazettes. J'ay nouvelles de nostre court du 28 du passé. Tout s'y portoit bien Dieu mercy. L'Archiduc estoit encores vers Marseille le 18 du mesmeGa naar voetnoot2; la flotte n'estoit arrivvée le 6e. Le partemant de l'Infante pour ses quartyers ne se peult digérer en Espaigne moigns le transport du pays. Les armemans par mer y sont nulz, plus pour la deffansivve que l'offansivve. Vous havves un ampl' ambassade de Suède près Son ExcellanceGa naar voetnoot3, c'est une matière qui n'est pas de petite considération. Je suys accablé de letres, car je fais une dépesche en FranceGa naar voetnoot4. C'est pourquoy vous n'haures que ce mot pour remercimant des vostres.
| |
72 Den Haag, 15 april 1599.
Jamais je n'eus moigns d'espérance d'Allemaigne que j'en ay par ses dernières que vous m'havves envoyées, ces gens vont à reculons. Possible que je vous iray voir samedy ou bien lundy prochainGa naar voetnoot1. Je suys icy tousjours oprimé de quelque nouvelle rencontre. À cett' heure me vient d'arrivver un gentilhomme françois de SuèdeGa naar voetnoot2. Demayn il me doibt faire un' histoire de
| |
| |
tout ce quy est passé par delà. Je vous en feray part quand je vous verray.
| |
73 Den Haag, 30 april 1599.
Si tant est que cette-cy vous rencontre devant vostre partemant, je vous suplye de m'envoyer de vos nouvelles. Nous en attendons à toutes heures de France. Vous haures veu Monsieur TexeraGa naar voetnoot1 et entendu ses plaintes. Je me suys tousjours bien doubté de cette queuee. Je prenay que ce sera encores pis s'il s'embarque avecq vostre généralGa naar voetnoot2, car ces gens quy emplissent leurs voiles de telles espérances et sy grandes comme il fait, sont tout estonnés quand le vent leur vient à faillir. On praticque des finesses par deçà en semblables chozes que je confesse ne pouvoir
pas bien comprandre. À quoy bon de donner tant d'entrée en un' affaire et le nourrir de longues espérances, puys tout à coup luy faire paroistre qu'on se mocque de luy? Il est vray que s'il eust esté sage il l'eust congnu il y ha longtemps.
[Postscriptum] Monsieur, je vous prie me mander ce que vous entendes d'EmbdenGa naar voetnoot3 et m'escrire d'Allemaigne.
| |
| |
| |
L'ordinaire passé ne nous ha ryen aporté d'Alemaigne. J'envoye voir sy cette-sy sera plus fertille. On m'escrit du camp de Son ExcellanceGa naar voetnoot2 que le Duc de Brunswick est en campaigne avecq 8.000 chevaux et 20.000 hommes de piedGa naar voetnoot3; sy cela est nous en debvons bientost voir la poussière. Mandes-moy sy vous havves entendu quelque chose au vray de la découverte qu'on dict estre faicte d'une grande praticque qu'havoit le Roy de Pouloigne sur le Sund du Roy de Danemarck et ce par le moyen et aide de l'amiral du Duc Charles qu'il havoit secrètemant corrompuGa naar voetnoot4, qu'on hauroit procédé là-dessus à l'élection d'un noveau Roy en Suède et que le frère du Roy présant hauroit esté esluGa naar voetnoot5. Voilà ce qu'on en dict icy.
| |
75 Den Haag, 14 mei 1599.
Celles que m'havves envoyé de Monsieur de Bongars sont du 25 du passé; elles ne contiennent ryen quy me contante beaucoup. Il n'ha point bonn' opinion de tout ce ménasge des cerclesGa naar voetnoot1 et aussy peu des parts qu'ont fait Hessen et BrunswickGa naar voetnoot2. Ce sera grand miracle s'il réussit bien de tout ce mesnage. Nonobstant toutes les rumeurs de ses princes l'Empereur n'ha laissé
| |
| |
d'investir le Cardinal de Lorraine de l'entière évêsché de StrasbourgGa naar voetnoot3 au grand mespris et deshonneur de la mayson de Brand[e]bourg. Monsieur de BauvesGa naar voetnoot4 est arrivvé ce jour d'huy de Dieppe, il vient par deçà pour y aprandre le métier de la guerre soubs Son Excellance; il ne nous aporte ryen de nouveau.
| |
J'ay esté bien aise d'entendre de vos nouvelles par celle que j'ay receu du 6e du présant. Depuys vostre partemant les EspaignolzGa naar voetnoot2 n'ont ryen advancé en Bomelwerd et aiant quitté le siège de la ville se sont mis à tirer un canal depuys la rivière de Meuse jusquez à celle du Vael au plus près de l'encongnure qu'ilz ont peu prendre du fort de Vorn, duquel ilz pancent éviter les obstacles
par ce moyen et faire venir leurs bateaux de l'une rivière en l'autre, puis passer dans le Tylwerd. Ilz ont dressé un fort à l'endroit qu'ilz pancent faire leur passage et ont mis 15 canons dessus pour batre de l'autre costé de la rivière. Son
| |
| |
ExcellanceGa naar voetnoot3 ne s'émeut pas beaucoup de cett' entreprise laquell' il incommode le plus qu'il peult et espère de la rendre du tout inutille. Nous verrons en peu de temps ce quy en réussira. Sy ses princes ne font ryen en gros, on espère que nos contes pourront proffiter quelque chose de leur débrisGa naar voetnoot4. Il me semble qu'il y ha beaucoup de divisions et subdivisions en leurs affaires. De France tout y va à l'ordinaire, on y parle beaucoup
du mariage du RoyGa naar voetnoot5 et chacun le désire, mays il n'y ha encores ryen de conclu. La sentance du marquizat des SalluzesGa naar voetnoot6 est différée pour toute cett' année qui est tout ce que je vous puys dire de ce lieu.
| |
Je ne vous scaurois que dire de ce lieu où le vent contraire nous empesche les nouvelles de France. Celles d'Allemaigne vous les scavves aussy bien ou mieux que nous. Monsieur d'OyeGa naar voetnoot2
| |
| |
quy revint hyer du camp disnoit ce jour d'huy céans quy ha tout plein de bonn' espérance de l'armée alemande qui descend le Rhein pour s'aprocher du ResGa naar voetnoot3. On verra quel visage fera cette place, car elle donnera la forme à ce jeu à mon advis. Enfyn il assure que le Lantgrawe et Brunswick sont tombés en très bonne intelligance; ilz commancent à sentir l'un et l'autre que la besongne qu'ilz ont commancée n'est pas jeu. On dit aussy que les Espaignolz sortent du BomelwerdGa naar voetnoot4 et qu'ilz y laissent seulemant deux
régimans pour guarder le fort qu'ilz y ont commancé, qui seront à mon advis peu assurés en la dicte isle. Sy vous havves quelque chose, faictes nous en part au moigns de vos gazettes.
| |
Je n'ay ryen trouvé de nouveau en ce lieu. Vous en haures possible receu d'Allemaigne depuis mon partemant. Sy ainsy est vous m'en feres part s'il vous plaist par ce lacquais et feres passer l'incluse selon son addresse. La Contesse de SolmsGa naar voetnoot2 part avecq
| |
| |
tout son bagage ce matyn pour aller tenir ménasge à Arnhem comme sy les Allemans c'estoyent promis toute la possession du Rhein. J'ay peur qu'ilz ne perdent l'isle de BerkGa naar voetnoot3 avecq la mesme facilité qu'ilz l'ont emportée.
| |
Je vous envoye vostre SoranzzoGa naar voetnoot2 et vous remercie très affectionnémant de l'usage d'iceluy. Faictes moy ce bien quand les livvres seront arrivvés de FranckfortGa naar voetnoot3 de scavoir de RafalengGa naar voetnoot4 s'il m'en haura aporté comme il me l'havoit promis et luy dictes qu'il le donne à mon rellieur pour me le rellier. J'attens ce que nous manderes d'Allemaigne.
| |
Je ne vous puis ryen mander de ce lieu sinon ce que vous scavves possible mieux que nous, touchant quelquez mal-entendus arrivvés à Bruxelles sur l'inauguration de ses princes; ses riottes sy fraiches entre nouveaux mariés sont dangereusesGa naar voetnoot2.
| |
| |
Envoyes nous quelque chose d'Allemaigne et d'aillieurs, sy vous en havves. On assure que nostre dispanceGa naar voetnoot3 est arrivvée et que Dieu mercy nostre paix se confirme de plus en plus par la France quy est tout ce que je vous puis dire pour le présant.
| |
| |
| |
Lijst van geraadpleegde werken
Andrieux, M., Henri IV, Parijs [1955]. |
Anquez, L., Henri IV et l'Allemagne d'après les mémoires et la correspondance de Jacques Bongars, Parijs 1887. |
Archives ou correspondance inédite de la maison d'Orange-Nassau, 2e série, I (1584-1599), éd. G. Groen van Prinsterer, Utrecht 1857. |
Black, J.B., Elizabeth and Henri IV, being a short study in Anglo-French relations 1589-1603, Oxford 1914. |
- The Reign of Elizabeth 1558-1603 (The Oxford History of England, VIII), Oxford 19592. |
Blok, P.J., Geschiedenis van het Nederlandsche Volk, II, Leiden [1913]2. |
Bongars, Lettres de Jaques de -, résident et ambassadeur du Roi Henri IV vers les Électeurs, Princes et États Protestants d'Allemagne, nouvelle éd., 's-Gravenhage 1695. |
Bor, P., Oorsprongk, begin en vervolgh der Nederlandsche oorlogen, beroerten en borgerlijke oneenigheeden, IV (1595-1600), Amsterdam 1684. |
Brulez, W., De firma Della Faille en de internationale handel van Vlaamse firma's in de 16e eeuw (Verhandelingen Kon. Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, Klasse der Letteren, Verhandeling 35), Brussel 1959. |
Capefigue, M., Histoire de la Réforme, de la Ligue et du règne de Henri IV, t. VII, VIII, Brussel 1835. |
Chappuys, G., Histoire générale de la guerre de Flandre, I, Parijs 1623. |
Dam van Isselt, W.E. van, Prins Maurits' veldtocht van 1599, in: Orgaan der Ver. ter beoefening van de Krijgswetenschap, jg. 1917/18, p. 1-102. |
Delaborde, J., Louise de Coligny, Princesse d'Orange, I, II, Parijs 1890. |
Demarsy, A., La prise de Doullens par les Espagnols en 1595, Parijs 1867. |
Deventer, M.L. van (ed.), Gedenkstukken van Johan van Oldenbarnevelt en zijn tijd, II (1593-1602), 's-Gravenhage 1862. |
Dooren, L. en A. Schierbeek, Een tot heden niet gepubliceerde brief van Johannes Wier aan Coiter, in: Bijdragen tot de Geschiedenis der Geneeskunde, jg. 38 (1958), p. 23-27 [ook in: Ned. Tijdschrift voor Geneeskunde, jg. 102 (1958), afl. 44]. |
Dufayard, C., Le connétable de Lesdiguières, Parijs 1892. |
Duyck, Anthonis, Journaal van -, ed. Lod. Mulder, I, II (1591-1595, 1596-1600), 's-Gravenhage-Arnhem 1862, 1864. |
Essen, L. van der, Politieke geschiedenis van het Zuiden 1585-1609, in: Alg. Gesch. der Nederlanden, V, Utrecht enz. 1952, p. 245-282. |
Eysinga, W.J.M. van, De wording van het Twaalfjarig Bestand van 9 april 1609 (Verhandelingen Kon. Ned. Akademie van Wetenschappen, Afd. Letterkunde, Nieuwe Reeks, 66, nr. 3), Amsterdam 1959. |
Faing, G. du, Voyage de l'Archiduc Albert en Espagne en 1598, in: Collection des voyages des souverains des Pays-Bas, éd. Gachard et Piot, IV, Brussel 1882, p. 455-562. |
Flassan, [G. de Raxis] de, Histoire générale et raisonnée de la diplomatie française..., II, Parijs 18112. |
Fruin, R., Tien Jaren uit den Tachtigjarigen Oorlog 1588-1598, 's-Gravenhage 19065. |
| |
| |
Fruin, R., Van Deventer's Gedenkstukken van Oldenbarnevelt, in: Verspreide Geschriften, VII, 's-Gravenhage 1903, p. 454-469. |
Geyl, P., Christofforo Suriano, resident van de Serenissime Republiek van Venetië in Den Haag 1616-1623, 's-Gravenhage 1913. |
Girard, G., Histoire de la vie du duc d'Espernon, Parijs 1730. |
Gijsberti Hodenpijl, C.F., De grafzerk van P. Choart, markies (!) van Buzanval, in: De Nederlandsche Leeuw, jg. 20 (1902), p. 182. |
Haag, Eugène et Émile (éd.), La France Protestante, IV, Parijs 18842, sub voce Choart, kol. 335-342 (ongesigneerd). |
Haak, S.P. (ed.), Johan van Oldenbarnevelt, bescheiden betreffende zijn staatkundig beleid en zijn familie, I (1570-1601), (R.G.P., 80), 's-Gravenhage 1934. |
Heeringa, K., Beschrijving eener verzameling stukken, afkomstig van Mr. Jan van den Warck, in: Verslagen omtrent 's Rijks Oude Archieven, 42, 2e ged., 's-Gravenhage 1919, p. 140-149. |
Heringa, J., De eer en hoogheid van de Staat, over de plaats der Verenigde Nederlanden in het diplomatieke leven van de zeventiende eeuw, Groningen 1961. |
Hoek, J.J. van den, De veldtocht van Prins Maurits in 1597, 's-Gravenhage 1914. |
Kernkamp, J.H., De handel op den vijand 1572-1609, II (1588-1609), Utrecht [1934]. |
- De bibliotheek van den koopman Daniël van der Meulen onder den hamer, in: Opstellen G.A. Evers, Utrecht 1940, p. 187-203. |
- Economisch-historische aspecten van de literatuurproductie, 's-Gravenhage 1949. |
- Vredesonderhandelingen in 1598, toegelicht uit een koopmansarchief, in: Verslag van de Alg. Vergadering van het Historisch Genootschap van 1950, Utrecht 1951, p. 9-35. |
Kretschmayr, H., Geschichte von Venedig, III, Stuttgart 1934. |
Lavisse, E., Histoire de France depuis les origines jusqu'à la Révolution, VI, 1, 2 (1559-1598, 1598-1643), par Jean H. Mariéjol, Parijs 1904, 1905. |
Lefèvre, J. (éd.), Correspondance de Philippe II sur les affaires des Pays-Bas, 2e partie, IV (1592-1598), Brussel 1960. |
[Leverland, B.N.], Inventaris van het archief-Malapert, ms., aanw. in het Rijks-Archief te Utrecht, z.j. |
Lindeboom, G.A., Inleiding tot de geschiedenis der geneeskunde, Haarlem 1961. |
Lonchay, H. et J. Cuvelier (éd.), Correspondance de la Cour d'Espagne sur les affaires des Pays-Bas au XVIIe siècle, I (1598-1621), Brussel 1923. |
Louant, A. (éd.), Correspondance d'Ottavio Mirto Frangipani, premier nonce de Flandre 1596-1606, II (Lettres 1597-1598 et Annexes), (Analecta Vaticano-Belgica, 2e série: Nonciature de Flandre, II), Rome enz. 1932. |
Mémoires de Max. de Béthune, duc de Sully, III, Londen 1778. |
Mémoires et Correspondance de Duplessis-Mornay, VI, VII (1594-1596, 1596-1598), Parijs 1824. |
Meteren, Em. van, Historie der Nederlandscher ende haerder naburen oorlogen ende geschiedenissen, 's-Gravenhage 1614. |
Molhuysen, P.C. (ed.), Bronnen tot de geschiedenis der Leidsche Universiteit, I (1574-1610), (R.G.P., 20), 's-Gravenhage 1913. |
| |
| |
Motley, J.L., History of the United Netherlands from the death of William the Silent to the Synod of Dort, Rotterdam 1872. |
Patry, R., Philippe du Plessis-Mornay, un huguenot homme d'état, Parijs 1933. |
Petit, L.D., Bibliotheek van Nederlandsche Pamfletten, verzamelingen van de bibliotheek van Joannes Thysius en de bibliotheek der Rijks-Universiteit te Leiden, I (1500-1648), 's-Gravenhage 1882. |
Petit, J.F. le, La grande chronique ancienne et moderne de Hollande, Zelande, West-Frise, Utrecht, Frise, Overyssel et Groeningen jusques à la fin de l'an 1600, II, Dordrecht 1601. |
Prévost, [Michel], Artikelen Choart en Choart de Buzenval, in: Dictionnaire de Biographie Française, VIII, Parijs 1959, kol. 1175-1180. |
Prévost-Paradol, [L. A]., Élisabeth et Henri IV 1595-1598, Parijs 1855. |
Raa, F.J.G. ten en F. de Bas, Het Staatsche Leger 1568-1795, II (1588-1609), Breda 1913. |
Recueil des lettres missives de Henri IV, IV (1593-1598, éd. M. Berger de Xivrey), VIII, IX (1566-1610, 1567-1610, éd. J. Guadet), (Collection de documents inédits sur l'histoire de France, 1e série, histoire politique), Parijs 1848, 1872, 1876. |
Resolutiën der Staten-Generaal van 1576-1609, IV, V, VIII-XI (1583-1584, 1585-1587, 1593-1595, 1596-1597, 1598-1599, 1600-1601, ed. N. Japikse), XIII (1604-1606, ed. H.H.P. Rijperman), (R.G.P., 43, 47, 57, 62, 71, 85, 101), 's-Gravenhage 1919-1957. |
Reyd, Ev. van, Historie der Nederlantscher oorlogen begin ende voortganck tot den jaere 1601, Leeuwarden 1650. |
R.G.P., zie Resolutiën der Staten-Generaal. |
Rieu, W.N. du (ed.), Album Studiosorum Academiae Lugduno-Bataviae 1575-1875, 's-Gravenhage 1875. |
Ritter, M., Deutsche Geschichte im Zeitalter der Gegenreformation und des Dreissigjährigen Krieges 1555-1648, II (1586-1618), Stuttgart 1895. |
Stolp, A., De eerste couranten in Holland, bijdrage tot de geschiedenis der geschreven nieuwstijdingen, Haarlem [1938]. |
Timmer, E.M.A., De kinderen van Prins Willem I, in: Prins Willem van Oranje 1533-1933, Haarlem 1933, p. 191-215. |
Unger, W.S., Nieuwe gegevens betreffende het begin der vaart op Guinea, in: Economisch-Historisch Jaarboek, XXI, 's-Gravenhage 1940, p. 194-217. |
Verbaal van de legatie... naar Engeland in 1596, in: Kronijk van het Historisch Genootschap, XXII, Utrecht 1867, p. 317-383. |
Versprille, A.J., De geschiedenis van het huis van Daniel van der Meulen (Rapenburg 19), in: Leidsch Jaarboekje, XXXV, Leiden 1943, p. 158-169. |
Voet, L., Het Plantijnse huis te Leiden, in: Verslag van de Alg. Vergadering van het Historisch Genootschap van 1960, Bijdragen en Mededelingen van het Historisch Genootschap, 75, Groningen 1961, p. 10*-36*. |
Vreede, G.W. [= G.G.], Communication de -, in: Compte-rendu des séances de la Commission Royale d'Histoire ou Recueil de ses bulletins, IV (1840-1841), Brussel 1841, p. 94-108. |
- Aanteekeningen n.a.v. onuitgegeven stukken op het werk van Mr. C.M. van der Kemp: Maurits van Nassau..., Utrecht 1844. |
| |
| |
Vreede, G.W. [= G.G.] (éd.), Lettres et négociations de Paul Choart, seigneur de Buzanval, et de François d'Aerssen, [I] (1598-1599, met enkele stukken uit andere jaren), Leiden 1846. |
- (éd.), Lettres et négociations de Paul Choart, seigneur de Buzanval, ambassadeur ordinaire de Henri IV en Hollande, [II] (1600), in: Codex diplomaticus Neerlandicus van het Historisch Genootschap, 2e serie, 1e deel, 2e afd., Utrecht 1852, p. 164-348 (ook apart uitgegeven, Utrecht 1853). |
Wap, J.J.F., Het gezantschap van den sultan van Achin ao 1602 aan Prins Maurits van Nassau en de Oud-Nederlandsche Republiek, Rotterdam 1862. |
Wernham, R.B., English Policy and the Revolt of the Netherlands, in: Britain and the Netherlands, ed. J.S. Bromley and E.H. Kossmann, Londen 1960, p. 29-40. |
Wijn, J.W., Het krijgswezen in den tijd van Prins Maurits, Utrecht 1934. |
| |
| |
| |
Register van persoonsnamen
* achter de naam: alleen de brieven, niet de noten, waarin deze naam voorkomt, zijn vermeld.
Inl.: de naam komt in de Inleiding voor.
Inl.n: de naam komt in een of meer noten bij de Inleiding voor.
53: de naam komt voor in brief 53.
536: de naam komt voor in noot 6 bij brief 53.
53,6: de naam komt voor in brief 53 en in noot 6 bij die brief.
Aerssen, François van - 564, 615. |
Aerssens, Cornelis - Inl.n, 563. |
Albertus, aartshertog van Oostenrijk * - 8, 13-16, 19, 33, 43, 46, 49-52, 55, 58, 60, 61, 63, 71, 80. |
Aldobrandini, Ippolito - zie Clemens VIII |
Ancel, Guillaume - 29,3, 35, 41,2, 47,3, 65,6. |
Andreas van Oostenrijk, kardinaal - 584, 703. |
Aristophanes - 53,6. |
Armance, de baron van - 15. |
Arragon, de admirant van - zie Mendoza |
|
Badouère, Thierry - 173, 281. |
Basta, Georg graaf van - 222. |
Basta, Nicolaes - 22,2. |
Bauves, Philippe de Mornay, heer van - 10,5, 17, 308, 622, 75. |
Beaumanoir, Jean de - zie Lavardin |
Beda Venerabilis - 627. |
Belin, De - 263, 29. |
Belveder, de markies van - zie Velasco, Luis de |
Berrewijns, Abraham - Inl.n, 782. |
Béthune, Maximilien de - zie Sully |
Bigne, Barthélemy - 157. |
Biron, Charles de Gontaut, baron, later hertog van - 344, 36,3, 492. |
Bois-Dauphin, de maarschalk van - 656. |
Boisise, Jean Robert de Thumery, heer van - 62,3. |
Bongars de Bodry, Jacques* - Inl., 2-6, 9-11, 13, 18, 20, 24, 27, 29, 31, 35, 49, 54, 58, 59, 63, 65, 69, 70, 75. |
Bonne, François de - zie Lesdiguières |
Bouillon, Henri de La Tour d'Auvergne, vicomte de Turenne, hertog van - Inl., 43, 265, 27,3,4, 285, 33,5, 36,2, 372, 40, 41, 42,9, 45. |
Bourbon, Catharina de - 59,2, 64. |
Bourbon, Charlotte de - 43, 172. |
Brandenburg, het huis - 75. |
Brandenburg, Joachim Frederik, keurvorst van - 753. |
Brandenburg, Johan George I, keurvorst van - 306. |
Brandenburg, Johan George van - 753. |
Brandenburg zu Ansbach und Baireuth, George Frederik, markgraaf van - 30,7. |
Brèves, François Savary, graaf van - 19,4. |
Brouard - 174. |
Brûlart, Nicolas - zie Sillery |
| |
| |
Brummel, L. - 537. |
Brunswijk, de hertog van - zie Hendrik Julius |
Bruynincx, Nicolaas - Inl.,n. |
Burgau, Karel, markgraaf van - 58,4. |
Burlengue, de markies van - zie Velasco, Luis de |
Buzanval, Paul Choart, heer van* - Inl., 1. |
|
Calvart, Lieven - Inl., 151, 27,3, 29,8, 362, 462,5. |
Camerarius, Joachim - Inl., 53, 193, 308. |
Campagnolle, gouverneur van Boulogne - 282. |
Casaubon, Isaac de - Inl. |
Castilië, de connétable van - zie Velasco, Juan Fernandez de |
Castillon - 57. |
Chaste, Aimar de la - 53,2. |
Choart, Eustache - 4212. |
Choart, Paul - zie Buzanval |
Choart, Théodore - 42,12. |
Christiaan IV, koning van Denemarken - 603, 74,4. |
Christianus, Q. Sept. Florens - 53,6. |
Claux-Hardy, Petit du - Inl.n. |
Clemens VIII, paus - 38,3, 585, 592, 693, 766. |
Clusius, Carolus - 308. |
Coligny, Louise de, prinses van Oranje - Inl., 4,3, 133, 17, 28, 32, 372, 42, 56,2. |
Coomans, Hieronymus - 70,3. |
Courcelles, Marie de - 173. |
|
Damville, Henri graaf van - zie Montmorency |
Deguières - zie Lesdiguières |
Devereux, Robert - zie Essex |
Dieden - zie Gendt, Johan van |
Does, Pieter van der - 732. |
Dousa jr., Janus - 105. |
Drake, Francis - 27,6. |
Duplessis - zie Plessis-Mornay, Philippe du |
|
Edzard III, graaf van Oost-Friesland - 733. |
Egmond, Lamoraal graaf van - 782. |
Egmond, Sabina van, gravin van Solms - 78,2. |
Elisabeth, koningin van Engeland - Inl., 83, 132, 232, 27,5, 293, 335, 354, 37,3, 382, 403, 41, 42,2, 43, 62,4, 703. |
Emanuel, Don - 562. |
Épernon, Jean Louis de Nogaret de la Valette, hertog van - 13,5,9, 15,7, 18, 19, 21. |
Ermenonville - zie Viques |
Ernst van Oostenrijk - 584. |
Escalle, de l' - zie Scaliger |
Essex, Robert Devereux, graaf van - 264, 27,5, 624. |
Este, Alfonso II d', hertog van Ferrara - 38,4. |
Excellance, Son - zie Maurits |
|
Faille, familie della - Inl. |
| |
| |
Faille, Hester della - Inl. |
Faille, Jacques della - Inl.,n, 417. |
Faille de Oude, Jan della - Inl. |
Ferdinand, aartshertog van Tirol - 584. |
Ferrara, de hertog van - zie Este |
Florence, de hertog van - 442. |
Frangipani, Ottavio Mirto - 584. |
Frederik IV, keurvorst van de Palts - 172, 68,4. |
Frederik Hendrik - Inl. |
Fremin, George - Inl.,n, 1,3. |
Fromentière, Andreas de la - 674, 722. |
Fruin, R. - Inl.n, 525. |
Fuentes - 3,3 - 5, 44, 53, 10,2, 16,2,3, 19. |
|
Gendt, Johan baron van, heer van Oyen en Dieden - 77,2. |
Geyl, P. - Inl. |
Gilpin, George - Inl.,n. |
Godin, Samuel - 4212. |
Gontaut, Charles de - zie Biron |
Gonzague, Charles de - zie Réthel |
Gonzague, Louis de - zie Nevers |
Groot, Hugo de - 564. |
Guise, Henri de - 23. |
Guise, de hertog van, gouverneur van Provence - 135,9, 158. |
Gulik enz., Johan Willem, hertog van - 306. |
Gulik enz., Willem III, hertog van - 412. |
|
Harlay, Nicolas - zie Sancy |
Hendrik II, hertog van Lotharingen - 592, 65. |
Hendrik III, koning van Frankrijk - 139, 15,5, 183, 293. |
Hendrik IV, koning van Frankrijk (Hendrik van Navarre, Sa Majesté)* - Inl., 3, 6-8, 11-15, 18-22, 24, 25, 27, 29, 30, 32, 34, 36, 38, 40, 41, 43, 45-49, 55, 58, 61, 62, 64, 65, 69, 76. |
Hendrik Julius, hertog van Brunswijk - 68,3, 74, 75, 77,3. |
Hessels, Andries - Inl.,n. |
Hessen, de landgraaf van - zie Maurits de Wijze |
Heylde, Jacob - 713. |
Hohenlohe, Philips, graaf van - 385. |
Hohenlohe, de gravin van - zie Oranje-Nassau, Maria van |
Holstein-Pinneberg, Adolf XI van, graaf van Schauenburg - 694. |
Holstein-Pinneberg, Anton van, bisschop van Minden - 694. |
Holstein-Pinneberg, Ernst van, graaf van Schauenburg - 694. |
Hout, Jan van - Inl. |
Houtman, Cornelis de - Inl.n. |
Houtzager, H.L. - 308. |
Hunger, F.W.T. - 308. |
Huygens, Christiaan - Inl.n, 431. |
|
Isabella, infante van Spanje - 585, 71, 80,2. |
|
Johan IV ‘van Finland’ - 74,5. |
Joyeuse, Henri hertog van - 2,4, 13, 21. |
| |
| |
Karel, rijksbestuurder, later koning van Zweden - 614, 713, 722, 74,4,5. |
Karel Emanuel, hertog van Savoye - 25, 13,9, 15, 693. |
Kerling, N.J.M. - Inl.n. |
Key, Lieven de - Inl. |
Kukenheim Ezn., L. - Inl. |
|
La Balvena - zie La Bolvène |
La Bolvène - 462. |
La Fère, de graaf van - zie Montélimart |
La Motte, Valentin de Pardieu, heer van - 4,5. |
La Rochette, de president - 15. |
La Tour d'Auvergne, Henri de - zie Bouillon |
Lavardin, Jean de Beaumanoir, markies van - 30,5. |
Le Doux, Jacques - 64,4. |
Legier, kapitein - 42,9. |
Leo XI, paus - 46,3, 564, 58. |
Lesdiguières, François de Bonne, hertog van - 2,5, 13,5,9. |
Libertat, Pierre de - 158. |
Linclaen, Wijnant - 417. |
Linschoten, Jan Huygen van - Inl., 633. |
Lippe, de graaf van - zie Simon VI |
Lipsius - 42. |
Lobetius - 54,4. |
Loménie - 83. |
Lorraine, Charles de - zie Mayenne |
Lorraine, Charles de, kardinaal-hertog - 75,3. |
Lorraine, Henri II de - zie Hendrik II |
Lorraine, Philippe Emmanuel de - zie Mercoeur |
|
Maine - zie Mayenne |
Malapert, Nicolas - 17,3, 57. |
Maurits (Son Excellance) - Inl., 15, 46, 62, 105, 24, 25, 32, 385, 52,4, 56,2,4, 6312, 647, 67, 68,2,6, 70, 71, 74,2, 75, 76,2-4, 773,4. |
Maurits de Wijze, landgraaf van Hessen - 68,3, 75, 77,3. |
Maximiliaan III, aartshertog van Oostenrijk - 44,2. |
Mayenne, Charles de Lorraine, hertog van - 2,3, 7, 12, 15,5. |
Mayne - zie Mayenne |
Medici, Alessandro Ottaviano de - zie Leo XI |
Medici, Maria de - 765. |
Mendoza, Don Francisco de, admirant van Arragon - 584, 6312, 647, 66,2, 671, 68,6, 702, 733, 762,3, 774. |
Mercoeur, Philippe Emmanuel de Lorraine, hertog van - 183, 29, 45, 563. |
Meulen, Andries van der - Inl., 173. |
Meulen, Daniël van der* - Inl. |
Minden, de bisschop van - zie Holstein-Pinneberg, Anton van |
Mohammed III, sultan - 19,5, 32, 442, 68. |
Mondragon - 46. |
Montélimart, Jacques de, graaf van La Fère - 46. |
Montens, Godevaert - Inl.n. |
Montmorency, Henri, graaf van Damville, hertog van - 11,4, 222, 283, 364, 573. |
Mornay - zie Bauves |
| |
| |
Mornay - zie Plessis-Mornay, du |
Mortefontaine - 542. |
|
Nassau, Ernst Casimir van - 62. |
Nassau, Jan van - 385. |
Nassau, Justinus van - 30,3, 564. |
Nassau, Philips van - 62. |
Nassau, Willem Lodewijk van - zie Willem Lodewijk |
Nassau - zie ook Oranje-Nassau |
Navarre, Hendrik van - zie Hendrik IV |
Nemours, Henri de Savoye, hertog van - 13,7, 15. |
Neufville, Nicolas de - zie Villeroy |
Nevers, Louis de Gonzague, hertog van - 3,4, 5,3. |
Nielsson, Johan - 713. |
Nogaret, Jean Louis de - zie Épernon |
Norris, Edward - 56,7. |
Noue, Odet de la - zie Téligny |
|
O'Donnell, Hugh Roe - zie Tyrconnell |
Oldenbarnevelt, Johan van - Inl.,n, 154, 564, 763. |
O'Neill, Hugh - zie Tyrone |
Oostenrijk, Albertus van - zie Albertus |
Oostenrijk, Andreas van - zie Andreas |
Oost-Friesland, de graaf van - zie Edzard III |
Oranje, Willem van - zie Willem van Oranje |
Oranje, de Prins van - zie Philips Willem |
Oranje, de Prinses van - zie Coligny, Louise de |
Oranje-Nassau, Elisabeth van - 43. |
Oranje-Nassau, Emilia van - 562. |
Oranje-Nassau, Louise Juliana van - 17,2,3. |
Oranje-Nassau, Maria van - 38,5. |
Orpheo, kolonel - 44,2. |
Oyen - zie Gendt, Johan van |
Oyens, Baptista - Inl.n. |
|
Palts, de keurvorst van de - zie Frederik IV |
Pardieu, Valentin de - zie La Motte |
Passerat, Jean - 53,7. |
Philips II, koning van Spanje - 135, 335, 39,2, 407, 416, 431, 456, 46,5, 513, 58,3, 60,4, 63,11. |
Philips III, koning van Spanje - 626, 63,7,8,11, 70,3. |
Philips Willem, prins van Oranje - 38,5. |
Plessis-Mornay, Philippe du - Inl.,n, 10,5, 17, 183, 308, 61, 62, 65,7. |
|
Raphelengius, Christoffel - 79,4. |
Reiniers, Jacques - Inl.n. |
Réthel, Charles de Gonzague, hertog van - 5,3. |
Richardot, Jean Grusset, gezegd - 362, 462, 564. |
Rodowitz, Wilhelm - 694, 70,2. |
Rollé, Zegher de - 43,5. |
Rosendael, Jacob Bartholomeusz. van - 406. |
Rosne - 242. |
Rudolf II, keizer van Duitsland - 82, 11, 442, 587, 60,4, 61, 662, 671, 68, 69, 75. |
| |
| |
Sailly, Anthoine de - 52, 24,2. |
Saint Phal, Georges Vaudreuil, markies van - 657. |
Saksen, Christiaan II van - 68,7. |
Saksen, Jan George van - 68,7. |
Saksen-Altenburg, Frederik Willem I van - 68,7. |
Salazar, de hertog van - zie Velasco, Luis de |
Sancy, Nicolas Harlay de - 13,2, 18, 20, 26,5, 27,3, 30,1. |
Savoye, Henri de - zie Nemours |
Savoye, de hertog van - zie Karel Emanuel |
Scaliger, Josephus J. - Inl.,n, 4,2, 23, 4212, 64,3, 65, 66. |
Schot, Jan - 91. |
Sebastiaan, koning van Portugal - 60,2. |
Sedlnitzky, Peter von - 25,2. |
Shrewsbury, Gilbert Talbot, graaf van - 38,2. |
Sigismund III, koning van Polen en Zweden - 61,4, 713, 74,4,5. |
Sillery, Nicolas Brûlart, heer van - 3,2, 542. |
Simon VI, graaf van Lippe - 683, 70,2. |
Solms, Ernst van - 62. |
Solms, George Everhard, graaf van - 782. |
Solms, de gravin van - zie Egmond, Sabina van |
Soranzo, Lazaro - 79,2. |
Squyre, Edward - 624. |
Sully, Maximilien de Béthune, hertog van - 482, 493. |
Suriano, Christofforo - Inl. |
|
Tacitus, P. Cornelius - 695. |
Talbot, Gilbert - zie Shrewsbury |
Taxis, Jean Baptiste de Tour et - 63,11. |
Téligny, Odet de la Noue, heer van - 66,5. |
Temporarius, Joannes - 62,7. |
Temps, Jean du - zie Temporarius |
Texeira, Josephus - 73,1. |
Thumery, Jean Robert de - zie Boisise |
Tirol, Ferdinand van - zie Ferdinand |
Tour, Jean Baptiste de - zie Taxis |
Turenne, Henri vicomte de - zie Bouillon |
Tyrconnell, Hugh Roe O'Donnell, graaf van - 407, 434. |
Tyrone, Hugh O'Neill, graaf van - 407. |
|
Valette, Jean Louis de Nogaret de la - zie Épernon |
Valois, Margaretha van - 765. |
Vaudreuil, Georges - zie Saint Phal |
Veken, Johan van der - 483. |
Velaer, Jacques de - 634. |
Velasco, Juan Fernandez de - 63,10. |
Velasco, Luis de, hertog van Salazar en markies van Belveder (Burlengue?) - 639. |
Vere, Francis - 23,2. |
Vidosan - 52, 24,2, 25. |
Villeroy, Nicolas de Neufville, heer van - Inl.,n, 12,4, 19, 364, 462, 53, 564, 615, 644, 696,7, 714, 722, 743. |
Viques, Dominique de - 28,2, 362. |
| |
| |
Vulcanius, Bonaventura - Inl., 53,5,7. |
Vulneve - zie La Bolvène |
|
Wallet, Pierre - 9,1. |
Warcke, Jan van de - Inl.n, 33,2. |
Willem Lodewijk, stadhouder - 524, 764. |
Willem van Oranje - Inl., 43, 172. |
Wimes, James - 435. |
Wladislaw, zoon van Sigismund III - 745. |
Wyer, Dietrich - 41,2. |
Wyer, Johannes - 308, 412. |
Wijnant, dienaar van Daniël van der Meulen - zie Linclaen |
| |
| |
| |
Register van geografische namen
Voor de verklaring der aanduidingen, zie p. 251.
Aardt - 742. |
Abbeville - 29,4, 304. |
Abiani - 634. |
Alkassar - zie Kasr-el-Kbir |
Amiens - Inl., 33, 48,2, 492,4, 52,3,4, 533, 545, 553, 564,7. |
Amsterdam - Inl.n, 332, 634. |
Anian - zie Abiani |
Antwerpen - Inl., 332, 40, 456, 49. |
Ansbach - 53. |
Ardres - 26,3, 27, 28,3, 29. |
Arnhem - 412, 665, 78. |
Artois - 1,4, 53, 295, 344, 363, 37, 40, 553. |
Atrecht - 483, 55,3. |
Augsburg - 13. |
Authie - 29,5, 304. |
Auxi-le-Château - 30,4. |
|
Barbarije - 60. |
Barcelona - 703. |
Bayonne - 42. |
Bazel - 544, 57. |
Beauvais - 483. |
Berg - 68. |
Béthune - 40,4. |
Bohemen - 308. |
Bommel - 762. |
Bommelerwaard - 742, 76,2,3, 77,4. |
Boulogne - 242, 25, 28,2. |
Bourgondië - 53. |
Brabant - Inl.,n, 20, 22, 344. |
Breda - 20, 21,2. |
Bremen - Inl., 60. |
Bretagne - 18,3, 34, 45. |
Briel, Den - 429. |
Brignoles - 157. |
Brussel - Inl., 82, 10, 1310, 16, 19, 22, 416, 462, 58, 63,7, 80,2. |
Buda - 587, 62,5. |
|
Cadix - 352, 392, 42,6. |
Calais - 5, 83, 103, 20,2, 24,2, 25, 263,4, 282, 35, 51. |
Calis (Malis) - zie Cadix |
Cassovie - 442. |
Castel-Sarrazin - 24. |
Compiègne - 196. |
Constantinopel - 19,4. |
Coucy - 151. |
| |
| |
Dauphiné - 137. |
Delft - 562. |
Denemarken - 22, 61, 744. |
Dieppe - 53,2, 66, 75. |
Doullens - 33, 4,4,5, 55,2. |
Dover - 36, 424. |
Downs, the - zie Duins |
Duins - 42,4. |
Duitsland* - Inl., 7, 8, 19, 23, 49, 52, 58, 61, 63, 65, 67, 69, 70, 72-74, 77-80. |
Duitsland, de vorsten van* - Inl., 29, 41, 64, 66-69, 72, 75, 76. |
|
Emden - 73,3. |
Emmerik - 385, 63,12, 66, 68. |
Engeland* - 8-10, 23, 27-29, 31, 33, 39, 40, 42, 51, 56, 62, 70. |
Europa (ook Midden-, Oost- en Zuid-Europa) - Inl., 308. |
|
Ferrara - 585. |
Ferrol - 392, 42, 566. |
Finisterre, kaap - 392. |
Florence - 463. |
Folembray, het edict van - 155. |
Frankfort - 105, 17,3, 442, 57, 79,3,4. |
Frankrijk* - Inl., 9-12, 14-19, 21, 29, 31, 33-35, 42-44, 46, 47, 49-51, 54-57, 59, 62-64, 66, 67, 71, 73, 76, 77, 80. |
Frankrijk, de connétable van - zie Montmorency |
|
Gelderland - 68, 772. |
Goch - 38,5. |
Goudkust - 634. |
's-Gravenweert - zie Schenkenschans |
Greenwich, het verdrag van - 265, 293, 302, 333,5, 382, 403. |
Greinkust - 635. |
Grol - 4,6. |
Guinea - 63,4. |
Guise - 3,3. |
Gulik - 30,6, 68. |
|
Haag, Den* - Inl., 31; bovendien als plaats van verzending van de brieven 1-47, 49-80. |
Haarlem - Inl.n, 417. |
Hamburg - 60. |
Henegouwen - 1,4, 53, 344, 41. |
Hoei - 15, 45. |
Hongarije - 19, 308, 32, 58. |
Holland - 762. |
Hulst - 32,2, 33, 34,4, 35. |
|
Ierland - 40,7, 41,6, 43, 566. |
Italië - 585, 60, 63,8. |
| |
| |
Kamerijk - 14, 3,5, 5,3, 6, 7, 83, 102. |
Kamp-Vere - zie Vere. |
Kasr-el-Kbir - 602. |
Keulen - Inl., 761, 782. |
Kleef - 38. |
Koblenz - 647. |
Kroatië - 625. |
|
La Coruña - 392, 732. |
La Fère - 10,2, 11-15, 17-20, 202, 21, 22,2,4, 23, 24,3, 25-28, 283. |
Landrecy - 15,2. |
Landsend - 565,6. |
Languedoc - 24. |
La Rochelle - 61. |
Le Câtelet - 3,3-5. |
Le Havre - 17. |
Leiden - Inl.,n, 42, 10,5, 301, 794. |
Lens - 40,4. |
Lissabon - 406, 43. |
Londen - Inl., 422. |
Lorregat - 762. |
Luik - Inl.n, 1, 3. |
Luxemburg - 13,10, 494. |
Lyon - 45, 65. |
|
Maas - 76,2. |
Madrid - 43. |
Marseille - 135, 15,8, 18, 19,6, 21, 638, 71. |
Maubert-Fontaine - 3,3. |
Meaux - 362. |
Metz - 69. |
Middelburg - 91, 24, 332, 422,12. |
Milaan - 163. |
Montrescut, de poort van - 53,3. |
|
Nantes - 563. |
Nantes, het edict van - 64,5, 65, 698. |
Napels en Sicilië, het onderkoningschap van - 16,3. |
Nederlanden - 45, 13, 222. |
Nederlanden, Republiek der Verenigde* - Inl., 42, 48. |
Nederlanden, Zuidelijke - 33, 82, 102, 158, 584,5, 63,8,9, 71. |
Neurenberg - 30,8, 32. |
|
Oise - 102. |
Oostende - 19, 52, 56,7. |
Oostenrijk - 308. |
|
Palmas, kaap - 635. |
Parijs - Inl.,n, 43, 7, 102, 15, 364, 482, 49,3, 53,7, 544, 58, 632, 65; bovendien als plaats van verzending van brief 48. |
Parijs, het parlement van - 155, 49, 645, 69,8. |
Pest - 587. |
| |
| |
Picardië - 34, 7, 102, 29,5, 363,4, 41, 69. |
Piémont - 2,5. |
Plymouth - 26,4. |
Polen - 308, 61. |
Portugal - 602,3. |
Praag - 604, 65. |
Provence - 135,9. |
Pruisen - 308. |
|
Quaquakust - 634. |
|
Rees - 77,3. |
Regensburg, de rijksdag te - 82. |
Republiek - zie Nederlanden |
Rome - 58. |
Rouaan - 11, 38,2, 402, 42,9, 45,2,4, 46,2, 47. |
Rijn - 306, 68, 762, 77, 78. |
Rijnberk - 773, 78,3. |
Rijsbank, fort - 24,2, 25. |
Rijssel - 37. |
|
Saksen - 687. |
Saluces, het markiezaat - 69,3, 76. |
Saluzzo - zie Saluces |
Schauenburg - 69,4. |
Schaumburg - zie Schauenburg |
Schenkenschans - 762. |
Scilly-eilanden - 56,5. |
Sedan - 43. |
Sicilië - zie Napels |
Simancas - 462. |
St. Andries, fort - 762, 77,4. |
St. Quentin - 33, 7,2. |
Sluis - 429. |
Solothurn - 54,3. |
Somme - 294, 482. |
Sont - 74,4. |
Soyssons - 15. |
Spanje - Inl., 32, 82, 133, 35, 362, 385, 39, 40,6, 42, 51, 55, 56, 58,5, 603, 62,4, 638, 70, 71, 732. |
Spiers - 604. |
Straatsburg - Inl., 301, 54,4, 632. |
Straatsburg, het bisdom - 75,3. |
|
Taag - 392, 433. |
Texel - Inl.n. |
Theems - 42. |
Tielerwaard - 76,2. |
Toulouse - 24. |
Transsylvanië - 308. |
Travecy - 113. |
Turnhout - 524. |
| |
| |
Ulft - 385. |
Ulster - 407. |
|
Valencia - 585. |
Venetië - 464. |
Vere - 43,5. |
Vervins, de vrede van - Inl., 32, 639,11, 693. |
Vlaanderen, Frans- - 45. |
Voren, fort - 76,2. |
|
Waal - 686, 76,2,3. |
Warasdin - 62,5. |
Weert, schans op de - 783. |
Wezer - 694. |
Wight - 40,6. |
|
IJsel - 686. |
|
Zagreb - 625. |
Zeeland - 26,4, 303, 332, 372, 42, 472, 665. |
Zevenaar - 742. |
Zweden - 308, 61,4, 62, 67, 71, 72, 74,5. |
Zwitserland - 3,2, 542, 55, 57. |
|
-
voetnoot1
- Naast wat Prévost kort geleden publiceerde, is de schets bij Haag nog altijd lezenswaard. N.B. Voor de volledige titelbeschrijvingen wordt verwezen naar de Lijst van geraadpleegde werken, p. 247 e.v.
-
voetnoot2
- De brief waarin Buzanval er bij Scaliger op aandringt, het hem aangeboden Leidse professoraat te accepteren (brief van 2 januari 1593 uit Den Haag, afgedrukt bij Molhuysen, p. 242*, 243*), laat zien hoe ons land er door de bril van een ontwikkelde Fransman uitzag. Zie ook Van Eysinga, p. 56.
-
voetnoot3
- Zie de brieven van Buzanval aan Du Plessis-Mornay uit augustus 1597, in: Mémoires Du Plessis, VII, p. 321-324, 327. Op 14 augustus 1597 hadden de overlevenden, o.w. Cornelis de Houtman, Texel bereikt.
-
voetnoot2
- Zie bijv. zijn schitterende redevoeringen van 12 juni 1597 (Bor, IV, p. 329, 330) en van 11 juli 1597 (R.G.P., 62, p. 416-418).
-
voetnoot4
- Zie de ‘mémoire sur la liberté du commerce des neutres’ van 15 maart 1599, in: Vreede, Lettres, I, p. 359-366.
-
voetnoot5
-
Delaborde, II, p. 122. - Voor Buzanvals grafzerk in de Grote of St. Jacobskerk te Den Haag, zie Gijsberti Hodenpijl, p. 182 (met afb.).
-
voetnoot6
- Kon. Bibl. Den Haag (sign. 73 C 32, 33), gedeeltelijk gepubliceerd in: Vreede, Lettres, I, II. Het manuscript, dat 2298 blz. telt, bevat o.m. enkele honderden rapporten voor Hendrik IV en Villeroy; een opgave van de inhoud in: Vreede, Aanteekeningen, p. 43, 44.
-
voetnoot2
- Zie het voortreffelijke werk over deze firma van Brulez.
-
voetnoot1
- Voor de inhoud en de betekenis van deze unieke verzameling nieuwstijdingen en politieke bescheiden, zie Stolp, p. 15-21.
-
voetnoot2
- Te denken valt aan Cornelis Aerssens, de griffier van de Staten-Generaal; Christiaan Huygens, de secretaris van de Raad van State; Jan van de Warck, de pensionaris van Zeeland; Nicolaas Bruynincx en Andries Hessels, leden van de Raad van Maurits; Godevaert Montens, burgemeester van Breda. Zie hun brieven in Arch. D.v.d.M., inv.nrs. 303, 673, 682, 663, 672, 677. Opmerkenswaard is dat vier van de hier genoemde functionarissen samen met Daniël van der Meulen in 1584 Brabant in de Staten-Generaal hadden vertegenwoordigd, zie R.G.P., 43, p. 346.
-
voetnoot4
- Zie de brief van Petit du Claux-Hardy van 10 december 1595 uit Parijs aan Van der Meulen (Arch. D.v.d.M., inv.nr. 671).
-
voetnoot1
-
Van Deventer, II, p. XXXVIII, XXXIX.
-
voetnoot2
- Zie de brief van Hessels van 30 juli 1599 uit Den Haag aan Van der Meulen (Arch. D.v.d.M., inv.nr. 672).
-
voetnoot3
-
Kernkamp, Vredesonderhandelingen, p. 10, 11, 25. Zie ook het zeer gunstige oordeel van Fruin over Van der Meulens politieke inzicht (Tien Jaren, p. 3131).
-
voetnoot4
- Publ. Rec. Office, State Papers Holland, S.P. 84/55, f0 144v. Met veel dank aan mej. dr. N.J.M. Kerling voor haar bemoeienissen. - Voor de correspondentie uit begin 1598 tussen Van der Meulen en de Engelse gezant, tevens lid van de Raad van State, zie: Kernkamp, Vredesonderhandelingen, p. 11, 12. Er bevinden zich twaalf brieven van Gilpin in het Van der Meulen-archief (inv.nr. 667).
-
voetnoot2
-
Anth. Duyck, II, p. 161; Bor, IV, p. 247.
-
voetnoot3
- Buzanval woonde evenals Gilpin in het huis van Aremberg, ook wel het huis van Naaldwijk genoemd, dat aan de Kneuterdijk bij de ingang van het Voorhout, op de hoek van het oude Nachtegaalspad stond. Het is nr. 48 op de in 1658 geschilderde copie van een uit 1570 daterende plattegrond van Den Haag, welke copie in het Haagse gemeente-archief aanwezig is. Oldenbarnevelt heeft deze ‘gezantschaps-huizinge’ aangekocht en laten slopen. J. Heringa, p. 426, 429.
-
voetnoot6
- Zie de brief van Baptista Oyens van 16 juli 1599 uit Amsterdam aan Abraham Berrewijns, de klerk en boekhouder van Daniël van der Meulen (Arch. D.v.d.M., inv.nr. 609).
-
voetnoot1
- Reeds in 1594 betrok Van der Meulen van zijn zwager Jacques della Faille honderd bloemkoolplanten, die voor Buzanval bestemd waren. Zie de brief van Jacques Reiniers van 11 mei 1594 (i.o.v. Jacques della Faille) aan Van der Meulen (Arch. D.v.d.M., inv.nr. 538).
-
voetnoot2
- Zie de brief van Fremin van 12 april 1592 uit Luik aan Van der Meulen (Arch. D.v.d.M., inv.nr. 353).
-
voetnoot3
- Zie de brief van Jacques della Faille van 14 april 1594 uit Haarlem aan Van der Meulen (Arch. D.v.d.M., inv.nr. 538).
-
voetnoot4
- Op 24 augustus 1597 zond Abraham Berrewijns deze nu vermiste brief van Buzanval door naar Amsterdam, waar zijn patroon toen verbleef; de begeleidende brief van Berrewijns in Arch. D.v.d.M., inv.nr. 523.
-
voetnoot5
- Van der Meulen schreef op 10 februari 1600 een brief aan Buzanval; laatstgenoemde verzond een maand later twee brieven naar Leiden, een voor Van der Meulen, de andere voor Bongars; de post van Bongars voor Buzanval bleef via Leiden lopen. Zie de brieven van Berrewijns van 14 februari, 10 maart en 6 april 1600 aan Van der Meulen (Arch. D.v.d.M., inv.nr. 523).
-
voetnoot6
- Notarisprotocol van Jan van Hout, II (Not. Arch. Leiden, inv.nr. 44), f0 144v.
-
voetnoot2
- De aanhef en het slot, hier gecursiveerd, worden van de volgende brieven niet afgedrukt, omdat zij daar geheel of nagenoeg geheel gelijkluidend zijn.
-
voetnoot3
- George Fremin, waarschijnlijk van Franse afkomst, stond in 1592, toen hij zijn eerste brieven aan Daniël van der Meulen schreef (Arch. D.v.d.M., inv.nr. 353), reeds enige tijd in contact met Buzanval. Van der Meulen zorgde voor het doorzenden van de brieven, die Fremin en Buzanval wisselden. Fremin zal deze brief verzonden hebben rond zijn vertrek uit de Z. Nederlanden naar Augsburg, vanwaar hij op 23 februari 1595 Van der Meulen schreef.
-
voetnoot4
- Het Franse garnizoen van Kamerijk hield van deze grensvesting uit strooptochten in Artois en Henegouwen. De Spaanse legerafdelingen, die in deze gewesten de Fransen moesten bestrijden, sloegen er ook aan het plunderen. Van Meteren, fo 348v, 350v.
-
voetnoot5
- Buzanval verwacht bericht over de gebeurtenissen na de verrassende verovering door de Staatse troepen van het in het officieel neutrale prinsbisdom gelegen Hoei op 8 februari 1595. De enorme overstromingen langs de grote rivieren brachten niet alleen grote vertraging in de nieuwsvoorziening teweeg, maar beletten ook Maurits, de bezetting van Hoei steun te bieden. Deze met het oog op de samenwerking met de Franse troepen belangrijke vesting viel dan ook reeds op 20 maart. Fruin, Tien Jaren, p. 149, 150, met bronnenopgave.
-
voetnoot2
- De aanhef en het slot, hier gecursiveerd, worden van de volgende brieven niet afgedrukt, omdat zij daar geheel of nagenoeg geheel gelijkluidend zijn.
-
voetnoot2
- Jacques Bongars (1554-1612), Frans diplomaat en geleerde, calvinist. Sinds 1585 vervulde hij opdrachten van Hendrik van Navarre in Duitsland, Denemarken, Engeland en de Republiek. In 1593 werd hij benoemd tot gezant bij de vorsten van het Keizerrijk, met als voornaamste opdracht, hun steun te verwerven, o.m. bij het huren van troepen. Zie Inl., p. 179.
-
voetnoot3
- Charles de Lorraine, hertog van Mayenne (1554-1611). Na de vermoording in 1588 van zijn broer Henri de Guise leider der Ligue. In de loop van 1595 besloot hij zich aan Hendrik IV te onderwerpen. Op 23 september van dat jaar ging de koning accoord met een wapenstilstand (vgl. slot van brief 7), maar eerst in januari 1596 werd het verdrag gesloten, dat in feite de Ligue ophief. Lavisse, VI, 1, p. 403; Flassan, II, p. 155.
-
voetnoot4
- Henri, hertog van Joyeuse (1567-1608). Na zijn vertrek uit het klooster werd hij een belangrijke figuur in de Ligue. In april 1595 dwong hij het parlement van Toulouse, zich naar Castel-Sarrazin terug te trekken. Niet lang daarna sloot hij vrede met Hendrik IV, die hem toen benoemde tot maarschalk van Frankrijk en gouverneur van Languedoc. Lavisse, VI, 1, p. 404.
-
voetnoot5
- François de Bonne, hertog van Lesdiguières (1543-1626). Had zich in het leger der hugenoten tot veldheer bekwaamd en werd door Hendrik IV met verschillende militaire opdrachten belast. Voor de campagne van Lesdiguières tegen de hertog van Savoye in Piémont, zie: Dufayard, p. 179 e.v.
-
voetnoot2
- Nicolas Brûlart, heer van Sillery (1544-1624). Hij was een vertrouweling van Hendrik IV, vervulde enkele malen, o.a. in 1595, politieke opdrachten in Zwitserland en was een van de twee Franse diplomaten, die in 1598 met Spanje de vrede van Vervins sloten.
-
voetnoot3
- Fuentes, de landvoogd der Z. Nederlanden en een uiterst bekwaam veldheer, was tot een offensief tegen de Franse grensvestingen overgegaan. Op 25 juni 1595 had hij Le Câtelet (ong. 20 km. ten noorden van St. Quentin) na een korte belegering ingenomen. De berichten over Guise en Maubert-Fontaine (ong. 25, resp. 85 km. ten oosten van Le Câtelet gelegen) waren loze geruchten. Fuentes trok nl. westwaarts, naar Doullens (ong. 30 km. ten noorden van Amiens), waarvoor hij 13 juli het beleg sloeg.
-
voetnoot4
- Louis de Gonzague, hertog van Nevers (1539-1595). Aanvankelijk een der leiders van de Ligue, later in dienst van Hendrik IV. Als bevelhebber van de troepen in Picardië kreeg hij na het verlies van Le Câtelet van de koning opdracht, Fuentes van het Franse gebied te verdrijven. Lavisse, VI, 1, p. 402.
-
voetnoot5
- Na de inneming van Le Câtelet hebben Fuentes' troepen de oogst in de streek rond Kamerijk vernield. Van Meteren, f0 358v.
-
voetnoot2
- Josephus Justus Scaliger (1540-1609). Befaamd klassiek filoloog, werd in 1593 hoogleraar te Leiden als opvolger van Lipsius. Zowel Buzanval als Daniël van der Meulen hadden regelmatig contact met hem. Zie Inleiding, p. 175, 181.
-
voetnoot3
- Louise de Coligny (1555-1620) had de sluiting van het huwelijk bijgewoond van haar stiefkind Elisabeth (dochter van Willem van Oranje en Charlotte de Bourbon) met de hertog van Bouillon (zie voor hem brief 274), die op 16 april 1595 te Sedan plaatsvond. Na een kort verblijf te Parijs keerde Louise de Coligny in het laatst van juli 1595 in de Republiek terug. Delaborde, I, p. 330-332; Timmer, p. 205.
-
voetnoot4
- Zie brief 33. Het bericht, dat de Franse troepen, die Doullens te hulp waren gekomen, op 24 juli belangrijke verliezen hadden geleden, toen zij in botsing kwamen met afdelingen van Fuentes' leger, had Buzanval kennelijk nog niet bereikt. Doullens gaf zich na deze tegenslag op 31 juli aan de Spanjaarden over. Lavisse, VI, 1, p. 402-403; Demarsy, La prise de Doullens, bevat de door Van Meteren, f0 359, genoemde pamfletten.
-
voetnoot5
- Valentin de Pardieu, heer van La Motte (1530-1595). Afkomstig uit Frans-Vlaanderen, streed eerst in het leger van de centrale regering der Nederlanden, was later in Spaanse dienst. Verschillende belangrijke krijgsdaden staan op zijn naam, o.a. de
herovering van Hoei (zie brief 15). Bij een nachtelijke verkenning van Doullens werd hij op 16 juli door een kogel gedood. Bor, IV, p. 38.
-
voetnoot6
- Maurits had op 14 juli het beleg voor Grol geslagen, maar op 25 juli brak hij het bij de komst van Mondragon op. Anth. Duyck, I, p. 612-621.
-
voetnoot2
- Mogelijk van Vidosan, de gouverneur van Calais, of van Anthoine de Sailly, de agent der Republiek aldaar.
-
voetnoot3
- Kamerijk werd sinds 8 augustus door een uitgebreide troepenmacht onder Fuentes belegerd, met steun van Artois en Henegouwen, die vanwege de plundertochten in hun gewesten (zie brief 14) er groot belang bij hadden, dat deze sleutelpositie in Spaanse handen kwam. De hertog van Nevers zond ter ondersteuning van het Franse garnizoen een hulpleger onder bevel van zijn zoon, Charles de Gonzague, hertog van Réthel (1580-1637). Volgens Jacques Bongars (in een brief aan Camerarius van 24 aug. 1595 uit Ansbach; Lettres, p. 398) legerde de hertog van Réthel 350 man extra in de stad om de burgers in toom te houden. Desondanks zag de bevolking van Kamerijk, de Franse bezetting meer dan moe en zonder voedselreserves (zie brief 35), kans, op 2 oktober de poorten voor de Spanjaarden te openen. De Franse troepen, die zich op het kasteel hadden teruggetrokken, besloten op 7 oktober, toen Hendrik IV reeds een eind op weg was van Bourgondië naar de noordgrens van zijn rijk, zich over te geven. Van Meteren, f0 362, 362v.
-
voetnoot4
- Heuvels, die als bolwerk dienst doen.
-
voetnoot2
- Begin september leed het Staatse leger aan de oostgrens een groot verlies, toen na een schermutseling enkele bevelhebbers gevangen raakten, o.a. de graven Philips van Nassau, Ernst van Solms en Ernst Casimir van Nassau, van wie de twee eerstgenoemden op 3, resp. 5 september overleden. Ten Raa en De Bas, II, p. 36. Uit enkele brieven die Maurits in handen vielen, bleek dat de tegenpartij het succes zeer overdreef. Bor, IV, p. 55.
-
voetnoot3
- Op 9 september compareerde Buzanval in de Staten-Generaal om steun tot ontzet te vragen; zijn propositie in R.G.P., 57, p. 425-428.
-
voetnoot2
- Hendrik IV kwam op 5 oktober bij St. Quentin. Bor, IV, p. 56. Zie voor wat volgt brief 53.
-
voetnoot3
- Was de oogst van 1594, ook buiten de Republiek, al slecht geweest, de korenschaarste werd in het volgende jaar nog groter (Bor, IV, p. 152; Kernkamp, Handel op den vijand, II, p. 140, 156, 157). De Franse koning laat vanaf het einde van 1595 meermalen bij de Staten-Generaal aandringen op hulp in de vorm van koren (R.G.P., 57, p. 438-440; 62, p. 64).
-
voetnoot2
- De Rijksdag te Regensburg had, om de grote nadelen die sommige Duitse vorsten van de oorlog tussen Spanje en de Republiek ondervonden, besloten te pogen een vrede te bewerken. Keizer Rudolf II en de Staten-Generaal wisselden enige brieven en enkele vorsten werden belast met gezantschappen naar Brussel en Den Haag. De Staten-Generaal weigerden echter paspoorten en berichtten de keizer meer dan eens dat het zenden van de gecommitteerden niet op prijs werd gesteld. Met hun tocht naar de Z. Nederlanden wilden de vorsten wachten tot Albertus, die tot landvoogd was benoemd, daar was aangekomen. Van Meteren, f0 343, 360; Reyd, p. 261, 292; R.G.P., 57, p. 479-481, 492, 493; 62, p. 1275.
-
voetnoot3
- Toen Kamerijk verloren dreigde te gaan, liet Hendrik IV Elisabeth zeer dringend om steun vragen. Zijn gezant Loménie werd echter zeer onvriendelijk behandeld, vooral omdat Hendrik IV geweigerd had Calais en andere kuststeden aan de Engelsen in pand te geven. Een tweede ontvangst na die van 14 oktober werd hem zelfs geweigerd. In een kort daarna aan Hendrik IV geschreven brief nam Elisabeth een wat gematigder standpunt in (zie br. 9, 10). De verhouding bleef echter enige tijd zeer koel. Black, Elizabeth and Henry IV, p. 92, 93; Prévost-Paradol, p. 16, 17; Lavisse, VI, 1, p. 408.
-
voetnoot1
- De Zuidnederlander Pierre Wallet wilde na het korte bezoek dat hij in deze tijd aan de Republiek bracht, naar Frankrijk reizen; hij liet Jan Schot bij Van der Meulen informeren, of deze bij Buzanval moeite wilde doen voor een aanbevelingsbrief ter voorkoming van molest (zie brief van Jan Schot van 30 oktober 1595 uit Middelburg aan Daniël van der Meulen, Arch. D.v.d.M., inv.nr. 622).
-
voetnoot2
- Toen Hendrik IV te laat met zijn leger in Picardië kwam om de val van Kamerijk te kunnen voorkomen, zond hij zijn troepen naar La Fère aan de Oise, gelegen aan de weg van de Z. Nederlanden naar Parijs. Fuentes bevoorraadde deze Spaanse voorpost nog zo goed als de voedselschaarste toeliet. Hendrik IV probeerde de laaggelegen stad te inunderen (zie brief 12), maar toen dit mislukte (zie brief 15) besloot hij de stad door uithongering tot overgave te dwingen. Hij slaagde hierin eerst op 22 mei 1596. Van Meteren, f0 365v; Fruin, Tien Jaren, p. 152, 267-269; Lavisse, VI, 1, p. 406.
-
voetnoot3
- Buzanval compareerde in november en december enkele malen in de Staten-Generaal met het verzoek om steun aan Frankrijk voor de eerstvolgende maanden in de vorm van geld, troepen, kruit en koren. R.G.P., 57, p. 438 e.v.
-
voetnoot4
- Nl. Calais en andere havens als pandsteden. Zie brief 83.
-
voetnoot5
- Philippe de Mornay, heer van Bauves (1579-1605), zoon van de bekende leider der Hugenoten Philippe du Plessis-Mornay (1549-1623). Hij
reisde verschillende jaren door Europa, werd 20 november 1595 te Leiden als student in de literaire faculteit ingeschreven (Du Rieu, kol. 44), bezocht in 1596 met Janus Dousa jr. de Frankforter jaarmarkt (Jacques Bongars, Lettres, p. 457), kwam in mei 1599 weer naar de Republiek (zie brief 75) om met enkele onderbrekingen tot zijn dood deel uit te maken van Maurits' leger. Patry, p. 418-422.
-
voetnoot3
- Hendrik IV had zijn kwartier te Travecy (Itinéraire de Henri IV, in: Recueil, IX, p. 454).
-
voetnoot4
- Henri, graaf van Damville, sinds 1579 hertog van Montmorency (1534-1614). Na hem vele jaren zijn diensten te hebben bewezen, wordt hij in 1593 door Hendrik IV tot connétable van Frankrijk benoemd.
-
voetnoot2
- Van der Meulen verzond in deze tijd gewoonlijk vrijdags de post naar Duitsland; op vrijdag 22 december 1595 stuurde hij een brief aan Bongars (Arch. D.v.d.M., inv.nr. 660, antwoord op Bongars' brief van 26 november).
-
voetnoot4
- Nicolas de Neufville, heer van Villeroy (1542-1617). Ligueur, die zich begin 1594 aan Hendrik IV onderwierp, waarna hij in al zijn functies werd hersteld, o.a. als secrétaire d'État.
-
voetnoot2
- Nicolas Harlay de Sancy (1546-1629), van 1594-1599 surintendant des finances. Al enige tijd was er sprake van, dat Sancy in Den Haag zou komen spreken over het geven van een officieel karakter aan de bestaande alliantie en over het voortzetten van de hulpverlening aan Frankrijk. De Staten-Generaal verzochten echter Hendrik IV, Sancy eerst naar Elisabeth te zenden om niet haar jaloersheid op te wekken. Anth. Duyck, II, p. 14. Zie ook brief 265.
-
voetnoot3
- In de Republiek ging het gerucht, dat Hendrik IV wel eens op korte termijn vrede met Spanje zou kunnen sluiten en Buzanval werd ervan beticht dat ‘hij gestaedelijck den pays in de mont hadde’ en zich van de steun van Louise de Coligny poogde te verzekeren. Anth. Duyck, I, p. 690, 691. Op 29 januari sprak Buzanval in de Staten-Generaal op last van de koning het gerucht ten stelligste tegen. Bor, IV, p. 171.
-
voetnoot5
- Jean Louis de Nogaret de la Valette, hertog van Épernon (1554-1642). Door zijn eigenzinnigheid joeg hij om de beurt de ligueurs en de royalisten tegen zich in het harnas. Hendrik IV ontnam Épernon in 1595 het bestuur over Provence en wist diens aanhang van hem te vervreemden door het aanstellen van de zoon van de vroegere Ligue-leider: de jonge hertog van Guise, die zich kort tevoren
met de koning had verzoend. Het verdrag dat Épernon in november 1595 met Philips II sloot, baatte hem weinig: hij moest in korte tijd het hoofd buigen voor de nieuwe gouverneur en de veldheer die Hendrik IV tot diens beschikking had gesteld, Lesdiguières. Kort nadat Marseille zich aan Guise had overgegeven (zie brief 158), onderwierp Épernon zich. Capefigue, VII, p. 276-279; Girard, p. 160 e.v.; Lavisse, VI, 1, p. 404, 405.
-
voetnoot7
- Henri de Savoye, sinds 1595 hertog van Nemours (1572-1632). In 1596 verzoende hij zich met Hendrik IV, na enkele jaren in naam der Ligue gouverneur van Dauphiné te zijn geweest.
-
voetnoot9
- Karel Emanuel, sinds 1580 hertog van Savoie (1562-1630). Na de dood van Hendrik III maakte hij aanspraak op het koningschap en in 1590 werd hij door de Ligue als gouverneur van Provence erkend, welke functie hem betwist werd door Épernon en later door Guise. Hij zond in 1595 en 1596 onderhandelaars naar Hendrik IV: hij zou zich onderwerpen en zich geheel van de Spanjaarden afkeren, wanneer hij enkele veroveringen zou mogen behouden. Het kwam echter niet tot een verdrag en Lesdiguières dwong hem, zich geheel uit Provence terug te trekken. Van Meteren, f0 364, 364v; Lavisse, VI, 1, p. 405.
-
voetnoot10
- Aartshertog Albertus van Oostenrijk. Deze kwam op 29 januari te Luxemburg en deed op 11 februari zijn intocht te Brussel. Van Meteren, f0 364v.
-
voetnoot1
- Ontv. 24 januari. De mededelingen van Buzanval in deze brief komen tot in de bijzonderheden ook voor in de brieven, die de gezant der Republiek aan het Franse hof, Lieven Calvart, op 8 en 9 januari uit Coucy aan de Staten-Generaal zond (uitvoerig weergegeven in: Anth. Duyck, II, p. 11-13).
-
voetnoot2
- Over de aanslag op Landrecy: Van Meteren, f0 364v.
-
voetnoot4
- Hendrik IV verzond op dezelfde datum aan Buzanval ook brieven voor Oldenbarnevelt en voor de Staten-Generaal (de laatste in: Recueil, IV, p. 485, 486; beide in vertaling in: Bor, IV, p. 170, 171).
-
voetnoot5
- Het verdrag (zie brief 23), neergelegd in het edict van Folembray, ondervond bij het parlement van Parijs kritiek voor wat de passage over Mayenne's schuld aan de moord op Hendrik III betrof. Bor, IV, p. 177. De publicatie van het accoord geschiedde eerst in mei 1596. Van Meteren, f0 367.
-
voetnoot6
- Zie voor deze onderhandelingen brief 139.
-
voetnoot7
- Toen de hertog van Épernon (zie brief 135) zich te Brignoles bevond, pleegde een zekere Barthélemy
Bigne een aanslag op zijn leven. Girard, p. 165-167; Anth. Duyck, I, p. 170; II, p. 12.
-
voetnoot8
- Het stadsbestuur van Marseille weigerde Hendrik IV te erkennen en had - volgens de geruchten op aansporing van aartshertog Albertus, toen deze op doortocht was naar de Nederlanden - Spaanse troepen in de stad geroepen om haar zelfstandigheid tegenover de gouverneur van Provence, de hertog van Guise (zie brief 135) te handhaven. De bevelhebber van een deel der troepen Pierre de Libertat speelde echter, na in het geheim met Guise onderhandeld te hebben, deze op 17 februari 1596 de stad in handen. Capefigue, VII, p. 305-318; Bor, IV, p. 151, 177-179; Van Meteren, f0 363v, 364. Op 12 maart ontving Buzanval van de koning bericht, dat Marseille was ingenomen. Anth. Duyck, II, p. 23, 24.
-
voetnoot2
- Fuentes wilde zelf nog een campagne beginnen om nieuwe lauweren te oogsten. Men wilde echter de eer aan Albertus laten. Le Petit, II, p. 662.
-
voetnoot3
- Fuentes kreeg het vice-koningschap van Napels en Sicilië niet, wel na enige tijd het gouverneurschap over Milaan.
-
voetnoot4
- Inlandse en Duitse regimenten waren bij de aankomst van de aartshertog vanwege de achterstand in de betaling van hun soldij in staat van muiterij gekomen. Van Meteren, f0 364v. Albertus besloot daarom tot het reorganiseren van het leger en het uitvaardigen van een nieuwe krijgsordonnantie. Chappuys 1, p. 578; Bor, IV, p. 195-202.
-
voetnoot2
- Louise Juliana van Nassau (1576-1644), dochter van Willem I en Charlotte de Bourbon, sinds 1593 gehuwd met Frederik IV, keurvorst van de Palts (1574-1610).
-
voetnoot3
- Nicolas Malapert, een achterneef van de schoonvader van Daniël van der Meulens broer Andries, probeerde van Hendrik IV ten gunste van Marie de Courcelles, weduwe van Thierry Badouère, schadeloosstelling te krijgen voor de tijdens de Bartholomeusnacht verloren gegane bezittingen van Badouère. Malapert, die met deze weduwe huwde, wist Louise de Coligny, de paltsgravin en Buzanval ertoe te bewegen, de zaak onder de aandacht van de koning te brengen, die inderdaad een vergoeding gaf. Zie B.N. Leverland, genealogische tabel III, en de brieven, die Malapert van 1596-1600 uit Frankfort aan Daniël van der Meulen schreef (Arch. D.v.d.M., inv.nr. 587).
-
voetnoot4
- Zie brief 105. De brief van Du Plessis die deze man voor Buzanval meebracht, bevatte slechts oud nieuws; deze brief d.d. 16 januari 1596 is afgedrukt in: Mémoires Du Plessis, VI, p. 449-451. In zijn brieven aan Buzanval van 14 februari en 3 mei 1596 (ibid., VI, p. 459, 468) noemt Du Plessis de naam van deze man: Brouard.
-
voetnoot3
- Philippe Emmanuel de Lorraine, hertog van Mercoeur (1558-1602), was door zijn zwager Hendrik III benoemd tot gouverneur van Bretagne en wist zich, soms met Spaanse hulp, het langst van alle ligueurs tegenover Hendrik IV te handhaven, tot hij zich in maart 1598 moest onderwerpen. De van 1592 af door hem slepend gehouden onderhandelingen, waarin nooit meer dan korte bestanden werden bereikt, werden vanwege de koning vnl. gevoerd door Du Plessis, van wie ook Buzanval zijn inlichtingen hieromtrent ontving. Patry, p. 256 e.v.; Lavisse, VI, 1, p. 405, 406.
-
voetnoot1
- Ontv. 27 februari; beantw. 28 februari.
-
voetnoot3
- Het gerucht ging, dat er in Duitsland voor het Spaanse leger troepen geworven werden. Jacques Bongars vroeg in een brief van 18 februari 1596 aan Camerarius (Lettres, p. 445), of deze er iets naders van wist.
-
voetnoot4
- François Savary, graaf van Brèves (1560-1628), Frans ambassadeur te Constantinopel van 1591-1605. Het antwoord van Hendrik IV aan Brèves d.d. 5 februari 1596 in: Recueil, IV, p. 495-498.
-
voetnoot5
- Sultan Mohammed III (1567-1603), die sinds 1595 regeerde en tijdens de zgn. Lange Oorlog (1593-1606) deelnam aan de veldtocht van 1596.
-
voetnoot6
- Hendrik IV hoorde eerst op 28 februari te Compiègne van de val van Marseille (brief 158). Recueil, IV, p. 507.
-
voetnoot2
- Buzanval heeft op dit moment een betere kijk op de situatie dan bijv. Hendrik IV; zijn voorgevoel zal na enkele weken worden bevestigd, wanneer het leger van de aartshertog, terwijl algemeen wordt verwacht dat het La Fère zal gaan ontzetten, plotseling voor Calais verschijnt. Zie brief 242.
-
voetnoot2
- De gouverneur van Breda had bij geruchte vernomen dat Albertus van plan was de stad te verrassen, en vroeg om versterkingen. De Raad van State besloot in zijn vergadering van 6 maart deze te zenden. Anth. Duyck, II, p. 22. Bor, IV, p. 180, heeft abusievelijk 21 maart.
-
voetnoot2
- Nicolaes Basta, een oud-ritmeester, had in de nacht van 13 op 14 maart met enkele honderden ruiters, elk voorzien van een zak met 60 pond meel, een gedeeltelijk geslaagde poging ondernomen, La Fère te bevoorraden. Zie de brieven van Hendrik IV aan de connétable d.d. 14 en 15 maart in: Recueil, IV, p. 525-528. Van Meteren, f0 365v. Bor, IV, p. 186, is in zijn datering (na 1 april) onjuist. - Buzanval heeft hier een verkeerde voornaam gebruikt; hem heeft waarschijnlijk de naam van de Oostenrijkse veldheer Georg graaf van Basta (1550-1612), die een aantal jaren tevoren nog in de Nederlanden had gevochten, parten gespeeld.
-
voetnoot3
- Nl. 15.000 man voetvolk en 3.000 ruiters. Van Meteren, f0 365v; Bor, IV, p. 186. Volgens Fruin resp. 16.000 en 2.000 (Tien Jaren, p. 268).
-
voetnoot4
- Buzanval heeft zich nu, anders dan in brief 20, aangesloten bij de algemeen gedeelde mening van Hendrik IV, die ervan overtuigd was dat de aartshertog begin april naar La Fère zou komen. Recueil, IV, p. 543, 547, enz.
-
voetnoot2
- Sir Francis Vere (1560-1609), bevelhebber van de Engelse hulptroepen in de Republiek van 1589-1604. Koningin Elisabeth had de Staten verzocht, voor een expeditie naar de Spaanse wateren het grootste deel van deze troepen te doen terugkeren en daarnaast haar nog een aantal schepen en manschappen ter beschikking te stellen. Bor, IV, p. 180-182; Ten Raa en De Bas, II, p. 301, 302.
-
voetnoot2
- Op 8 april was het leger van de aartshertog onder Rosne plotseling voor Calais verschenen. De stad, allerminst voor een beleg toegerust, werd snel veroverd: de Rijsbank (een in verval geraakt fort dat de toegang tot de haven beheerste), de voorstad en een ravelijn aan de oostzijde van de haven gingen spoedig verloren. Juist werd de stad prijsgegeven en waren de soldaten en inwoners bezig zich op het kasteel terug te trekken, toen op 17 april de voorhoede van het Staatse hulpleger voor de haven van Calais verscheen. Deze troepen waren, toen de 10e april de eerste alarmerende berichten van Vidosan en Sailly (voor beiden zie brief 52) in Den Haag arriveerden, door de Staten-Generaal naar Calais gezonden, maar het Spaanse geschut op de Rijsbank belette hun de toegang; het bericht over hun landing in brief 25 is dan ook onjuist. Ondanks de versterking van 250 man uit Boulogne, gaf Vidosan reeds op 24 april ook het kasteel over. Bor, IV, p. 186-188; Van Meteren, f0 365v-366v; Fruin, Tien Jaren, p. 268-270; R.G.P., 62, p. 65 e.v.
-
voetnoot3
- Hendrik IV was veel te optimistisch: La Fère zou eerst op 22 mei in zijn handen overgaan, zie brief 102.
-
voetnoot2
- Peter von Sedlnitzky, baron van Choltitz en Füllstein (1549-1610), Boheems immigrant, sedert 1587 sergeant-majoor-generaal in het Staatse leger.
-
voetnoot4
- Voor de betekenis van het ravelijn als verdedigingswerk, zie Wijn, p. 271, 272, 274 (afb.).
-
voetnoot3
- Op 6 mei maakten de Spaanse troepen een begin met de belegering van Ardres, een goed versterkte vesting op drie mijl van Calais, voorzien van een groot garnizoen. Algemeen werd verwacht dat de vijand hier het hoofd zou stoten. De gouverneur der vesting, De Belin, gaf zich op 23 mei echter over, zonder noemenswaardige tegenstand te hebben geboden. Reyd, p. 277; Bor, IV, p. 193, 194. Hendrik IV was hierover zeer verstoord, omdat hij juist die dag naar Ardres had willen optrekken (zie brief 283).
-
voetnoot4
- Velen verwachtten, nu de vijand zich van Calais meester had gemaakt, dat de expeditie naar de Spaanse wateren (zie brief 232) niet zou doorgaan. Het hulpeskader der Republiek zeilde echter eind april uit Zeeland weg. Eerst op 13 juni zou de vloot onder opperbevel van Essex (zie brief 275) van Plymouth vertrekken. Bor, IV, p. 191; Fruin, Tien Jaren, p. 277.
-
voetnoot5
- Zie brief 132. Voor de door Hendrik IV naar Engeland gestuurde gezantschappen o.l.v. Sancy (bij het begin van het beleg van Calais) en Bouillon (meteen na afloop daarvan), en voor de totstandkoming van het verdrag van Greenwich van 24 mei 1596 met de daarbij gemaakte geheime clausule (vgl. brief 333), zie Fruin, Tien Jaren, p. 289 e.v.; dez., Van Deventer's Gedenkstukken, p. 464, 465.
-
voetnoot2
- Na 1 mei ontving Van der Meulen eerst op 16 mei weer post van Bongars.
-
voetnoot3
- Levinus Calvart was, na tal van jaren afwisselend het predikambt bekleed en kleinere diplomatieke opdrachten vervuld te hebben, van 1593-1597 gezant van de Republiek in Frankrijk. Hendrik IV had hem zonder voorkennis van de Staten-Generaal met Bouillon mee naar Engeland gezonden (zie brief 265). Op 5 juni kwam hij in Den Haag aan - echter zonder Sancy, die men oorspronkelijk ook verwachtte - en drie dagen later bracht hij in de Staten-Generaal, die wat ontstemd waren over zijn overtocht zonder hun lastgeving, verslag uit. Bor, IV, p. 191, 192, 206, 207; Anth. Duyck, II, p. 47, 53, 54, 56, 57.
-
voetnoot4
- Henri de La Tour d'Auvergne, vicomte de Turenne, sinds 1591 hertog van Bouillon (1555-1623). Vgl. brief 265.
-
voetnoot5
- Rovert Devereux, graaf van Essex (1566-1601), Engels legeraanvoerder, door Elisabeth belast met het opperbevel van de Engels-Nederlandse expeditie naar de Spaanse wateren.
-
voetnoot6
- Sir Francis Drake (± 1545-1596), Engels zeevaarder, vooral bekend vanwege zijn reis om de wereld en zijn vele kaapvaarten tegen de Spanjaarden. Op 8 februari 1596 overleed hij tijdens een dergelijke tocht in de West-Indische wateren. Bor, IV, p. 230, 231; Van Meteren, f0
367v. De 16e mei werd in Den Haag bekend, dat Drake's vloot in Engeland was teruggekeerd. Anth. Duyck, II, p. 48.
-
voetnoot7
- Flux de sang = rode loop, dysenterie.
-
voetnoot1
- Waarschijnlijk betrekking hebbend op de zaak-Badouère (zie brief 173).
-
voetnoot2
- Hendrik IV had Dominique de Viques, heer van Ermenonville, tot commandant van het garnizoen te Boulogne benoemd, omdat de gouverneur Campagnolle tijdens het beleg van Calais gevangen was genomen. Van Meteren, f0 366v.
-
voetnoot3
- Op 16 mei schreef Hendrik IV aan de connétable, dat hij die dag met de bezetting van La Fère een verdrag had gesloten, inhoudende overgave op 22 mei, en dat hij de 23e meteen naar Ardres zou oprukken. Recueil, IV, p. 581. In dezelfde brief wordt als onderdeel van het verdrag genoemd, dat de uittrekkende bezetting als eervolle onderscheiding een stuk geschut zou mogen meenemen. Bor, IV, p. 194; Le Petit, II, p. 663.
-
voetnoot5
- Twee dagen later ontving Buzanval een brief van Bouillon. Anth. Duyck, II, p. 53.
-
voetnoot1
- Onderschrift van Buzanval: À la Haye, ce vendredy à sept heures. - Ontv. 14 juni.
-
voetnoot2
- O.a. de voorbereiding van de propositie, die Buzanval op 16 of 17 juni in de Staten-Generaal gedaan heeft; gedrukt: Bor, IV, p. 208-210.
-
voetnoot3
- Guillaume Ancel († 1615), van 1576-1612 gezant van Hendrik III en Hendrik IV in Duitsland. Hij maakte deel uit van de delegatie, die met Elisabeth het verdrag van Greenwich sloot (zie brief 265). Van juni tot november 1596 verbleef hij in de Republiek en maakte daar de sluiting van het Drievoudig Verbond (31 oktober) mee. Omstreeks 11 november (zie brief 412) trok hij naar Duitsland, waar hij met Bongars tevergeefs enkele vorsten tot toetreding tot de alliantie trachtte te bewegen. Anquez, p. 45-47; Bor, IV, p. 207, 289-292.
-
voetnoot4
- Abbeville aan de Somme. Brief van Hendrik IV aan de Staten-Generaal van 7 juni 1596 uit Abbeville, in: Bor, IV, p. 208.
-
voetnoot5
- De Authie, de grensrivier tussen Artois en Picardië.
-
voetnoot8
- Over de ontstemming n.a.v. Calvarts tocht naar Engeland, zie brief 273.
-
voetnoot1
- Jacques Bongars verzocht Daniël van der Meulen (brief van 26 mei 1596 uit Straatsburg, aangekomen in Leiden op 13 juni), voor doorzending van een aantal brieven aan Sancy te willen zorgen. Deze was echter niet naar de Republiek gekomen, maar had zich, tegen de verwachting in (zie brief 273), eind mei rechtstreeks naar Frankrijk begeven.
-
voetnoot2
- Het of- en defensieve verbond van Greenwich (zie brief 265) werd door Hendrik IV geratificeerd op 9 juli. Anquez, p. 45.
-
voetnoot3
- Justinus van Nassau (1559-1631), admiraal van Zeeland. Hij was sinds oktober 1595 in N. Frankrijk als bevelhebber van het Staatse hulpleger en kwam op 7 juli 1596 met zijn troepen weer in Zeeland terug. Anth. Duyck, II, p. 69.
-
voetnoot4
- Auxi-le-Château aan de Authie, ong. 25 km. ten N.O. van Abbeville (zie br. 294, 295).
-
voetnoot5
- Jean de Beaumanoir, markies van Lavardin (1551-1614). Hij wisselde enkele malen van partij tot hij in 1589 definitief de zijde van Hendrik IV koos, door wie hij in 1595 werd benoemd tot maarschalk van Frankrijk.
-
voetnoot6
- De Gulik-Kleefse hertogdommen werden voor de krankzinnige, kinderloze hertog Johan Willem geregeerd door diens rooms-katholieke, spaansgezinde raden, die met hulp van aartshertog Albertus de invloed der protestantse erfgenamen van de hertog (o.w. de keurvorst van Brandenburg) wilden vernietigen. De Republiek zond, met het oog op een mogelijke uitbreiding van de Habsburgse macht aan de Rijn, regelmatig troepen naar het Gulikse om Albertus er geen vaste voet te laten krijgen. Jarenlang was de situatie gespannen en verschillende incidenten deden zich voor; zo lieten in mei 1596 de Gulikse raden met opzet Spaanse troepen enig succes behalen. Van Meteren,
f0 355, 370, 370v; Anth. Duyck, II, p. 51; Ritter, II, p. 126-129. De Staten-Generaal bespraken op 20 juni de Kleefse zaken uitvoerig. R.G.P., 62, p. 1313.
-
voetnoot7
- George Frederik, markgraaf van Brandenburg zu Ansbach und Baireuth (1539-1603).
-
voetnoot8
- Naar alle waarschijnlijkheid was het Joachim Camerarius de Jongere (1534-1598), medicus en botanicus te Neurenberg, stichter van het Collegium Medicorum aldaar, aan wie Buzanval schreef en die zorgde voor het doorzenden van diens brieven (zie brief 32). Bongars correspondeerde regelmatig met hem: de uitgave der Lettres omvat grotendeels (p. 111-642) brieven aan Camerarius, over de jaren 1588-1598. Deze brieven zijn van grote waarde, omdat de vurig protestantse Camerarius - met wie ook de Leidse botanicus Clusius in uitgebreide correspondentie stond, in 1942 door F.W.T. Hunger uitgegeven - evenals bijv. de medicus Johannes Wyer (zie brief 412) zeer goede connecties met de Westduitse vorsten had (Dooren en Schierbeek, p. 27; vriendelijke aanwijzing van de heer H.L. Houtzager). Camerarius kon wederkerig zijn vrienden inlichten omtrent de gebeurtenissen in Midden- en Oost-Europa; zo vroeg in de zomer van 1596, toen de zoon van Du Plessis-Mornay bij Camerarius verbleef, Bongars aan de Neurenbergse stadsgeneesheer, of deze zijn gast alle nouvelles uit Oostenrijk, Bohemen, Hongarije, Transsylvanië, Polen, Pruisen en Zweden voor hem wilde laten overschrijven.
-
voetnoot2
- De toebereidselen voor de belegering van het bijna onneembaar geachte Hulst begonnen op 4 juli. De aartshertog nam op 18 augustus bezit van de onnodig snel overgegeven vesting. Van Meteren, f0 370v-372; Bor, IV, p. 212-226; Fruin, Tien Jaren, p. 273-275.
-
voetnoot2
- Jan van de Warcke († 1615). In 1575 werd hij pensionaris van Middelburg, vier jaar later van Antwerpen; zijn benoeming in 1585 tot pensionaris van Amsterdam moest ongedaan worden gemaakt omdat hij van geboorte Brabander was; hij bekleedde daarna het pensionarisschap van Middelburg tot hij in 1599 raadpensionaris van Zeeland werd. K. Heeringa, p. 140-143. Daniël van der Meulen en hij kenden elkaar goed: zij maakten in 1585 beiden deel uit van de Brabantse delegatie in de Staten-Generaal (R.G.P., 47, p. 2) en bleven met elkaar corresponderen; o.a. zijn brieven van 5, 17 en 29 juli 1596 van Van de Warcke aan Van der Meulen bewaard (Arch. D.v.d.M., inv.nr. 682).
-
voetnoot3
- De gepubliceerde versie van het verdrag van Greenwich hield o.m. in, dat Engeland 4000 man naar Frankrijk zou zenden. In het geheim was echter vastgelegd, dat Engeland met de helft der troepen zou kunnen volstaan. Fruin, Tien Jaren, p. 290. Omtrent deze geheime bepaling werden in mei 1597 enkele leden van de Staten-Generaal vertrouwelijk door Buzanval ingelicht. Anth. Duyck, II, p. 280, 281; Bor, IV, p. 324, 325.
-
voetnoot5
- Men verwachtte dat Bouillon meteen na 9 juli (zie brief 302) naar Engeland zou gaan om het verdrag door Elisabeth te laten bezweren en dat hij spoedig daarop in de Republiek zou aankomen. Hendrik IV talmde echter zo lang met het zenden van Bouillon - deze kwam pas op 25 augustus in Engeland aan - dat velen in de Republiek vreesden, dat de Franse koning met Philips II tot een accoord probeerde te komen en bereid was daarvoor het verdrag van Greenwich te annuleren. Anth. Duyck, II, p. 129.
-
voetnoot3
- Zie brief 183 en brief 29 bij noot 7.
-
voetnoot4
- Begin september, wanneer Hulst al gevallen is, valt een Frans leger onder Biron (zie brief 363) Artois binnen. Wanneer hij de buit naar Frankrijk heeft overgebracht, doet Biron een tweede inval. In de loop van oktober trekt het leger zich in Frankrijk terug om kort daarop in Henegouwen en Brabant het plunderen voort te zetten. Van Meteren, f0 374v, 375.
-
voetnoot2
- Het Engels-Nederlandse eskader (zie br. 232 en 264) kwam eind juni voor Cadix, waar een zeer groot deel van de Spaanse handels- en oorlogsvloot voor anker lag. Nadat deze schepen uiteengeslagen en ten dele vernietigd waren, werd Cadix ingenomen en geplunderd. Op 16 juli, toen de door de Staatse bevelhebbers sterk bestreden beslissing reeds was genomen, dat in Cadix geen bezetting zou worden achtergelaten, werd de terugreis aanvaard. Bor, IV, p. 232-235. Een der Nederlandse opvarenden kwam 14 augustus in Den Haag het verloop van de expeditie melden; veertien dagen later liepen de meeste schepen binnen. Anth. Duyck, II, p. 108-111, 130.
-
voetnoot3
- Waar de schoen (eig. de kous) ons wrong, d.w.z. waar Franse en Staatse bezittingen door de Spanjaarden werden aangetast.
-
voetnoot4
- Buzanval is verontwaardigd over Elisabeths standpunt, dat de gezamenlijke overwinning eerder zal worden behaald door afzonderlijke strijd op de verschillende fronten dan door wederzijdse hulp op de bedreigde punten. Men vergelijke het overzicht dat Wernham (p. 35-40) geeft van de politiek die in de jaren '90 door koningin Elisabeth is gevoerd.
-
voetnoot2
- Er waren wel degelijk besprekingen geweest, nl. tussen de gouverneur van Boulogne, Viques, en Richardot, de vertrouweling van Albertus; zie de brief die Calvart op 2 september 1596 uit Meaux aan de Staten-Generaal stuurde, in: Van Deventer, II, p. 128-135. Het wantrouwen blijft; zo zien velen, wanneer Bouillon na het sluiten van het Drievoudig Verbond met spoed door Hendrik IV wordt teruggeroepen, daarin een aanwijzing, dat Frankrijk met Spanje aan het onderhandelen is over een vrede of een wapenstilstand. Anth. Duyck, II, p. 184.
-
voetnoot3
- Charles de Gontaut, baron (na 1598 hertog) van Biron (1562-1602). Als Frans maarschalk bestreed hij enkele jaren in Picardië en Artois met zoveel succes de Spaanse troepen, dat hij de bijnaam ‘fulmen Galliae’, Frankrijks bliksem, kreeg.
-
voetnoot4
- Hendrik IV spreekt in zijn brieven aan Villeroy en de connétable van 8 en 17 augustus over pest in Picardië en Parijs en omstreken. Recueil, IV, p. 635, 638.
-
voetnoot2
- Op 4 oktober begonnen informele besprekingen tussen Bouillon, die op 20 september in Zeeland was aangekomen, en een aantal gedeputeerden der Staten-Generaal. De officiële onderhandelingen konden eerst op 21 oktober worden geopend, toen alle gedeputeerden door hun provincies van lastbrieven waren voorzien en Bouillon niet meer gekweld werd door de wegens het openkrabben van een beenwond opgelopen ‘haerworm’. Op 31 oktober werden het Drievoudig Verbond en het aparte verdrag tussen Frankrijk en de Republiek getekend. Na de vereringen (zie R.G.P., 62, p. 853), het banket en de volksfeesten op 6 november wilde Bouillon terug naar Frankrijk; de ongunstige wind hield hem echter nog tot 25 november in de Republiek. Anth. Duyck, II, p. 148-184; Bor, IV, p. 257-267. Bouillon logeerde tijdens zijn verblijf in Den Haag bij zijn schoonmoeder, Louise de Coligny, in het Oude Hof aan het Noordeinde. J. Heringa, p. 384, 426. - Voor de inhoud en de betekenis van beide tractaten, zie: Van Eysinga, p. 31.
-
voetnoot3
- De brief van Elisabeth, zonder welke de onderhandelingen niet konden beginnen, arriveerde 30 september. Anth. Duyck, II, p. 153, op 29 en 30 september. De brief, gedateerd 11 september (o.s.), in: Bor, IV, p. 260, 261.
-
voetnoot1
- Abusievelijk gedateerd 12 oktober; ontv. en beantw. 11 oktober.
-
voetnoot2
- Gilbert Talbot, de zevende graaf van Shrewsbury (1553-1616) vertrok 20 september uit Engeland om Hendrik IV de eed op het verdrag van Greenwich af te nemen. Bij deze plechtigheid op 19 oktober in de kathedraal van Rouaan overhandigde hij de koning de Orde van de Kouseband. Van Meteren, f0 372; Flassan, II, p. 165. Bedankbrief van Hendrik IV aan Elisabeth, in: Recueil, IV, p. 652, 653.
-
voetnoot3
- Clemens VIII (Ippolito Aldobrandini; 1536-1605), paus vanaf 1592.
-
voetnoot4
- Alfonso II d'Este (1533-1597), hertog van Ferrara vanaf 1559.
-
voetnoot5
- Philips Willem (1554-1618), op 6 oktober te Goch aangekomen, en zijn enige volle zuster Maria (1556-1616; in 1595 gehuwd met graaf Philips van Hohenlohe) hebben te Emmerik o.a. de moeilijkheden tussen haar en Maurits besproken over het beheer van Philips Willems erfdeel vóór zijn recente terugkomst uit Spanje. Zie de brief van Philips Willem aan zijn oom Jan van Nassau, van 20 oktober 1596 uit Ulft, in: Archives, II, 1, p. 376, 377; verder Bor, IV, p. 246; Van Meteren, f0 365v; Timmer, p. 195.
-
voetnoot2
- Een aanzienlijke vloot - Nederlandse koopvaarders, aangevuld met de Spaanse oorlogsschepen die bij Cadix niet vernietigd waren - werd op bevel van Philips II gereed gemaakt om de Ierse opstandelingen (zie brief 407) te steunen. Kort na het vertrek uit de Taag op 25 oktober verging een groot deel der vloot in een zware storm bij kaap Finisterre; het restant van de schepen viel de haven van Ferrol, even ten N.O. van La Coruña, binnen. Op 4 december, wanneer ook in de Republiek nog druk gedelibereerd wordt over het te bieden verzet voor het geval de vloot het op haar zou hebben gemunt, wordt door een onderschepte Spaanse brief de ondergang der vloot hier bekend. Anth. Duyck, II, p. 190, 191; Bor, IV, p. 249, 250.
-
voetnoot3
- De gedeputeerden der Staten-Generaal, zie brief 372.
-
voetnoot1
- Aldus door de klerk van Van der Meulen in dorso aangetekend als correctie op Buzanvals datering: ‘le dernier d'octobre’.
-
voetnoot2
- Zie brief 344. Hendrik IV zelf blijft tot begin februari 1597 te Rouaan, vgl. zijn itinerarium, in: Recueil, IX, p. 459.
-
voetnoot3
- Pas begin november arriveerde het hulpleger van 2.000 man in Frankrijk, waartoe Engeland volgens de geheime clausule bij het verdrag van Greenwich (zie brief 333) verplicht was. Van Meteren, f0 375. Om de schijn tegenover de Republiek op te houden vroeg Elisabeth Hendrik IV, Engeland vanwege het Ierse gevaar te willen ontslaan van de verplichting nog 2.000 man te leveren (zie brief 41).
-
voetnoot4
- Lens ligt ong. 20 km. ten Z.O. van Béthune. Buzanvals mededeling zal een gerucht blijken te zijn.
-
voetnoot6
- Op 27 oktober bracht in Den Haag een zojuist uit Spanje gearriveerde schipper, Jacob Bartholomeusz. van Rosendael, verslag uit van wat hij wist omtrent de toerusting van de Spaanse vloot. Hem was in Lissabon gevraagd, of hij bekend was met het eiland Wight en als stuurman dienst wilde nemen. Bor, IV, p. 247, 248.
-
voetnoot7
- In 1595 was in Ierland, vnl. in Ulster, het verzet tegen het Engelse gezag opnieuw en heviger dan tevoren
opgelaaid. De leiders der opstand, Hugh O'Neill, graaf van Tyrone (ong. 1540-1616), en Hugh Roe O'Donnell, graaf van Tyrconnell (ong. 1571-1602), hadden van Philips II geld en munitie ontvangen. Verdere hulp bleef achterwege door de rampen, die de Spaanse vloot troffen. Black, The Reign of Elizabeth, p. 483-485.
-
voetnoot2
- Dietrich Wyer (ook: Weyer) vervulde als agent van de Staten-Generaal van 1595-1600 verschillende diplomatieke opdrachten; zo in 1596 en 1597 om met de Franse diplomaten Ancel en Bongars de Duitse vorsten tot toetreding tot het Drievoudig Verbond te bewegen; Wyers instructie d.d. 11 november 1596, in: R.G.P., 62, p. 137-140. In 1600 verbreken de Staten hun connecties met Wyer (R.G.P., 85, p. 126), die een zoon was van de medicus Johannes Wyer (1515-1588; stadsarts van Arnhem van 1545-1550, daarna lijfarts van de hertog van Gulik en Kleef; bekend bestrijder der heksenprocessen; Lindeboom, p. 120, 314; Dooren en Schierbeek, p. 23).
-
voetnoot6
- Ook in Brussel liep het valse gerucht, dat Spaanse troepen in Ierland zouden zijn geland. Zie brief van Albertus aan Philips II van 15 november 1596, in: Lefèvre, IV, p. 386.
-
voetnoot7
- De dienaar van Van der Meulen, Wijnant, had de rode loop (dysenterie) gekregen. Wegens het gevaar van besmetting werden enkele kinderen tijdelijk te Haarlem bij Van der Meulens zwager Jacques della Faille ondergebracht (zie brieven van Jacques della Faille van oktober en november 1596, Arch. D.v.d.M., inv.nr. 538). De hier bedoelde dienaar is waarschijnlijk dezelfde persoon als Wijnant Linclaen, een vertrouwde der familie, die na het overlijden van Daniël van der Meulen bij het inventariseren van verschillende onderdelen van diens boedel behulpzaam was, zie Kernkamp, De bibliotheek, p. 192, en het Notarisprotocol van Jan van Hout, II (Not. Arch. Leiden, inv.nr. 44), o.a. f0 144v.
-
voetnoot2
- De Staten-Generaal hadden een gezantschap naar koningin Elisabeth gestuurd om te spreken over de terugbetaling van de kosten van het Engelse secours, de sluiting van het Drievoudig Verbond en de voortzetting van de oorlog. Op 4 september vertrokken de gezanten uit Den Haag, na veel vertraging kwamen zij 2 oktober te Londen. Elisabeth en haar raad zwegen op hun voorstellen en zonder resultaat geboekt te hebben keerde de deputatie terug; 2 december arriveerde zij te Middelburg, drie dagen later was zij in Den Haag. Verbaal, p. 317-383; Bor, IV, p. 244-246.
-
voetnoot4
- The Downs, Duins, een rede ten noorden van Dover.
-
voetnoot6
- Calis of Calis Malis = Cadix. Bet.: deze onderneming weegt wel op tegen het plan-Cadix (zie brief 352).
-
voetnoot8
- Veel Nederlandse schepen maakten deel uit van de Spaanse vloot. Zie brief 392.
-
voetnoot9
- Van de kapitein Legier is slechts bekend, dat hij in 1599 bij Sluis tegen de Spaanse galeien vocht en het daarop volgende jaar tot commandant van de wachtschepen voor het gat van Sluis benoemd werd. Bor, IV, p. 565; Ten Raa en De Bas, II, p. 553. Op 25 november was hij uit Den Briel vertrokken om Bouillon naar Frankrijk te brengen (zie brief 372).
-
voetnoot10
- Bedoeld zijn de eerste berichten over de notabelen-vergadering te Rouaan (zie brief 454).
-
voetnoot12
- Théodore Choart (1576 of 1577-1616), de enige zoon van Buzanvals halfbroer Eustache (ong. 1550-1609); hij ontving een militaire opleiding. M. Prévost, kol. 1176. Dat deze neef van Buzanval vaker in de Republiek verbleef, blijkt uit de brief van Samuel Godin van 17 december 1597 uit Middelburg (Arch. D.v.d.M., inv.nr. 547), waarin deze Van der Meulen verzoekt, behalve brieven voor Buzanval en Scaliger ook een brief voor genoemde Théodore te bestemder plaatse af te leveren.
-
voetnoot1
- Korting (overdr.): van het goede nieuws uit de voorgaande brief moest een gedeelte worden ingetrokken. Van der Meulen had twee berichten doorgegeven: dat Philips II was overleden - een gerucht dat vaker ging (zie brief 39) en zijn grond vond in de zwakke gezondheid van de vorst - èn dat de Spaanse staat failliet was gegaan (zie daarvoor brief 456). Vgl. de brief van Chr. Huygens, de secretaris van de Raad van State, aan Daniël van der Meulen van 11 december 1596 uit Den Haag (Arch. D.v.d.M., inv.nr. 673).
-
voetnoot2
- In de bundel ‘Bescheiden van politieke aard’ (Arch. D.v.d.M., inv. nr. 218) bevindt zich een dubbel folio, waarop beide door Buzanval genoemde stukken zijn gecopieerd. Het overzicht m.b.t. de Spaanse vloot is gelijk aan de opgave in Bor, IV, p. 249; het bedoelde uittreksel behandelt de ondergang van deze vloot.
-
voetnoot5
- Aartshertog Albertus probeerde in december 1596 (Kamp-)Vere door verraad te bemachtigen. Hij gebruikte daartoe de Schotse edelman James Wimes, die contact opnam met de kapitein Zegher de Rollé († 1608),
zoon van de oud-gouverneur van Vere en nu tot het garnizoen van die stad behorend. De Rollé bracht de ‘Schotsman’, die op 8 januari 1597 werd onthoofd en gevierendeeld, aan en kreeg tractementsverhoging. Anth. Duyck, II, p. 192-194; Van Meteren, f0 376v, 377; Bor, IV, p. 282, 283.
-
voetnoot1
- Ontv. 20 december; beantw. 21 december.
-
voetnoot2
- Op 4 december verzond Bongars uit Frankfort aan Van der Meulen twee verslagen van de gebeurtenissen, die in oktober 1596 waren voorgevallen in de strijd tussen Mohammed III (zie brief 195) en aartshertog Maximiliaan III van Oostenrijk (1558-1620), broer van keizer Rudolf II. Het ene was een ‘extraict d'une lettre italienne du colonnel Orpheo, escritte au duc de Florence, de Cassovie le 28e d'octobre anno 96’; in Van der Meulens archief (inv.nr. 218) bevindt het zich in Franse (2 ×) en Nederlandse vertaling. Het andere, een rapport van Maximiliaan, is door Buzanval, aan wie Van der Meulen beide stukken op verzoek van Bongars had doorgezonden (zie Bongars' begeleidende briefje, inv.nr. 660), niet teruggestuurd.
-
voetnoot2
- Buzanval overhandigde op 27 december aan de Staten-Generaal, behalve een copie van de brief van Hendrik IV aan hemzelf van 16 december uit Rouaan, een gelijk gedateerde brief van de koning aan de Staten, waarin o.m. diens plan tot ratificering van het Drievoudig Verbond meegedeeld werd. R.G.P., 62, p. 90. Een samenvatting in: Anth. Duyck, II, p. 197-199. De brieven van ratificatie zijn van 31 december. R.G.P., 62, p. 4035.
-
voetnoot3
- Een van de maatregelen die Hendrik IV had genomen om de grote tekorten in de openbare kassen te verminderen, was een beslag op de ‘rentes sur l'hôtel de ville’ (Prévost-Paradol, p. 32). Zie verder noot 4 en brief 493.
-
voetnoot4
- Om aan het geld te komen dat hij voor de verdere oorlogvoering nodig had, deed Hendrik IV een beroep op de natie. Hij riep niet de États-Généraux bijeen, maar liet tachtig notabelen, meest magistraten, te Rouaan financiële maatregelen beramen. De vergadering duurde van 4 november 1596 tot 29 januari 1597. Lavisse, VI, 1, p. 407, 408; Sully, III, p. 81-99.
-
voetnoot6
- Les protestes: de geprotesteerde wissels. Al eerder in december kwam uit Antwerpen het gerucht, dat Philips II de betaling van al zijn schulden had moeten staken. Het definitieve besluit nam de Spaanse koning op 20 november; negen dagen nadien werd het edict gedrukt. Anth. Duyck, II, p. 191, 192; Bor, IV, p. 282, 318, 319; Van Meteren, f0 375v-376v.
-
voetnoot1
- In het or. abusievelijk 1596; ontv. 10 januari; beantw. 11 januari.
-
voetnoot2
- Albertus en in mindere mate Hendrik IV wilden eind 1596 weten welke voorwaarden de andere partij stelde voor een wapenstilstand of vrede. De aartshertog zond daartoe in november een zekere La Bolvène (ook wel La Balvena of Vulneve) naar Rouaan; enkele malen werd deze man, die in dienst was geweest van Jacques de Montélimart, graaf van La Fère (zie Motley, p. 878; Anth. Duyck, II, p. 678), door Hendrik IV ontvangen. Albertus wenste de zaak op hoger niveau te gaan behandelen (zie bijv. de brief van Richardot aan Villeroy van 18 december 1596 uit Brussel, in: Lefèvre, IV, p. 391), maar Hendrik IV ging daar niet op in; hij liet de besprekingen doodbloeden, niet alleen wegens de hevige protesten van de Republiek tegen een wapenstilstand of vrede, maar ook omdat hij meende militair wat meer in het voordeel te kunnen komen. Eerst in het najaar van 1597 werd het Frans-Spaanse overleg weer geopend (zie brief 564). - De in de archieven van Simancas berustende rapporten van La Bolvène zijn weergegeven door Motley, p. 878. Calvart bracht zijn bevindingen op 10 januari en 20 februari 1597 ter kennis van de Staten-Generaal; het laatste rapport in: Van Deventer, II, p. 141-146.
-
voetnoot3
- Alessandro Ottaviano de Medici (1535-1605), in 1574 aartsbisschop van Florence, in 1583 kardinaal en een maand voor zijn overlijden paus (Leo XI). Hij was van 1596-1598 pauselijk legaat in Frankrijk.
-
voetnoot4
- Venetië trachtte een Europese evenwichtspolitiek te voeren en meende van een Frans-Spaanse vrede voordeel te zullen hebben. Kretschmayr, III, p. 45, 46.
-
voetnoot5
- Via Calvart kwamen op 9 januari enkele onderschepte brieven in Den Haag, o.a. die van Albertus aan Philips II van 9 december 1596. Anth. Duyck, II, p. 204, 205; Bor, IV, p. 299, 300.
-
voetnoot1
- Aldus door de klerk van Daniël van der Meulen aangetekend als correctie op Buzanvals datering (14 januari). Ontv. 16 januari.
-
voetnoot2
- Na de vorige dag een banket te hebben gegeven, vertrok Buzanval op 16 januari uit Den Haag naar Frankrijk. Anth. Duyck, II, p. 211; Bor, IV, p. 301. Eerst op 26 januari verliet hij Zeeland. Anth. Duyck, II, p. 221.
-
voetnoot3
- Ancel was nog, nu echter zonder Bongars, in Zuid-Duitsland bezig vorsten tot aansluiting bij het Drievoudig Verbond over te halen (zie brief 293).
-
voetnoot2
- Op 11 maart hadden Spaanse troepen bij verrassing het onvoldoend bezette Amiens ingenomen - een ramp voor Hendrik IV, omdat hij daar al het voor de nieuwe veldtocht benodigde had laten opslaan. Albertus beheerste nu de Somme-linie en bedreigde Parijs direct. Het bericht van Amiens' val bereikte Parijs in de nacht van 12 maart; het veroorzaakte daar een geweldige ontsteltenis. Hendrik IV begon nog dezelfde dag met het treffen van de nodige maatregelen. Eerst op 19 september had hij Amiens weer in zijn bezit. Lavisse, VI, 1, p. 409, 410; Andrieux, p. 335-337; Bor, IV, p. 314, 315. Sully (Mémoires Sully, III, p. 102-109) vertelt hoe het bericht als de bliksem in het carnaval vierende Parijs insloeg en welke financiële maatregelen hij de koning aanbeval.
-
voetnoot3
- Hendrik IV was naar Beauvais
vertrokken, in de hoop vandaaruit Atrecht te kunnen verrassen. In een brief van 14 maart vroeg hij de Staten-Generaal hem zonder uitstel te helpen door geld over te maken en het Staatse leger iets te laten ondernemen. Nog op de dag van ontvangst, 31 maart, krijgt Johan van der Veken opdracht f 75.000 naar Frankrijk over te maken (R.G.P., 62, p. 406).
-
voetnoot4
- Op 1 mei keerde Buzanval in Den Haag terug. Anth. Duyck, II, p. 269.
-
voetnoot2
- Op 8 juni voegde Hendrik IV zich bij zijn leger, dat toen al enige tijd onder bevel van Biron (zie brief 363) Amiens belegerde. Andrieux, p. 337.
-
voetnoot3
- Op Sully's aanraden (zie brief 482) was Hendrik IV voortgegaan met het nemen van bedenkelijke maatregelen als het verkopen van nieuw gecreëerde ambten. Deze paardemiddelen wekten, evenals verschillende fiscale besluiten, verzet bij het Parlement van Parijs. Lavisse, VI, 1, p. 408.
-
voetnoot4
- Albertus heeft wegens geldgebrek eerst in de late zomer van 1597 een leger op de been kunnen brengen; ong. 20 augustus is hij daarmee naar Frankrijk getrokken om Amiens te ontzetten. Van Meteren, f0 379v. In de maand mei vinden behalve enige schermutselingen in Luxemburg slechts wat onbeduidende troepenbewegingen plaats. Louant, II, p. 104-108.
-
voetnoot5
- De verwachting, dat de Antwerpse kooplieden vanwege het Spaanse staatsbankroet ‘in het schieten van de penningen veel meerder swarigheyts souden maken als te voren’ (Bor, IV, p. 282) werd wel bewaarheid.
-
voetnoot2
- Deze mededeling zal een gerucht blijken te zijn.
-
voetnoot3
- Albertus zat zo in geldnood, dat hij om zijn staat te kunnen blijven voeren zijn sieraden moest verpanden. Bor, IV, p. 318. In elke brief aan Philips II smeekt hij deze, ten spoedigste geld te zenden. Lefèvre, IV, passim.
-
voetnoot4
- Na de overwinning bij Turnhout was in de Republiek ter zake van de oorlogvoering niets anders gedaan dan eindeloos gepraat over het aandeel dat elke provincie in de kosten zou nemen. Hendrik IV en Buzanval drongen herhaaldelijk bij de Staten-Generaal aan op het spoedig in het veld brengen van een leger om zo Albertus van Amiens af te houden. Een brief van Hendrik IV van 3 juli (R.G.P., 62, p. 414, 415) en de bij het overhandigen daarvan gehouden propositie van Buzanval (a.w., p. 416-418) maakten de Staten-Generaal duidelijk, dat van het geduld der Fransen niet meer mocht worden gevergd. In enkele dagen legden de provinciën het geld op tafel en op 15 juli kwamen Maurits, Willem Lodewijk en de Raad van State tot de slotsom dat het krijgsvolk op zeer korte termijn te velde kon trekken, waartoe nog op dezelfde dag de Staten-Generaal machtiging verleenden. Van den Hoek, p. 49, 50; Van Eysinga, p. 34.
-
voetnoot5
- Met te grote stelligheid ontzegt Fruin (Tien Jaren, p. 302) Buzanval het recht, zich er op te beroemen dat zijn dringende vertogen de Staten tot de veldtocht hebben bewogen. Hij onderschat beslist de invloed, die de brief van de koning en de propositie van zijn ambassadeur gehad hebben; vgl. Anth. Duyck, II, p. 296.
-
voetnoot6
- Dit bericht berust niet op werkelijkheid.
-
voetnoot1
- Ontv. 12 augustus; beantw. 16 augustus.
-
voetnoot2
- De gouverneur van Dieppe was Aimar de la Chaste. R.G.P., 62, p. 746.
-
voetnoot3
- De poort van Montrescut was de noordelijkste poort van Amiens. Haak, I, p. 3553. Dikwijls waren ravelijnen bij poorten aangelegd. Wijn, p. 271.
-
voetnoot4
- Voor het mineren, zie Wijn, p. 314-316.
-
voetnoot5
- Bonaventura Vulcanius (1538-1614). Klassiek filoloog; aanvaardde in 1581 het ambt van hoogleraar in het Grieks en Latijn te Leiden.
-
voetnoot6
- Q. Septimii Florentis Christiani in Aristophanis Irenam vel Pacem commentaria glossemata... cum latina graeci dramatis interpretatione latinorum comicorum stylum imitata, et eodem genere versuum cum graecis conscripta. Lutetiae, apud F. Morellum, 1589. In-80.
-
voetnoot7
- Een dergelijk werk is niet verschenen. Vulcanius zal met Buzanval wel gesproken hebben over een van de eerste twee uitgaven van Jean Passerat: ‘Vers de la chasse et d'amour’ of ‘Kalendae januariae et varia quaedam poemata’, beide in 1597 te Parijs verschenen. Het laatstgenoemde werk staat als nr. 31 van de Poetici in Quarto vermeld in de veilingcatalogus van Vulcanius' bibliotheek (p. 45, aanwezig in het Rijksmuseum Meermanno-Westreenianum te Den Haag; vriendelijke mededeling van prof. dr. L. Brummel).
-
voetnoot2
- In het najaar van 1597 is Sillery korte tijd als ambassadeur van Hendrik IV in Zwitserland. Bongars, Lettres, p. 601. Enkele maanden daarvoor had Hendrik IV reeds Mortefontaine naar Zwitserland gezonden om er uitbetalingen te doen en (daardoor) de verstandhouding met de kantons te verbeteren. Recueil, IV, p. 1060.
-
voetnoot4
- Dr. Lobet(ius), bij wie Bongars onderdak schijnt te vinden als hij in Straatsburg moet zijn, neemt wel Bongars' post in ontvangst en zendt eventueel ook pakketten naar anderen door. Vgl. Bongars, Lettres, p. 585, 642. Zie ook de brief uit 1597 van Bongars aan Lobetius, in a.w., p. 664. - In juni 1597 was Bongars naar Parijs vertrokken; hij keerde, na een verblijf van enkele maanden te Bazel, eerst in de zomer van 1598 in Straatsburg terug. Zie a.w., passim, en de brieven van Bongars aan Van der Meulen (Arch. D.v.d.M., inv.nr. 660).
-
voetnoot5
- Op 5 oktober had Buzanval de Staten-Generaal de brief van Hendrik IV van 19 september, waarin deze hun de capitulatie van Amiens meedeelde, èn een opgave van de
voorwaarden van overgave aangeboden. R.G.P., 62, p. 421. Beide stukken werden via een pamflet (Louis D. Petit, nr. 667) verspreid. Overgedrukt bij Bor, IV, p. 381, 382.
-
voetnoot2
- Wanneer Buzanval begin november de brief van Hendrik IV aan de Staten-Generaal van 17 oktober 1597 (Bor, IV, p. 397, 398) ontvangt, zal hij daarin lezen dat de koning het voornemen heeft, Doullens (waar 1500 à 1600 man bezetting lag) te gaan belegeren. Hendrik IV zal het plan echter moeten opgeven omdat zijn troepen al te zeer zijn gedund.
-
voetnoot3
- Na het veroveren van Amiens was Hendrik IV Artois tot vlak bij Atrecht binnengedrongen. Albertus vermeed echter elk treffen. Zie de in noot 2 genoemde brief.
-
voetnoot4
- De Waalse gewesten verklaarden, dat zij de hun door Frankrijk aangeboden onzijdigheid wel zouden moeten accepteren als er niet op korte termijn een eind aan de oorlog kwam. Fruin, Tien Jaren, p. 308.
-
voetnoot2
- Maurits' zuster Emilia had zich ondanks het verbod van haar broer op 7 november 1597 onverhoeds door een priester in het huwelijk laten verbinden met Don Emanuel, de Portugese troonpretendent. Toen Maurits na zijn glorieuse veldtocht van die zomer op 19 november in Den Haag terugkeerde, weigerde hij zijn zuster te ontmoeten en gelastte hij haar het stadhouderlijk kwartier te verlaten en naar Delft te trekken, wat zij op 21 november deed. Ondertussen verbleef Maurits in het Oude Hof aan het Noordeinde, de woning van Louise de Coligny. Anth. Duyck, II, p. 439, 440; Bor, IV, p. 321-324; Timmer, p. 200-202.
-
voetnoot3
- Op 12 november had Buzanval de Staten-Generaal verzocht, enkele oorlogsschepen ter beschikking van de Franse koning te stellen om Spaanse hulp via de haven van Nantes aan de hertog van Mercoeur (zie brief 183), met wie Hendrik IV nu definitief wilde afrekenen, onmogelijk te maken. Volgens Anth. Duyck (II, p. 435, 436) wilden de Staten niet pertinent weigeren, anderzijds wensten zij vanwege de kort tevoren hervatte Frans-Spaanse besprekingen (zie noot 4) niet meteen positief te antwoorden. Aerssens, de griffier, kreeg opdracht, met een beroep op de ingewikkelde staatsinrichting der Republiek het uitblijven van een beslissing bij Buzanval te excuseren. R.G.P., 62, p. 427. De zaak bleef slepen. R.G.P., 71, p. 51/23.
-
voetnoot4
- Begin oktober 1597, toen Amiens weer in handen van Hendrik IV was, waren met de pauselijke legaat als een der bemiddelaars, besprekingen tussen Villeroy en Richardot begonnen. De Franse koning wenste echter voor hij tot formeel onderhandelen opdracht gaf, van zijn bondgenoten, vooral van Engeland, te horen of deze al dan niet bereid waren hem veel meer dan tot op dat moment te helpen. De Staten-Generaal gaven Hendrik IV op 12 november reeds een voorlopig antwoord, met de belofte, na de terugkomst van Maurits (zie noot 2) definitief hun standpunt te zullen meedelen. Na herhaald op spoed aandringen van Buzanval en met een extra vertraging van anderhalve maand wegens de ongunst der elementen, vertrok daartoe in maart 1598 een Staatse deputatie, waar Oldenbarnevelt en Justinus van Nassau aan het hoofd van stonden en o.m. François van Aerssen en Hugo de Groot in waren opgenomen. Dit gezantschap had de opdracht, Hendrik IV dringend te verzoeken de vredehandel te staken en hem Maurits' krijgsplan voor het komende jaar (Van Deventer, II, p. 173-176) aan te bieden. Fruin, Tien Jaren, p. 307-326. Het verbaal der deputatie in: Van Deventer, II, p. 176-232; ook in: Haak, I, p. 407-452. Vgl. Van Eysinga, p. 36-46. Voor de uit deze reis voortgevloeide betrekkingen tussen Buzanval, die het gezantschap naar Frankrijk begeleidde, en Hugo de Groot, zie Wap, p. 54, 55.
-
voetnoot5
- De Scilly-eilanden, ten westen van kaap Landsend.
-
voetnoot6
- Een Spaanse vloot die een landing in Ierland moest
uitvoeren, kreeg bij kaap Landsend met zware stormen te kampen en moest onverrichterzake naar Ferrol terugkeren. Anth. Duyck, II, p. 440; Fruin, Tien Jaren, p. 305.
-
voetnoot7
- Meer dan eens ging het gerucht dat het Spaanse leger naar Oostende trok. Albertus had na het verloren gaan van Amiens een belegering van Oostende in de zin, maar op aanraden van zijn adviseurs liet hij de onderneming niet doorgaan. Bor, IV, p. 382, 383. Voor de verschillende berichten van de gouverneur van Oostende, de kolonel Sir Edward Norris († 1603), zie: R.G.P., 62, p. 393.
-
voetnoot1
- Ontv. 1 januari; beantw. 4 januari.
-
voetnoot3
- Waarschijnlijk wordt bedoeld de zo geheten secretaris van de connétable Montmorency (zie brief 114). Recueil, IV, p. 957.
-
voetnoot1
- Door een klerk geschreven; ontv. 12 september. Voor de verklaring van de lange onderbreking der correspondentie, zie Inleiding, p. 183.
-
voetnoot2
- Bongars was immers weer in Duitsland terug; zie brief 544.
-
voetnoot3
- Philips II stierf enkele weken later, op 13 september.
-
voetnoot4
- Karel, markgraaf van Burgau (1560-1618), zoon van aartshertog Ferdinand van Tirol, bestreed de Turken en was in 1595 candidaat voor de landvoogdij der Nederlanden als opvolger van Ernst van Oostenrijk. Albertus stelde echter niet hem, maar Burgau's broer, kardinaal Andreas (1558-1600), tot plaatsvervangend-landvoogd aan, met naast deze de admirant van Arragon, Don Francisco de Mendoza (ong. 1550-1623), als opperbevelhebber van het leger. Wel schijnt kardinaal Andreas laatstgenoemde te hebben willen wegwerken ten gunste van zijn eigen broer, maar de pauselijke nuntius Frangipani heeft dit weten te beletten (Louant, II, p. 406).
-
voetnoot5
- Albertus zou via Duitsland en Italië naar Spanje reizen om te huwen met de infante Isabella. De aartshertog vertrok op 14 september; eerst op 20 augustus 1599 keerde hij met Isabella in de Z. Nederlanden terug. Hun huwelijk werd op 15 november te Ferrara per procuratie door de paus gesloten en vanwege Albertus'
langdurige verblijf in Italië (zie brief 638) eerst op 18 april 1599 te Valencia voltrokken.
-
voetnoot7
- Het leger van keizer Rudolf II had Pest ingenomen en trachtte ook Buda te veroveren. Van Meteren, f0 420.
-
voetnoot2
- Hendrik IV huwelijkte zijn enige zuster Catharina de Bourbon, prinses van Navarre (1558-1604), uit aan de latere hertog Henri II de Lorraine (1563-1624). Omdat deze rooms-katholiek was en de bruid protestant wenste te blijven, viel er veel te regelen. De huwelijkssluiting moest, toen de dispensatieverlening van de paus nogal lang uitbleef, verschillende keren uitgesteld worden en vond eerst op 30 januari 1599 plaats.
-
voetnoot2
- Sebastiaan (1554-1578), op zijn derde jaar koning van Portugal geworden, was fanatiek religieus en sneuvelde in 1578 bij Kasr-el-Kbir (Alkassar) in de strijd tegen de Turken. Regelmatig duikt na 1580 het gerucht op dat Sebastiaan nog in leven is en het plan heeft, Portugal weer onafhankelijk te maken.
-
voetnoot3
- Vanuit Spanje werden de kooplieden der Hanzesteden aangemoedigd, de plaats van de Hollanders en Zeeuwen in het handelsverkeer met Spanje in te nemen. De Staten-Generaal lieten echter alle Duitse schepen opbrengen die ervan verdacht werden oorlogsmateriaal naar Spanje of Portugal te vervoeren. Wrijving met de Hanzesteden - die evenals koning Christiaan IV van Denemarken, bij wie zij steun zochten, een neutrale positie tussen Spanje en de Republiek wensten in te nemen - was het gevolg. Kernkamp, Handel op den vijand, II, p. 228-230.
-
voetnoot4
- Het lag in de bedoeling dat Albertus te Praag zijn broer, keizer Rudolf II, officieel van zijn huwelijk op de hoogte zou stellen. Bor (IV, p. 470) vertelt dat de ontmoeting beslist niet in goede harmonie plaatsvond. Omdat in Praag de pest heerste, moest de aartshertog zijn broer bezoeken in een kasteel op enige afstand van die stad. Du Faing, p. 473; brief van Albertus aan Philips II van 30 september 1598 uit Spiers, in: Lonchay et Cuvelier, I, p. 12. Vele geruchten kwamen omtrent een en ander in omloop. Van Meteren, f0 420v.
-
voetnoot2
- Zie brief 105. Het bedoelde werk is: De l'Institution, Usage et Doctrine de Sainct Sacrement de l'Eucharistie, en l'Eglise Ancienne. Ensemble, comment, quand et par quels degrez la Messe s'est introduite en sa place. La Rochelle, H. Haultin, 1598.
-
voetnoot4
- De Poolse koning Sigismund III (1566-1632), sinds 1592 ook koning van Zweden, was het door de zeer sterke protestantse oppositie niet gelukt, zijn gezag in Zweden te vestigen. In 1598 ondernam hij een expeditie tegen de Zweden, die hem echter onder aanvoering van Sigismunds oom, rijksbestuurder Karel (1550-1611), verpletterend versloegen. Sigismund sloot op 28 september 1598 een vredesverdrag met Karel, maar hij vond het kort daarop geraden, heimelijk Zweden te verlaten. Zie verder brief 745. Van Meteren, f0 420v-421v.
-
voetnoot5
- De brief van François van Aerssen aan de Staten-Generaal van 30 oktober 1598, op 9 november in Den Haag ontvangen (R.G.P., 71,
p. 64), bracht het bericht dat het met de ziekte van Hendrik IV nogal meeviel. Hetzelfde stond in de gelijkgedateerde brief van Villeroy aan Buzanval, die deze op 15 november in zijn bezit kreeg. Vreede, Lettres, I, p. 17, 18. Op 10 november meldde Aerssen dat de koning geheel hersteld was. Vreede, Lettres, I, p. 15.
-
voetnoot2
- Zie de brief van Philippe de Mornay (brief 105) van 12 augustus 1598 uit Saumur aan Daniël van der Meulen, waarin hij een exemplaar van zijn vaders werk aanbiedt (Arch. D.v.d.M., inv.nr. 440; in dorso de aantekening, dat deze brief op 4 december 1598 in Van der Meulens bezit kwam).
-
voetnoot3
- Jean Robert de Thumery, heer van Boisise (1549-1622), sinds 1593 staatsraad van Hendrik IV, van 1598-1602 gezant in Engeland.
-
voetnoot4
- Naar Spanje uitgeweken Engelse Jezuïeten hadden hun landgenoot Edward Squyre, die in Spaanse krijgsgevangenschap was geraakt, daaruit bevrijd op voorwaarde dat hij bij zijn terugkeer in Engeland koningin Elisabeth en Essex zou vermoorden. Een en ander werd eerst bekend toen de Jezuïeten, boos over het uitblijven van succes, in Engeland berichten over deze aanslagen deden verspreiden. Squyre werd nog in 1598 terechtgesteld. Van Meteren, f0 398v, 399.
-
voetnoot5
- De aanslag op Buda (zie brief 587) was mislukt; Warasdin (in Kroatië, ten noord-oosten van Zagreb) was verloren gegaan. Vreede, Lettres, I, p. 28.
-
voetnoot6
- In november 1598 legde Philips III beslag op de Nederlandse koopvaardijschepen die in de Spaanse havens lagen; verschillende Nederlanders werden gevangen genomen, met naasting van hun bezittingen. Kernkamp, Handel op den vijand, II, p. 227, 228; Van Meteren, f0 419v.
-
voetnoot7
- Dat Buzanval Beda's De Temporibus op het oog had, is om verschillende redenen niet aannemelijk. Waarschijnlijker is, dat hij zich de schrijversnaam niet goed wist te herinneren - het zeer vaag neergeschreven slot van de naam geeft een aanwijzing in die richting -, maar bedoelde: Joannes Temporarius (Jean du Temps), Chronologicarum demonstrationum libri tres, Frankfort 1596, 1 band (fol.).
-
voetnoot1
- Ontv. 12 december; beantw. 13 december.
-
voetnoot2
- Op 25 oktober 1598 schreef Bongars uit Straatsburg aan Van der Meulen, dat hij naar Frankrijk zou reizen. Eerst op 2 januari ontving Van der Meulen weer een brief van Bongars, door deze op 21 december uit Parijs verzonden. Eind februari 1599 is Bongars in Duitsland terug: op 28 februari schrijft hij vandaar weer aan Van der Meulen (Arch. D.v.d.M., inv.nr. 660).
-
voetnoot3
-
Jan Huygen van Linschoten, Itinerario, Voyage ofte Schipvaert naer Oost ofte Portugaels Indien..., A'dam 1596.
-
voetnoot4
- Door Jacques de Velaer, koopman te Amsterdam, Daniël van der Meulen en anderen waren in 1598 enkele schepen naar Guinea uitgereed. Op 3 december 1598 deelde De Velaer aan Van der Meulen mee, dat er vier à vijf last peper uit Anian (Abiani aan de Quaquakust, ten westen van de Goudkust?) was aangekomen; hij stuurde een monster van deze peper, die niet veel had gekost, mee (Arch. D.v.d.M., inv.nr. 633; afgedrukt door Unger, p. 205, 206).
-
voetnoot5
- ‘Manigette ofte greyn... [is] een soort van specery, scherp van smaek, byna als peper, doch kleynder van zaed’ (Atlas van Blaeu, 8e stuk, A'dam 1665, afd. Afrika, p. 5). Grein, een van de mindere pepersoorten, kwam vnl. van de Greinkust, ten westen van Kaap Palmas.
-
voetnoot7
- Het lekte uit, dat de regering in Brussel - hiertoe aangespoord door Philips III, zie Lonchay et Cuvelier, I, nrs. 18 en 27 - van plan was de licenten af te schaffen en alle handel met de Republiek te verbieden. Het plakkaat verscheen op 9 februari 1599. Kernkamp, Handel op den vijand, II, p. 233.
-
voetnoot8
- Ondanks het herhaaldelijk aandringen van Philips III op een spoedige overkomst, lieten Albertus en zijn gezelschap zich zo lang in Italië ophouden (zie brief 585), dat tenslotte vanwege de winter de tocht naar Spanje niet meer ondernomen kon worden. De reis werd uiteindelijk via Marseille gemaakt, vanwaar men op 20 maart 1599 naar Spanje overstak. Van Meteren, f0 430, 430v. Een en ander deed het gerucht ontstaan dat Philips III - die immers nooit voor de afstand der Nederlanden was geweest (Van der Essen, p. 277) - erover dacht, deze beslissing van zijn vader te herroepen.
-
voetnoot9
- Mogelijk Luis de Velasco, hertog van Salazar en markies van Belveder, die o.m. de sluiting van de vrede van Vervins had bijgewoond en een belangrijk officier van het Spaanse leger in de Z. Nederlanden was.
-
voetnoot11
- Jean Baptiste de Tour et Taxis (1530-1610) werd door Philips II belast met belangrijke diplomatieke opdrachten en was een der onderhandelaars bij de vrede van Vervins. Hij werd op 13 november 1598 door Philips III benoemd tot ambassadeur bij Hendrik IV, maar vatte deze taak eerst 6 mei 1599 op, om haar in 1603 neer te leggen. Lonchay et Cuvelier, I, p. 63.
-
voetnoot12
- Op 9 december 1598 werd het Spaanse garnizoen van
Emmerik door Maurits gedwongen de stad te verlaten. Op 28 februari 1599 heroverde Mendoza echter deze stad. Van Meteren, f0 416v, 433.
-
voetnoot1
- Ontv. 1 januari; beantw. 4 januari.
-
voetnoot3
- Waarschijnlijk is de betekenis, dat naar het oordeel van de boekenkenner Scaliger de op last van Van der Meulen aangebrachte randversieringen op de platten en de rug (nog) mooier zijn dan de band op zich is.
-
voetnoot4
- Jacques le Doux, ordinaris koerier van Hendrik IV, verzorgde in het bijzonder de diplomatieke post tussen de Franse regering en Buzanval. Op 4 januari 1599 vertrok Le Doux, waarschijnlijk voorzien van het bloemkoolzaad, uit Den Haag om een memorie van Buzanval te bezorgen bij Villeroy, die al eerder soortgelijk zaad via Daniël van der Meulen betrokken had (zie br. 19, 20 en 21). Vreede, Lettres, I, p. 251, 46-56.
-
voetnoot5
- Tegen het edict van Nantes, dat op 13 april 1598 getekend was, bestond veel verzet. Het parlement van Parijs nam het niet voor 2 januari 1599 in behandeling en registreerde het eerst op 25 februari 1599; de overige parlementen volgden toen spoedig. Lavisse, VI, 1, p. 418-423.
-
voetnoot7
- In september 1598 was Mendoza met een groot aantal soldaten Duitsland binnengetrokken om er steunpunten te veroveren, vanwaaruit aanvallen op de grensgebieden der Republiek ondernomen zouden kunnen worden. Maurits wist echter die maatregelen te nemen, die Mendoza van grote acties afhielden. De Spaanse troepen gingen toen tot het bezetten van verschillende Duitse steden en het leegroven van het platteland over. In de winter van 1598/99 beraamden de vorsten van enkele kreitsen wel maatregelen, maar tot een krachtig optreden kwam het niet.
Tenslotte kwamen in het vroege voorjaar vijf kreitsen in vergadering te Koblenz bijeen; het besluit viel, een krijgsmacht op de been te brengen. Toen na enkele maanden dit leger te velde kwam, hadden de Spaanse troepen de toezegging, het rijksgebied te verlaten, gestand gedaan en een inval in de Republiek gewaagd. Van Meteren, vooral f0 415v, 417, 431-433; Ritter, II, p. 136 e.v.; Blok, II, p. 317, 318.
-
voetnoot1
- Ontv. 2 februari; beantw. 4 februari.
-
voetnoot6
- Niet Ancel (zie brief 293), maar de maarschalk van Bois-Dauphin werd als ambassadeur naar Praag gezonden. Anquez, p. 73.
-
voetnoot7
- Op 28 oktober 1597 was door Georges Vaudreuil, markies van Saint Phal, een aanslag gepleegd op het leven van Philippe du Plessis-Mornay. Het duurde tot januari 1599 eer de dader werd gegrepen. De zaak werd als afgedaan beschouwd, toen hij na een gevangenschap van enkele dagen in de Bastille, Hendrik IV en Du Plessis zijn excuses aanbood. Lavisse, VI, 2, p. 10; Patry, p. 266-270. De brief van 18 december 1597, waarin Buzanval Du Plessis-Mornay gelukwenst met het mislukken van de aanslag, in: Mémoires Du Plessis, VII, p. 464-466.
-
voetnoot2
- De admirant (zie brief 584) had het bevel van keizer Rudolf II om het Rijk te verlaten (vervat in een brief van 30 december 1598) aanvankelijk met een weigering beantwoord. De keizer vaardigde daarop de rijksban uit (zie brief 671), waarna snel de toezegging kwam dat de Spaanse troepen nog vóór april het Duitse grondgebied verlaten zouden. Van Meteren, f0 431-432.
-
voetnoot4
- Dit bericht is onjuist; zie brief 6312.
-
voetnoot5
- Odet de la Noue, heer van Téligny († 1618), was door de Staten-Generaal benoemd tot bevelhebber van de 2.000 Fransen, die in hun dienst traden. De eerste troepen kwamen eind maart in Zeeland aan. De verzamelplaats van het regiment was Arnhem. Ten Raa en De Bas, II, p. 1642.
-
voetnoot1
- Een copie van de door keizer Rudolf II tegen Mendoza uitgevaardigde rijksban werd op 23 februari door Buzanval aan Hendrik IV gezonden. Vreede, Lettres, I, p. 105.
-
voetnoot4
- Dit afschrift, waarop in de hand van Buzanval staat aangetekend ‘Copie de letre escritte de Suède le premier de novembre 1598’, bevat de naam van de schrijver noch de plaats van verzending; mogelijk is De la Fromentière (zie brief 722) de afzender. De copie bevindt zich in de bundel ‘Bescheiden van politieke aard’ (Arch. D.v.d.M., inv.nr. 218).
-
voetnoot2
- Volgens Maurits zouden voor het leger der Duitse vorsten in totaal 4.000 ruiters en 15.000 landsknechten gelicht worden. Vreede, Lettres, I, p. 104.
-
voetnoot3
- In de tweede helft van februari werden tot bevelhebbers over de Duitse troepen benoemd Maurits de Wijze, landgraaf van Hessen (1572-1632) en Hendrik Julius, hertog van Brunswijk (1564-1613). Opperbevelhebber werd de slappe en onervaren graaf Simon VI van Lippe (1554-1613). Ritter, II, p. 149-152.
-
voetnoot4
- Keurvorst Frederik (zie brief 172) was voorstander van een zo eensgezind en krachtig mogelijk optreden tegen de Spaanse troepen. Ritter, II, p. 142. In de bedoelde brief had hij blijkbaar geklaagd over het particularisme van de meeste Duitse vorsten.
-
voetnoot6
- De situatie was, toen Maurits op 2 maart uit Den Haag vertrok, precair: de Prins had zelf slechts 4.000 man ter beschikking en met de hulp van Duitse en Franse troepen vlotte het vooralsnog niet. Daartegenover stond dat het Spaanse leger onverwacht snel op een sterkte van 20.000 man te velde was verschenen en dat Mendoza angstvallig vermeed - wat hij nog geruime tijd zou blijven doen - om zijn tegenstander enige zekerheid te geven omtrent de keuze van zijn operatielijn: de Waal of de IJsel. Van Dam van Isselt, p. 16-20.
-
voetnoot7
- Onder de voogdij van Frederik Willem I van Saksen Altenburg (1562-1606) over Christiaan II (1583-1611) en Jan George (1585-1656) kwam Saksen in de keizerlijke invloedssfeer.
-
voetnoot2
- Bongars' brieven van 28 februari (zie brief 632) komen eerst op 19 maart in bezit van Van der Meulen.
-
voetnoot3
- Karel Emanuel van Savoye (zie brief 139) had zich in 1588 meester gemaakt van het markiezaat Saluces, het huidige Italiaanse Saluzzo. Bij de vrede van Vervins was tussen hem en Hendrik IV afgesproken, dat de vraag naar de rechtmatigheid van een en ander aan de paus zou worden voorgelegd. Omdat deze zijn uitspraak telkens uitstelde (zie brief 76 bij noot 6), liep Hendrik IV al enige tijd (zie brief 65 bij noot 4) met het voornemen rond, niet langer een afwachtende houding aan te nemen en het gebied weer onder de Franse kroon te brengen. Lavisse, VI, 2, p. 108.
-
voetnoot4
- Anton van Holstein-Pinneberg (1549-1599), sinds 1587 bisschop van Minden, was toen het graafschap van Schauenburg (Schaumburg, in het dal van de Wezer) formeel nog door
zijn broer graaf Adolf XI (1547-1601) werd bekleed, als graaf opgetreden. Eind januari 1599 overleed Anton, die wegens zijn spaansgezindheid een van de vorsten was, tot wie Rodowitz (zie brief 702) zich zou moeten wenden. De officiële opvolger bij Adolfs dood werd hun jongste broer Ernst (1569-1622). Van Meteren, f0 433v.
-
voetnoot5
- Dit gemaniëreerd gebruik van de genitivus is een typisch Renaissance-verschijnsel, ter nabootsing van Tacitus. Bedoeld wordt dat de keizerlijke ban bepaalde grensverschuivingen ten gevolge zal hebben.
-
voetnoot6
- In zijn rapport aan Villeroy van 22 maart 1599 laat Buzanval blijken, dat hij het onverstandig van de Staten-Generaal vindt, dat zij geen gedeputeerde zenden naar de Duitse vorsten. Vreede, Lettres, I, p. 125.
-
voetnoot7
- Buzanval - die er zich zorgen over maakt, dat Bongars op dit kritieke moment mogelijk door afwezigheid verzuimt zijn invloed op de Duitse vorsten te doen gelden - zal op 22 maart, drie dagen nadat Bongars' brieven zijn aangekomen (zie noot 2), aan Villeroy schrijven dat Bongars zich bij genoemde vorsten bevindt. Vreede, Lettres, I, p. 125.
-
voetnoot8
- Voor het overleg
tussen Hendrik IV en de leden van het parlement van Parijs, kort voor de registratie van het edict van Nantes (zie brief 645), zie: Lavisse, VI, 1, p. 422.
-
voetnoot2
- De Duitse ‘overste-luitenant’ Wilhelm Rodowitz, in dienst van Mendoza, had van deze opdracht gekregen, met de graaf van Lippe (zie brief 683) contact op te nemen en hem erop te wijzen, dat het volstrekt overbodig was, een Duits leger op de been te brengen; de Spaanse troepen zouden immers spoedig het rijksgebied verlaten (zie br. 647 en 662). Daarna moest Rodowitz, zo mogelijk voorzien van brieven van de graaf van Lippe, een aantal andere Duitse vorsten gaan bewerken. Rodowitz werd echter door troepen van Maurits gevangen genomen; de op hem gevonden papieren werden naar Den Haag gezonden. In de Republiek was overigens niet ieder Buzanvals mening toegedaan, dat de graaf van Lippe een dubbele rol speelde; sommigen dachten aan een truc der Spanjaarden. R.G.P., 71, p. 398; Van Meteren, f0 433, 433v; Vreede, Lettres, I, p. 124.
-
voetnoot3
- Eind 1598 had Elizabeth te kennen gegeven dat zij niet ongenegen was, de vredesonderhandelingen met de regering van de aartshertog te hervatten. De
Brusselse jurist Hieronymus Coomans, raadsheer van kardinaal Andreas, werd enkele malen welwillend in Engeland ontvangen, waarop kardinaal Andreas hem naar Barcelona zond om van Philips III toestemming te vragen tot het voeren van officiële besprekingen, waarvoor de Spaanse vorst eind juni 1599 zijn toestemming gaf. Uit de aard der zaak reageerden de Noordnederlanders op een en ander bijzonder verschrikt. In 1600 sprongen de onderhandelingen echter af. Van Deventer, II, p. 279; Lonchay et Cuvelier, I, p. 182, 29, 301; R.G.P., 71, p. 490 e.v.; Haak, I, p. 517 e.v.
-
voetnoot3
- Op 6 april kwamen Jacob Heylde en Johan Nielsson als gezanten van rijksbestuurder Karel van Zweden in Den Haag, om van de Republiek steun te verkrijgen in de moeilijkheden met koning Sigismund (zie brief 614) en zo mogelijk een verbond tot stand te brengen. Zij reisden door naar Engeland en kwamen in juni in Den Haag terug. R.G.P., 71, p. 5752, 576-578.
-
voetnoot4
- Het zeer uitvoerige rapport van Buzanval aan Villeroy van 14 april 1599, in: Vreede, Lettres, I, p. 136-144.
-
voetnoot2
- Bedoeld is Andreas de la Fromentière, gezant van hertog Karel van Zweden. Na een kort verblijf in de Republiek reisde hij naar Frankrijk door om Villeroy voor de Zweedse zaken te interesseren. Hij bracht deze het rapport van Buzanval, d.d. 1 mei 1599, over. R.G.P., 71, p. 575; Vreede, Lettres, I, p. 152-158.
-
voetnoot1
- De Portugese monnik Josephus Texeira ijverde hier te lande voor het herstel van de Portugese zelfstandigheid. Hij deed nu moeite, de voorgenomen expeditie naar de Spaanse wateren (zie noot 2) aan zijn bedoelingen dienstbaar te maken en met andere hier verblijf houdende Portugezen een plaats op de vloot te verkrijgen. De Staten-Generaal besloten echter op 27 april een weigerend antwoord te geven. Van Deventer, II, p. 271-273; R.G.P., 71, p. 414, 415; 80, p. 515, 516.
-
voetnoot2
- Pieter van der Does (1562-1599), luitenant-admiraal van Holland, was opperbevelhebber van de grote vloot, die eind mei 1599 uitzeilde om een haven op de Spaanse kust te veroveren en vandaaruit het plakkaat van 2 april - waarin de Staten-Generaal alle handel op Spanje, ook aan de neutrale mogendheden hadden verboden, als antwoord op de in brief 626 genoemde Spaanse maatregelen - effectief te handhaven. Toen de 73 schepen voor La Coruña kwamen, bleek de vloot in Spanje verwacht te worden. Van der Does, die volgens Buzanval door het scheepsvolk als een heilige vereerd werd (Vreede, Lettres, I, p. 139), moest daarom zijn plannen veranderen. Kernkamp, Handel op den vijand, II, p. 238-240, 250.
-
voetnoot3
- Het gevaar was niet denkbeeldig dat de nog slechts enkele weken regerende graaf van Oost-Friesland, Edzard III (1563-1625), de moeilijkheden die ook zijn op 1 maart 1599 overleden vader met de hoofdstad Emden had gehad, wilde oplossen door troepen van Mendoza te hulp te roepen. Om deze Spaanse interventie te beletten, werd in april 1599 op verzoek van de Emdenaars een legertje van 600 man door de Staten-Generaal naar deze stad gezonden. Van Meteren, f0 427; Reyd, p. 376-379; Blok, II, p. 323. Ten Raa en De Bas, II, p. 324, maken gewag van een veel uitgebreidere hulpverlening.
-
voetnoot2
- Maurits was tot 5 mei - de dag, waarop hij naar de Bommelerwaard trok, zie brief 762 - in Aardt, even ten zuiden van Zevenaar, gelegerd. Van Meteren, f0 433v, 434; Van Dam van Isselt, p. 33.
-
voetnoot3
- In zijn rapport aan Villeroy van 8 mei 1599 geeft Buzanval een sterkte van resp. 7.000 en 15.000 op. Vreede, Lettres, I, p. 164.
-
voetnoot4
- Het gerucht ging, dat koning Sigismund de Sont op Christiaan IV (1577-1648, sedert 1588 koning van Denemarken) had willen veroveren. Eerst deed het verhaal de ronde dat hij een admiraal van de Zweedse rijksbestuurder, later dat hij een Deense vice-admiraal daartoe had omgekocht. Vreede, Lettres, I, p. 171.
-
voetnoot5
- Zie brief 614. In februari 1599 verzocht de Zweedse rijksdag koning Sigismund, naar Zweden terug te komen dan wel zijn broer Johan IV (1589-1618) of zijn zoontje Wladislaw (1595-1648) te zenden. Het een noch het ander gebeurde, waarop Sigismund als koning van Zweden werd afgezet. Toen Johan
IV in 1604 afstand deed van zijn aanspraken op de Zweedse troon, riep de rijksdag hertog Karel tot koning uit.
-
voetnoot3
- Voor de verwikkelingen rondom de belening met het bisdom Straatsburg, waarbij de protestantse pretendent Johan George van Brandenburg (1577-1624), een zoon van de sinds 1598 regerende keurvorst Joachim Frederik van Brandenburg, het moest afleggen tegen de kardinaalhertog Charles de Lorraine (1572-1631), zie: Ritter, II, p. 67 e.v., 115 e.v., 155 e.v.; Anquez, p. 87-95.
-
voetnoot1
- Ontv. 16 juni; beantw. 19 juni. Adres: ‘Monsieur Van der Meullen à Couloigne’. Of Daniël van der Meulen deze reis naar Duitsland voor eigen zaken dan wel om diplomatieke redenen heeft ondernomen, is niet duidelijk. Zie ook Inleiding, p. 180.
-
voetnoot2
- De troepen van Mendoza hadden in april Duitsland verlaten (zie br. 647, 662 en 686) om de Republiek binnen te vallen. Het Spaanse leger had eerst een schijnaanval op de Schenkenschans ('s-Gravenweert, kort voor de splitsing van Rijn en Waal) ondernomen, in de hoop dat Maurits al zijn troepen hier zou inzetten. Op 5 mei was echter gebleken wat Mendoza in de zin had: zijn voorhoede trok plotseling de Bommelerwaard binnen met het doel het bruggehoofd Bommel te veroveren, vanwaar het Spaanse leger de Waal zou kunnen oversteken om via de Tielerwaard in Holland door te dringen. Maurits verijdelde echter deze plannen. Mendoza moest op 4 juni het beleg van Bommel opgeven en dus een andere weg zoeken om over de Waal te komen; hij koos daarvoor de oostelijke punt van de Bommelerwaard, waar de afstand tussen Waal en Maas zeer gering is. Een oude dichtgeslibde verbinding tussen beide rivieren, het Lorregat, werd doorgraven en daarbij een schans, het fort Sint Andries, aangelegd, juist buiten bereik van het even ten oosten daarvan gelegen Staatse fort Voren, waarlangs eveneens een Maas-Waal-verbinding liep. Zie verder brief 774. Van Dam van Isselt, p. 32, 39, 45, 63-65; Blok, II, p. 319, 320. Het pamflet Louis D. Petit, nr. 719, het beleg van Bommel behandelend, bevindt zich ook in het Archief van Daniël van der Meulen, inv.nr. 249.
-
voetnoot3
- De strategie van Maurits bestond uit het verdedigen van de ingenomen stellingen en het afmatten van de vijand, zonder deze gelegenheid te geven in een treffen grote voordelen te behalen. De Staten-Generaal en de Raad van State verschilden met Maurits van mening; zij oordeelden dat het verblijf van een vijand op zo geringe afstand van het hart der Republiek niet gedoogd mocht worden en dat zo snel mogelijk een offensief tegen de Spaanse troepen moest beginnen. Maurits voerde aan, dat een aanval op de vijand, die zich voortreffelijk verschanst had, op een grote nederlaag zou uitlopen; hij was ervan overtuigd dat Mendoza er niet in zou slagen over de Waal door te dringen en na verloop van tijd wegens uitputting wel uit de Bommelerwaard zou moeten opbreken. Van Dam van Isselt, p. 53-61. Na enige tijd zagen ook de genoemde colleges de voordelen van een de vijand uitputtend defensief in. Oldenbarnevelt verdedigde zelfs Maurits tegenover Buzanval, die uit naam van Hendrik IV aandrong op een offensief optreden; gaandeweg herzag ook de gezant zijn mening. Van Eysinga, p. 54.
-
voetnoot4
- Toen het leger der Duitse vorsten maar niet uit de kwartieren kwam, werd in de Republiek overwogen, een gedeelte der gereed staande Duitse troepen voor het leger van Maurits en Willem Lodewijk aan te werven. Van Dam van Isselt, p. 14, 15; Ten Raa en De Bas, II, p. 319.
-
voetnoot5
- Het huwelijk van Hendrik IV met Margaretha van Valois werd na verkregen pauselijke dispensatie eind 1599 geannuleerd; een jaar later hertrouwde de koning met Maria de Medici.
-
voetnoot6
- Over de uitspraak van de paus in deze kwestie, zie brief 693.
-
voetnoot2
- Johan baron van Gendt, heer van Oyen en Dieden (ong. 1530-1613). Hij was meer dan eens gedeputeerde van Gelderland ter Staten-Generaal en werd in 1595 lid van de Raad van State. In de laatste functie vertoefde hij vaak in het Staatse leger.
-
voetnoot3
- Eindelijk hadden de landgraaf van Hessen, de hertog van Brunswijk (voor beiden, zie brief 683) en de andere bevelhebbers van het Duitse leger hun tweedracht en afgunst opzij gezet en besloten, de Spaanse bezettingen uit de Kleefse vestingen te verdrijven. Na een korte vruchteloze insluiting van Rijnberk werd eind augustus het beleg voor Rees geslagen; het liep voor de Duitse troepen ellendig af: medio september trokken zij zich onnodig overhaast terug. Maurits kon daardoor zijn plan, de veldtocht van 1599 met een strategisch offensief te beëindigen door zich met de Duitse troepen te verenigen en dan het Spaanse leger in de rug aan te vallen, niet uitvoeren. Van Dam van Isselt, p. 72-76; Ten Raa en De Bas, II, p. 53, 320.
-
voetnoot4
- Maurits' opvatting omtrent het te voeren krijgsbeleid (zie brief 763) bleek juist te zijn. Mendoza moest op 22 juli de Bommelerwaard verlaten, ook omdat een Staats-Duitse aanval in de rug niet denkbeeldig was (zie noot 3). Mendoza verplaatste zijn troepen naar de dichtstbijzijnde Brabantse vestingen; slechts in het fort Sint Andries werd een bezetting achtergelaten; in 1600 ging ook deze strategisch zeer gunstig gelegen schans voor de Spanjaarden verloren. Van Dam van Isselt, p. 70.
-
voetnoot2
- Sabina van Egmond, een dochter van Lamoraal graaf van Egmond, huwde in 1595 met George Everhard, graaf van Solms, die sinds 1583 in Staatse krijgsdienst was, maar met volledige instemming van de Staten-Generaal tijdelijk als overste dienst had genomen in het leger der Duitse vorsten. Van Meteren, f0 352v; Ten Raa en De Bas, II, p. 320. De graaf van Solms riep, toen Van der Meulen te Keulen verbleef (zie brief 761), diens hulp in bij de verzending van een brief voor zijn echtgenote; op 11 juni 1599 berichtte Van der Meulens klerk Abraham Berrewijns zijn heer, dat de brief in Den Haag bij de gravin was afgeleverd (Arch. D.v.d.M., inv.nr. 523).
-
voetnoot3
- Bij de aanval op Rijnberk (zie brief 773) was wel de schans op de Weert voor Rijnberk in handen van de Duitse troepen gevallen, maar verder waren geen resultaten geboekt. Reyd, p. 389.
-
voetnoot2
-
Lazaro Soranzo, L'Ottomanno, dove si da pieno ragguaglio della potenza del pres. signor de' Turchi Mehemeto III, della guerre d'Ongheria..., Ferrara 1598, in-40; in 1600 voor het eerst in Latijnse vertaling verschenen: Ottomannus sive de rebus Turcicis liber, continens descriptionem potentiae Mahemetis III..., z.p., in-120.
-
voetnoot3
- Voor de betekenis van Frankfort als boekenmarkt, zie: Kernkamp, Economisch-historische aspecten, p. 14-17 en de daar genoemde literatuur. De Büchermesse werd tweemaal per jaar, rond Pasen en in september, gehouden.
-
voetnoot4
- Christoffel Raphelengius (1566-1600) beheerde al een aantal jaren het Plantijnse huis te Leiden vóór hij in 1597 bij de dood van zijn vader hoofd van dit bedrijf werd. Hij werd op 9 november van genoemd jaar door de curatoren van de Leidse universiteit tot academiedrukker aangesteld, op voorwaarde dat hij, op eigen kosten en gevaren, uit Frankfort die boeken meebracht, welke de curatoren, de professoren en andere vooraanstaanden nodig hadden. Voet, p. 17*, 18*, 26*.
-
voetnoot2
- De gedeputeerden der provinciën vroegen Albertus en Isabella bij hun inhuldiging te Brussel, de oude privileges te willen bezweren. Naar men dacht te kunnen constateren, was Albertus niet ongenegen op dit verzoek in te gaan, in tegenstelling tot Isabella, die geen eed meende schuldig te zijn. Van Meteren, f0 442v.
-
voetnoot3
- Voor deze dispensatie, zie brief 765.
|