Bijdragen en Mededelingen van het Historisch Genootschap. Deel 76
(1962)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 85]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Journaal van de reis van Piet Heyn naar Brazilië en West-Afrika 1624-1625
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
omdat ziekte en voedselgebrek aan boord van zijn schepen hem verhinderen langer op zee te blijven. Dit rapport is het verslag van Piet Heyn aan de Staten-Generaal betreffende zijn - mislukte - pogingen de politiekmilitaire macht van de Portugezen op de Westafrikaanse kust afbreuk te doen; het is kort en zakelijk en bevat geen maritieme bijzonderheden. Het belang van de publicatie ligt dan ook niet zozeer in het toegankelijk maken van het rapport als wel in de gedegen inleiding, waarin Ratelband zeer uitvoerig ingaat op de voorgeschiedenis van deze expeditie en waarin hij aan de hand van Portugese bronnen beschrijft welke tegenmaatregelen de Portugezen namen om aan de Hollandse bedreiging van hun posities in West-Afrika en Brazilië het hoofd te kunnen bieden. De aantekening op de eerste pagina van het rapport, die vermeldt dat Piet Heyn het schrijven persoonlijk op 9 augustus 1625 bij de Staten-Generaal heeft ingeleverd, wordt bevestigd door een notitie in de Resolutiën van de Staten-Generaal op die datumGa naar voetnoot1: ‘Sijnde bij Pieter Hein overgelevert sijn verbael van de reise naer Angola. Is hem voor sijne goede gedaene diensten in de veroveringe van de Bahia Todos Santos vereert een goude ketting van tweehondert guldens met een medaille van hondert guldens’. In zijn inleiding zegt Ratelband, dat ‘dit rapport een samenvatting is van het journaal dat Piet Heyn na zijn thuiskomst, eind juli 1625, bij de Heren XIX inleverde en dat verloren is gegaanGa naar voetnoot2’. Dit laatste nu blijkt gelukkig niet geheel het geval te zijn. Korte tijd na het verschijnen van de publicatie van Ratelband heeft prof. dr. W. Jappe Alberts een afschrift van dit journaal aan het licht gebracht. Het bevindt zich in de verzameling manuscripten van de Herzog-August-Bibliothek te WolfenbüttelGa naar voetnoot3 en draagt als titel: ‘Journael van de Brasiliese reyse, gehouden opt schip de Neptunus bij den vice-adm[i]r[ae]l Pieter Heyn, begonnen den 15 jan[ua]ry 1624 tot den 16 july 1625’. In de inventaris van de collectie te WolfenbüttelGa naar voetnoot4 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wordt het journaal beschreven: het meet 31½ × 20½ cm., bestaat uit 39 genummerde, aan beide zijden beschreven bladen en is gebonden in een perkamenten band met groene sluitlinten. De grondlegger van de verzameling boeken en manuscripten was hertog August der Jüngere van Wolfenbüttel, bij wiens dood in 1666 de collectie reeds meer dan tweeduizend exemplaren omvatte. De vorst, een hartstochtelijk bibliofiel, had overal in Europa agenten die handschriften en boeken voor hem kochten. Het journaal bevond zich vóór 1666 al in de verzameling en misschien is de veronderstelling gewettigd, dat de hertog het verkregen heeft via Johan Maurits van Nassau, die in 1647 tot stadhouder van Kleef werd benoemd, of via Johan Gregor Aldenburgk, een Duitser in dienst van de Westindische Compagnie, die persoonlijk de strijd om Salvador heeft meegemaakt en in 1627 zijn belevenissen heeft gepubliceerdGa naar voetnoot1. Doordat de voorzitter van de Linschoten-Vereeniging, prof. dr. J.H. Kernkamp, mij een microfilm en een fotocopie van het journaal ter beschikking heeft gesteld, heb ik het hierna volgende afschrift kunnen makenGa naar voetnoot2.
Bij de bestudering van het manuscript deed zich allereerst de vraag voor: hebben wij hier te maken met een autograaf van Piet Heyn? Naar mijn mening moet deze vraag ontkennend worden beantwoord. Tot deze conclusie ben ik gekomen door het handschrift van het journaal te vergelijken met twee, naar alle waarschijnlijkheid, door Piet Heyn persoonlijk geschreven stukken: het door Ratelband uitgegeven rapport en een brief van Piet Heyn aan de bewindhebbers van de Westindische Compagnie, gedateerd 10 november 1626Ga naar voetnoot3. Beide stukken zijn geschreven door dezelfde hand (duidelijk zichtbaar bijvoorbeeld aan de schrijfwijze van de letters b, g en h) en vertonen de enigszins gebrekkige spelling, die misschien een gevolg is van het feit dat Piet Heyn al op jeugdige leeftijd door zijn vader mee naar zee is genomen, waardoor hij maar weinig scholing kan hebben gekregen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In nauw verband met de eerste vraag staat de volgende: is dit journaal het origineel dat aan boord van de ‘Neptunus’ dagelijks werd bijgehouden, of is het een afschrift? De tweede veronderstelling is volgens mij juist. Het manuscript maakt niet de indruk van dag tot dag te zijn bijgehouden; het geeft een regelmatig doorlopend handschrift te zien, fouten en verbeteringen ontbreken bijna geheel en qua stijl is het heel goed leesbaar. Waarschijnlijk is het afschrift door een klerk van de Westindische Compagnie vervaardigd, bijvoorbeeld ten behoeve van een van de bewindhebbers. Het journaal is in zijn geheel afgeschreven, al vertoont het hier en daar grote leemten in tijd. Deze zijn echter niet het gevolg van weglatingen door de klerk, die het origineel heeft afgeschreven; de verklaring is dat Piet Heyn, wanneer hij voor anker lag, zijn journaal niet bijhield, tenzij er gebeurtenissen vielen te vermelden die het belang van de hele vloot aangingen. Geen bevredigende verklaring valt te geven voor het feit dat het afschrift van het journaal eindigt op 16 juli 1625, wanneer de schepen zich ten noorden van de Azoren bevinden; over de periode tot einde juli 1625, wanneer Piet Heyn in het vaderland terugkeert, vinden we niets vermeld, terwijl een journaal toch tot het einde van de reis bijgehouden moest worden. De meest plausibele verklaring is, dat het (de) laatste blad(en) verloren is (zijn) gegaan, temeer omdat het handschrift eindigt met een versoGa naar voetnoot1.
Hoewel de hoofdlijnen van de reis van Piet Heyn, in de jaren 1624-1625, naar Brazilië en Angola ons bekend zijn uit het Iaerlijck Verhael van Joannes de Laet, uit de publicatie van Ratelband en uit de overige literatuur die deze periode behandelt, geeft het journaal op menig punt een aanvulling of verbetering van de bekende feiten. Een groot deel van het journaal wordt vanzelfsprekend ingenomen door zeevaartkundige mededelingen; deze waren voor de zeevaarders uit die tijd van groot belang, omdat ze er op hun reizen naar de door Piet Heyn bezochte streken veel voordeel van konden hebben. Zo zal op zijn beurt Piet Heyn veel profijt hebben gehad van de kennis van Dierick Ruiters, die als schipper van het jacht ‘Postpaerdt’ deelnam aan de verovering | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van Salvador; van diens in 1623 verschenen ‘Toortse der Zeevaert’Ga naar voetnoot1, waarin hij zijn ervaringen van zijn reizen naar West-Afrika en Brazilië te boek stelde, zal Piet Heyn ongetwijfeld veel gebruik hebben gemaakt op deze reis. Waar de vice-admiraal, ondanks Ruiters' Toortse nog lacunes vermoedt in de kennis van zijn landgenoten, geeft hij uitvoerige beschrijvingen van de vreemde kusten. Zo gaat hij uitgebreid in op de plaatselijke omstandigheden van de baai van LuandaGa naar voetnoot2 en geeft zeilaanwijzingen voor de monding van de rivier de CongoGa naar voetnoot3; zijn beschrijving van het eiland Fernando de NoronhaGa naar voetnoot4 wordt bijna letterlijk door De Laet overgenomenGa naar voetnoot5. Herhaaldelijk roept Piet Heyn in volle zee zijn schippers en stuurlieden aan boord om gezamenlijk tot een juiste plaatsbepaling te komenGa naar voetnoot6. Opmerkelijk is dat hij soms een landopdoening aan een vreemde kust of een zeestroming vergelijkt met soortgelijke verschijnselen aan de kust van de hem vertrouwde NoordzeeGa naar voetnoot7. Dagelijks bepaalt Piet Heyn door meting van de poolshoogte de breedte waarop hij zich bevindt. Het vaststellen van de juiste geografische lengte op zee was in die tijd nog niet mogelijk door het ontbreken van een betrouwbare tijdmeting; men giste de lengte aan de hand van de gevonden breedte, de gestuurde koers en het aantal afgelegde mijlen. Alles bijeen is dit journaal zeker van belang voor onze vaderlandse en maritieme geschiedenis. Het geeft een feitelijke, ongekleurde beschrijving van de eerste grote onderneming van de Westindische Compagnie en het verschaft ons een duidelijk beeld van de kundige wijze, waarop zeventiende-eeuwse Hollandse zeelieden nauwkeurig hun weg over de Oceaan wisten te vinden.
Tot slot van deze inleiding zal ik in beknopte vorm de voorgeschiedenis van de reis van Piet Heyn schetsen, daarbij hoofd- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zakelijk steunend op gegevens van NaberGa naar voetnoot1 en Ratelband, en vervolgens een korte samenvatting van het journaal geven, waar nodig aangevuld met gegevens uit bovengenoemde bronnen. Op 3 juni 1621 werd door de Staten-Generaal aan de pas opgerichte Westindische Compagnie octrooi verleend voor een periode van vierentwintig jaarGa naar voetnoot2. Vanaf het begin droeg de Compagnie het karakter van oorlogsinstrument; men hoeft om dit te kunnen constateren slechts de artikelen van het octrooi na te lezen. Toen dan ook op 3 augustus 1623 het hoogste bestuurscollege van de Compagnie, de Heren XIX, voor de eerste maal in algemene vergadering bijeen kwam, was een van de belangrijkste punten van bespreking: waar zou men, zonder al te grote risico's te lopen, de Spaans-Portugese macht het best kunnen aantasten, met een kans zelf nog enige winsten te maken? Meerdere plannen kwamen ter tafel. Veel bijval vond het voorstel een aanval te wagen op de sterke vesting São Jorge da MinaGa naar voetnoot3, van waaruit men de gehele Goudkust zou kunnen beheersen; tegelijk zou men door de verovering van deze sterkte de voortdurende bedreiging voor het Nederlandse fort NassauGa naar voetnoot4 wegnemen. De afgevaardigden van de Kamer van Amsterdam kwamen met een ander voorstel. Het fort Elmina was door zijn zware verdediging bijzonder moeilijk te nemenGa naar voetnoot5; waarom zou men als eerste aanvalsdoel niet het veel zwakkere LuandaGa naar voetnoot6 kiezen, de belangrijkste afscheephaven van slaven op de kust van Angola? Door de bron van de Portugese slavenhandel af te snijden, zou men tegelijk de suikerplantages van de vijand in Brazilië in hun zwakste punt treffen: de aanvoer van verse werkkrachten uit West-Afrika. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Na langdurig overleg werd men het tenslotte eens en werd besloten Luanda als eerste aanvalsdoel te kiezen; er zou een vloot van negen schepen en drie jachten worden uitgerust; in overeenstemming met art. V van het octrooi zouden de Staten-Generaal zorgen voor de aanwerving van het ‘volck van oorloge’, negen compagnieën soldaten. Omdat de voorbereidingen wel enige tijd zouden vergen, besloot men een kleine scheepsmacht van een schip en twee jachten vooruit te zenden, onder het bevel van Philips van Zuylen; deze moest trachten handelsrelaties aan te knopen met de inlandse bevolking nabij het Portugese fortje te CacheuGa naar voetnoot1 en met de negerstammen aan de kust van Angola; tevens moest hij zoveel mogelijk vijandelijke schepen trachten buit te maken of te vernietigen. Daarna moest hij samen met de grote vloot, die na hem zou worden uitgezonden, tegen Luanda optreden. Op 22 september 1623 stond Van Zuylen met zijn schepen in zee. Toen de Heren XIX in oktober 1623 wederom bijeen waren, kwam een nieuw plan ter tafel met als hoofddoel de verovering van de stad Salvador aan de Allerheiligenbaai, op de kust van Brazilië. Daar immers viel meer buit te behalen dan in Angola en na een eventuele inname van de stad kon men alsnog een deel van de schepen naar Luanda zenden om te trachten ook die plaats te veroveren. Ondanks aanvankelijke tegenstand van tal van leden van het college, werd het plan op 30 oktober 1623 met meerderheid van stemmen goedgekeurd. De voorbereidingen voor het uitzenden van de vloot, die naast de negen schepen en drie jachten volgens het oude plan nog veertien schepen meer zou omvatten, werden met kracht ter hand genomen. De benoeming van een opperbevelhebber voor de expeditie leverde nogal wat moeilijkheden op. Hendrick Loncq weigerde het hem aangeboden commando te aanvaarden. Jacob Willekens van Amsterdam was na enig onderhandelen bereid het opperbevel over de vloot op zich te nemen; op 26 oktober 1623Ga naar voetnoot2 hechtten de Staten-Generaal hun goedkeuring aan deze benoeming. Op 2 november verzochten de Heren XIX Pieter Pietersz. Heyn, die sinds 1 mei 1622 schepen van Rotterdam was, de positie van vice-admiraal op Willekens' vloot te aanvaarden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Waarom Piet Heyn hiervoor aangezocht werd en om welke reden hij accepteerde, weten we niet; wellicht wilde men naast de Amsterdammer Willekens een andere belangrijke plaats door een Rotterdammer laten bekleden en zag Piet Heyn zelf in dienst van de Westindische Compagnie kansen zijn positie te verbeteren? In ieder geval legde hij 7 november 1623 de eed af in handen van de toenmalige voorzitter van de Staten-Generaal, Van Soelen: ‘Pieter Pietersz. Heyn, lieutenant-admirael van de Westindische Compagnie over de schepen van oorloge, die gereet gemaeckt worden omme metten eersten uyt te lopen, heeft gedaen den eet als luytenant-admirael’Ga naar voetnoot1. Omdat grote haast was gemaakt met de uitreding voer Willekens, wiens admiraalsvlag op de ‘Zeelandia’ woei, reeds 23 december 1623 met twintig schepen en twee jachten uit. Op 15 januari 1624Ga naar voetnoot2 - en hiermede begint het journaal - vertrok Piet Heyn op de ‘Neptunus’ met nog twee schepen en een jacht vanuit het Goereesche GatGa naar voetnoot3; op 26 februari voegde hij zich bij het gros van de vloot, die in een baai van het eiland St. Vincent, een van de Kaapverdische eilanden, voor anker lag. De ‘Hollandia’ onder schipper Willem Jansz., aan boord waarvan zich kolonel Johan van Dorth (de toekomstige gouverneur van Salvador) bevond, had de Kaapverdische eilanden gemist en was op de kust van Sierra Leone vervallen (ten gevolge van deze vertraging arriveerde het schip pas 10 mei 1624 in de Allerheiligenbaai, toen Salvador al door de Hollanders was veroverd)Ga naar voetnoot4. In de tijd dat de vloot in de baai van St. Vincent voor anker lag, werden de sloepen ineengezet, die gedemonteerd aan boord van de schepen uit Holland waren meegenomen; ze voerden zeil, maar konden ook geroeid worden; bewapend met licht geschut volbrachten ze als zelfstandige eenheden de overtocht naar Brazilië. Pas 26 maart vertrok de vloot, zonder dat men erin was geslaagd enig vers voedsel te bemachtigen, zoals Piet Heyn uitdrukkelijk in zijn journaal vermeldtGa naar voetnoot5. De 21e april, op 6°30′ ZBr., riep Willekens de krijgsraad bijeen en opende plechtig | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de secrete instructie ‘waeruyt wij verstonden onse desseyn te sijn naer de Bahy de todos los Sanctos’. Begin mei kregen de schepen land in zicht, waarop aan boord van de vloot alles in gereedheid werd gebracht voor de komende strijd. In de middag van 9 mei gingen de Hollanders tot de aanval over en reeds vierentwintig uur later waren ze volkomen meester van SalvadorGa naar voetnoot1; veel bewondering wekte het optreden van Piet Heyn, onder wiens persoonlijke leiding een vijandelijke geschutsstelling werd vernietigd. Gedurende de maanden mei, juni en juli bleven de schepen in de baai voor anker liggen; nu en dan werd een vijandelijke koopvaarder overmeesterd, die ‘niet anders wetende ofte bahy was noch Portugees’ argeloos de baai binnenliep. Pas 1 juniGa naar voetnoot2 ging het jacht ‘Vos’ met brieven betreffende de verovering van Salvador naar patria, waar het eind augustus 1624 aankwam. In Portugal was het nieuws van de val van Salvador al in juli bekend geworden en direct werd in samenwerking met de Spaanse kroon een grote hulpexpeditie georganiseerd. In de Republiek werd daarentegen lang getreuzeld met het zeilklaar maken van een vloot, die de verdediging van Salvador zou gaan versterken; eind februari 1625 eerst verliet een vloot van tweeendertig schepen en negen jachten onder Boudewijn Hendricksz. de Hollandse havens om de hoognodige versterking voor de bezetting van Salvador over te brengen. De verdediging van de stad was namelijk tot een minimum teruggelopen; 23 juli reeds waren vier door de W.I.C. ingehuurde en bewapende koopvaarders naar het vaderland teruggezonden - iedere dag langer in dienst van de Compagnie kostten ze de W.I.C. immers geld. Op 28 juli vertrok vervolgens Willekens met nog tien ingehuurde koopvaarders naar West-Indië om te trachten in Punta ArayaGa naar voetnoot3 een lading zout te bemachtigen; eind december 1624 kwam hij vandaar in het vaderland terug; 11 januari 1625 bracht hij mondeling rapport uit bij de Staten-Generaal, de 17e van diezelfde maand werd ‘ten aensien hij d'eerste victorie in Brasilien voor de Compaignie van West-Indien heeft gehadt ende de Bahia de Todos Santos met de stadt Salvador heeft geëmporteert, goet gevonden hem vanwegens de generaliteyt te vereeren met een goude keten van dryehondert guldens ende een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
medaille van hondert guldens’Ga naar voetnoot1; daarna verdwijnt Willekens uit de geschiedenis van de W.I.C. En tenslotte werd de bezetting van Salvador nog verzwakt door het vertrek van enige schepen onder Piet Heyn, begin augustus 1624. Toen eind februari 1625 Boudewijn Hendricksz. het vaderland verliet om met zijn schepen de verdedigers van Salvador te hulp te komen, was omstreeks diezelfde tijd de Spaans-Portugese scheepsmacht van tweeënvijftig zeilen, die was uitgezonden om de Allerheiligenbaai te heroveren, onder commando van Don Fadrique de Toledo al gevorderd tot ver voorbij de Kaapverdische eilanden. Op 5 augustus 1624 vertrok vice-admiraal Piet Heyn uit de Allerheiligenbaai als opperbevelhebber over een klein eskader, dat bestond uit zijn eigen schip de ‘Neptunus’Ga naar voetnoot2, de schepen ‘Hollandia’ en ‘Gelderlant’, de jachten ‘Seejager’, en ‘Meremin’Ga naar voetnoot3, en de sloepen ‘Haes’ en ‘Cleyn Neptunus’Ga naar voetnoot4. De vloot was sterk onderbemand, omdat ook de in de Allerheiligenbaai buitgemaakte schepen moesten worden bemand; het aantal soldaten dat Piet Heyn meekreeg, was eveneens bijzonder gering: 146 man onder het bevel van kapitein Vonk. Na eerst nog tevergeefs getracht te hebben voor Pernambuco enige Portugese koopvaarders te onderscheppen, begonnen de schepen op 1 september aan de oversteek naar Angola. De 23e oktober kregen de schepelingen voor het eerst na bijna twee maanden weer land in zicht, de kust van Angola op ongeveer 14° ZBr.; langs de wal oplaverend kwam de vloot op 30 oktober op de hoogte van Luanda, waar het anker werd uitgeworpen. Zodra Piet Heyn de stad naderde, bemerkte hij dat de vaargeulen naar de rede van Luanda en ook de stad zelf in een krachtige staat van verdediging waren gebracht; op verschillende plaatsen langs de waterkant bevonden zich sterke batterijen en dicht onder de wal lagen enige goed bewapende schepen. Het geheel stond wel in scherpe tegenstelling tot het beeld dat de stad volgens de gegevens van de Heren XIX moest bieden: een nederzetting met een klein garnizoen en weinig verdedigings- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
werken. Vanwaar deze veranderde omstandigheden? De oorzaak daarvan was het optreden van Philips van ZuylenGa naar voetnoot1; nadat hij voor Cacheu enige kleine vijandelijke schepen had vernield, was hij overgestoken naar de kust van Angola om daar eveneens te trachten de Portugese scheepvaart afbreuk te doen. Na aanvankelijk succes beging hij daar twee grote vergissingen, die vèrstrekkende gevolgen zouden hebben; op de eerste plaats liet hij enige gevangen genomen vissers ontsnappen en zij brachten in Luanda het bericht van de nadering van Hollandse schepen, waarop de bewoners batterijen maakten langs de nauwe vaargeulen naar de stad; ernstiger was dat hij de Portugezen dreigde met de komst van een sterke Hollandse vloot, hetgeen voor de nieuwbenoemde gouverneur van Luanda, Fernão de Sousa, aanleiding was alle krachten in te spannen om de stad in een krachtige vesting te veranderen. Deze onprettige verrassing wachtte Piet Heyn, toen hij voor de stad ten anker ging. Toen hij bovendien van twee gevangen genomen Portugese schippers had gehoord, dat de bezetting van Luanda bestond uit ongeveer tweeduizend Portugezen en elfduizend negersoldaten - getallen die Piet Heyn weigerde te geloven, maar die zijn beslissing toch wel beïnvloed zullen hebbenGa naar voetnoot2 - liet hij ‘de landtoch berusten’. In plaats daarvan besloot hij te proberen de in de vaargeul liggende Portugese schepen te vernietigen; gebruik makend van het duister - aldus enigszins beschermd tegef het vuur van het laag liggende Portugese geschut - gingen de Hollanders in de nacht van 31 oktober op 1 november tot de aanval over. De poging liep op een totale mislukking uit, daar ‘op een seeckere droochte die wij passeren moste, onse sloepen aen de gront quamen’. Nu elke kans Luanda te veroveren was verdwenen, richtte Piet Heyn zijn aandacht op twee andere punten: 7 november 1624 vertrok Willem Jansz., met de jachten ‘Meremin’ en ‘Seejager’Ga naar voetnoot3 en de sloep ‘Haes’, om te trachten Benguela te vinden en deze plaats te veroveren; op 8 november werd de sloep ‘Cleyn Neptunus’ naar de rivier de Congo gezonden, met de opdracht voor de commies Gerrit Meynertsz. om aan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de koning van Congo en de graaf van SonhoGa naar voetnoot1 mede te delen, dat er een vloot uit Holland was gearriveerd om hen te helpen tegen de Portugezen, zoals ze in een brief aan prins Maurits hadden verzocht. Op 21 november vertrok Piet Heyn naar het met Willem Jansz. afgesproken rendez-vous bij Kaap LedoGa naar voetnoot2; hij moest daarbij optornen tegen krachtige zuidelijke winden en tegen een stroming die zó sterk was, dat hij na veertien uur zeilen niets gevorderd bleek te zijn. In de morgen van 1 december meldde Willem Jansz. zich met niets dan teleurstellende mededelingen: geen Benguela gevonden, slechts wilde negerstammen en een zware branding op de kust die elke landingspoging tot zelfmoord bestempelden. De oorzaak van de mislukking van Willem Jansz.'s zending lag in het feit, dat er twee Benguela's bestonden: Benguela Velha op 10°45′ ZBr. en Benguela Nova op 12°36′ ZBr.; Willem Jansz. nu beschikte over een Portugese kaart, waarop alleen het inmiddels door de Portugezen verlaten Benguela Velha voorkwamGa naar voetnoot3; hij vond hier slechts een door de Portugezen opgerichte pijler bekroond met een kruis en besloot verder zuidwaarts te koersen. Omdat wind en stroom zijn voortgang vertraagden, is hij waarschijnlijk niet verder gekomen dan ongeveer 12° ZBr.; Willem Jansz., zo vermeldt Piet Heyn, ‘seyde alsdat hij op de hoochte van twaleff graden geweest was, maer Bengele niet gevonden’Ga naar voetnoot4. Na de hereniging met Willem Jansz. gingen de schepen gezamenlijk onder zeil naar de rivier de Congo. Toen de vloot op 6 december voor anker lag voor de zuidelijke wal van de rivier, nabij de baai van Santo António, kwam bovengenoemde Gerrit Meynertsz. bij Piet Heyn verslag uitbrengen van zijn onderhandelingen met de graaf van Sonho. Ook hier een negatief resultaat; de graaf ontkende ooit een brief met een verzoek om hulp aan prins Maurits gestuurd te hebben (Piet Heyn had een copie van de brief aan boord!) en weigerde alle medewerking. Enige dagen later arriveerde de Portugees-sprekende secretaris van de koning van Congo en hij gaf de volgende uitleg: enige tijd geleden had hij uit naam van zijn vorst een brief geschreven naar de Hollandse loge in LoangoGa naar voetnoot5, waarin hij verzocht of | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 96]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
PIET HEYN
Gravure door François van den Hoeye (Atlas van Stolk) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hollandse schepen, indien ze op de kust arriveerden, van de zeezijde een aanval op Luanda wilden doen; de vorst zelf zou de Portugese vestiging met zijn troepen over land aanvallen. Ondertussen echter had de Portugese gouverneur van de stad de vrede met een ruime som geld afgekocht en bovendien was de koning, onder wiens regering al deze gebeurtenissen waren voorgevallen, gestorven en opgevolgd door zijn Portugees-gezinde zoon. Enige actie van Hollandse schepen was dus helemaal niet meer gewenst. Duidelijk merkbaar in het journaal is, dat Piet Heyn over dit optreden van de inlandse vorsten bijzonder gebelgd is; woedend schrijft hij enige kleinerende opmerkingen neer over de zogenaamde rijkdommen van de inlandse groten: het zijn ‘cale backers’ en ‘wij quamen om te hebbe, maer mosten uytreycken, sulcx dat de negros niet veel te gelooven of te vertrouwen en sijn’Ga naar voetnoot1. Enige bevreemding wekt het feit dat Piet Heyn in zijn journaal geen melding maakt van zijn ontmoeting met de schepen van Philips van Zuylen, die hij bij zijn aankomst in de monding van de rivier de Congo op 6 december daar voor anker vond liggenGa naar voetnoot2. Van Zuylens schepen waren geteisterd door ziekte en gebrek, ten gevolge waarvan muiterij aan boord van zijn schepen dreigde uit te breken. Piet Heyn herstelde de orde en plaatste enige van de ergste onruststokers aan boord van de ‘Gelderlant’. Nu alle verrichtingen op de Afrikaanse kust zonder gevolg waren gebleven, besloot Piet Heyn volgens zijn instructie de terugreis naar Brazilië te aanvaarden; daarom werden te Loango en op het eiland AnnobomGa naar voetnoot3 zoveel mogelijk verse groenten en vlees ingenomen. Op 2 februari 1625 ging de vloot van Annobom onder zeil, 9 maart kregen de schepelingen de Braziliaanse kust in zicht, enige mijlen ten noorden van het stadje Espírito Santo, gelegen aan de gelijknamige rivier. Op 3 maart had de scheepsraad besloten naar dit plaatsje - een minder belangrijke afscheephaven voor suiker - te gaan om te zien of wellicht enige schepen buitgemaakt konden worden. Wat Piet Heyn niet vermoedde was, dat de gewoonlijk geringe bezetting van Espírito Santo was vergroot door de komst van de zoon van de gouverneur van Rio de Janeiro met enige troepen; deze had namelijk van zijn vader opdracht ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kregen met enige scheepjes de Spaans-Portugese vloot te gaan versterken die, zoals boven vermeld is, was uitgezonden om Salvador op de Hollanders te heroveren; wegens slecht weer had hij op zijn tocht naar het noorden de beschutting van de rivier opgezocht. Niet op de hoogte met deze feiten, ondernam Piet Heyn een aanval op het plaatsje; het werd een volkomen mislukking: er werd hevig verzet geboden, de soldaten en matrozen toonden weinig moed en tijdens de onordelijk verlopende terugtocht vielen vele doden. Waarschijnlijk was, zoals Van Wassenaer zegtGa naar voetnoot1, oproerigheid onder de matrozen en soldaten een van de oorzaken van de nederlaag; de schepen waren reeds lang van huis, tegenslag volgde op tegenslag en de ontevreden stemming kan gemakkelijk aangewakkerd zijn door de lieden, die Piet Heyn van de vloot van Van Zuylen had overgenomen. Piet Heyn besloot nu naar de Allerheiligenbaai terug te keren. In de morgen van 18 april voor de baai komend, bevestigde de bemanning van zijn sloep, die hij ter verkenning vooruit had gezonden, het bange vermoeden dat Salvador door vijandelijke schepen werd belegerd; op 13 maart bij Espírito Santo voor anker liggend, had Piet Heyn al geruchten vernomen over een aanval op het door de Hollanders bezette Salvador. Ervan overtuigd dat hij met zijn kleine en vermoeide vloot toch geen tegenaanval zou kunnen doen, koerste hij naar Pernambuco om te zien of daar de vloot al was gearriveerd die, naar hij wist, vanuit patria ter ondersteuning zou worden gezonden, zodra men bericht had dat Salvador op de Portugezen was veroverdGa naar voetnoot2. Op 5 meiGa naar voetnoot3 echter vernam Piet Heyn dat Salvador voor de grote overmacht was gezwicht. De schepen zetten daarop koers naar het eiland Fernando de Noronha om te verversen, waarna de thuisreis via de Azoren werd aanvaard. Eind juli 1625 kwamen de schepen in het vaderland terug. Hoewel de tocht van Piet Heyn naar Brazilië en West-Afrika geen blijvende resultaten opgeleverd had, zagen de bewindhebbers van de Westindische Compagnie toch in, dat een man als Piet Heyn voor hun toekomstige ondernemingen van onschatbare waarde zou zijn; uit zijn eigen rapport, dat van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Willekens en uit zijn journaal leerden ze zijn grote kundigheid als zeeman, zijn dapperheid in de strijd en het gezag waarmee hij een veelomvattende expeditie wist te leiden, kennen. Op 28 maart 1626 benoemde de W.I.C. hem tot admiraal en kapitein-generaal. Later, in 1629, na onenigheid met de Heren XIX, steeg zijn ster nog hoger en werd hij benoemd tot luitenantadmiraal van Holland.
Gaarne wil ik aan het slot van deze inleiding al degenen mijn dank betuigen, die mij met hun raadgevingen bij de bewerking van het journaal terzijde hebben gestaan. Met name wil ik vermelden de heren prof. dr. W. Jappe Alberts, dr. ir. C. Koeman, K. Ratelband en W. Voorbeijtel Cannenburg en in het bijzonder de heer F.L. Diekerhoff, die de schets van de kaart met de reisroute van Piet Heyn heeft vervaardigd en mij verder bij de oplossing van menig nautisch probleem heeft geholpen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Journael van de Brasiliese reyse, gehouden opt schip de Neptunus bij den vice-adm[i]r[ae]l Pieter Heyn, begonnen den 15 jan[ua]ry 1624 tot den 16 july 1625january, anno 1624 〈1〉Vooreerst. In den naemen des Heeren geseylt den 15 january uyt het Goereetsche Gat smergens met een n.o. windt, settende ons cours w.n.w. in zee; ontrent de ses mijlen daernaer s.w. ten w. om alsoo bequamelijck de HooffdenGa naar voetnoot1 te beseylen. den 16 dito. Passeerden wij de voorszeghte Hooffden, de windt n.n.w., snachts stille. den 17 dito. Naermiddach vonden wij uyt nevens BevesierGa naar voetnoot2, de windt w.n.w., hielden het daer aff ende danGa naar voetnoot3 op de hoope van een bequamer windt. den 18 ende 19 dito. Hebben het daer noch al aff ende dan gehouden, de windt als vooren, het weer seer variabel van buyen ende kaeckenGa naar voetnoot4, soodat wij geen marseylGa naar voetnoot5 conde gebruycken ende waren genootsaeckt de stenge door te schietenGa naar voetnoot6, overmits ons schip soo ranck was. den 20 dito. De windt n.w., savonts bevonden wij de lengte te hebbe van de WestnaeldeGa naar voetnoot7 van Wicht, het weer noch al [c]ontinuerende. 21 dito. Den windt w., een hart vaerweer, soodat wij genootsaeckt waren onder Wicht te rede te loopen, aengesyen ons schip vrij ranck ende ten deelen tusschen windt ende waterGa naar voetnoot8 leck was vant snijen vant ijs dat ons bejegende int Goreetsche Gat; ende quamen ontrent smiddaechs tenGa naar voetnoota ancker voor | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
PorsmuyenGa naar voetnoot1, conden niet verder incoomen, oorsaeck de harde westelijcke windt die daer wayende was. 22 dito. Sijn wij wederom onder seyl gegaen ende gelaeveert naer de ree genaemt de KoeGa naar voetnoot2, daer wij het setten op 16 vadem waters, het casteel s.w. ten s. van ons; alwaer wij vonden leggen het schip het Gulde-Zeepaert van Emden, sijnde gehuyrt van de Westindische Compangie, naemelijck bij de Camer van Zeelandt. 23, 24, 25, 26, 27. Hebben wij in Wicht gelegen gedurende de westelijcke windt, doch hebben middelertijt ons schip beeter geballast ende versien van de leckagie tusschen wint ende water, het best wij conden. 〈1v〉 den 28 dito. Smergens de windt n.o.; besich sijnde met ons anckers te lichten is op de ree gearriveert een fleuyteGa naar voetnoot3 coomende uyt Zeelandt, die in hadde 150 soldaten, naementlijck de compangie van Seraeskercke om int voorgenoemden Gulden-Zeepaert te scheepen, die met in de Westindische vloote ofte armade gedestineert was; die daer bleeff leggen soo als wij naer middach t'seyl gingen met een hardt topseylGa naar voetnoot4 uyten n.o., sulcx dat wij savonts buyten de Westnaelden quamen, alwaer wij vonden den Tijger ende het jacht Postpaert uyt Zeelandt off ende dan houdende, verwachtende de comst van het voorszeghte Gulden-Zeepaert. Hetselffde wij oock deden, naerdat ick het jacht gesproocken hadde seggende bij nacht bij te houden, alsoo ick presumeerde dat s'anderen daechs het Gulden-Zeepaert soude uytcoomen om met den anderen in compangie te gaen. Maer alsoo het snachts een storm begonste te wayen uyt o.n.o., dat wij genootsaeckt waren het roer op te douwenGa naar voetnoot5 ende loopen voor de windt om ons reys te vorderen, stellende ons cours w.s.w., daernaer w. ten s. in. 29 dito. De windt n.o., doende ons cours w.s.w.; tegens den avondt peylden wij den houck van LesaerdtGa naar voetnoot6 van ons n.w., van ons wesende ontrent 6 mijlen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
30 dito. De windt als vooren, te weten n.o.; woye een harde storm, soodat wij genootsaeckt waren voor onse schoterfockGa naar voetnoot1 te loopen, doende ons cours s.w. 31 dito. De windtGa naar voetnoota ende weer noch allGa naar voetnootb continueerende, doende ons cours als vooren. Ontrent s. ooster son wierp het schip den Tijger 〈affter ons sijnde〉 op de lijeGa naar voetnoot2, een schoot schietende; wij sulcx siende, werpen het oock op de lije ende streecken onse fock omlaech, opdat hij te bequamelijcker op ons toe drijven soude. Het jacht PostpaerdtGa naar voetnoot3, alsoo hij boven windt het schip den Tijger was ende hem bequamelijck conde spreecken derhalven te syen wat noodt den 〈2〉 voorszeghte Tijger hadde - niettegenstaende heeft het door laten staen sonder hem ofte ons te spreecken, welck qualick gedaen was. Wij bleven leggen op de lij tot ontrent een ure in den nacht; ende alsoo wij den gehelen dach geen seyn van noot gesyen en hadden mitsgaders snachts, soo hebbe ick de schipper en de stierluyden in de cajut ontbooden, haer affvragende ofte wij sonder noot ofte peryckel dien nacht op de lij soude mogen leggen. Waerop sij antwoorden de zee seer onstumich ende hol liep, oversulcx dat het te vresen stont ons iets schadeloosGa naar voetnoot4 geworpen mogen worden, derhalven ons schip noch niet als te dicht en was; vresende datter noch iets toe mochte coomen, gemerckt onse slachtpompenGa naar voetnoot5 meest altijts moste gaen. Sulcx dat wij resolveerde ende goet vonden voor de windt te houden ende vervorderen ons reys. Bevonden ons op de hoochte van 47 graden ende 20 minuten noorderbreete, gisten HaysantGa naar voetnoot6 van ons n.o. ten o., ontrent 34 mijlen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
february, anno 1624primo dito. De windt ende cours als vooren, ons bevindende onder de 45 graden, 25 minuten noorderbreete; spraecken een fleuyte van Alckmaer, lach ende dreeff sonder seyl, oorsaeck de harde windt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2 dito. De windt als vooren, doende ons cours s.w. ten s.; polushoochteGa naar voetnoot1 was 43 graden, 15 minuten. 3 dito. Smergens quamen wij bij een schip van Enckhuysen, willende naer de custe van Guinea; de wint n.o., met goet bequaem weer, polushoochte was 40 graden, 45 minuten. 4 dito. De windt n.w., doende ons cours s. ende s. ten w., ons bevindende onder de 38 graden, 25 minuten noorderbreete. 5 dito. De windt w. ten n., ons cours doende als vooren, polushoochte 36 graden, 36 minuten. den 6 dito. De windt w.n.w. met stilte, regenachtich weer, ons cours doende 〈2v〉 s.s.w. 7 dito. Smergens int dachquartierGa naar voetnoot2 sagen wij t'eylandt Porto SanctoGa naar voetnoot3 s.w. van ons; ontrent den middach passeerden wij tusschen het eylant Madera ende de SartsersGa naar voetnoot4. 8 dito. De windt o.n.o., ons cours doende s.s.w., polushoochte was 30 graden, 20 minuten. 9 dito. Sagen wij smergens het eylant de PalmGa naar voetnoot5 s.w. van ons soodat wij bijwesten het voorszeghte eylant vervielen ontrent 4 mijlen; de wint van den n.n.o., doende ons cours als vooren. Ontrent w.s. wester son werden wij een seyl gewaer w.n.w. van ons, sulcx dat wij het daernaertoe leyden, doch misten het overmits de donckerheyt van de nacht. 10 dito. Smergens werden wij wederom een seyl gewaer bijwesten van ons; ons devoir doende om hem te becoomen, sulcx dat wij ontrent den middach bij hem quamen; bevonden het jacht het ZeepaertGa naar voetnoota te sijn van Middelburch, welck jacht den 31 passado van ons versteecken was, daer vooren van verhaelt is. Snachts scheyden den voornoemde Enckhuyser van ons, alsoo hij sijn cours sudelijcker in sette. 11 dito. De windt variabel met stilte, polushoochte was 25 graden, 13 minuten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
12 dito. Continueerde noch de stilte, soodat wij dat etmael sonderlanckGa naar voetnoot1 niet en vertierdenGa naar voetnoot2; tegens den avondt quam het luckgeGa naar voetnoot3 uyt s.s.o. 13 dito. De windt s.s.o., daernaer s., doende ons cours s.w. ten z.Ga naar voetnoota; polushoochte was 24 graden, 40 minuten; wendet naer middach om de west. 14 dito. De windt s.w. met een dicht topseyls, soodat onse marseyls inmosten mitsgaders het schoverseylGa naar voetnoot4 ende hielden soo bij met 〈3〉 fock ende besaen. Snachts in het twede quartier maeckten wij ons seyl daer wederom bij, alsoo het hantsamer weer werde. den 15 dito. De windt w., sagen smergens een seyl bijnoorden van ons alwer wij het naertoe leyden ende hebben hem den geheelen dach naergejaecht, ons seylen altijt meest nat houdendenGa naar voetnoot5, sulcx dat wij hem savondts vrij genadert waren; doch ondonckerde ons snachts, gemerckt wij hem int gesicht niet conden houden, oorsaeck de donckere nacht. Polushoochte was 23 graden, 45 minuten. 16 dito. De wint s. ende s. ten westen. Smergens werden wij drye seylen gewaer, waervan der twe in de windt van ons waren ende het derden in de lij, doch veer van ons. Nietjegenstaende hebben ons devoir gedaen om hem te becoomen, die ontrent 2 mijlen in de windt van ons was, verhoopende veranderingh van wint, alsoo weer ende wint dien nacht seer variabel geweest was - maer heeft ons ontleyt met de seylen. Tegens den avondt begont heel hart te coelenGa naar voetnoot6, sulcx dat wij ons marseyls innamen; snachts int eerste quartier waren wij genootsaeckt ons schoverseyl in te nemen, oorsaeck de harde wint uyten s.w. 17 dito. De wint ende weer als vooren, polushoochte was 24 graden. Naer middach wardent hantsamer weer, sulcx dat wij ons schoverseyl wederom bij maeckten. 18 dito. De windt s.w. ten w., polushoochte was 23 graden. 19 dito. De wint w.n.w. met moy weer, polushoochte was 22 graden, 30 minuten. Vernamen in de twe ofte drye dagen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
twe graden ende een halff verminderingh van polushoochte, nietjegenstaende wij continueerlijck contrary wint gehadt hadden, t'welck mij vervonderde; doch ick en can anders niet confidereren ofte daer hebben harde stroomen om de suyt gegaen, die ons derwaerts getrasporteert hebben. 20 dito. De wint w.n.w., polushoochte was 21 graden, 25 minuten. 21 dito. De wint n.w., doende ons cours s.w. ten s. 22 dito. De wint n., doende ons cours s.w., polushoochte was 20 graden. 23 dito. De wint n.o., doende ons cours s.w., polushoochte was 18 graden, 〈3v〉 40 minuten. 24 dito. De wint w. ende w. ten n., polushoochte was 18 graden, 10 minuten; was snachts stille geweest. 25 dito. Smergens werden wij het Ilge de Sal gewaer, meende dat het eylant St. Anthonio was, het westelijckste van de Soute EylandenGa naar voetnoot1, alsoo wij ons cours van de Canarische Eylanden geset hadde om het voorszeghte eylant St. Anthonio te beseylen. Maer alsoo wij tusschen beyde veel variabel weer ende contrarie wint gehadt hebben, mitsgaeders eenige stroomen die ons minsbedunckens om de s.o. getransporteert hebben, niet [te]genstaende hebbe altijt rijpelijck geleth waer dat ons de wint plaetse gaff. Derhalven cours conde beseylen, ons cours te stellen opt eylant St. Nicolaes ende St. Lucia om alsoo St. Vincent bequamelijck te mogen beseylen. Alsoo wij het savonts aen de s. oost-seyde vant voorszeghte eylant quamen, werden wij het eylant Boa Vista gewaer, sulcx dat wij kennis cregen dat het Ilge de Sal was. Het voorszeghte eylant doet hem 〈van de noort coomende〉 in eenenGa naar voetnoota heuwel op hoochachtich; daer wat naerder coomende verthoont hem noch een heuvel, soodat het hem in tween opdoet; de reste is laechachtich lant, uytgeseyt het s. oosteyndt dat heel slechtGa naar voetnoot2 is, alwaer de ree vant voorszeghte eylant gelegen is, namelijck onder de s.s. oosthouck. Vandaer is de cours naert eylant St. Nicolaes w. ten n. ende w.n.w., 12 mijlen. De streckinge vant eylant St. Nicolaes naer St. Anthonio is w.n.w. ende n.w. ten w., 10 mijlen, naementlijck vant oosteynde van St. Nicolaes tot voor de openingh van St. VincentGa naar voetnootb ende St. Anthonio; de voorszeghte streckingh | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verstaet hem op de compassen op de Hollantsche meridiaen gelegenGa naar voetnoot1. 26 dito. Sijn wij met goddelijcke hulpe gearriveert ondert eylant St. Vicent, in de bay gelegen aen de westsijde vant voorszeghte eylandt, alwaer wij vonden onsen admirael Jacob WilckesGa naar voetnoot2 ende 〈4〉 bij hem hebbende 17 schepen ende 3 jachten. Weynich dagen voor ons comste is in den Heer gerust schipper Jan Brouwer ende Heyndrick Heyndricxz. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
marty, anno 16242, 3, 4, ende 5 dito. Heeft het hart gewaeyt, overlandige windt van den n. oosten ende n.n.o., soodat wij onse stenge moste doorschieten, vresende vant lant afgedreven te werden. 17 dito. Sijn int schip den oude Spaniaert Claes GertszGa naar voetnoot3. twe soldaten gekielhaelt, overmits sij seeckere plancken van een beschot int ruym los ofte affgebroocken hadde, soodat se door die middele bij de wijn gecoomen sijn ende getapt ende gedroncken [hebben]; nevens anderen die van de reeGa naar voetnoot4 geworpen werden ende van een quartier volcxGa naar voetnoot5 gelaerstGa naar voetnoot6. Den corporael die van de saeck wist, maer niet mede gedroncken [had], niettegenstaende wert van sijn offitie gedeporteert mitsgaders van de ree geloopen ende van een quartier volcx gelaerst; oorsaeck dat hij de saeck niet aen den dach gebracht hadde ofte hetselffde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
beleth, alsoo hij in de eerste instantie kennisse van de saeck hadde. 18 dito. Isser in de s.w. bay, daer het schip Sampson lach, een boot omgeworpen in de brandingh aen lant, soo als se om water ofte anders soude varen - alwaer drye man van verdronck. 21, 22, 23 dito. Hebben wij 300 man gesonden naer het eylant St. Anthonio te syen oft sij eenige verversingh conde becoomen; maer alsoo ons het lant mitsgaders de paden onbekent waren, hebben niet opgedaen ofte becoomen. De inwoonders vant voorszeghte eylandt, thoonende haer als viandt tegens ons, overmits ons volck gewapent aen lant quamen, t'welck sij seer qualijck namen. Sulcx dat sij een van onse adelborsten doot geslagen hebben die hem buyten de trop begaff. 24 dito. Is d'eerste persoon van ons schip gestorven, sijnde een soldaet wiens naem was Ritser Hechmans, Engelsman. 26 dito. Smiddaechs sijn wij met goddelijcker hulpe t'seyl gegaen uyt de 〈4v〉 bahye St. Vincenti, gelegen onder de 17 graden noorderbreete, alwaer wij peylden...Ga naar voetnoota noordtoosteringhGa naar voetnoot1...Ga naar voetnoota Om het voorszeghte eylandt ofte bay te beseylen, coomende van de noordt, - soo behoort men sijn cours te stellen dat men vervalt op Ilge de Sal ofte tusschen het eylant de Sal ende St. Nicolaes, om alsoo bequaemelijck het voorszeghte eylandt St. Vincent te beseylen, alsoo men dan boven windt is. De cours van Ile de Sal naer St. Nicolaes is w.n.w., 12 mijlen dat de eylanden van malcander leggen; vant oosteynde van St. Nicolaes tot de openinge van St. Vincent ende St. Anthonio is de cours n.w. ende n.w. ten w., ontrent 10 mijlen van den anderen, - alsoo ick het door experientie bevonden hebbe. Het voorszeghte eylandt St. Anthonio is het westelijckste, derhalven het hoochste van de vier eylanden, doch de anderen sijn oock redelijcken hooch bevonden, doen wij in de bay lagen. Smergens ende savonts de stromen om de noort te loopen, alsoo het dan hooch water was. Voor de voorszeghte bay is een hooge clip gelegen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ontrent een halff mijl t'zeewaert - van daer de scheepen gesetGa naar voetnoot1 lagen. 27 dito. De windt uyter noordelijcker handt; ontrent middernacht werden wij Ilge de Fogo gewaer; als men het voorszeghte eylandt wat naer comt, insonderheyt onder de lij, is men stillte onderworpen, sulcx dat wij daer 12 uren van stillte lagen ende dreven; de schepen die t'zeewaert van ons waren, hadden een goede coelt uyt den noortoosten. Het voorszeghte eylant doet hem hooch op, gelijck het inderdaet is; derhalven is Ile de Brava van gelijcken. 28, 29, 30, 31 dito. De wint n.o., ons cours doende s. ten o. ende s.s.o.; welverstaende compassen op de Hollantsche meridiaen gelegenGa naar voetnoot2. 31 dito. Savonts is in den Heer gerust Willem de Rechtere uyt den Hage vandaen. 29 dito. Is de schipper vande Vier Hemskinderen achter de galerije uyt geraecktGa naar voetnoot3, niet wetende in wat manieren, alsoo hij sieck was. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aprilis, anno 16241 dito. Windt ende cours als voren, ons bevindende onder de 9en graden 〈5〉 noorderbreete. 2 dito. Windt ende cours als vooren, polushoochte was 7 graden, 3 minuten. Tegens den avondt werden wij twe seylen gewaer bijoost van ons, doch quamen eyntelijck haer te spreecken; bevonden twe Engelse te sijn, coomende uyt de Serra LionosGa naar voetnoot4, die ons veradverteerde vant schip HollandiaGa naar voetnoot5, sorterende onder onse compangie; seyde dat het voorszeghte schip Hollandia uyt de Serra Liones t'seyl gegaen was den 11 passado, naementlijck maert. Snachts int eerste quartier bejegende ons een cleyne travadeGa naar voetnoot6 van regen sonderlangh, geen windt. 3 dito. De windt als vooren, maer was stille; tegen den avondt bejegende ons een travade van regen ende weynich windt; polushoochte was 5 graden ende 45 minuten noorderbreete. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4 dito. Windt ende cours als vooren, polushoochte was 3½ graet. Het coelden dien dach tamelijck dicht, meest met regen. 5 dito. Was het stil, polushoochte was 2 graden, 56 minuten. Wij bevonden dat ons de stroom om de suydt transpoorden, overmits wij niet sooveel wechs en seylden als wij aen de hoochte hadden. Snachts bejegende ons een travade van regen. 6 dito. De wint variabel, doch meest van de oostelijcker handt, daernaer s.o. met een tamelijcke coelte. Naer den middach bejegende ons een harde travade van regen sonderlanck, geen windt. Polushoochte was 2 graden, 15 minuten. 7 dito. De wint variaebel met stilte, meest uyten s.o. ende s.s. oosten. Polushoochte was eene graet, 40 minuten noorderbrete; alwaer wij smergens peylden de son op te gaen 10 graden bijnoorden het oost; derhalven was de natuerlijcken opganck des daechs 7 graden, 10 minuten bijnoorden het oost, - ergo 2 graden, 10 minuten oosteringhGa naar voetnoot1. 8 ende 9 dito. De windt ende weer variabel; ons bejegende somtijts een regenbuytge. Polushoochte was 25 minuten; alsoo het stil was, vertierden wij weynich; de affwijckingh als vooren. Snachts bejegende ons twe travades soodat wij onse marseyls moste innemen. 10 dito. Was het luchge van den s.o., sulcx dat wij het om de suyt leyden; 〈5v〉 naermiddach de windt n.o., ons cours doende s. ten o. ende s.s.o.; ons bevindende onder de 20 minuten noorderbreete, tegen de wint van de s.o. 11 dito. De wint als vooren, ons cours doende s.s.w.; snachts stierff Maerten Davitsz., onderstierman. 12 dito. De wint als vooren, naementlijck van den s.o.; polushoochte was smiddaechs 10 minuten suyderbreete. 13 dito. De windt als vooren, maer was stilachtich. Polushoochte 44 minuten suyderbrete; snachts was het heel stil, sommwijlen een regenvlaegen. 14 dito. De wint variabel, dooch meest stille; tegens den avont cregen wij een harden regen, mitsgaders een goede coelte uyt den s.o. ten s. Polushoochte was 54 minuten suyderbrete. 15 dito. Het luchge van den s.o., doch den heelen dach meest regen. Polushoochte was naer gissingh eene graet ende 10 minuten. Sunddaechs sterff de vijfde persoen in ons schip, twelck een soldaet was genaemt Joost Pietersz. van Leyden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
16 dito. De windt o. met een tamelijcke coelte, ons cours doende s. ten o. Polushoochte was sunddaechs 46 minuten suyderbrete, waervan ick mij vervonderde, alsoo ick meende ons bevonden te hebbe op de hoochte van 2 graden suyder breete; doch en hadden in drye etmaelen geen goe ofte oprechte hoochte conden becoomen, overmits de donckere lucht ende regen die ons drye ende meer dagen continueerden, mitsgaders variaebele wint met stilte, sulcx dat ons de stroom om de noort getransporteert heeft. 17 dito. De windt van de s.o. met een tamelijcke coelte, soodat wij dat etmael ontrent de 17 mijlen seylden. Polushoochte was naer gissingh eene graet, 54 minuten suyderbrete; naermiddaechs sagen [wij] 10 ofte 12 swarte meuwen, gelijck wij oock onder de Linie gesien hadden, welck eenich lant most beduyden. Nochtans was 〈6〉 mijn gissingh 70 mijlen van het naeste landt te sijn, naementlijck Penede St. PedroGa naar voetnoot1, alwaer wij de Linie mijns bedunckens passeerden; welcke longitudo bequaemste is de Linie te dubbeleren voor schepen die naer Brasilyen willen. 18 dito. De wint o. ende o. ten s., met een tamelijcke coelt. Polushoochte was 3 graden, 8 minuten. 19 dito. De wint als vooren met een dichte coelte. Polushoochte was 4 graden, 28 minuten. 20 dito. De wint als vooren, polushoochte was 5 graden, 44 minuten; ons cours doende s. ten w. ende s.s.w. 21 dito. De wint ende cours als vooren. Ons bevinde een ure voor daech op de hoochte van 6 graden, 30 minuten. Smergens heeft den hr. admirael het seyn gedaen om sijn raet aen boort te hebben, te openen de secrete instructie van de Hr. Meesters mede gegeven, waeruyt wij verstonden onse desseynGa naar voetnoot2 te sijn naer de Bahy de todos los Sanctos. 22 dito. Windt ende cours als vooren, polushoochte was smiddaechs 7 graden, 34 minuten. Smergens sterff Willem Cornelisz., bootsgeselGa naar voetnoot3. 23 dito. De windt uyt de oostelijcker handt, ons cours doende s. ten w.; onse polushoochte was 8 graden, 4 minuten. Ick giste de Caep St. AugustijnGa naar voetnoot4 86 mijlen west van ons. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
24 dito. De windt n.o. ende o.n.o., polushoochte was 9 graden, 54 minuten; cours als vooren. 25 dito. Wast meest stille, het luchge variabel doch meest uyt de westelijcker handt; met regen naermiddach van den n.o. Peylde smergens der sonnenopganck 19 à 20 graden bijnoorden het oost; de rechten opganck was 13 graden ende een halff bijnoorden het oost, waeruyt ick besluyt dat onse compassenoortoosteringh 6 ende een halffe graet is. Snachts wast meest stille. 26 dito. Het luchge variabel, doch meest uyt den s.s.oosten. Ontrent den middach hadden wij harde regen sonderlanck, geen windt. Polushoochte was 10 graden, 30 minuten. Snachts was de wint meest van den s.s.o. 27 dito. De wint van de s.s.oosten, polushoochte was 10 graden, 56 minuten. 〈6v〉 28 dito. De wint als vooren, polushoochte was 11 graden, 27 minuten suyderbrete. 29 dito. De wint o.s.o., ons cours doende s.w. ten s. ende s.s.w.; polushoochte was 12 graden, 20 minuten. Ons bejegende altemet een regenbeuytge met een goede coelte. 30 dito. Windt als vooren, polushoochte was 13 graden, 30 minuten; ons cours doende s.w. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mayus, anno 16241 dito. De wint als vooren, polushoochte was 14 graden, 6 minuten; sulcx dat wij ons cours w. ten s. instelde om de Bahy de todos los Sanctos bequamelijck te mogen beseylen. 2 dito. Wint ende coursGa naar voetnoota als vooren, polushoochte was 14 graden, 18 minuten. 3 dito. De wint n.o. met een tamelijcke coelte, polushoochte was 14 graden, 12 minuten. 4 dito. De wint als vooren, polushoochte 14 graden, 12 minuten. Ontrent s.s.ooster son werden wij het lant gewaer, van ons ontrent sijnde 5½ mijlGa naar voetnoot1; naermiddach wende wij het van de wal aff om van de Portugijsen niet ontdeckt te warden. 5 dito. De wint als vooren, met veel regens; naermiddach wast heel stil; soo veer van lant dat wij het van de stengeGa naar voetnoot2 pas syen conde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6 dito. Variable winden, doch meest van de s.oosten; snachts regende het hardt; waren ontrent vier mijlen buyten de wal. Dito scheepten wij onse soldaten over in de vier scheepen die daertoe gedestineert waren, naemtlijck t'schip Gelderlant, den Roode Leeuw, het Gulde-Zeepaert ende het schip St. Christophel, - uyt welcke scheepen de soldaten gelandt soude werden ontrent Ville ViellgeGa naar voetnoot1. 7 dito. De windt uyt de suydelijcker handt, doende ons cours lanckx de wal 〈7〉 om de bahy te beseylen. Polushoochte was 13 graden, 52 minuten; het voorlant op de voorszeghte hoochte is laech, bewasschen met geboomte, het binnelant is hier ende daer berchachtich. 8 dito. De windt variabel doch meest van den s.oosten; smergens ontrent s.ooster son quamen wij voor de voorszeghte bahya, alwaer wij een Portugees carveelGa naar voetnoot2 gewaer werde; doende ons devoir om het selffde te becoomen, doch en cregen het niet. Onse resterende schepen ofte vloot, uytgeseyt het schip Nassauw waren ontrent de 4 mijlen bijsuyden van ons, menende dat daer de bay moste sijn; maer alsoo wij eenige schootenGa naar voetnoot3 schooten met onse swaerste stucken, sijn sij endelijck naer ons toe ofte aff gecoomen. 9 dito. Arriveerden wij met goddelijcker hulpe in de bahye ontrent twe uren naermiddach, te weten voor de stadt; daer geen geschiet en manckeerde van wedersijden, alsoo sij onder de stadt aen de watercant hadde een platteforme ofte baterije waerop dat lagen 8 metalenGa naar voetnoot4 ende 2 ijsere stuckenGa naar voetnoot5, mitsgaders een ander fortge daerop lagen drye stucken die continueerlijck op ons schooten; nevens de schepen, tot 24 in getal, die tegens de gront aengecortGa naar voetnoot6 lagen, waervan der sommige wel gemonteert waren van geschut ende aencleven vandien; die oock haer devoir deden met schieten; als oock hier ende daer van de watercant daer sij ontrent 20 gotelingeGa naar voetnoot7 hadden leggen, achter borstweringe ende andere meurageGa naar voetnoot8 daer lancx de watercant gelegen. Ick was van meninge tusschen de scheepen in te creu- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 112]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een gedeelte uit het journaal
(28 januari 1624, zie p. 101) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ckenGa naar voetnoot1, daert meeste gewelt uyt gedaen werde; maer alsoo wij niet vlootenGa naar voetnoot2 en conden, seylden tegens de gront aen ontrent een groote steenworp van de voorszeghte scheepen; doch alwaer wij onse stucken sooveel losten ende laden op den viandt als wij conden, naementlijck op de voorgenomde baterije 〈die ontrent een roerschootGa naar voetnoot3 van ons lach〉 ende des viants scheepen. Doch prepareerden middellertijt onse boot waerin dat inbarcqueerde ontrent de 30 musquettiers, nevens de boot vant schip Groningen ende Nassauw; sijn alsoo onder ons geschiet de Portugeesche scheepen aen boort gevaren, sijn derhalven dadelijck overgesprongen, sulcx 〈7v〉 dat de Portugeesen de vlucht naemen uyt de schepen naer lant toe. De voorszeghte schepen geincorporeertGa naar voetnoot4 hebbende, cregender 11 van de wal met hulp van andere boots, meest geladen met suycker ende eenige met wijn ende andere coopmanschappen; de rest van de voorszeghte schepen raeckten in de gront alsoo sij dapper doorschooten waren, mitsgaders eenige in den brant. Savondts ben ick, soo als den doncker begonst te vallen met 14 boots, yder boot gemant met ontrent 20 man vaerentvolckGa naar voetnoota van den admiraels boort gevaren om een exploict te doen op de voorgenoemde platteforme ofte baterije om het selvige te incorporeren, alsoo het groote schade onder onse vloote was doende met schieten, gemaerckt daer sware stucken op stonden. Soo als wij met onse boots daer aenquamen 〈naerdat sij twe stucken op ons gelost hadden〉, naemen de Portugeesen ten deelen de vlucht ende eenige die stee hielden, - doch mosten eyntelijck de vlucht nemen dewijl wij dicht met onse mosketterij schooten; ende quaemen op de muragie van de baterije ondert geschiet van onse mosketterij, sulcx dat wij het eyndelijck verovert hebben. Nietjegenstaende schermutseerde ontrent een uuer tegens de Portugeesen, die uyt de baterije gevlucht waren ende anderen die daer waren om de watercant te defenderen; waren ontrent 600 int getal sooals ick verstaen hebbe van de Portugeesen. Sulcx dat ons cruyt ende loot begonst te mancqueren, hebben eyntelijck de stucken vernageltGa naar voetnoot5 ende ons volck | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geinbarckeert in de boots ende naer boort gevaren, danckende Godt de Heer voor de goede victorie die hij ons verleet hadde. 10 dito. Smergens alsoo onse boots geprepareert ofte gemant waren een lanttocht te doen, ben ick met drye boots vooruyt gevaren om te besichtige waer wij best landen souden; bij lant coomende sach ick geen gewach van Portugeesen ofte eenich geschiet van den viandt, sulcx dat ick presumeerde dat se snachts gevlucht waren. T'welck wij, in de stadt coomende inderdaet soo bevonden, - t'eenemael jonck ende oudt snachts gevlucht zijnde, uytgeseyt den governeur, bij hem hebbende ontrent de 30 persoonen; die hem liet vinden met de voorszeghte parsoonen in sijn huys, sulcx dat wij se gevanckelijck naer onse schepe brachten. 22 dito. Hebben wij een schepken becoomen een weynich buyten de bahy, coomende van LysbonGa naar voetnoot1, groot ontrent 60 lastenGa naar voetnoot2, geladen met stickgoederenGa naar voetnoot3 ende andere coopmanschappen, daer waerdich sijnde sooals de Portugeesen seyden, 30.000 ducatenGa naar voetnoot4. 27 dito. Noch een scheepken becoomen, groot ontrent 45 last, coomende van Rio de Ganero, in hebbende 180 kisten suyckers, mitsgaders 105 huyden; was gedestineert de reste van sijn ladinge in de bahy te halen. 28 dito. Een scheepken becoomen, groot ontrent 20 last, coomende van Rio de Ganero ende Spirito SanctoGa naar voetnoot5; in welck scheepken waren 10 Jesuyten, mitsgaders vier monycken van de ordre St. BentoGa naar voetnoot6 ende twe Franciscanen. Int voorszeghte scheepken wert bevonden ontrent de 6000 ducaten aen realen van 8enGa naar voetnoot7 ende gegooten silver; voorders was het ruym vol kisten suyckers ende marmaladen. 29 dito. Snachts isser een barckGa naar voetnoot8 van Spirito Sancto in de bahy gecoomen ende heeft het geset tusschen de schepen ende het lant, niet anders wetende ofte bahy was noch Portugees; | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vernam haest anders alsoo de boot van de Vier Hemskinderen 〈die hem eerst gewaer wert〉 aen boort voer, seggende dat sij hem in handen van ons begeven soude; de Portugeesen vervondert ende niet weynich verbaest sijnde haer soo te vinden in de handen van haer vianden. In de voorszeghte berck werden bevonden 26 kisten suyckers mitsgaders 50 alckeres sijmboGa naar voetnoot1, welck Angoles gelt is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
juny, anno 16241 dito. Hebben wij een Portugees scheepken genoemen, coomende van Angola, in hebbende 250 swarten om daer te vente ofte vercoopen. Naermiddach is Claes Gerrits VosGa naar voetnoot2 t'seyl gegaan naer vaderlant, ten delen geladen met suycker ende huyden. 4 dito. Hebben wij met onse sloepen een Portugees scheepken aen lant gejaecht, naementlijckt aent eylant TaparijckeGa naar voetnoot3; welck scheepken coomende vant eylant Madera ofte Canarijen, alsoot wijn inne hadde, twelck wij aen brant staecken. 15 dito. In de voornacht sijn wij een Portugees schip in de bahy gewaer 〈8v〉 geworden; hij, niet beter wetende ofte de bahy was noch Portugees. Sulcx dat ick met twe boots wel gemant daernaertoe roeyde, te weten onse ende de schout-bijnacht boot; abordeerde hem, doch wij verden wederom affgeslagen, alsoo van mijn volck 9 gequest waren ende twe die voor doot lagen. Nietjegenstaende is daernaer verovert van onse chaloupenGa naar voetnoot4 die ons tot assistentie quamen; die hij het opgaff sonder een schoot te schieten. Het voorszeghte schip quam van St. CruysGa naar voetnoot5, een van de Canarysche eylanden, geladen met wijnen te weten 250 pijpenGa naar voetnoot6. 16 dito. Hebben wij een oudt fleutge, dat daer verovert was | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
naer PharnambockGa naar voetnoot1 gesonden, waerin dat waren 140 Portugesen, soo mans als vrouwen ende kinders. 17 dito. Hebben onse jachten mitsgaders de sloepen een Portugees scheepken aent eylant Taparijcke gejaecht. 18 dito. Is de coronel jonckheer JohanGa naar voetnoot2 beuyten gereden met eenich voetvolck ende eenige te paert; coomende ontrent TapesijpeGa naar voetnoot3 ofte fort Minimes is van sijn volck affgeweecken boswaert in, bij hem hebbende twe van sijn ruterije. Ende alsoo de viandt daerontrent was, houdende haer bedeckt int voorszeghte bos, hebben haer gelegentheyt aengesyen ende den voorszeghte coronel besprongen; sulcx dat sij hem t'hooft, de ooren, eene handt ende sijn mannelijcheyt affgesneden hadden; de twe die bij hem waren, sijnt ontvlucht. Het lichaem van de coronel voorszeght mitsgaders het hooft hebben ons volck de Portugeesen wederom ontjaecht; sulcx dat twe dagen daernaer in de bahy eerlijck begraven wert. 23 dito. Een scheepken becoomen dat selffs in de bahy quam met lichten dach, menende dat wij Portugeesche scheepen waren 〈vernam haest anders〉, coomende van Medera, in hebbende 140 pijpen wijn. 24 dito. Snachts hadden de Portugeesen een exploict voor om ons jacht aff te loopen, naementlijck het jacht genaemt...Ga naar voetnoota van Rotterdam, leggende op de wacht ondert eylant van Taparijcke. De 〈9〉 Portugeesen ende Bresilianen waren over de 200 geinbarckeert in canoys ende andere vaertuych, waermede sij aen boort quaemen; doch die vant jacht legen haer vromelijckGa naar voetnoot4 aff, sulcx dat sij een canoy ofte twe in de gront schooten, oversulcx dat de Portugeesen ende Bresilyaenen retiererden ofte vlucht naemen. 27 dito. Een Portugees schip becoomen; was gedestineert om daer te coomen laeden, oversulcx dat het leegh was, comende van St. JagoGa naar voetnoot5, gemontteert met 10 lepelstuckenGa naar voetnoot6. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
july, anno 16247 dito. Is in de bahy gearriveert een bootge, sijnde een advijsGa naar voetnoot1 uyt Hollandt van de Hr. Meesters gesonden; alwaer schipper op was Cornelis Dircxz. van Amsterdam. 23 dito. Is t'seyl gegaen naert vaderslant Jan Cornelisz. Speelman, Frans Jansz., Aryen Jorisz., ende Pieter Claesz.Ga naar voetnoot2; de 4 voorszeghte schepen waren geladen met suycker, huyden ende eenige BrasilyhoutGa naar voetnoot3, uytgeseyt de fleuyte die eenige pijpen wijn [in hadde]. 28 dito. Is t'seyl gegaen den hr. admirael Jacob Willkes naer de WestindiesGa naar voetnoot4 om sout te laden, bij hem hebbende 10 coeffvaerdijGa naar voetnoota ofte gehuyrde scheepenGa naar voetnoot5. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
augusty, anno 16245 dito. Sijn wij met goddelijcker hulpe uyt de Bahy todos los Sanctos t'seyl gegaen, naementlijck t'schip Neptunus als admiraelGa naar voetnoot6, Hollandia vice-admirael, t'schip Gelderlant schout-bijnacht, mitsgaders het jacht de Seejager ende MereminGa naar voetnoot7, de sloep de Haes ende Cleyn Neptunus, om onse gedestineerde reys te vorderen naer Angola, te weten Louanda. 7 dito. Hebben wij een Portugees scheepken becoomen, coomende van de Carijsche 〈9v〉 eylandenGa naar voetnoot8, in hebben[de]: 104 pijpen wijn; 29 vaetges oly, yder groot een vierdepaert van een pijp; 22 vaten meel, yder vat d'een door d'ander groot 2/3 van een pijp; 9 stucken gansenoogenGa naar voetnoot9; 10 stucken pletsGa naar voetnoot10; een gargantijlgeGa naar voetnoot11 ofte vrouwenhalsbant van gout; twe hangses | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aen de ooren; een stuck swartsijde groffgrijenGa naar voetnoot1, lanck 26 ell; 2 lb. stick ende naysijde; 16 paer sijde coussen. In de schipperskist bevonden 4 potten saffraenGa naar voetnoot2, 6 stucken gout leer, 8 latijnsche boecken in fol, 4 gestickte deeckens. Tusschen dito 7 ende 8 quaemen wij ten ancker, oorsaeck de stilte ende holle zee die ons naert lant transporteerde; was diep 9 vadem, de gront steenachtich, sulcx dat wij schade leeden van onse touwenGa naar voetnoot3; derhalven een van ons sloepen verloor daer 2 anckers mitsgaders een van ons jachten. De tijt van dry etmaelen dat wij daer lagen, was het weer seer ongestadich. Wij souden vandaer eer t'seyl gegaen hebben, maer mosten wachten naert jacht de Meremin die de top van sijn mast vermaeckt moste sijn, alsoo se ontstelt was. 11 dito. Smergens sijn wij vandaer t'seyl gegaen, doende ons devoir om zee te maecken; de windt van den o.n.oosten, doch variabel; leggende de beste boech voor met wenden ende drayen. 12 dito. De windt meest van den s. oosten, weer ende windt ongestadich met regenbuyen. 13 dito. Savonts bevonden wij ons 4 mijlen t'zeewaerts van Moro St. PauloGa naar voetnoot4; de wint de geheele nacht om de oost laten staen, sulcx dat wij ons smergens bevonden ontrent 6 mijlen buyten de wal te sijn, namentlijck acht mijlen bijnoorden de bahy. Alwaer het slechachtichGa naar voetnoot5 lant is, het scheen ofte het dunichGa naar voetnoot6 was overmits de veel witte plecke die hem verthoonde, ende sonderlanck geen geboomte daerop. Het lant besuyden de bahy is hooger, op veel plaetse dubbelt bewasschen met geboomte. 14 dito. Windt als vooren, ons cours nemende om de oost om zee te maken; 〈10〉 waren savonts ontrent 10 mijlen buyten lant, de lengte hebbende van Rio de PedresGa naar voetnoot7. 15 ende 16 dito. De windt noch van den s.o., ons ganck nemende om de oost, soo hooch wij seylen condenGa naar voetnoot8. 17 dito. De windt o., sulcx dat wij het wende om de suyt; polushoochte was 11 graden, 20 minuten; naer den middach | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
deden wij t'seyn om den raet aen boort te hebben. Resolveerde eensamentlijck te gaen naer Pharnambock 〈alsoo ons de windt derwaerts transporteerde ofte leyden〉 om aldaer te verwachten de vloote uyt Pharnambock die vandaer gemeenelijck t'seyl gaet den 6 ofte 28 ditoGa naar voetnoot1. 18 dito ende 19en. De windt meest van den s.o., ons devoir doende om oost te becoomen; polushoochte was 9 graden, 39 minuten; gisten ons buyten het naeste lant ontrent 12 mijlen. 20 dito. Wint als vooren, polushoochte was 9 graden, 15 minuten; gisten ons buyten eylant St. ElixoGa naar voetnoot2 12 mijlen; t'voorszeghte eylant is gelegen 6 mijlen bijsuyden de Caep St. Augustijn. 21 dito. Ons bevindende onder de 8 graden, 52 minuten suyderbreete; ons ganck ofte cours noch continueerende om de n.o.; savonts setten wij ons cours n. ten o. in, alsoo wij de Caep St. Augustij, uytwijsende onse gissingh, w. van ons hadden. Doch presumeerde dat wij het lant sagen met onderganck der sonne, maer wierpen geen gront; den geheelen nacht hebbent wij noorden in laten staenGa naar voetnoot3. 22 dito. Smergens settende wij cours n.w. in tot suytooster sonGa naar voetnoot4 toe; quamen doen het lant te sien van de stenge aff; bevonden diep te sijn 30 vadem, groff sant met eenige steenckens ende corael gemengtGa naar voetnoot5. Polushoochte was 7 graden, 49 minuten; ontrent 5 mijlen buyten de wal is diep 20 vadem, gront als vooren. Anckerde het tegens den avondt, buyten de wal sijnde 4 à 5 mijlen, op 20 vadem waters, gront gelijck daer geseyt is. Polushoochte was, daer wij geseth lagen, 7 graden, 40 minuten. 22, 23, 24 dito. Daer noch gelegen, de wint continueerde van de s.o. ende 〈10v〉 s.s.o. met een dichte coelte; de stroom om de noort haer ganck nemende niet seer hardt, sulcx dat een beseylt schip het tije conde stoppen met laveren; doch het tij ginck somwijle harder, insonderheyt alst dicht coelde. Het lant daer wij dwers afflagen, is genaemt bij de Portugeesen Viana; is een root pleckich lant aen de zeecant, derhalven sommige plecken uyten witten; de voorszeghte plecken ofte pleckich lant siet | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
men ontrent de spatie van een ½ mijl lancks de custe, dan verthoont hem het lant wederom uyten bruyne. 25 ende 26 dito. Daer noch gelegen. Vernamen gans geen scheepen nochte barcke. Ontrent middernacht gingen wij onder seyl om yder op sijn gedestineerde plaetse te coomen ofte legge, den viandt te beter te connen attraperen. Sijn smiddaechs wederom ten ancker gecoomen, naementlijck den 27 dito op 30 vadem waters, groff sant gemengt met corael ende cleyne steenckens, sulcx dat de gront niet als te suyver en was. 27, [2]8, [2]9, 30, 31 dito. Daer noch gelegen, coelden alle daechs dicht uyt den s.o., soodat het water vrij crap ginghGa naar voetnoot1; wanner de windt het suyden naerderden, te weten s.s.o. ofte s. ten o., liep de stroom veel harder om de noort dan als de wint van den s.o.Ga naar voetnoota was; want wij alsdan sonderlanck geen stroom en hadde. In deGa naar voetnootb tijt wij daer lagen, vernamen gans geen seylen, uytgeseyt twe scheepkens die boven windt ende stroom 〈de jongste vier dagen〉 geseth lagen. Gongen somtijts onder seyl, daermede wilden te verstaen geven, soo ick presumere: hier sijn wij leggende op de wacht, te syen wat ghij teweech sult brengen ofte het hooft henen wenden; sulcx dat ick vastelijck meen dat het verspieders uyt Pharnambock sijn geweest, die de gouverneur daer onthout te sien ofte cust claer is, insonderheyt alsser eenighe scheepen in Pharnambock gereet sijn om t'seyl te gaen. De 〈11〉 stroomen loopen daer langs de cust van Brasyl van ½ maerti tot ½ september toe om de noort, wederom van ½ september tot ½ maert om de suyt; ende sooals de stroomen loopen, vougen haer de mossonen van winden, te weten van ½ maert tot ½ september heeft men suydelijcke winden lancx de custe, wederom van ½ september tot ½ maert heeft men noordelijcke wint langs de wal. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
septembris, anno 16241 dito. Sijn wij vandaer t'seyl gegaen, alsoo wij sagen dat wij verspiet ofte ontdeckt waren van die van Fharnambock; derhalven het springh van die volle maen 〈daer de vloote behoorde bij uyt te coomen〉 vier dagen verstreecken was, sulcx datter geen apparentie langer en was om voor ons daer langer te touven ende geraden was ons reys te vorderen naer Angola. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2 dito. De wint s.s.o. met een dichte coelte, ons cours nemende om de oost; polushoochte was 6 graden, 33 minuten; bevonden de stroom om de noort te gaen, dewijl wij daerwaerts getransporteert wierden, uytwijsende de hoochte. 3 dito. Wende wijt om de suyt, alsoo de windt van den o.s. oosten was; polushoochte 5 graden, 50 minuten, - naer gissingh alsoo het een betoogenGa naar voetnoot1 lucht was ende geen hoochte en conde becoomen. 4 dito. Wint ende cours ofte ganck als vooren, polushoochte was 7 graden, 10 minuten. 5 dito. De wint noch continueerende o.s.o., ons ganck nemende om de suyt; polushoochte was 8 graden, 20 minuten; wij gisten ons te sijn buyten de Caep St. Augustij ontrent 10 mijlen. Wij wierpen savonts het loot, bevonden geen gront met 130 vaenGa naar voetnoot2 lijns. 6 dito. De wint s.o. ten o., sagen smergens het lant, namentlijck Capo 〈11v〉 St. Augustijn w.n.w. van ons, ontrent 6 mijlen van ons, alsoo wij de voorszeghte caep uyt de marsGa naar voetnoot3 sagen. Ontrent den middach sagen wij noch de voorszeghte caep n.w. van ons, ontrent 9 mijlen. Alwaer wij het loot wierpen, bevonden het niet dieper te sijn als 30 vadem, santgront met schulpen gemengt; polushoochte was 9 graden, 12 minuten; savonts gisten wij te sijn ontrent 10 mijlen buyten t'eylant St. Alexo, daer vooren van verhaelt is; alwaer wij het loot wierpen, bevonden diep 25 vadem, santgront gemengt met eenige steenckens ende corael. Savonts wenden wij het om de oost, alsoo de wint naert s.s.o. liep. 7 dito. Windt variabel met motregen, wendent smiddaechs om de suydt. 8 dito. De wint meest van den oost ende o.n.oosten; polushoochte was 10 graden, 15 minuten, alwaer wij peylden 7½ graedt nooroosteringh. 9 dito. De wint als vooren, polushoochte 11 graden, 6 minuten; snachts de wint variabel doch meest uyt den s.o. ten s. met regen. 10 dito. De wint o. ende o. ten n.; polushoochte was 12 graden, 3 minuten. Smergens bejegende ons een kaeck ofte vlaeg regen sonderlanck, geen wint; wij gisten ons buyten de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
cust van Brasyl 54 mijlen Hollants.Ga naar voetnoot1 Snachts de wint van o. ten s. met een dichte coelt. Wij hadden onse groote sloep affteraen alsoo hij des daechs de top van sijn groote mast affgeseylt hadde. 11 dito. De wint als vooren, polushoochte was 13 graden, 38 minuten; alwaer wij peylden 9 graden wassende noortoosteringh; de wint van den o. ten n. tegens den avondt. 12 dito. De wint als vooren met een tamelijcke coelte; polushoochte was 14 graden, 50 minuten. 13 dito. De windt van de o. ende o. ten s.; polushoochte was 15 graden, 〈12〉 34 minuten; ick giste ons van de cust van Brasyl te sijn 80 mijlen. 14 dito. Wint als vooren; polushoochte was 16 graden, 48 minuten, alwaer wij peylden 10 graden noortoosteringh. 15 dito. De wint o. ten n., ons ganck ofte cours noch al nemende om de suydt. Polushoochte was 18 graden, 14 minuten, sulcx dat wij dito de AbreolgesGa naar voetnoot2 passeerden; mijn gissingh was 82 mijlen buyten lant. Men mach de voorszeghte Abreolges passeeren 15 mijlen buyten de cust zijnde, alwaer het diep is tusschen de 40 ende 50 vadem; de drye eylandekens daer hem het ryff affstreckt t'zeewaerts, en leggen over 10 mijlen vant vaste lant niet; sulcx dat men de Abreolges ofte ryff passeeren mach int gesicht van de voorszeghte eylandekens, uyt de mars te sien; sooals men van de diversche Portugeesen onderrecht is die de voorszeghte Abreolges soo buyten de voorszeghte eylandekens als binnen gepasseert hebben. Gemerckt daer twe canalen sijn die door het voorszeghte ryff heen loopen, daer lichte scheepen door passeeren conden. Wij peylden savonts 10 graden noortoosteringh. 16 dito. De windt meest n.n.o., sulcx dat wij o. ende o. ten s. seylden; polushoochte was 19 graden, 10 minuten. 17 dito. De windt als vooren, polushoochte was 19 graden, 50 minuten; dat etmael geseylt 20 mijlen, o.s.o. behouden. Mijn gissingh was tusschen beyde de eylanden in te sijn, namentlijck het eylant TrinidadeGa naar voetnoot3 ende AcensanGa naar voetnoot4, doch wij en sagen geen van beyden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
18 dito. De wint noch continueerende van den n.o. ende n.n.o.; dat etmael geseylt 20 mijlen, o.s.o. behouden; polushoochte was 20 graden, 22 minuten. 19 dito. De wint uyt de noordelijcker handt met een dichte coelte; ons 〈12v〉 cours doende o.; dat etmael geseylt 28 mijlen; polushoochte was 21 graden, 2 minuten. 20 dito. De wint n. ten w. met een tamelijcke coelte; dat etmael geseylt 25 mijlen, o. wel soo suydelijck behouden; polushoochte was 21 graden, 15 minuten. Wij bevonden, uytwijsende de polushoochte, dat ons de stroom om de suyt transporteerden. 21 dito. De wint smergens n.o., naermiddach van den n.n.o.; dat etmael geseylt 18 mijlen o. ten s. behouden; polushoochte was 21 graden, 30 minuten. 22 dito. De wint n. ten o. met een tamelijcke coelte, doende ons cours o. ten s.; dat etmael geseylt 26 mijlen; polushoochte was 22 graden, 25 minuten; alwaer wij peylden 14 graden nooroostering. Derhalven gisten ick ons te sijn bijoosten de Caep Thome 〈gelegen op de cust van Brasilyen, op de hoochte van 22 graden, 30 minuten〉 288 mijlen Hollandts. 23 dito. De wint n.n.w., met een dichte coelte; dat etmael geseylt 31 mijlen, doende ons cours o.s.o.; polushoochte was naer gissingh 23 graden, 15 minuten. Een ure in de nacht sijnde, schoot de wint tot den s.o., daernaer o. ende o.n.o., leydent om de suyt. 24 dito. De wint s.s.w. met een dichte coelte, doende ons cours s. ten o.; dat etmael geseylt 30 mijlen; polushoochte was 23 graden, 55 minuten. 25 dito. De wint meest van den o.s.o., met een tamelijcke coelte; ons cours ofte ganck nemende om de suyt; polushoochte was 24 graden, 4 minuten; dat etmael geseylt differente coursen, alsoo de wint variabel geweest was. 26 dito. De wint n. met een tamelijcke coelte, doende ons cours o.s.o.; 〈13〉 polushoochte was 24 graden, 45 minuten; dat etmael geseylt 22 mijlen; tegens den avondt de wint n.w. ten n. 27 dito. De wint n.n.w., ons cours doende als vooren; polushoochte was naer gissingh 25 graden, 20 minuten; dat etmael geseylt 32 mijlen. 28 dito. De wint als vooren, met een dichte coelte; dat etmael geseylt 34 mijlen; onse hoochte was naer gissingh 26 graden, 43 minuten; conde geen seeckere hoochte becoomen overmits de betoge lucht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
29 dito. De wint w. ten n. ende w.n.w., met een dichte coelte; dat etmael geseylt 34 mijlen; ons cours doende o. ten s.; polushoochte was 27 graden, 5 minuten; savonts quam de wint van de s.s.w. met motregen. 30 dito. De wint noch van de s.s.w.; dat etmael geseylt 28 mijlen; cours als vooren; polushoochte was als vooren; snachts liep de wint tot de o.s.o., sulcx dat wij het om de suyt leyden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
octoberis, anno 16241 dito. De wint variabel met stilte, soodat wij dat etmael weynich vertierde, doch seylden ontrent de 12 mijlen, o.n.o. behouden. 2 dito. Was het heel stil; polushoochte was 26 graden, 20 minuten; tegens den avont quam de wint van den n.n.w. met een tamelijck coelte. 3 dito. De wint voor de middach als vooren, naermiddach n.w. met motregen; ick giste ons s. ende noorden met St. Helena, alwaer wij peylden 13 graden noortoosteringh; polushoochte was 27 graden, 10 minuten. 4 dito. De wint als vooren, nemende ons cours om de s.s.o. behouden; 〈13v〉 polushoochte was 28 graden, 11 minuten. 5 dito. De wint van den n.o., maer was stillekens; dat etmael geseylt 10 mijlen, s.s.o. behouden; polushoochte was 28 graden, 35 minuten. 6 dito. De wint n. ten o. met een tamelijcke coelte; dat etmael geseylt 24 mijlen, s.o. ten o. behouden; polushoochte was 29 graden, 30 minuten; alwaer wij peylden 11 graden affgaende noortoosteringh. Ick giste St. Helena van ons wel soo westelijck als noordelijck. 7 dito. De wint als vooren met een tamelijcke coelte; dat etmael geseylt 24 mijlen, o. ten s. behouden; polushoochte was 29 graden, 45 minuten; alwaer wij peylden savonts 10 graden stijff affgaende noortoosteringh. 8 dito. De wint n.n.w. met een dichte coelte; naermiddach schoot hij west met een regenbuyn, sulcx dat wij ons marseyl innamen; doende ons cours o.; polushoochte was 30 graden, 6 minuten; dat etmael geseylt 30 mijlen. 9 dito. De wint w. ten s., ons cours doende o.; polushoochte was 30 graden; dat etmael geseylt 33 mijlen. 10 dito. De wint s. ende s. ten w., somwijlen met regenbuytges; dat etmael geseylt 26 mijlen; polushoochte was als vooren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dito heb ick het seyn gedaen de schippers ende stierluyden aen boort te hebben; te vragen naer haer gissingh, te weten hoeverde dat se noch buyten de cust van Angola waren, - om uyt heur advysen een behoorlijcke cours te stellen. Sulcx dat geresolveert wert ons cours in te stellen n.o. ende n.o. ten o., naementlijck vant besteck van de cust van Angola 228 mijlen; dat op de hoochte van 30 graden, alwaer wij savonts peylden 8 graden, 40 minuten 〈14〉 noortoosteringh. De gissingen van de schippers ende stuerluyden differeerden de minste met de meeste 66 mijlen. 11 dito. De wint s. ende s.s.w., ons cours doende n.o. ende n.o. ten o.; dat etmael geseylt 25 mijlen; polushoochte was 28 graden, 50 minuten; alwaer wij smergens peylden 8½ graet noortoosteringh. Ick giste St. Helena NovaGa naar voetnoot1 wel soo westelijck als n. van ons. 12 dito. De windt variabel met stilte, meest uyt de suydelijcker handt; dat etmael geseylt 8 mijlen n.o. ende n.o. ten o.; polushoochte was 28 graden, 26 minuten; alwaer wij peylden 8¼ graet noortoosteringh. 13 dito. De wint meest van de s.s.oosten, somwijlen variabel; dat etmael geseylt 20 mijlen, n.o. behouden; polushoochte was naer gissingh 27 graden, 35 minuten. Ick gisten ons buyten de cust van Angola op de voorgenoemde hoochte o. ende w. 120 mijlen; alwaer wij peylden 7 graden stijff noordtoosteringh. 14 dito. De wint van de s.o. met een tamelijcke coelte; ons cours doende n.o. ende n.o. ten n.; polushoochte was 26 graden, 28 minuten; alwaer wij smergens peylden 6¼ graet noortoosteringh. 15 dito. De wint s. ten o. ende s.s.o.; polushoochte was 25 graden, 15 minuten; dat etmael geseylt 25 mijlen. 16 dito. De windt als vooren met een dichte coelte; polushoochte was 23 graden, 48 minuten; dat etmael geseylt 33 mijlen, n.o. behouden; ons bejegende vrij wat bicxcemGa naar voetnoot2, doch en quam geen quaet weer naer. Savonts setten wij ons cours n.o. in, scheuns de wal; werden gedaen door oorsaecke oft ons de wal eerst bejegent hadde als de gissingh was - alsoo het daer op de voorszeghte hoochte een laegh lant is dat men bij nacht qualijck syen can, als men eenige quantiteyt van distantie aff is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
17 dito. Smergens setten wij ons cours wederom n.o. ten o.; de wint s. met 〈14v〉 een dichte coelt; polushoochte was naer gissingh 22 graden. Dito sagen wij eenige tromfusGa naar voetnoot1 drijven, het welck d'eerste waren die wij gesien hadde. 18 dito. Windt als vooren, met een dichte coelt, soodat wij onse marseylsGa naar voetnoota innamen; polushoochte was 19 graden, 48 minuten; ons cours doende n.o. ten n. behouden. 19 dito. De windt als vooren; het wayde niet soo hardt als daechs tevooren, sulcx dat wij ons marseyls daer wederom bijmaeckte; polushoochte was 18 graden, 7 minuten; doende ons cours n.o. ende n.o. ten o. 20 dito. De wint als vooren, doch meest van den s.s.o. met een dichte coelt ende betooge locht, sulcx dat wij de marseyls innamen; polushoochte was naer gissingh 16 graden, 45 minuten; ons cours doende n.o. ten o. behouden. 21 dito. De wint s. ten o. ende s.s.o., met een dichte coelte, sooveel als wij ons voormarseyl te halver stenge conde voerenGa naar voetnoot2; doende ons cours als vooren; polushoochte was 15 graden, 37 minuten. Snachts int eerste quartier werden het handtsaem weer, sulcx dat wij ons marsseyls wederom voeren mochten. 22 dito. De wint meest van den suyden ende s. ten w.; doende ons cours o. ende o. ten n. om het lant op te doen; polushoochte was 14 graden, 36 minuten; dat etmael geseylt 28 mijlen; wij sagen eenige streepen int water al oft grondich waterGa naar voetnoot3 hadde geweest; snachts wast heel stil. 23 dito. De wint als vooren, met moy weer; ontrent s.ooster son werden wij het lant gewaer, namentlijck de cust van Angola, 3 ofte 4 mijlen van ons wesende, overmits het doncker weer was; vervielenGa naar voetnoot4 ontrent op de 14 graden. Is op de voorszeghte 〈15〉 hoochte op veel plaetse dobbeltGa naar voetnoot5 lant hoochachtich; wij wierpen savonts loot, bevonden diep te sijn 90 vadem, ontrent 2½ mijl buyten de wal. Ick bevonde naer mijn opinie ofte gissingh een seeckere quantyteyt van mijlen de wech langer te sijn als se in de Hollantsche ofte Portugeese caerten gestelt is; alsoo van Cabo Frio, gelegen op de cust van Brasyl onder 23 graden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
suyderbreete, ende Cabo Negro gelegen op de cust van Angola op de hoochte van 16 graden, 20 minuten, - de wech ofte distantie niet meerder en is 〈uytwijsende de caerte〉 als 700 mijlen Hollants. Derhalven bevonde ick de wech lanck te sijn, naer mijn gissingh 770 mijlen Hollants, sulcx dat de distantie mijns bedunckens 70 mijlen te cort is; doch het can sijn dat wij eenige stroomen tegens gehadt hebben. 24 dito. Wast meest stil ende voornachts de wint uyt de noordelijcker handt, daernaer wederom uyt den suyden; wij peylden aldaer 2 graden, 45 minuten affgaende n.oosteringh; bevonden diep te sijn, drye mijlen buyten lant, 170 vadem. 25 dito. De wint s.s.w., doende ons cours n.o. om lant aen boort te seylen, alsoo ons de stroom om de n.w. getransporteert hadde. 26 dito. Sijn wij wederom bij het lant gecoomen, welck hem berchachtich verthoondt; hebben ons cours langs de wal gestelt. Het was dagelijcx soo disichGa naar voetnoot1 dat wij in eenige dagen geen hoochte conde becoomen; smergens wast ordinarelijck stil tot ontrent de clocke 10 uren, alsdan quam de wint gemeenelijck uyter zee, naermiddach langs de wal. 27 dito. Bevonden wij ons ontrent naer gissingh op de 11 graden ende 30 minuten, 2½ mijl buyten de wal; alwaer wij soo veel visch vingen met hoecken als ons heele scheepsvolck eeten mochten. Alwaer diep was 65 vadem, slickgront. Hebbe dito het seyn gedaen om den raet te doen aen boort coomen; werde geresolveert in wat manieren wij ons exploict op Louanda int werck soude stellen. 28 dito. Wast voor de middach meest stil, naer de middach coelte uyt der 〈15v〉 zee; doende ons cours langs de wal. 29 dito. Smergens bevonden wij ons op de hoochte van Cabo de LedoGa naar voetnoot2, sulcx dat hij dwars van ons lach; welck een steylen, uytsteeckende houck is, gelijckt wel den houck van PoortlantGa naar voetnoot3, s.o. van u wesende. Savonts waren wij ontrent den houck van PalmerijngeGa naar voetnoot4, welck een slechten houck is, bewassen met eenige palmijtboomenGa naar voetnoot5, sooals de Portugesen schrijven; sulcx dat wij den voorszeghte houck doort dysich weer niet wel bekennen en conden. Doch is een sandigen houck, loopt slecht aff wel 2 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mijlen lanck ende men heeft daer vlackGa naar voetnoot1 water, santgront, soodat het ontrent 2½ mijl buyten landt diep is 18 à 19 vadem; dese vlackte geduert totdat ghij den voorgenoemde houck ofte punctge dwars van u hebt 〈doch is meest al vlack water van Cabo de Ledo aff〉. Maer soo haest gij den houck van Palmerijnge gepasseert sijt naer de noort toe, sulcx dat men alsdan comt voor het caneel van KerinboGa naar voetnoot2, welck het gat is tusschen het vaste lant ofte houck van Palmerijnge ende t'eylant Louanda; alwaert heel diep is 1½ ofte 2 mijlen vant lant sijnde, sulcx dat wij op 150 vadem lijns geen grondt en conde beworpen. Van het zuyteynde vant voorszeghte eylant Louanda streckt een reeffge ofte droochte aff, niet ver in zee, dat men moet schouwenGa naar voetnoot3 ende coomen niet naerder dan de 15 vadem. Het voorszeghte ryffge gepasseert wesende, heeft men diep water sulcx dat het heel stijl is; het geheele eylant lancx gemarckt men ontrent een roerschoot van de wal 30 à 40 vaen waters heeft; derhalven als men iets veerder van de wal is heeft men 80 à 90 vadem waters. Het voorszeghte eylandt is lanck ontrent de 7 mijlen Hollants, dat hem meest streckt vant eene endt tot het ander....Ga naar voetnoota; is een laegh, slecht eylant sonder eenich heuwel ofte berch daerop te hebbe; mach naer mijn bedunckens ofte sooalst hem verthoont 4 ofte 5 voeten hooch uyt de water sijn; is rontsom sant strakt, is over 1/9 ofte ¼ mijls breet niet op sijn breeste, sooals ick hebbe connen bemerken 〈16〉 daer langs seylende. Opt het suyteynde tot tegenover Moro St. PauloGa naar voetnoot4 heeft men hier ende daer laechachtich geboomte, maer naer de noort toe tot het eyndt vant eylandt heeft men geen geboomte; is al meest flack, dorre landt uytgeseyt hier ende daer soo een bosge ruychte. Recht tegens de stadt ofte Moro St. Paulo voorszeght ist ontrent wijt van de stadt tot het eylandt ¼ van een mijl; alwaer de Jesuyten een kerck ofte capel getimmert hebben, daer sondaechs misse in geseyt wordt voor de swarten vant eylandt, alsoot christenen sijn, naert seggen van de Portugijsen; doch staen ondert gebiet van den coninck van Congo, alsoo hij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sijn gouverneur ofte capiteyn opt voorszeghte eylandt heeft, met ontrent 200 swarten die geen slaven van de Portugijsen sijn; sulcx dat de Portugijsen geen gebiet over de voorszeghte swarten ofte eylandt en hebben, sooals de negros vant eylandt seggen. 30 dito. Naermiddach, ontrent s.wester son, passeerden wij het noorteynde vant voorszeghte eylandt Louanda, alwaer hem de haven ofte port van Louanda begint te maecken, om de ree namelijck PenedeGa naar voetnoot1 welck een clip is gelegen aen de oversijde ontrent het vaste lant; alwaer de scheepen die incoomen geemenelijck anckeren; ter tijdt sij haer scheepen gelicht hebbenGa naar voetnoot2 om te mogen vlooten doort caneel naer de stadt toe, alsoo het daer niet dieper en is met een springh stroom als ontrent 12 à 13 voeten Hollants; van daert caneel begint, tot de stadt toe, ist ontrent 3/4 van een mijl. Derhalven is de stadt gelegen op een vlacken bergh die steylachtich is aen de watercant, sulcx dat de wegen steylachtich sijn om op te marcheeren. De voorszeghte bergh ofte stadt streckt hem n.w. ende s.oost; aen de n.w.sijde van de voorszeghte stadt is Moro St. Paulo, welck een bergh is wat hooger als daer de stadt op gelegen is; daer hem drye ofte vyer huyskens op verthoonen, nevens het wallenclosterGa naar voetnoot3 ofte collegie van de 〈16v〉 Jesuyten; maer hebben daer 13 ofte 14 jaren vandaen geweest, sulcx dat sij haer residentie van die tijtdt aff int midden van de stadt gehadt hebben. De voorszeghte bergh Moro St. Paulo is heel steyl aen de noortsijde, oock aent westeynde van den bergh, sulcx dat het niet mogelijck en is daer op te coomen. Om wederom tot ons propoost te coomen vant inseylen vant voorszeghte gat ofte haven, ist ruym ende wijt genoech; doch men moet den houck vant eylant Louanda soo naer nemen, dat men met een steen opt lant werpen can 〈daert diep is 18 à 20 vadem〉, om bequamelijcker de rede van Penede te mogen beseylen. Alsoo de wint van ontrent de clock thyen uren smergens tot ontrent drye à vier uuren in de nacht recht uytboucht, te weten van de s.w., ende oft saecke was dat gij laveren ofte eenige gange gaen mostGa naar voetnoot4, soo comt het vaste lant niet als te naer alsoot daer vlack water is; doch het loot salt u seggen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maer het eylant Louanda meucht ghij soo naer coomen als gij selffs wilt, naementlijck van 2 ofte 3 scheepslengte, alwaer diep is op veel plaetse acht ofte thyen vadem; de bay ofte gat over, is al meest diep 20 à 22 vadem. Ten suytwestwaerts van de Penede begint hem het caneel naer de stadt toe; tegens de mont vant voorszeghte caneel, aent vaste lant, hebben de Portugesen een baterije gemaeckt, waerop dat lagen, doen wij daer quamen, 6 ofte 7 stucken 〈alwaer sij ons wellecom mede hieten int incoomen〉; onder welcke 4 Portugeesche scheepkens int mont vant caneel tegens de gront aengeseylt waren 〈soo alse ons sagen coomen〉, ontrent een roerschoot van de voorszeghte baterije; meende aldaer onder het geschut van de baterije beschermt te leggen. Maer wij niettegenstaende doende ons devoir met schieten, soo opt fort als op de scheepen, ende middelertijdt aen boort te coomen van de voorszeghte scheepkens. Doch alsoo daer niet waters genoech en was, quament aen de gront te seylen 〈menende dat wij veerder soude coomen〉 ontrent een roerschoot van de voorszeghte 〈17〉 scheepkens: manden middelertijt onse boot met muskettiers ende anders, ende quamen met de boot, onder ons geschiet. De Portugesen, onse boot met mosketterij gewaer werdende, namen de vlucht naer lant toe, uytgeseyt een Portugees schipper met noch eenige Portugees ende negros, die haer in handen van ons begaven; die ons seyde dat de Portugeese ende negros van de andere twe scheepkens, syende ons coomen, aen lant gevoert hebbe alsoo sij met haer 3en gereet lagen om naer de West-Indies toe te gaen, sijnde vol negros. Het vierde schip was ontrent 2 uren daer voor ons gearriveert, welck sij onlancx van de Hamborgers gecocht hadden; alsoo het een Hamborchs maecksel was, groot ontrent 80 lasten; coomende van CivilienGa naar voetnoot1, geladen met wijnen - naementlijck 82 pijpen [en] met 3238 pottijsen ofte prelerenGa naar voetnoot2 wijn, waervan 25 een pijp maecken, sulcx dat het bedraecht over al hetgunt dat int scheepken was ontrent de 200 pijpen wijn; derhalvenGa naar voetnoot3 27 stucken servietGa naar voetnoot4, 14 stucken fijn lijwaet, 8 stucken groff lijwaet, 15 stuckges platgevouwen serviet, 4 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
stucken bolcraenGa naar voetnoot1, 2 potte saffraen, 5 stucken fusteynGa naar voetnoot2, 4 ronoserhoorensGa naar voetnoot3. Hebben de voorszeghte scheepkens gelicht ende van de gront affgehaelt; waervan dat wij affnamen dat ons dienstich was; insonderheyt van het Hamborchs schip, daer wij al het ronthout affnaemen alsoo wij het van doen hadden, - nevens 6 lepelstucken wegende door malcander 14 à 15 hondert, twe potshooffdenGa naar voetnoot4, 2 steenstucken ende eenighe moskets; ende staecken het daernaer, nevens noch een ander Portugees schip aen brant; een scheepken dat wij rantsoeneerdeGa naar voetnoot5 voor 700 ducaten Portugees; het vierden van de voorszeghte veroverde scheepkens, welck nieuw was van sijn eerste reys, hebben wij vol wijnen geladen ende met ons op de voyage genoemen, welck een goet seylder was. Snachts tusschen 30 ende 31 dito hebben de Portugesen noch een baterije gemaeckt, ontrent 1/6 van een mijl innewaert aen, warmet sij ons sanderen daechs goede mergen booden; wij doende wederom de groetenis, dat meest den heelen dach geduerde het geschiet, soo van ons als van haerluyden; schooten ons eenige cogels in ons schip, oock in ons bijhebbende scheepen. 31 dito. Hebben s'anderen daechs noch 2 baterijen gemaeckt, een aent s. 〈17v〉 oosteyndt van de stadt, de andere aent s. westeynt, naemelijck onder de voet van den berch Moro St. Paulo; sulcxs dat de governeur groote diligentie toende met fortificeren. dito. Resolveerden wij een exploit te doen om de scheepen te verbranden, die onder de stadt lagen, tot 24 stucx toe, waervan daer vier geschut op hadde; welck exploict wij bij de handt soude nemen snachts daeraen, naementlijck een paer ure voor daech, alsoot aent tije soo gelegen was. Doch hadden gemeent ende waren dertoe geprepareert in de eerste instantie een lanttoch te doen, syen ofte Godt de Heer de gratie geven wilde ons de stadt van Louanda in handen te geven. Doch alsoo wij een Portugees gevangen cregen int inseylen vant gat, nevens de Portugeesche schipper die hem in handen van ons begaff - daer vooren van verhaelt is; seyden hoe dat in de stadt waren 1800 Portugeesen ofte ten aldermisten 1500, die mosket ofte roer gebruyckte. Oversulcx lieten wij de landtoch 〈die wij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van meninge waren te doen〉 berusten, derhalven meende de schepen aen brant te steecken, gelijck vooren verhaelt is. Ontrent 3 uren in de nacht isser een Portugees schipper met sijn schoonsoon aen onse vice-admirael gecoomen, met een canoy coomende seecretelijck van de stadt aff; sulcx dat de vice-admirael hem aen ons boort bracht; hebben hem in de cajut ontbooden ende gevraecht wat hij aen onse scheepen te doen hadde ofte versocht; waerop hij geantwoort heeft, ons versouckende ofte wij sijn scheepken wilde rantsoneren dat wij in handen hadde; waerop ick hem antwoorde daer noch tijts genoech toe was om in die saeck te treden, derhalven dat ick hem hiel voor een spioen, dat hij quam de gelegentheyt van onse schepen te doorsien, derhalven wat volck wij hadden; hem voorders affvragende ofte seggende dat hij de waerheyt 〈18〉 soude verclaren vant gunt dat hem gevraecht soude werden, op pene van aen de lijve gestraft te werden soo wij anders bevonden; naementlijck hoeveel volcx van Portugeesen in de stadt Louanda waren; waerop hij seyde de waerheyt te spreecken ende verclaren het best dat hem bekent was, datter in de stadt Louanda waren die artificies de fogoGa naar voetnoot1 ende mosquet ofte roer gebruyckte, ontrent de 2000 - meest allegaer Portugesen, doch eenige mestices daeronder gereeckent: sijn kinderen van Portugeesen daer int lant geboorenGa naar voetnoot2. Waerover ick hem bestrafte, seggende dat het niet mogelijck en was in de stadt sooveel Portugesen te wesen; waerop hij seyde datter van 20 soo genoemen als verlooren scheepen volck was, derhalven laegender 24 scheepen voor de stadt, soodatter 44 scheeps volck was; yder schip heeft geemenelijck op, d'een door d'ander, 13 à 14 persoonen - comt 616 persoonen ofte Portugeesen; seyde voorts datter 800 borgers ofte inwoonders woonden; wijders datter gemenelijck veel coopenden ofte passagiers sijn; derhalven dat de governeur dry maenden daertevooren gecoomen was, met hem brengende een goede quantiteyt van soldaten, derhalven 17 stucken geschuts die hij alrede geplant hadde in de voorgenoemde baterijen, nevens andere stucken die hij daer vondt ende 2 van Bengela gebracht hadde, - tot 32 ofte 33 int getal; wijders seyde de voorszeghte Portugees datter in de stadt waren ontrent 11.000 negros; derhalven dat de governeur int lant gestiert hadde om de Portugijsche sol- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
daten die daer sijn op de forten, nevens om eenige duysende Jagos - welck negros sijn die de Portugijsen gebruycken in haer oorlooch, is een felGa naar voetnoot1 volck, soodatter ydereen van de swarten daer int lant voor bevreest sijn -; derhalven dat de governeur vant een endt van de stadtGa naar voetnoota tot het anderen getrencheetGa naar voetnoot2 heeft ende met palasaden beset. Over al dit seggen van de Portugees docht mij niet mogelijck te wesen sooveel volcx ende geschut in de stadt te sijn, dewijlen ick vooren menich Portugees gexamineert hebbe, soo in de bahya 〈18v〉 als anders, haer affvragende naer de gelegentheyt van Louanda; die mij seyden 300 à 400 Portugeesen waren met ontrent 7 ofte 8 cleyne stuckges die de meeste int sant neerlagen, sonder rampaerdenGa naar voetnoot3. Doch liet de voorszeghte Portugees met sijn schoonsoon in de boye setten, seggende soo ick hem in eenige faute bevont vant gunt hij geseyt hadde, dat hij het met den hals betalen soude. Niettegenstaende hebben ontrent 1¼ uuer voor dage ons voorgenoemde exploict om de scheepen aen brant te steecken, int werck gestelt, niet geloovende het seggen van de Portugees dat de stadt soo gefortificeert was van geschut ende anders; doch ick heb een van de twe Portugesen met mij in de schuyt genoemen 〈sijnde gevleugelt ofte gebonden〉, hem seggende dat hij ons terecht soude wijsen ende vooreerst brengen aent schip daert meeste geschut op lagh, om het selvige te incorporeren ofte in te nemen tot een rendevous; maer alsoo wij ontrent een ½ mijl van onse scheepen aff waren, op een seeckere droochte die wij passeren mosteGa naar voetnootb, quamen onse sloepen aen de gront 〈daer onse meste force van volck in was〉, sulcx dat sij niet vlootenGa naar voetnoot4 en conden; insonderheyt de grote sloep die drie boots ende soo schuyten bij hem hadde 〈oock vol volcx〉 om te bouchaerdenGa naar voetnoot5; welcke sloep wederom most om het caneel, daer de voorszeghte 3en baterijen lagen, door te coomen - welck niet sonder peryckel was van veel volcx te verliesen, alsoo den dach begonste door te breecken. Sulcx dat de Portugesen ons gewaer werde ende begonnen niet weynich | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te schieten, soo uyt de drye baterije als uyt de scheepen; gemerckt wij in een dryesprongh waren tusschen haer geschut in, soodat sij van alle canten over ons heenen schooten. Ick sulcx bemerckende dat ons voorgenomen exploit in resico stondt het selvige te efftueeren ende niet geschieden conden, sonder verlies van veel volcx, hebbe den vice-admirael mitsgaders de schout-bij-nacht bij mij geroepen, alsoo sij daer present waren, yder in sijn schuyt, haer affvragende wat haer docht vant exploict dat wij bij de handt 〈19〉 hadde; derhalven ofte haer goet docht daermede voort te varen. Waerop sij mij antwoorden ofte vraechden watter mij van docht; waerop ick seyde, alsoo onse grootste sloep, daer onse meste force in is 〈nevens 2 boots, eene schuyt die bij de voorszeghte sloep gedestineert waren〉 wederom moet omt caneel voorszeght doort te coomen, en is niet mogelijck sonder verlies van veel volcx - alsoo sij de voorgenoemde baterijen, gelijck vooren geseyt is, op een steenwerp veer passeren moeten; ten anderen, als wij al aen de scheepen sijn die voor de stadt leggen, soo ist tijdt dat wij wederom keeren overmits het water ons ontloopen sal 〈gemerckt daer het tije hout, gelijck in onse quartieren〉; derhalven soo ons t'water ontloopt ende wij het caneel door moeten, sullen apparentelijck veel volcx verliesen - eensdeels vant geschut van de voorgenoemde baterijen, mitsgaders de mosketterije die ons langs strandt volgen sullen, alsoot caneel dicht bijt strant ofte vaste lant uytloopt. Op al dit voorvallende geleth hebbende, hebben eensamentlijck geresolveert te retireeren naer onse scheepen toe; sulcx dat wij aen boort gecoomen sijn ende ons devoir gedaen om de scheepkens ofte prijsen te lichten, die int caneel aen de gront saten, haer int vlot te brengen; t'welck dien dach geschieden, sulcx dat wij sanderendachs met de voorszeghte prijsen buytenschoots gingen leggen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
novembris, anno 16244 dito. Hebben de Portugesen twe scheepkens laten syncken voor in de mont vant caneel, overmits wij met onse jachten ofte sloepen daer niet door en soude coomen naer de stadt toe; alsoo den gouverneur niet anders en wist ofte wij quamen om de stadt te veroveren, derhalven dat wij onse scheepen vol volcx hadde - tot 1800 parsoonen toe, sooals mij van Portugeesen geseyt is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5 dito. Smergens voor daech verstaecken hemGa naar voetnoot1 ontrent de 40 Portugesen, 〈19v〉 derhalven een partij swarten om ons volck alsoo te bespringen, die gemenelijck smergens vrouch aen lant voeren om met de segenGa naar voetnoot2 te vischen; doch en hebbe niet teweegh gebracht, overmits wij eenige moskettiers bij onse visschers hadden; derhalven ick dadelijck volck aen lant stierden om d'onse te assisteren. De Portugesen, syende ons volck in ordre staen ende naer haer toe marcheeren, sijn dadelijck geretiereert; niettegenstaende waren toe ontrent de 150 Portugesen met menichte swarten die uyt de stadt waren tot assistentie van haerluyden. 7 dito. In de voornacht is de hr. vice-admirael t'seyl gegaen naer Bengela, met het jacht de Meremin ende jacht de ZeeridderGa naar voetnoota, mitsgaders de sloep genaemt de Haes; in de voorszeghte jachten gingen ontrent de 70 moskettiers, de officiers daeronder gereeckent. 8 dito. Snachts hebbe ick ons sloep Cleyn Neptunus affgestiert naer de raviere van Congo, naementlijck naert graeffschap van SongheGa naar voetnoot3, waerin dat ginck Gerrit Meynerts, coopman van de vice-admirael, als gecommiteert om te rapporteeren aen de graeff van Songhe, hoe dat wij in Louanda gearriveert waren met drye capable scheepen, drye jachten ende twe sloepen, - tot assistentie van Sijn Conijcklijcke Majesteyt van Congo ende Sijn Excellentie de graeff van Songhe; derhalven dat Sijn Majesteyt ofte graeff ons te commanderen hadden hem dienst te doen in wat quartieren dat hem goet docht, hetsij Louanda te helpen veroveren ofte anders; alsoo wij van onse Princelijcke Excellentie daer gestiert waren tot assistentie van de voorszeghte coninck ende graeff, dewijl sij sulcx versocht hadden, uytwijsende de brieven die de voorgenoemde coninck uyt sijn naem doen schrijven aen mijn hr. de Prins Mauritius, daer de voorszeghte Gerrit Meynertsz. copie van 〈20〉 mede hadde om de selvige te remonstreren aen de voornoemde graeff. 15 dito. Smergens soo ons volck uyt vischen voer aent eylant Louanda, lagender eenige Portugijsen ende negros verburgen in seeckere putte ende achter eenige heuvelkens om ons volck | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
alsoo te bespringen; doch en brachten niet teweeg, overmits ons volck haer ontdeckte ende sijn dadelijck in de schuyt gevallen sulcx dat sij het onroeyde. Doen verthoonde hem veel volcx, die aen den over van de zee aen d'ander sijde vant eylant verborgen lagen - ontrent de 400 Portugijsen 〈sooals ick conde bemercken〉 met een partij swarten. Hebbe oversulcx ons volck gelandet die wij scheep hadde, derhalven met ons groff geschut onder de viandt schietende, soodat de viandt retireerden ende voeren wederom naer de s[t]adt. 21 dito. Sijn wij t'seyl gegaen uyt de poort ofte haven van Louanda, naemelijck het schip Neptunus, Hollandia, ende t' schip Gelderlant mitsgaders een prijsgen, om onse voyage te vervorderen naer Bengele; alsoo sulcx besloote was dat wij met ons bijhebbende scheepen derwaerts gaen soude, om te syen wat wij daer teweegh conde brengen met de vice-admirael, die ick derwaerts gestiert hadde, den 7 deser, omme alle gelegenheyt te doorsyen ofte ontdecken, naementlijck de staet van fort 〈daer gelegen〉 ende contreye vant lant; ofte het dienstich soude sijn ende proffitabel voor de Hr. Meesters, mitsgaders de soutpan die 6 mijlen bijsuyden Bengela gelegen isGa naar voetnoot1; sulcx soo wij bevonden hadden het voorszeghte fort ende soutpan dienstich hadde geweest voor de Hr. Meesters, souden ons devoir gedaen hebbe hetselvige te incorpooreren. 22 dito. Bevonden wij ons ontrent savondts 3 mijlen bijnoorden het suyteyde Louanda; de wint was smergens gemeenelijck zeelijck, s'achtermiddaechs langs de wal; de stroom bevonden wij meer om de suyt te gaen als om de noort; sulcx dat wij het onder seyl hielden, overmits diep water ende steyle gront die men langs het voorszeghte eylant heeft; naementlijck een roerschoot van de wal is diep 30 à 40 vadem, gelijck vooren geseyt is; snachts wast stillekens, lagen met hooft om de westGa naar voetnoot2. 23 dito. Voor de middach wast heel stil, naermiddach de wint langs de 〈20v〉 wal, naementlijck van den s.westen; quamen int eerste quartier te lant ontrent 2 mijlen bijnoorden suyteynt vant voorszeghte eylant, sulcx dat wij dat etmael niet gewonnen hadde dat waerdich was - oorsaeck de stroomen ons om de noort transporteerde; derhalven dat wij ons te veer buyten lant begeven hadden, daer de lantwinden soo niet over en wayen. Den geheelen nacht was de wint meest van den s.s.w., | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sulcx dat wij het ontrent de wal met corte gangen aff en dan hielden. 24 dito. De wint meest van den s.w. ten w., sulcx dat wij een moye slachbouchGa naar voetnoot1 hadden; peylden savonts t'suyteyde vant eylandt s.o. ten s. van ons; derhalven seylden wij den geheelen nacht s. ten o. welck twe streecken buyten den hoeck was; niettegenstaende vervielen s'anderen daechs smergens daer wij daechs tevooren waren, naementlijck twe mijlen ende een halff bijnoorden de voorszeghte houck vant eylant. Welck mij seer vreemt gaff, dewijl wij 14 uuere geseylt hadden ende dat boven de wal leggende met een tamelijcke coelt, ende niet vervordert te hebbe; sulcx dat ick anders niet can affmeten als datter een harde stroom van den houck Palmeringe comt vallen naert suyteyde vant eylant Louanda, ende schiet dan voorders n.w. in zee; want een stuck weegs in zee sijnde, can men het lant wederom qualijck aen boort crijgen; mijn bedunckens ende soo ick best hebbe connen bemercken valt de stroom, gelijck geseyt is, van Palmeringe naer den houck vant voorszeghte eylant ende vandaer ontrent 4 mijlen in zee; ende wanneer men 5 mijlen buyten de voorszeghte houck vant eylant is, naementlijck s.o. ten o. van u, dat men alsdan meest uyt de stroom is, sulcx dat naer mijns bedunckens ende observatie daer een linie van stroom gaet, ontrent 3 à 4 mijlen buyten de wal; dat de stroom daer temet begint te mineren ofte versterft, want als men 5 mijlen in zee is, soo is men de voorszeghte 〈21〉 linie van stroom gepasseert sulcx dat men alsdan sonderlang geen stroom en heeft; derhalven wanneer men ontrent op ½ mijl naebijt lant coomt, naementlijck een mijl bijnoorden den suythouck vant voorszeghte eylandt, heeft men de weerstroom om de suyt; derhalven als men buyten lant is 2, 3 à 4 mijlen, heeft men de stroom hart om de noort - de vier mijlen gepasseert sijnde bewint men gelijck verhaelt is. Het voorszeghte eylant streckt meest s.w. ten westen ende n.o. ten oosten, op compassen gelegen op de Hollantsche meridiaen. 25 dito. Hebben noch ons devoir gedaen om boven de voorszeghte houck vant eylant te geraecken, met slachbougen ende anders waer te nemen, het best dat wij conden; welck ons swaerlijck viel om boven te geraecken, overmits de stroomen sooseer om de noort vielen. Savonts waren wij dicht ondert | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eylant, doende ons devoir met corte gangen langs het eylant op te laveren, tot ontrent de middernacht toe dat ons de lantwint bejegende; sulcx dat wij s.s.w. seylden; niettegenstaende de stroom ons van de wal stack hoewel wij drie streeckenGa naar voetnoot1 met het hooft in de wal lagen. 26 dito. De wint van den s.w., sulcx dat wij het wederom naer de wal leyden, alsoo wij uyt gesicht vant lant waren; doch quamen het savonts wederom te syen, het suyteynde vant eylant o. ten s. van ons; lieten het den geheelen nacht overstaenGa naar voetnoot2, seylden meest s.o. ten s. 27 dito. Vervielen wij ontrent 2 mijlen bijsuyden den houck van Palmeringe, alwaer wij vlacke gront vonden, naementlijck 3 mijlen buyten de wal bevonden wij diep 30 vadem steckgrontGa naar voetnoot3, alwaer wij het naermiddaechs sette; doch gingen een weynich daernaer wederom onder seyl alsoo de wint uyter zee quam, sulcx dat wij naer de wal toe liepen ende anckerde het wederom op 9 vadem santgront, 1½ mijl buyten de wal, verhoopende op de lantwint, maer en quam den geheelen nacht geen. 28 dito. Naermiddach sijn wij wederom onder seyl gegaen alsoo de wint 〈21v〉 van de s.w. was; derhalven hadden sonderlang geen stroom tegen; sette het wederom naer minnacht op 10 vadem, een cleyne mijl buyten de wal. 29 dito. Ontrent de middach, alsoo de wint wat zeelijck was naementlijck van den s.westen, gingen wij wederom onder seyl; anckerde het savonts op 13 vadem waters, buyten de wal 1½ mijl. Hoe wij Cabo Ledo naerder quamen, hoe wij meeder stilte hadde; doch bij de wal hadden wij meer stroom om de suyt als om de noort. 30 dito. Smergens lichten wij ons ancker alsoo de windt wat landelijck was, liepen wat aen zee ende lieten ons ancker wederom vallen, overmits de stilte ende de stroom die wij contra hadden. Naermiddach sijn wij weder onder seyl gegaen alsoo de wint uyter zee quam; hebben het ontrent s.wester son geset onder Cabo Ledo, aen de noortsijde, welck een baye is daer men bequamelijck setten ofte anckeren can op 7, 8, 9 ende 10 vadem waters, santgront. Uytwijsende de Portugijsche caerten soude de voorszeghte caep uytsteecken van de streckinge van de custe ofte lant 7 ofte 8 mijlen - welck soo niet en is; maer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
steeckt ontrent uyt een halff mijl; welck een bay ofte bocht maeckt van santstrandt, die heel steyl is sulcx dat een bootlengte van strant aff ontrent de 2 vadem diep is. Het landt bijsuyden de voorszeghte caep, tot de caep St. BrasGa naar voetnoot1 toe, is het lant streckende s. ten o. ende s.s.oost; niettegenstaende streckt in onse Nederlantsche caerten s.w.; het landt bijsuyden de caep St. Bras streckt hem meest s. ende noorden tot op de hoochte van 12 graden. Het lant bijnoorden Capo de Ledo is hoochachtich ende dor lant, doch hier ende daer heeft men eenich geboomt; aen de watercant ist meest steyl oft met een spae affgesteecken was, pleckachtich uyt ten graeuwen ende sommige witte plecken; te lantwaert in sienden en siet men 〈22〉 geen geberchte ofte heuvelen, sulcx dat het geen dobbel lant en is. 4 ofte 5 mijlen bijsuyden den houck Palmeringe schijnt oft daer een inwijck ofte bay gelegen was, die hem verde int lant streckt; daerbij coomende wert men gewaer dat het sonderlang geen inwijck en is; verthoont hem een bay te sijn overmits daer twe houcken hoochachtich lant gelegen sijn, ontrent 2/3 van een mijl van den anderen en tusschen de twe voorszeghte houcken ist slecht lant, bewasschen met geboomten; derhalven dat het lant daer laech is ende aen weersijden hoocht, verthoont hem oft een inwijck is. Ick presumeerde dat daer de raviere van QuansaGa naar voetnoot2 uytloopt, aensiende het troubel ende swart water dat daer vandaen quam, soo als wij daervoor geset lagen. Vandaer can men den houck van Palmeringe ten delen sien welck een slechte, laegen houck is, bewassen met eenich geboomte. Ontrent 4 mijlen t'zeewaerts van den voorszeghte houck peylden wij eene graet, 50 minuten affgaende noorosteringh. Den houck gepasseert wesende om de noort, coomt men van Barra de Corimbo, welck is het caneel tusschen t'vaste lant ende eylant Louanda; int voorszeghte caneel is over de ses voeten waters niet, soodatter geen scheepen uyt ofte in en mogen, niet als bercken; daer maeckt s.w. ten w. ende w.s. weste maen vol zeeGa naar voetnoot3; het vloeyt met een springhstroom op ende neer ontrent 4 voet, desgelijcks in Louanda. dito. Savonts onder Cabo de Ledo geset leggende, werden wij drye seylen gewaer, coomende van de suyt; doch bemerckte | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wel dat het onse vice-admirael was, die van Bengele ofte daer ontrent vandaen quamGa naar voetnoot1. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
decembris, anno 16241 dito. Smergens is de vice-admirael bij ons gecoomen ende geanckert, sulcx dat hij aen ons boort gecoomen is, verhalende t'gunt haer wederwaren was; seyde alsdat hij op de hoochte van twaleff graden geweest was, al langs de wal seylende, maer Bengele niet gevonden 〈22v〉 sulcx dat hij geen condtschap, ofte gelegentheyt mij en conde rapporteren van die plaets; ten anderen versocht hier ende daer aen lant te coomen met de boot, maer heeft niet connen teweegbrengen overmits het aenvallen van de zeeGa naar voetnoot2. Doch sijn op eene plaets aen lant geweest, alwaer sij de swarten vraechden waer Bengele gelegen was; gaven ons volck tot antwoort van geen Bengele te weten; derhalven ons volck versouckende eenige verversinge van haer te handelen - de swarten seyde geen consent te hebbe van haer capiteyn die in Louanda was; sulcx dat ons volck haer affscheyt genoemen hebben, ende sijn met haer schepen ofte jachten onder seyl gegaen ende geloopen tot op de hoochte van 12 graden, alwaer de vice-admirael, de capiteyn van de soldaten ende schipper Colver aen lant gevaren sijn, met haer hebbende een swart uyt haer scheepen die haer vertolckde. Aen lant coomende is de vice-admirael met sijn geselschap in de boot gebleven, uytgeseyt de swart die tusschen de boot ende de swarten vant lant tot sijn knyen toe int water stondt; ende sprack soo met de inwoonders vant lant, haer affvragende naer Bengele; waerop de inwoonders seyden geen kennis van Bengele ofte Portugesen te hebben, alsoo het SaeigosGa naar voetnoot3 waren; haer versouckende voorts ofte sij eenige vervarsinge wilden verhandelen tegens lijwaet ofte anders; waerop sij antwoorden ‘ja’, sulcx dat sij dadelijck eenige van de haren heen stierden om vervarsingh te halen, sooals sij seyden. Maer was anders niet als ons volck te abuseeren, gemerckt sij een weynich daernae op ons volck aenvielen die in de boot waren, schietende dapperlijck met flitsenGa naar voetnoot4; de boot onder zee raeckende doort qualijck toesyen van de man die voor bij het dreggetouGa naar voetnoot5 stondt, sulcx | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat de vice-admirael, capiteyn Vonck ende schipper Colver met eenige flitsen int lijff geschoten werden, met noch anderen die nevens haer in de boot waren; schooten soo fel met haer pijlen dat de punten door de huyt van de boot henen quamen. 〈23〉 Voorders seyde mij de vice-admirael, al wast saecke dat het sout op de strande lagh, dat het niet mogelijcken en was met onse boots vandaer te halen, aengesien d'onstumige zee ofte aenvallen vandien langs de geheele cust; want ons oogemerck was 〈niet beter connende〉 onse schepen daer met sout te laden. Des hr. vice-admiraels redenen ofte rapport gehoort hebbende, ten anderen geen tijdt onnuttelijck door te brengen, hebben wij eensamentlijck geresolveert te gaen met onse schepen naer de raviere van Congo; aldaer te vernemen naet rapport van de graeff van Songhe, derhalven ons te presenteren in sinen dienst, alsoo wij daerom gecoomen waren. Sulcx dat wij dito onder seyl sijn gegaen, doende ons cours van Cabo Ledo n.w. in zee, om niet gesien te worden van de Portugijsen, waer wij het hooft heenen wenden. 2 dito. De wint uyt de suydelijcker handt, doch hadden veel stilte; ons cours doende n.o. om de wal wederom te becoomen, alsoo wij de Portugeesche plaetse oft daer sij woonen, gepasseert waren. 3 dito. Smergens bevonden wij ons ontrent het lant, gelegen 12 mijlen bijnoorden t'eylant Louanda, daert diep was - 2 mijlen buyten lant - 28 vadem; het voorlant daer is laechachtich, op veel plaetse bewasschen met geboomte; op sommige plaetse heeft men witte plecke tegens voorlant aen te syen; is derhalven al santstrant. Het lant bijnoorden Louanda is veel lager ende groender als het lant bijsuyden, t'welck een steenachtich, dor lant schijnt te wesen, aen de watercant heel steyl; maer het lant bijnoorden Louanda, daer van verhaelt is, loopt van de watercant scheuns op - men siet t'landwaert in soo hier ende daer eenich geberchte, niet seer hooch. Op de hoochte van 7 graden ende 57 minuten bevonden wij diep 24 vadem steckgront, 1½ mijl buyten de wal; de wint waeyder gemenelijck smergens uyt de wal, naermiddach soo wat uyter zee, naemelijck van den s.westen. Vant eylant Louanda tot op de hoochte van 7 graden, 〈23v〉 20 minuten streckt de cust meest n.n.w., alwaer gelegen is de raviere van AmbrisGa naar voetnoot1; dan voorts tot op de hoochte | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van 6 graden ende 30 minuten streckt het lant ofte cust n.w. ende n.w. ten w.; vandaer tot ontrent 6 mijlen bijsuyden de raviere van Congo streckt de wal...Ga naar voetnoota; vandaer naemelijck de 6 mijlen tot daer hem de raviere van Congo begint te maecken, is de streckin meest s. ende noorden; de voorszeghte 6 mijlen is heel slecht lant, syende uyt den roonGa naar voetnoot1 met voetstrandt daervoor; coomende bij den houck, genaemt d'Oude PadronGa naar voetnoot2 ist dicht bewasschen met hooch geboomte, sulcx dat men daer ontrent sooveel geboomte niet en siet als daer bij den anderen. 4 ende 5 dito. Was het stilachtich, doch quamen dito 5 ten ancker onder den houck d'Oude Padron, een ½ mijl t'zeewaerts; alwaer diep is 12 vadem, steckgront; t'water isser seer troubel ende swart, gelijck oft meer water was. 6 dito. Ontrent s.ooster son gingen wij weder onder seyl, alsoo de zeewint begont te coomen; ons devoir doende om binnen te geraecken, doch door de harde loopstroome, die continueelijck uyt de voorszeghte raviere valle, conde wij niets teweegbrengen - niettegenstaende dat het een dichte coelte was. De stroom nam ons schip 3 ofte 4 reysen wech en dreeff ons naer buyten offer geen roer ofte seylen opt schip hadde geweest; derhalven het nochtans dicht coelden, soodat wij genootsaeckt waren ons ancker te laten vallen; bevonden dat daer een tij ginck als te Vlissinge voort hooft; daer de raviere wijt was 5 ofte 6 mijlen, sulcx dat wij twe dagen daernaer aen den houck van de Nieuwe Padron quamen met veel moeytens; het schip werden somwijlen 〈een tamelijcke coelte sijnde, derhalven al de seylen op〉 vastgehouden oft aen een pael gemeert geweest hadde, t'welck te vervonderen was; wilden wenden noch drayen. Om sulckx te verhoeden moet men dicht ondert t'lant 〈24〉 van de Oude Padron loopen, tot ontrent een cleyne roerschoot van landt; daer diep 6 ofte 7 vadem en loopen soo op de voorszeghte diepte langs de wal 〈daer men sonderlang geen stroom en heeft〉 tot de Nieuwe Padron toe 〈die verscheyden leyt van de Oude Padron ontrent 1½ mijl〉; doch soo als men bij de Nieuwe Padron comt, isser een cleyn in- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wijckge dat heel diep ende steyl is - wart genaemt de Com -, daert diep is 60 à 70 vadem; doch soo haest als men 't gepasseert is, coomen bij de Nieuwe Padron, daert diep is 6, 8, 10 vadem; alwaer men bequamelijck setten can - welck ontrent is een mosketschoot n.w. van den houck van de Nieuwe Padron; alwaer een cleyn reefken affsteeckt daer hem t'water op verheft, dat al de vuylenGa naar voetnoot1 sijn langs die wal; maer voor eenige schepen die in de voorszeghte raviere coomen, moeten hem wel wachten dat sij de noortsijde van de raviere niet als te naer en coomen, alsoo daer eenige droochte van de noortwal affstrecken tot ontrent ten halffwegen in de raviere, alwaer voor desen Portugeesche scheepen gebleven sijn. Oversulcx moet men bij de suytwal incoomen om het peryckel van de droochte te verhoeden, mitsgaders de harde loopstroom; doch is wijt genoch soodat het op een ofte 1½ mijl niet aen en comt. Derhalven is de houck van de Nieuwe Padron gelegen onder de 5 graden, 57 minuten suyderbreete, alwaer wij den 8 dito savonts arriveerden; sulcx dat de voorgenomde Gerrit Meynerts 〈die ick als gecommitteert uyt Louanda aen de graeff van Songhe gestiert hadde〉 savonts aen boort quam, rapporterende t'gunt hem wedervaren was met de voorszeghte graeff; seggende, hoe dat wij in Louanda met 3 groote schepen, 3 jachten ende 2 sloepen gearriveert waren tot assistentie van Sijn Conelijcke Majesteyt van Congo ende Sijn Excellentie de graeff van Songhe; derhalven dat wij van onse Prins derwaerts gesonden waren om henluyden te assisteren dewijle hij sulcx aen onse Prins versocht hadde, uytwijsende de brieven van Sijne Majesteyt van Congo ende graeff van Songhe aen onse Prins geschreven. De voorszeghte graeff, verwondert sijnde van de onverwachte assistentie, ende seyde noyt gedocht te hebben eenige brieven in onse quartieren te schrijven om assistentie, alsoo de quartieren ofte landen te veer van den anderen leggen; 〈24v〉 doch dat de coninck van Congo nevens hem doen schrijven hadde aen de commysen ofte coopluyden in LouangeGa naar voetnoot2 gelegen, soo daer ofte op de cust eenige Hollantsche schepen waren - dat sij sooveel teweeg soude brengen, dat de voorszeghte schepen haer in dienst van de coninck van Congo soude willen begeven, mits dat se daer wel van betaelt soude werden. Niettegenstaende hebbe eenighe dagen daernae | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de hr. vice-admirael nevens twe anderen uyt de secreten raet naer de graeff gestiert, met haer brengenden seeckere schengkage, dat de graeff gewillichlijck aennam; t'was hem leet dat daer niet meer en was - sulcx die hem meest geven, sijn syen beste vrinden. De vice-admirael, de schengkage gedaen hebbende repeteerde ofte verhaelde het bovengeszeghte; derhalven liet hem de copie van brieven sien, uyt de naem van Sijn Majesteyt ofte coninck van Congo ende de graeff aen onse Prins geschreven; waerin dat verhaelt stondt, in cas soo hem assistentie uyt onse quartieren gestiert worde, - dat hij niet alleen betalen soude de scheepen, maer oock de besoldinge vant volck, ende dat de betalinge geschieden soude met gout, silver ende oliphantstanden. Van welck schrijven de graeff verwondert was, seggende geen kennisse daervan te hebbe; darhalven dat men se behoort te castigeeren die sulcx aen onse Prins geschreven ofte diest gemaeckt hebben. Sulcx dat de vice-admirael sijn affscheyt van den vooren graeff genomen heeft, hem recommanderende onse logieGa naar voetnoot1 aldaer. Twe dagen daernaer heeft hij sijn secretaris aen de scheepen gestiert om mijn te spreecken; die goet Portugijs sprack, alsoo sijn vader een Portugees geweest was; welcke secretaris een dach ende nacht bij mij was; repliceerde hetselve dat de graeff geseyt hadde, met meer omstandicheeden wijtloopich te verhalen; doch dat hij de persoon was die van Congo gestiert werde 〈uyt last van de coninck, mitsgaders de graeff die daer present was〉 naer Songhe, alwaer onse Neerlanders ofte commysen haer residentie hebben, haer biddende nevens hem te willen schrijven naer Louange, soo daer eenighe Hollantsche schepen daer op de cust waren; 〈25〉 dat sij haer in dienst van de coninck van Congo soude willen begeven, mits betalende gelijck vooren geseyt is; derhalven soo daer eenighe scheepen waren, dat se haer begeven soude in de haven ofte port van Louanda, om alsoo de Portugesen aen de zeecant te bevechten - alsoo de coninck van Congo met al sijn macht alree op de been ofte int marcheren was naer de stadt Louanda. De Portugeeschen governeur van Louanda, sulcx verstaen hebbende, is hem met seeckere quantiteyt van volck temoet getrocken, versouckende den coninck te spreecken 〈t'welck hem toegelaten werde〉, ende verexcuseerende ofte seggende dat den oorlooch 〈tegens | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sijne Majesteyt〉 van de Portugeesen bij de handt genoemen was sonder sijn ordre ofte toedoen; derhalven dat hem leet was de doot van de twe graeffven die de Portugijsen doot gesmeten ofte geschooten hadden, ende oock de schade bij haerlijck int s'conincks lant gedaen; versouckende voorders aen de coninck een nieuw verbont ofte pays te maecken. T'welck de coninck advoieerde vrinden te wesen. Sulcx dat haren oorlooch over 2 ofte 3 maenden niet en continueerde, soodat se zedert die tijdt geen assistentie van doen gehadt en hebben. Derhalven is den oude coninck middelertijt coomen te sterven, alwaer sijn soon in de plaets van hem gecoomen is, die goede correspondentie ofte vrintschap met de Portugijsen houdt, alsoo hij met sijn ondersaten catholycke ofte christenen sijn. Aengaende de rijckdomme van de coninck van Congo, mitsgaders de graeff van Songhe hebbe ick de voornoemde secretaris naer gevraecht ofte sij eenige incomste ofte mijnen van gout, silver ofte cooper hebben; waerop hij mij antwoorde, verstaen te hebbe dat ontrent 100 mijlen boven de stadt Congo eenighe mijnen gelegen waren, maer niet seeckerlijck wetende. Doch mijn opinie is dat het cale backers werckGa naar voetnoot1 is, alsoo de graeff sijn drye goude kettingen die hij heeft, diversche reysen bij onse commysen in ostagie gesetGa naar voetnoot2 heeft, voor eenige waren bij hem uyt de logie doen halen; derhalven de schenkage bij ons aen hem gedaen, die wij dochte genoch was alsoo hij van de vooren scheepen gehadt hadde, - liet hem daermede niet genoegen; dwong genoechsaem de 〈25v〉 commys die daer leyt, dat hij hem noch eenige paleeren wijn, een mantel, een rapier ende anders most geven, aleer hij wilde gedoogen dat iemandt van de sijne met ons handelen soude; seggende dat sij reputatie te naer was, van sooveel schepen in sijn lant ofte raviere te coomen ende geen meerder schengkage daervan te genieten - niet confiderende de deucht ofte presentatie van assistentie die wij hem presenterende waren. Derhalven dat wij quamen om te hebbe, maer mosten uytreycken, sulcx dat de negros niet veel te gelooven of te vertrouwen en sijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
january, anno 16252 dito. Ontrent den middach sijn wij van den houck van de Padron t'seyl gegaen; setten het wederom savonts, noch binnen d'Oude Padron sijnde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 dito. Smergens sijn wij wederom onder seyl gegaen met een landelijcke wint; doch was den geheelen dach ende nacht meest stille. 4 dito. Is het noch den geheelen dach stille geweest; de stroom uyt de raviere van Congo 〈die wel 20 mijlen in zee loopt〉 dreeff ofte transporteerde ons om de n.west in zee. 5 dito. Noch de stilte continueerende, de stroom ons drijvende, sooals wij bemercken conde, om de w.n.w.; polushoochte was 5 graden, 25 minuten. Ick gisten ons van de wal te sijn ontrent de 25 mijlen; alwaer wij noch troubel ofte dick water hadde uyt de raviere van Congo, derhalven vrij wat strooms om de n.w.; snachts begont uyt de suydelijcker hant te coelen. Doende ons cours n.o. omt lant wederom aen boorte seylen, alsoo de stroom 〈gelijck vooren verhaelt is〉 ons vant lant getranspoort hadden. 6 dito. De wint uyt de suydelijcker hant, doende ons cours n.o. ten o.; 〈26〉 polushoochte was 4 graden, 53 minuten. Ontrent s.wester son werden wij het lant siende; vierpen savonts gront op 35 vadem, slickgront, buyten de wal ontrent sijnde 3½ mijl. Vier glasen int eerste quartier uytwesendeGa naar voetnoot1, quaemen ten ancker buyten lant 1½ mijl, alwaer diep was 11 vadem slickgront. Ontrent middernacht bejegende ons een travade van harde regen ende wint, duerde bijnae een heel uuer lanck. 7 dito. Daer noch aen ancker gelegen. 8 dito. Savonts quamen onse sloepen van Louange, medebrengende eenige verversingh, soo hoenders, bonansesGa naar voetnoot2 ende limonenGa naar voetnoot3, alsoo daer anders geen verversing te becoomen en was. Met een van de voorszeghte sloepen quam aen boort Willem Jansz., commys ofte coopman, residerende in Louvange; versocht eenige negros met wat cargasoensGa naar voetnoot4 dat wij in de schepen hadden; sulcx dat hem mede gegeven werden 14 negros, waeronder dat eene jongen was tot dienst vant huys ofte logie. Het lant van Louwange is hoochachtich, verthoonen hem twe bosges geboomte, yder lanck ontrent een schiplengte; soot hem verthoont, wesende op de vier graden ende een halff. Op de voorszeghte hoochte dwers aen lant, verthoonen hem noch twe bosges geboomte, het langste lanck ¼ van een mijl; | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bijsuyden de voorszeghte bosges sijn twe heuvelges gelegen, rontachtich, dat de Portugesen noemen Vrouweborsten; sijn heuvelen soo bewasschen van geboomte; ontren ½ mijl bijnoorden de voorszeghte borsten is een bosge gelegen, lanck ontrent twe scheepslengte, soot hem verthoont uyt schip te syen; welck bosge hem uytsteeckt boven alle andere geboomte daer ontrent; welck genaemt wort van de Portugesen het fort van Palamele. 10 dito. Sijn wij onder seyl gegaen om ons reys te vervorderen om de 〈26v〉 noort; settent savonts op 8 vadem waters, ontrent 1½ mijl buyten de wal; is de gront clipachtich ofte steenachtich tusschen de raviere van Congo ende Caep SegundoGa naar voetnoot1 gelegen op de hoochte van....Ga naar voetnoota, soodat men niet drooger moet setten als 15 vadem ofte men is vuyle gront onderworpen; als men op 13 vadem leyt, soo leyt men ontrent 2 mijlen buyten de wal. 11 dito. Smergens weder onder seyl gegaen, savonts wederom geset op 17 vadem, steckgront. 12 dito. Smergens wederom onder seyl gegaen, de wint s.o.; polushoochte was 3 graden, 44 minuten; savonts wederom geset. 13 dito. Smergens wederom onder seyl gegaen; polushoochte was smiddaechs 3 graden, 36 minuten; waren smergens voor de bocht van MajombeGa naar voetnoot2 〈alwaer wij oock een logie hebben〉, gelegen op de 3 graden, 20 minuten; de voorszeghte bocht, van de eene houck tot d'ander, is groot ontrent 8 à 9 mijlen; in de bocht ist op veel plaetse laegh lant, van de suythouck leggen eenige clipgens; het lant bijnoorden de voorszeghte bocht is berchachtich, hier ende daer bewassen met geboomte, derhalven is dobbel lant op veel plaetsen; is daer ontrent diep, langs de cust derhalven voor de bocht, 20 à 23 vadem, meest slijckgront, ontrent buyten de wal 2½ mijl. 14 dito. Smiddaechs ons ancker gelicht ende onder seyl gegaen, ons bevinde[nde] op de hoochte van 3 graden, 15 minuten suyderbrete. 15 dito. Smiddaechs sijn wij wederom onder seyl gegaen, hielent soo laverende over ende weer 〈de wint s. met een dichte coelt〉, 〈27〉 verwachtende de vice-admirael die wij meende dat bovenwint ofte bijsuyden van ons was; doch was | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
snachts verbij ons gepasseert alsoo wijt savonts anckerde ende hij niet. 16 dito. Smergens onder seyl gegaen, doende het seyn van den raedt aen boort te hebben; werde geresolveert savonts ons cours te setten om AnabonGa naar voetnoot1 te beseylen, naementlijck west in 〈van de twe graden aff〉 tot ontrent 20 mijlen buyten lant zijnde, in de vaste winden; setten ons cours alsdan n.n.w. in tot op de hoochte vant voorszeghte eylant, alsdan w. in om alsoo bequamelijck het eylant te beseylen. Doch hadde Maerten den Ouden met sijn jachtGa naar voetnoot2 ontrent op de hoochte van 2 graden op de cust van Angola laten leggen, om aldaer te verwachten den vice-admirael, ende soo hij in de tijdt van drye dagen hem niet en verscheen ofte gewaer wert, dat hij alsdan ons soude volgen naert eylant Anabon. 17 dito. Ons bevinde op de hoochte van eene graet, 57 minuten, settende ons cours n.w. in tot savonts toe, om alsoo de hoochte te becoomen vant voorszeghte eylant. 18 dito. De wint s.w. ten w. ende w.s.w.; seylden soo hooch als wij conden; polushoochte was smiddaechs eene graet, 48 minuten. Ick giste ons buyten lant 37 à 38 mijlen, te weten het lant van Angola op de twe graden gelegen. 19 dito. Smergens sagen wij Anabon n. ten w. van ons, ontrent 5 mijlen; sulcx dat het eylant in de caerten qualijck geleyt is in longitudoGa naar voetnoot3, alsoo het voorszeghte eylant op de hoochte van 2 graden op de cust van Angola aff te meten is, buyten de voorszeghte cust leggende 72 mijlen Hollants; welcke wegh te lanck is 22 mijlen, sulcx dat het voorszeghte eylant naer mijn beduncken ende observatie niet veerder buyten de cust van Angola gelegen is, naementlijck op de hoochte van 2 graden, als 50 mijlen Hollants; derhalven is de rede gelegen aen de n.oostsijde vant eylant ende dat op de hoochte van eene graet, 22 minuten suyderbrete; alwaer wij dito savonts arriveerde. 23 dito. Is ons jacht de ZeeridderGa naar voetnoota daer gearriveert, seggende den vice- 〈27v〉 admirael niet vernoomen te hebbe, alsoo hij vier dagen hem legge wachten hadde op de cust van Angola. 24 dito. Is de vice-admirael voorszeght bij ons gearriveert, coomende van de cust van Angola. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
27 dito. Bejegende ons een travade, de wint uyt den oosten, sulcx dat de vice-admirael sijn tou brack. 31 dito. Cregen wij een harde travaden van regen ende wint uyt de oostelijcker handt, soodat het schip Gelderlant nevens het jacht de Meremin ende de sloep de Haes gront affdreven; alsoot daer steyl is, steenachtige gront, sulckx dat wij wat schade leden aen onse touwen. De governeur vant lant thoonde ons alle vrintschap sulcx dat wij daer ontrent 104 varckens handelden voor een cleyne waerdije, mitsgaders een goede quantiteyt appelen, lamoenen ende bonanses. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
february, anno 16252 dito. Sijn wij van Anabon t'seyl gegaen met een travade uyt den s.oosten, daernae van den o. ende n.o. met harde wint ende regen; doende ons cours vooreerst s.s.w. om suyt te winnen; het voorszeghte eylant peylden wij savonts van ons n. ten o. ende n.n.o., ontrent 8 mijlen. 3 dito. Was het den gehelen dach heel stil, savonts quam een coeltge uyt de suydelijcker hant; dat etmael geseylt 10 mijlen, doende ons cours w. ten s. 4 dito. De wint s.s.o., snachts wast heel stil; polushoochte 2 graden, 28 minuten. 5 dito. Wast meest den geheelen dach stil; polushoochte was 2 graden, 42 minuten; snachts liep de wint naert westen met een travade regen sonder wint. 6 dito. De wint van de s.w. met een tamelijcke coelt; ons ganck nemende 〈28〉 om de w.n.weste. 7 dito. Wast voor de middach meest stil, naer de middach de wint s. ten w. ende s.s.west met een tamelijcke coelt; polushoochte was 2 graden, 28 minuten; dat etmael vertiert ontrent de 7 mijlen, w.n.w. behouden; snachts was de wint meest van de w.n.w. 8 dito. De wint s. ende s.s.w.; polushoochte was 2 graden; dat etmael geseylt 18 mijlen, w.n.w. behouden. 9 dito. De wint als vooren, met een tamelijcke coelt; dat etmael geseylt 19 mijlen, w. ende w. ten s. behouden; polushoochte was 2 graden, 13 minuten; bevonden dat ons de stroom meer om de suyt als om de noort transporteerde. 10 dito. De wint als vooren, dat etmael geseylt 20 mijlen, w. ten s. ende w.s.w. behouden; polushoochte was 2 graden, 20 minuten. 11 dito. De wint s.s.o., daernaer s.; dat etmael geseylt 18 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mijlen, s.w. ten w. behouden; polushoochte was 2 graden, 40 minuten. Bevonden de stroom om de suyt te gaen, uytwijsende de observatie van de hoochte; doch de drye maenden maert, april ende meyn heeft men de stroomen onder de Linie, ofte van Cabo de LopogonsalvesGa naar voetnoot1 langs de custe van Angola meest om de suydt; sulcx dat de Portugesen in de voorszeghte drye maenden met eenighe lichte schepen langs de custe van Angola opcomen, willende naer Louanda, nemende hen cours vant eylant St. ThomeGa naar voetnoot2 aff buytent gesicht van Cabo de Lopogonsalves, om bevrijt te sijn voor eenige Hollantsche scheepen ofte anders; loopen gemeenelijck het eylant Anabon int gesicht, sulcx dat sij somwijlen daer ververschen; nemende vandaer haer cours naer de custe van Angola, doch en coomen niet te landt onder de 2½ ofte 3 graden, alsoo men de stroomen ende travaden in de voorszeghte 3 maenden tot sijn favoer heeft - sulcx dat men wel om de suyt can geraecken. 12 dito. De wint als vooren; dat etmael geseylt 20 mijlen, w.s.w. behouden; 〈28v〉 polushoochte was 2 graden, 50 minuten; snachts hadden wij een weynich travade van wint en blicxem. 13 dito. De wint van de s.o. ende s.s.o.; dat etmael geseylt 23 mijlen; polushoochte was 3 graden, 30 minuten. 14 dito. De wint s.o., ons cours doende s.w. ten w.; polushoochte was 4 graden; dat etmael geseylt 23 mijlen. 15 dito. De wint als vooren, ons cours doende s.w.; dat etmael geseylt 24 mijlen; polushoochte was 4 graden, 50 minuten. 16 dito. De wint als vooren, polushoochte 5 graden, 58 minuten; dat etmael geseylt 25 mijlen, cours s.w. ten w. 17 dito. De wint van den s.o. ten o. met een dichte coelte; dat etmael geseylt 26 mijlen, cours als vooren. 18 dito. De wint als vooren, polushoochte 8 graden, 15 minuten; dat etmael geseylt 26 mijlen, cours als vooren. 19 dito. De wint noch continueerende, namelijck s.o. ten o. ende o.s.o.; polushoochte was 9 graden, 14 minuten; dat etmael geseylt 29 mijlen, cours s.w. ten w. 20 dito. Wint als vooren, polushoochte was 10 graden, 10 minuten; dat etmael geseylt 32 mijlen, cours als vooren; savonts passeerde ons overt hooft de son om de noort voor de vierde mael. 21 dito. De wint noch van de o.s.o.; polushoochte was 11 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
graden, 15 minuten; dat etmael geseylt 27 mijlen, cours s.w. ten w. 22 dito. De wint o. ten s., cours als vooren; dat etmael geseylt 26 mijlen; polushoochte was 12 graden, alwaer wij peylden 6 graden wassende noortoosteringh. Ick gisten ons bijoosten Cabo St. Augustijn 241 mijlen, w. ten n. van ons. 23 dito. De wint o.n.o., polushoochte was 12 graden, 52 minuten; dat etmael 〈29〉 geseylt 25 mijlen, cours als vooren. 24 dito. Wint als vooren, maer was den geheelen dach ende nacht stilachtych, sulcx dat wij over de 14 mijlen niet en seylden in dat etmael; polushoochte was 13 graden, 10 minuten; snachts was de wint variabel met stilte. Het blijckt door de experientie dat het altijt voor de son meerder coelte is dan affter; gemerckt ick sulcx diversche reysen bevonden hebbe, alsoo wij continueelijck een dichte coelte hadden van dat de son ontrent 4 à 5 graden bijsuyden van ons was; maer soo haest als hij ons gepasseert was bijnoorden van ons, hadden wij een dach ofte twe stilte, de dagen daernae een tamelijck coeltge. 25 dito. De wint als vooren, met een tamelijck coelte, ons cours doende s.w. ten w.; dat etmael geseylt 14 mijlen; polushoochte was 13 graden, 30 minuten; alwaer wij peylden 7½ graet noortoosteringh; derhalven gisten ick mij van de cust van Brasyl, naemelijck Porto Seguro ofte St. CruysGa naar voetnoot1, 242 mijlen, w. ende w. ten s. van ons. 26 dito. Wast meest stilachtich, doch altemet een dichte coelt; de wint n.o. ten o.; polushoochte was 14 graden, 18 minuten, alwaer wij peylden 7 graden, 40 minuten noortoosteringh; dat etmael geseylt 26 mijlen. 27 dito. De wint als vooren, polushoochte 15 graden, 2 minuten; dat etmael geseylt 17 mijlen, cours als vooren. 28 dito. Windt als vooren, met een tamelijcke coeltge; naermiddaechs stil; polushoochte was 15 graden, 22 minuten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
primo marty, anno 1625〈29v〉 De windt meest uyt de oostelijcker handt, met kaeckyck weer; polushoogte was 16 graden, 41 minuten; setten ons cours smiddaechs s.w. in. 2 dito. De windt variabel, doch meest van den oostelijcker handt; dit etmael geseylt 27 mijlen; doende ons cours s.w. ende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
s.w. ten w.; polushooghte was 17 graden, 51 minuten; alwaer wij savonts peylden 12¼ graden noortoosteringhe. Derhalven was mijn gissingh van de cust van Brasyl 137 mijlen, naemelijck van Spirito Sancto, leggende van ons w. ten z. 3 dito. Wint als vooren, polushoogte was 19 graden, 7 minuten; dito vergaerden den raedt in ons schip, werde geresolveert Spirito Sancto vooreerst aen te doen, sulcx dat wij ons cours savonts w. ten s. ende w.s.w. [instelden]; snachts was het ongestadich weer van buyen ende kaecken. 4 dito. Smergens de wint n.o., naermiddach o. met kaeckyck weer; polushooghte was 19 graden, 31 minuten; ons cours doende als vooren. Dito varckende wij onse scheepen ende maeckten se schoon tusschen wint ende waterGa naar voetnoot1. 5 dito. De wint meest van de oost ende oost-ten-noorden; polushooghte was 19 graden, 39 minuten. 6 dito. De windt als vooren; dat etmael geseylt 24 mijlen; polushooghte was 19 graden, 37 minuten; alwaer wij smergens peylden, van gelijcke savonts, 14¼ graden oosteringh. Mijn gissingh was dat de ravier van Spirito Sancto ontrent westten-zuyden van ons lagh, ontrent 50 mijlen. 7 dito. De wint variabel, somwijlen reegen, doch meest uyt de westelijcker hant; dit etmael geseylt 22 mijlen; polushooghte was 19 graden, 23 minuten; alwaer wij bevonden 14½ graden affwijckingh. 8 dito. De wint west; dit etmael geseylt 23 mijlen; polushooghte was 19 graden, 45 minuten. Ick gisten ons noch 8 mijlen buyten de wal, naementlijck Spirito Sancto. 9 dito. Smergens in den dageraert werden wij het lant gewaer, daervan 〈30〉 wesende ontrent 3 ofte 4 mijlen; sulcx dat wij vervielen 6 à 7 mijlen bijnoorden Spirito Sancto, alwaer het diep was 20 vadem stickgront; 5 à 6 mijlen in zee bevonden wijt diep 27 vadem, steenachtige grondt. Het voorlandt is daer laeghachtich, maer het binnelant is hooghachtich. Dito vergaerden den raedt in ons schip, stellende ordre vant inseylen van Spirito Sancto. Bij het voorszeghte landt sijnde quam de wint van de s.o., sulcx dat wij benedengaets waren; polushooghte was 19 graden, 51 minuten. 10 dito. De wint noch continueerende van de s.oosten; doch bevonden de stroom om de suyt ginck, sulcx dat wij smergens den bergh, genaemt Meester de Alvaro w.n.w. van ons hadden; | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maer dewijl de wint landelijck was, en conden wij de ravier van Spirito Sancto dien dach niet beseylen. 11 dito. De wint van de s.w., sulcx dat wij tegens den avondt in de voorszeghte ravier van Spirito Sancto arriveerden; alwaer wij op het drooghste diep vonden 18 voet water, sijnde ontrent stijff halff vloet. 12 dito. Smergens sijn wijGa naar voetnoota onder seyl gegaen naer het dorp van Sprito Sancto, alwaer wij quamen ontrent den middach; sulcx dat wij landen met al ons macht, naementlijck 250 man, soo soldaten als bootsgesellen, meest al moskettiers - om het dorp Spirito Sancto te incorporeren. Soo als wij int marcheeren waren, coomende ontrent boven, daer de Portugesen haer sterck gemaeckt hadden ofte onthielden - losten een metalen stuck op ons, soo haest alsij ons begaen conden; welck stuck schoot ontrent 14 lb. ijsersGa naar voetnoot1. Flanckeerende langgers de wegh daer wij op quamen gemarchert, soo haest als de schoot vant stuck gegaen was, werdender veel pijlen ende eenige roors ofte moskets op ons geschooten; mitsgaders uyt een huys, daer wij bij stonden, werden met heet water uyt de vensters ende anders gegooten. Die vant dorp vielen middelertijt uyt, soo datter eenige van d'onse gequest werde van het geschiet van de Bresilianen, die hier ende daer in de ruychte laegen. Sulcx wij 〈30v〉 resolveerde wederom aff te trecken 〈alsoo de courage van ons volck wegh was〉; welck ick capiteyn Vonck belaste, dat hij met het volck soude afftrecken ende dat met ordre, - maer geschiede met een groote disordre, sulcx datter van de onse ontrent de 80 gequest werde ende 7en doot. 13 dito. Resolveerden wij twe jachten, twe sloepen met twe groote scheepsboots de ravier opwaerts aen te stieren, onder het commandement van de schout-bij-nacht, - te vernemen ofter geen scheepen ofte barcken gevlucht en waren; doch en vonden anders niet als een barck ofte carvellon, daer de soon van de gouverneur van Rio de Genero door faute van wint daerin gecoomen was, alsoo hij naer de bahya toe wilde, te assisteren eenen Don Francisco die de bahya beleegert haddeGa naar voetnoot2. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wij vonden in de voorszeghte barck anders niet dan 2 kisten suyckers ende 2 suyckerkisten met marmeladen, derhalven een weynich provisie. 14 dito. Werde een van onse scheepsbooten verrast ofte overvallen van drye groote canoys, die de voorszeghte soon van de gouverneur van Rio de Genero met hem gebracht hadde; in welcke canoys waren ontrent 180 gewapende mannen, soo Portugesen als Bresilianen; sulck dat se onse boot overvielen, gelijck geseyt is; daerin was 19 man, waerover commandeerde schipper Maerten Coornne den Oude, die met den eersten van de viandt geschooten werde, ende het resterende volck meest al doot geslagen, soo ick conne vernemen hebbe. 15 dito. Is de schout-bij-nacht met de voorszeghte jachten wederom bij ons gecoomen, reporterende wat hem wedervaren was. 17 dito. Sijn wij een weynich vant dorp aff gaen leggen, ontrent een roerschoot. 18 dito. Waren wij geresolveert omt seylt te gaen, doch mosten het wederom setten bij een bergh, genaemt het Suycker-Broot, ontrent een gootelinghschoot van het voorszeghte dorp. 20 dito. Smergens gingen wij t'seyl, sulcx dat wij voor Vilge Velge quamen, 〈31〉 alwaer wij het anckerde. 21 dito. Ontrent de clock thyen uuren gingen wij onder seyl, met dat het water begonst te wassen; doch diepten het gat met onse schuyten over ende weer, vonden een kilGa naar voetnoot1 bij de suytwal uyt, daer het diep was 21 voeten met laegh water; buyten de kil dwars over daer wij ingecoomen waren, en bevonden wij doentertijdt niet meer als 14 voet waters. De voorszeghte kil kan men bequamelijck uyt en in seylen met een open windt, alsoo hij niet als te wijdt en is; het water valt er ontrent met een dagelijckx tije 5 à 6 voeten op ende neer - met een springhstroom 8 voeten; een s.weste ende n.ooste maen maeckt het daer vol zee, soo ick best hebbe conne bemercken. Het voorszeghte dorp Spirito Sancto leyt ontrent een mijl van de mont van de ravier; de ravier streckt tot het dorp toe wel soo westelijck als w. ten suyden; de mont van de ravier is ontrent wijt twe roerschooten. Ontrent een steenwerpte van de suytwal leyt een clip boven water, ende eenige onder water aen de westsijde - ick seg aen de oostsijde - ontrent een schiplengte daer aff. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 154]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Derhalven is de voorszeghte ravier gelegen onder de 20 graden, 8 minuten suyderbreete. 22 dito. De wint variabel met regen; wierpen savonts gront aen de suytcant van de Abrolges, sooals ick presumeer; alwaer diep was 45 vadem, coraelgront gemengt met groff sant. Ick giste ons ontrent buyten het vaste lant van Brasyl 26 à 27 mijlen, op de hooghte van 19 graden, 30 minuten; snachts wierpen wij diversche reyse, bevonden diep te sijn 43 à 44 vadem, gront als vooren. 23 dito. De wint meest uyt de noordelijcker handt, maer was stillekens; bevonden diep als vooren; niettegenstaende waren ontrent 7 mijlen om de n.ooste getransporteert. 24 dito. De wint n.n.o., sulcx dat wij om de oost liepen; gisten ons 〈31v〉 smiddaechs van de cust van Brasyl te sijn 37 mijlen; alwaer wij diep vonden 38, 39, oock 32 vadem, alsoot daer pittichGa naar voetnoot1 was, gront als vooren; polushoogte was 19 graden, 44 minuten; savonts gisten ick ons buyten de wal 41 mijlen, conden geen gront werpen met 100 vaem lijns; alwaer wij peylden....Ga naar voetnoota oosteringh. 25 dito. Windt als vooren, onse cours ofte ganck noch continueerde om de oost; wij gisten ons buyten de wal 46 mijlen; polushooghte was 20 graden. 26 dito ende 27. Wast meest stil, sulcx dat wij weynich vertierde; snachts quam het coeltge uyt de noordelijcker handt. 28 dito. De wint meest van de n. ten w. ende n.n.westen; polushooghte was 20 graden, 12 minuten; wij gisten ons buyten lant 72 mijlen. 29, 30 ende 31 dito. Wint als vooren, ons gangh neemende om de oost; de gissingh was buyten lant te sijn 104 mijlen; polushooghte was 19 graden, 56 minuten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
april, anno 16251 dito. De wint noch continueerende uyt de noorden, doch wenden het smergens om de west. 2 dito. De windt als vooren, polushooghte was 19 graden, 50 minuten; wij gisten ons buyten de cust van Bresyl 96 mijlen. 3 dito. De wint naermiddach n.w. ten noorden. 4 dito. De wint voor de middach meest n. ten oosten, naermiddach n.w. ende w.n.w., doch weynich coelte; snachts heel stil; polushooghte was 19 graden, 38 minuten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5 dito. De wint van de noorden, naermiddach van de n. westen; polushooghte 〈32〉 was 19 graden, 30 minuten; wij gisten ons buyten de cust van Brasyl 90 mijlen. 6 dito. Smergens werde wij een seyl gewaer bijwesten van ons, welck seyl wij met onse sloep bequamen, de clock ontrent thyen uuren; was een scheepken, de Jesuyten toebehoorende, coomende van Rio de Genero, inhebbende 147 kisten suyckers; was t'seyl geweest uyt Rio de Genero 36 dagen geleden, sulcx dat hij weynich geadvanceert hadde, oorsaeck het ongestadich weer ende contrary weerGa naar voetnoot1 ende contrarie windt; sulcx dat hem 20 kisten suyckers ontleckt ofte uytgeloopen waren in de onderste laegh - vermits het voorszeghte scheepken niet als te dicht en was. Polushooghte was 18 graden, 40 minuten. 7 dito. Voor de middach, de clock ontrent 11 uuren, werden wij wederom een seyl gewaer, bijwesten van ons; welck seyl wij den geheelen dagh volgde, doende alle diligentie omt voorszeghte te becoomen, sulcx dat wij hem vrij genadert waren. Maer alsoo het jacht de Meremin sijn groote stenge affseylden - die hem naest was, derhalven hem hant voor hant inliep - ist ontcoomen; overmits de nacht op hande quam, is ons ontduystert; niettegenstaende wij dyversche coursen gingen, meenende alsoo smergens ontrent bij hem te sijn; maer vonden ons, soo als het dagh was, alleen sonder eenich seyl te syen. 8 dito. Soo als wij van onse scheepen versteecken waren, stelden wij ons cours s. west in om de selvige te bejegenen, sulcx dat wij savonts daerbij quamen. 9 dito ende 10. De wint meest van den oosten ende o.s.o., met een dichte coelt; hebbende onse scheepen in drye esquadres gedeelt, oost ende west van den anderen, cruysende soo over ende weer, yder esquader ontrent 4 à 5 mijlen van den ander, - om alsoo des viandts scheepen die wij uyt Rio de Genero verwachtende waren 〈soo ons de gevangen Portugesen geseyt hadde〉 bequamelijck waer te nemen. Snachts quam de wint uyt de noordelijcker handt, met een dichte coelt. 11 dito. De wint voor de middach als vooren, naermiddach van den 〈32v〉 o.n.oosten; polushooghte was 17 graden, 40 minuten; wij gisten ons buyten de custen van Brasyl 55 mijlen. 12 dito. De wint noch uyt de noordelijcker handt, somwijlen reegen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
13 dito. Werpen wij gront op 16 vadem, steengront - niettegenstaende sagen geen landt; doch ick presumeerde dat wij op de noortcant van de Abrolges waren, ontrent buyten het vaste lant van Brasyl 14 mijlen; sulcx dat de eylandekens 〈die opt midden van Abrolges gelegen sijn, ontrent 12 mijlen vant vaste lant〉 s. ten w. van ons lagen, 13 mijlen; de voorszeghte drooghte van de Abrolges is breet 27 mijlen 〈te weten int suyden ende noorden〉; alsoo wij de suyt mitsgaders de noordtcant affgediept hebben, streckt hem ontrent in zee 40 mijlen, alwaer wij met 100 vaem lins op ende neer geen gront conde werpen. Polushooghte was 〈daert de voorszeghte 16 vaem diep was〉 17 graden, 56 minuten. 14 dito. De wint uyt de suydelijcker handt, doende ons cours n.w. ten noorden; polushooghte was 17 graden, 38 minuten. 15 dito. Smergens werden wij het lant gewaer; het was heel laegh lant, bewassen met geboomte; polushooghte was smiddaechs 16 graden, 12 minuten; alwaer hem hooghachtich lant verthoonde. 16 dito. De wint variabel, smergens uyt de wal, naermiddach van den n.oosten; polushooghte was 13 graden, 50 minuten; bevonden ons nevens BaeupebeGa naar voetnoot1, welck een eylandeken gelijck te wesen, maer is vast lant. 17 dito. De wint meest uyt de noordelijcker handt, met stilte; polushoochte was 13 graden, 36 minuten. 18 dito. Bevonden wij ons smergens voor de Bahya de todos los Sanctos, alwaer wij bejegende onse sloep, die sedert den 7 dito van ons versteecken hadde geweest int naerjagen van een prijs - daer vooren 〈33〉 van verhaelt is. Welcke sloup ons rapporteerde datter een Spaense armade in de bahya lagh, alsoo hij den 12 dito, 2 uuren in den avont sijnde, in de bahya hadde geweest, te weten tot Ville Velge toe; alwaer hij een schip gewaer werde dat daer op de waght ofte geanckert lagh; meende dat het een van onse scheepe was; alwaer de voorszeghte sloup naertoe hieldt; daerbij coomende riep de schipper van de sloup ‘vanwaer u schip?’ De Spanjaerts ofte Portugesen int voorszeghte schip en riepen niet weerom, doch seyde tegens den anderen ‘san flaminges!’Ga naar voetnoot2 welck ons volck hoorde. Loopende meteenen achter om het voorszeghte schip, sulcx dat sij de vlagge, die achterop stont, kennende werde door het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
licht ofte caers die uyt de gaelderij scheenGa naar voetnoot1; sagen dat het een Spaense vlagge was, soodat se haer devoir deden met royen ende seylen om wederom uyt de bahy te geraecken. De Spanjaerts, dat syende, riepen ‘aborde boraetges’Ga naar voetnoot2, haelden meteenen haer boot ofte schuyt op ende schooten drye grove stucken, derhalven 40 à 50 mosketschooten naer onse sloup; lieten middelertijt haer fock vallen, meenende alsoo onse sloep te becoomen; maer alsoo het nacht was, omdonckerde de voorszeghte sloup hem, sulcx dat hij den 18, gelijck geseyt is, bij ons quam. Het rapport ofte drovige tijdinge van de schipper gehoort hebbende, hebbe ick den raedt ontbooden om te resolveren wat ons te doen stondt; de saeck ten rijpsten overwegende, derhalven eenige schoote sagen schieten in de bahy ende 7 ofte 8 schepen onder seylGa naar voetnoota, sulcx dat wij bemerckte dat de bahy beleegert was. Resolveerden oversulcx ons te gaen onthouden op de hooghte van 14 graden, alwaer de scheepen, uyt vaderslant coomende, het lant moeten aendoen met een suydermosson; verhoopende daer eenige scheepen ofte armade van d'onse te bejegenen om alsoo met den anderen de bahya te gaen ontsetten ofte assisteeren. Maer alsoo wij geen scheepen en vernamen, resolveerde het jacht de Meremin te senden naer Rio de Genero - alsoo het wel beseylt was - te besichtigen ofte vernemen ofter onse armade soude mogen sijn om die te veradverteren in wat staedt de bahya was, alsoo sij noodich ontset ofte assistentie van doen hadde. 19 dito. Verbranden wij het papen scheepken, naerdat wij het ontlost ende ontbloot hadden van alles. 20 dito. Losten wij een partij wijnen uyt jacht den Engel alsoo sijn pompen onclaer waren. 22 dito. Ist jacht de Meremin, daervan verhaelt is, van ons gescheyden, 〈33v〉 doende sijn devoir naer Rio de Genero; het voorszeghte jacht was geprovideert van vivres ende dranck voor de tijdt van 5 maenden. Ons doentertijdt bevindende op de 15 graden suyderbrete. Waren geresolveert wederom naer de bahy te loopen, te syen oft daer eenige middel ofte apparentie was om bij nacht daer een ofte twe sloupen naertoe te stieren soo naer, dat se smergens bequamelijck conde ontdecken ofte | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
besichtigen wat quantiteyt van Spaensche schepen daerbinnen laegen. 23 dito. Doende ons devoir naer de bahy; de wint van de o.s. ooste; polushooghte was 14 graden, 37 minuten. 24 dito. De wint als vooren, doch variabel ende kaeckich weer; polushoogte was 13 graden, 45 minuten. 25 dito. Bevonden wij ons smergens voor de bahy, alwaer wij twe seylen gewaer werde, niet verre van ons; het eene was een Portugese caravel, op hebbende drye besaens met fock, marseyl ende blintGa naar voetnoot1 - het ander was een barck met 3 besaene. Doende ons devoir om de selvige te becoomen; maer alsoo sij seer hart seylde, waren in drye uuren tijts een groot stuck vooruyt sulcx dat het voorszeghte caravel sijn cours sette naer de bahy, die van ons lagh west-te-suyden, ontrent 5 mijlen; de andere barck liet het bij de wint overstaen om de noort-oosten. Soodat wij wel presumeerde dat het buytenwacht ofte verspieders van de Spaensche armade wel mochte sijn; oversulcx resolveerde wij 〈geen apparentie syende om eenich sloup ofte jacht naer de bahy te stieren〉 om te besichtige, alsoo sij buyten ende binnen wacht hadde van scheepen ende barcken, buyten die derde beter seylde als onse sloupenGa naar voetnoot2. Sulcx dat wij goet vonden met onse scheepen te gaen naer Farnambock, te syen ofte wij daer eenige Portugese scheepen conde becoomen, alsoo het springhGa naar voetnoot3 op handen was daer sij behoorden bij uyt te loopen; derhalven te besichtigen ofter onse armade soude mogen sijn om die te veradverteren hoe het in de bahy gestelt was. Bij de Caep St. Augustijn coomende sijn wij ontdeckt geweest van een barck die wij meende te becoomen, maer ontleyt ons met de seyl, sulcx dat wij resolveerden, naerdat wij ons ontdeckt sagen, op het spoedichste naer Farnambock te loopen om teGa naar voetnoota besichtigen. 26 dito. De wint meest van de o.s.oosten, met eenige regenbuyen. 〈34〉 27 dito. Werden wij het lant gewaer, ontrent 18 ofte 20 mijlen van de bahy. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
28 dito. Wint als vooren, naermiddach van de s.oosten, sulcx dat wij ons cours n.o. instelden, naer Cabo St. Augustijn; polushooghte was elff graden, 40 minuten. 29 dito. De wint als vooren, polushooghte was 10 graden, 36 minuten. 30 dito. De wint noch al van den s.oosten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mey, anno 1625primo dito. Wint als vooren, somwijlen reegen; gisten de caep smiddaechs van ons noorden, te weten den 2 dito. 3 dito. Variabel weer met regen; polushoochte was 8 graden, 33 minuten; ontrent de middach sagen wij Cabo St. Augustijn west van ons; t'scheen ofte wij verde buyten lant waren, maer alsoo het begonst op te claren, bevonden wij ons niet veer buyten lant, sulcx dat wij het van de wal affleyden. Was in de voornacht een ongestadich weer, de wint meest uyt de noordelijcker hant met veel reegens, soodat wij het tegens dagh wederom naer de wal leyde. 4 dito. De wint meest uyt ten oosten; wij werden smergens een seyl gewaer, welck een barck was daer vooren van verhaelt is; die wij meenden te becoomen, maer ontleyt ons met de seyl; sulcx dat wij resolveerden, naerdat wij ons ontdeckt sagen, opt spoedichste naer Farnambock te loopen om te besichtigen offer onse armade was. 5 dito. Smergens bevonden wij ons een weynich bijnoorden Farnambock, maer alsoo de wint oostelijck was, beseyldent; ontrent de stadt coomende quamen der drye asennaeytgesGa naar voetnoot1 ofte vlotten 〈waerop yder een swart sat〉 naer ons toe geroeyt, meenende dat wij Portugeese scheepen waren, om haer vis aen ons te vercoopen, alsoo het visschers waren. 〈34v〉 Maer alsoo der een van de drye vooruyt ofte in ons wegh was, hielden daernaertoe; prepaererde middelertijt onse schuyt 〈die opsij lagh〉 met volck ende anders om hem te beroyen als hijt op een loopen stelde; de voorszeghte swart ontrent bij ons coomende, werde ons schip kennende geen Portugijs te sijn, sulcx dat hij sijn devoir dede om te ontcoomen; maer alsoo onse schuyt claer lagh, wel gemant, stierde ick daernaertoe; die hem beroyede ende brachten hem aen boort. Welcke swart, hem vragende wat Hollantsche scheepen achter het resyff van Farnambock lage - waerop hij antwoorde datter een goede | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
quantyteyt van Portugese scheepen laegen, ontrent de 40 stucx, maer en wist van geen Hollantsche scheepen te seggen; hem vragende ofter geen Hollantsche armade geweest en hadde, ofte voort lant gesyen en was - waerop de swart antwoorde van geen Hollantsche armade te weten, maer datter een Spaensche armade naer de bahya was, waervan dat een schip in Farnambock was gearriveert, geladen met ammonitie van oorloogh ende anders; derhalven seyde de swart dat twe dagen tevooren, te weten den derden der selver, een barck gearriveert was, coomende uyt de bahy, gestiert van de Spaenschen generaelGa naar voetnoot1 van de heele armade aen den gouverneur van Farnambock met eenige brieven - hoe dat hij de bahy wederom geincorporeert ofte ingenoomen hadde van de Hollanders; wijders seyde de swart datter noch geen scheepen met de nieuwe suyckere ofte dat mosson t'seyl gegaen waren, ende noch al meest leegh lagen, alsoo sij geen licentie en hadden om te mogen t'seyl gaen vooren sij advys uyt de bahy van den generael bequamen. De drouvige tijdinge van de swart verstaen hebbende, hebbe ick de raet aen boort ontbooden om te resolveren wat ons te doen stondt; derhalven seylde middelertijt naer de stadt toe om te besichtigen; sulcx dat wij ons bevonden, tegens den avondt, ontrent een halff mijl t'zeewaerts van de stadt;Ga naar voetnoota waren van meeninge bij het resiff te loopen, daer de scheepen achter leggen, maer alsoo de wint van de s.o. was, waren wij 〈35〉 genootsaeckt te wenden voor het riff, dat hem van de stadt affstreckt naer het resiff toe, genaemt Basge de St. AnthonyGa naar voetnoot2; doch waren soo naer, dat wij de scheepen door een kijcker ten delen tellen ende bekennen conden; laegen alGa naar voetnootb meest met de stengen doorschooten ende met de reen langscheepsGa naar voetnoot3; telden ontrent 38 schepen, soo groot als cleyn. Dit alles syende ende het seggen van de swart rijpelijck overwegende, hebben wij eensamentlijck geresolveert met onse scheepen te gaen naert | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eylandt Fernando de LarongeGa naar voetnoot1, alsoo wij hooghnoodich water van doen hadde. 6 dito. De wint meest van de s.oosten, sulcx dat wij het om de oost leyde; polushooghte was 7 graden, 36 minuten. 7 dito. Wint als vooren; polushoogte was 6 graden, 23 minuten, sulcx dat wij bevonden dat de stroom hardt om de noort ginck. 8 dito. Smergens was ons jacht de Zeejager ontrent 3 à 4 mijlen in lij van ons, alwaer wij naertoe liepen, hem gevende een bryeff met een copie uyt het resolutieboeck om te bestellen aen de Hr. Bewinthebberen; oft saeck hadde geweest dat hij van ons verstack ofte het voorszeghte eylant niet beseylen en conde, alsoo ydereen sijn beste moste doen door de schaerse wint om het selvige te becoomen. 9 dito. De wint noch continueerende van de s.o., naermiddach van de o.n.o. 10 dito. De wint variabel, somwijlen eenige travaden ofte kaecken, daernaer stilte, sulcx dat wijt om de suyt leyde; polushooghte was 5 graden, 27 minuten. 11 dito. De wint meest van de oost.n.o.; polushooghte was 5 graden, 25 minuten; ick giste het eylant Fernando de Laronge van ons n. ten oosten. 12 dito. De wint van de oosten ende o.s.oosten, sulcx dat wij het om de noort leyde; dito sterff een soldaet in ons schip, wiens naem was Leendert Wouters, uyt WalslantGa naar voetnoot2 vandaen. 13 dito. Wint als vooren; polushooghte was 4 graden, 56 minuten; dito 〈35v〉 sterff onse constapelsmaetGa naar voetnoot3, die meest de geheele reys syeck hadde geweest. 14 dito. Wint als vooren. Smergens quamen wij het eylandt Fernando Laronge gewaer te werde, n.west van ons ontrent 6 mijlen; als ment eerst comt te syen, verthoont het hem of men een tooren sagh ofte een seyl, alsoo daer een spits op staet, op een bergh die hem verthoont aleer men eenich ander lant syen can, vermits de voorszeghte spits hoogh is, bij het bijleggende lant te gelijcken. Doch coomende een weynich naerder, verthoont hem de voorszeghte spits oft het een tooren was ofte kerck daeraen, vermits het lant ofte heuvel aen de westsijde, dat aen de voorszeghte spits vast is, gelijckt een kerck, alsoo | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het cort is. Coomende naerder verthoonen hem noch drye andre heuvelen, daernaerGa naar voetnoota siet men het streckende lant; het n.o.-endt is gebroocken landt, sulcx datter 4 ofte 5 eylandekens aff gesepareert leggen van het princepael eylant - doch niet veerde van den anderen, ontrent een roerschoot, d'een minder d'ander meer; tusschen de voorszeghte eylandekens ist droogh, soodatter geen scheepen door en mogen. Van de oostsij vant voorszeghte eylant streckt een riff ofte resiff twederde van een mijl in zee, daer het water hem geweldich op verheft ofte brant, alsoo het steenen ofte clippen sijn, daer hem eenige van verthoonen tusschen wint ende water. De Portugesen schrijven dat men tusschen het voorszeghte eylandt ende de drooghte met groote scheepen door mogen seylen, maer is mij onbekent alsoo ick het niet ondersocht en hebbe. Als men daer te rede wil, soo moet men bijoosten het eylant omloopen ende coomen soo van boven neerwaerts aen de noortwestsijde vant eylant; ter tijdt dat ghij coomt bij den bergh die een tooren gelijckt - daer vooren van verhaelt is -, alwaer gijt ontrent een gootelinckschoot bijoosten den voorszeghte tooren sult setten, ende ontrent een gootelinghschoot dwarts van de wal; alwaer diep is 16 à 17 vadem, santgront; maer soo ghij op drooger water comt, naerder de wal, sijt gij vuyle gront onderwerpen, die u touwen schadelijck sijn ofte affgevijlt werden. Daer dwars van lant is goet, vers, loopent water insonder- 〈36〉 heyt in de regentijde, te weten van de maent april tot september toe; het voorszeghte water heeft een smaecke naer het lant, ofte salpeterich. Bij de voorgenomde eylandekens is veel visch te vangen met de houck: steenbrasem ende anders; bocken ende geyten sijn der opt eylant veel, doch heel schouw, sulcx dat se qualijck sijn te vangen, vermits daer veel kreukelbos ende ruychte is, daer het volck qualijck can doorcoomen; van zeevoogels ende tortelduyven sijn der in grooter abondantie; ons volck hebben der oock koyen ofte ossen gesyen. De zee valt er somwijlen hardt aen, soodat men met geen schuyt ofte boot aen lant can coomen; wij verlooren daer twe man, vermits de boot omgeworpen werde, tegens strandt aencoomende. Het voorszeghte eylant leyt naer mijn gissingh ontrent 70 mijlen Hollants van de cust van Brasyl, is derhalven gelegen onder de 3 graden, 34 minuten suyderbrete. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
23 dito. Resolveerden wij het scheepken ofte prijs den Engel te verbranden ofte in de gront te houwen 〈naerdat wij het ontlost ende ontbloot hadden van alles〉, alsoot onbequaem was om te navigeren; gemerckt het heel leck was ende de seylen meest versleten. Dito resolveerden wij de gevangene Portugesen, mitsgaders eenige swarten die wij in ons scheepen hadde, in onse cleyne sloup te setten, alsoo de sloup niet sufficant en was met ons over zee te gaen naert vaderslant; sulcx dat wij de sloup ontblooten van alles ende setten de Portugesen daerin om naert vastelant te varen. Savonts gingen wij vandaer t'seyl, doende ons cours s.w.ten w. om seeckre droochte te schouwen, die daer int vaerwater leyt, uytwijsende de caerte. 24 dito. Smergens setten wij ons cours west in, oorsaeck om (int vaerwater)Ga naar voetnoota van de Portugesen te geraeckenGa naar voetnoot1, die den 21 dito uyt Farnambock soude mogen t'seyl gegaen sijn, alsoot doen springhstroom was; stelden ons cours snachts met haer heen, te weten n.n.west ende daegs n.w. ofte w.n.w., menende haer alsoo te bejegenen. 25 dito. Doende ons cours west.n.w.; polushooghte was 2 graden; snachts setten wij ons cours n.n.w. 26 dito. Setten wij ons cours wederom w.n.w., snachts n.n.w.; polushoochte 〈36v〉 was 1 graedt, 30 minuten suyderbrete. 27 dito. De wint als vooren, doende ons cours n.w. ten n. 28 dito. De wint noch al van de oostelijcker handt; polushoogte was 56 minuten noorderbreete; dito sterff een man in ons schip, genaemt Govert Michielsz. 29 dito. Wint als vooren; polushoochte was 2 graden, 16 minuten noorderbreete; ons cours doende noorden; sagen veel ravelinghGa naar voetnoot2 int water, derhalven veel meuwen ontrent ons; niettegestaende was mijn gissingh bijwesten de droochte die gelegen is op de twe graden schaers. 30 dito. De wint meest s.o., ons cours doende als vooren; polushoochte was 3 graden, 55 minuten; snachts bejegende ons variable wint met regen, doch meest uyt de oostelijcker handt. 31 dito. De wint o. ten n., was stillekens; polushoochte was 5 graden, 20 minuten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
juny, anno 1625primo dito. De wint meest van den n.oosten, met eenige regenkaeckgens; polushooghte was 6 graden; snachts wast seer heel ongestadich weer van donder, blixem, regen ende wint, sulcx dat onse marseyls in mosten. 2 dito. Wast noch al ongestadich weer, doch meest stil; snachts quam de wint uyte o.n.ooste; somwijlen hadden wij reegen, bevonden dat de stroom om de noort ginck. 3 dito. De wint van den n.o. ten oosten, met een dichte coelt; polushooghte was 8 graden; ons cours doende n. ten w. ende n.n.w. 4 dito. De wint ende cours als vooren; polushoogte was 9 graden, 30 minuten. 5 dito ende 6. Windt ende cours als vooren; polushoochte was 12 graden, 〈37〉 55 minuten. 7 dito. Coeldent dicht met een betooge lucht; de wint van de o. ten n.; snachts coelden het soo dicht, dat wij genootsaeckt waren onse marseyls in te nemen; ons bevinde onder de 14 graden, 45 minuten noorderbreete. 8 dito. Continueerde noch al de coelt, sulcx dat wij geen marseyls conden gebruycken; polushoochte was naer gissingh 16 graden, 50 minuten. 9 dito. De wint noch al van de o. ten n.; polushoochte was 18 graden, 20 minuten; ons cours doende n. ten o. 10 dito. De wint als vooren, met bequaem weer; polushoochte was 20 graden, 10 minuten; op de voorszeghte hoochte begonden wij saragaseGa naar voetnoot1 gewaer te werden. 11 dito. Wast den geheelen dach meest stil; savonts quam het luchge van de s.w.; snachts coeldent redelijck dicht. 12 dito. Wast meest stil, de wint variabel, doch meest van de s.w.; polushoochte was 22 graden, 15 minuten, sulcx dat wij dien dach de son passeerdeGa naar voetnoot2; snachts coeldent dicht uyt de suydelijcker handt. 13 dito. Coeldent dicht uyten s. ten w.; polushoochte was 23 graden, 30 minuten; ons cours doende n. ende n. ten oosten; een uure in den avondt quam de wint van de s.w. met veel donders, blixem ende regen, welck continueerden den geheelen nacht, sulcx dat het een seer ongestadich weer was. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
14 dito. De wint uyt de suydelijcker hant, met een tamelijck coelt; ons cours doende als vooren; polushoochte was naer gissingh 24 graden, 40 minuten. 15 dito. De wint s.o., ons cours doende n.n.o.; polushoochte was 〈37v〉, 26 graden, 56 minuten. 16 dito. De wint meest van de o.s.o., met een tamelijcke coelt; polushoochte was 28 graden, 45 minuten; ons cours doende n.n.o.; den 17 dito de wint ende weer als vooren; polushoochte was 30 graden, 30 minuten; ons cours doende n.o. ten n. 18 dito. De wint meest van de s.s.o.; naermiddach variabel met harde regen; polushoochte was 32 graden, 30 minuten. 19 dito. De wint west; polushoochte was 33 graden, 50 minuten. 20 dito. De wint w.n.w., polushoochte was 35 graden, 26 minuten. 21 dito. Wint als vooren. 22 dito. De wint van de s.w. met een dichte coelt; ons cours doende n.o.; polushoochte was 37 graden, 30 minuten; sagen doen weynich saragasse, sulcx dat wij de Saragas Zee meest gepasseert waren. Dito waren de stuerluyden aen boort, verclarende haer gissinghe hoeverde wij noch buyten Corvus ende FloresGa naar voetnoot1 waren; de differentie was tusschen de stuerluyden ende schippers 90 mijlen, dat meeste westelijck was met de minste; doch ginck de meeste stuerluyden ende schippers uyt haer gissingh ontrent 80 mijlen, dat se westelijck waren, als sij meenden; oorsaeck de stroom ontrent de Linie om de west getransporteert hadde; gemerckt wij daer veel raveling ende malingh vant water sagen. 23 dito. De wint als vooren, met een dichte coelt tot ontrent de clock 9 uure; de wint doen coomende met een barst uyt de noordelijcker handt, met een dichte coelt ende regen; polushoochte was naer gissingh 39 graden. Savonts sprong ofte raeckte uyt het galioen de Swart, die wij voor Farnambocke becoomen hadde. 24 dito. De wint n.o. ende n.n.o. met een dichte coelt ende motregen, sulcx dat wij de marseyls innaemen ende om de west leyde; snachts quam de wint van de n.w., soodat wij ons schoverseyl innamen, ende liepen voor de fock. 25 dito. De wint west met een dichte coelt; ons cours doende voor de middach 〈38〉 n.o. ten n., naermiddaechs o.n.o.; polus- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hoochte was 39 graden, 12 minuten; lieten snachts allenelijck voor de fock loopen, verhoopende datter eenige Portugesche scheepen ons van achteren in soude seylen, alsoo wij recht in haer vaerwater waren. 26 dito. De wint als vooren; polushoochte 39 graden, 5 minuten; lieten het snachts wederom met cleyn seylGa naar voetnoot1 voortloopen. 27 dito. De wint tot suytwester son toe west, daernaer n.o. ten o.; polushoochte was 38 graden, 40 minuten. 28 dito. De wint als vooren, polushoochte was 39 graden; de clock ontrent 10 uuren voor de middach sagen wij t'eylant Flores. 29 dito. De wint westelijck met moy weer, sulcx dat wij onse scheepen krenckdeGa naar voetnoot2 om schoon te maecken, het best wij conden. Savonts cregen wij jacht naer 2 seylen die wij te syen quamen tusschen Corvus ende Flores; quamen eerst naer ons toe, doch soo als wij naerderde ende sagen dat wij ons devoir deden, stelden het op der loop; doch ick sacht voor scheepen aen die sochten, dat wij garen gehadt soude hebben, naemelijck een goet prijs. 30 dito. Seylden wij het eylant ontrent twederdepaerten om, vant n.oosteyndt tot het n.west-eyndt- toe, te weten de oostsijde langers; alwaer drye dorpen gelegen sijn mitsgaders eenige beurtehuysen, soo hier ende daer; voort eerste dorp ist heel steyl, een mosketschoot van lant is diep 45 à 50 vadem, vuyle gront; soo als wij daerbij quamen waren de inwoonders in de wapenen, meenden dat wij aen lant soude coomen. Soo als wij voort twede dorp quamen, sagen weynich volck; alwaert men can anckeren, doch dicht aen de wal daer het diep is ontrent 40 vadem. Soo als wij voort derde dorp quamen, gelegen aen de n.west-sijde, was het diep 50 vadem, santgront, ontrent een groot mosketschoot van lant - soodat ick meen dat men daer bequaemst can anckeren. Het voorszeghte eylant is groot int ront ontrent 6 mijlen; daer abundantie van water te becoomen is 〈38v〉 alsoo wij het op veel plaetsen van boven in zee sagen storten ofte loopen. Het eylant Corvo leyt ontrent 5 mijlen bijnoorden Flores, alwaert schoon tusschen beyde isGa naar voetnoot3, soo ick hebbe connen bemercken; het voorszeghte eylant Corvo is veel cleynder als Flores, maer is wel soo hooch. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ontrent de middach cregen wij jacht van 2 scheepen, die ons metter haest uyt gesicht waren, doch waren - sooals ick presumeer - de 2 pickersGa naar voetnoot1, der vooren van verhaelt is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
july, anno 1625primo dito. Lieten wijt om de oost staen met cleyn seyl, verhoopende op een goet prijs. 2 dito. Resolveerde wij ons ontrent de eylanden te onthouden den tijt van 10 ofte 12 dagen; conde qualijck langer continueren, vermits het manckement van vivres, derhalven de scheurbuyck ende watersucht in ons volck begonst te regneren; sulcx dat wij ons jacht de Zeejager naert vaderslant sonden met brieven aen de Hr. Meesters. 3 dito. Smergens sagen wij het eylant Fiael, de Pyck, St. George ende het eylant GratiosaGa naar voetnoot2, sulcx dat wij ons cours besuyde de voornoemde eylanden om sette; doch de wint was van de oostelijcker hant, soodat wij weynich advanceerden. 4 dito. De wint als vooren, soodat wijt over ende weer hielden int gesicht vant eylant Fiale. 5 dito. De oostelijcke wint noch al continueerende, soodat wij noch al over ende weer hielden; den 6 dito windt als vooren. 7 dito. De wint van de s.oosten, sulcx dat wijt naer lant toe lieten staen, te weten naert eylant Fialen; liepen tusschen de Pieck ende Fialen deur, passerende de bay ofte ree van Fialen, meenende daer eenige scheepen op de ree te vinden; maer daer en lach niemant, schip nochte barch, soodat wij achtert net visten. Sulcx dat wij ons cours stelden tusschen de Pieck ende St. George om tusschen beyde door te passeeren; maer alsoo ons de calmt ofte 〈39〉 stilte bejegende met dat wij achtert eylandt de Pieck quamen, deden wij ons devoir om daer wederom uyt te geraecken, sulcx dat wij bijnoorden de voorszeghte eylanden om mosten. Waren geresolveert te gaen naet eylant St. MichielGa naar voetnoot3, te syen ofte wij daer eenige scheepen op de ree conde vinden; maer alsoo de wint continueerde uyt de oostelijcker handt, en conden wij het selvige niet naer coomen 〈overmits de schaerse wint〉 - dat wij garen gedaen soude hebben. Tusschen de Pieck ende Fiael ist ontrent wijt 1¼ mijl; daer is een clip gelegen, recht overt steedeken, genaemt St. Cruys, gelegen opt eylant Fialen - leyt een mosketschoot vant eylant | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de Pieck; tusschen Fiael en de voorszeghte clip ist diep 33 vadem, corael ofte steengront; doch soo als wij diepten, waren de clip naest. In de bay daer St. Cruys gelegen is, is de principael ree alwaer een goedt fort leyt, sooals wij conden bemercken. Het voorszeghte eylant Fiael schijnt een vruchtbaer eylant te sijn, sulcx dat het veel cooren ende anders geeft; men siet er sonderlanck geen geboomte; het eylant de Pieck schijnt een door, mager lant te sijn, op veel plaetse bewassen met kreuckelbos. 8 dito. Bevonden wij ons ontrent 6 mijlen bijnoorden TerceraGa naar voetnoot1, alwaer 2 seylen naer ons toe quamen ende wij naer haer; maer soo alsij bemerckte dat wij groote scheepen waren, hielden het in de wint, buyten schoots van ons, sulcx dat wij al onse seylen streecken ende soo voor gijdenGa naar voetnoot2, latende de princevlagge wayen, doende t'seyn met 2 schooten sonder scherp, als vrindt, opdat sij bij ons soude coomen. Niettegenstaende hebben haer devoir gedaen van ons aff te geraecken, loopende om de west. 9 dito ende 10 dito. Hebben wij noch al gecontinueert over ende weer te houden, alsoo de wint van de ostelijcker handt was. 11 dito. Wast voor de middach heel stil, naermiddach quammer een cleyn luchge uyt de s.w.; polushoochte was 40 graden, 5 minuten, doch was meest stil. 12 dito. De wint s.w. met een dichte coelt; waren geresolveert ons devoir 〈39v〉 te doen naert vaderslant, alsoo ons provisie vrij begont te myneren ende sieckten ofte watersucht in de scheepen begonst te vermederen; sulcx dat wij ons cours n.o. ten o. instelden; lieten snachts met schoverseylen o. ten s. instaen, verhoopende alsoo datter eenige viants scheepen van achteren in soude seylen, alsoo wij noch in de passage ofte wegh van de Portugesen waren. 13 dito. Smergens werden wij een seyl gewaer, ontrent 3 mijlen in de wint van ons, waernaer wij ons devoir deden om hem te becoomen; maer alsoo hijt bij de wint om de noort liet staen, ende wij die in de lij van hem waren, en conde hem niet becoomen. Coelden soo dicht dat wij onse marseyls pas op het eselshooftGa naar voetnoot3 conde voeren; doch wij lieten om de suyt staen, meenende dat hijt voor de wint soude smacken als hij ons uyt gesicht was, ende dat wij alsdan boven wint van hem coomen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
soude; wij wendent, soo als hij ontrent een halff glas uyt ons gesicht geweest was, ende hieldent soo bij met schoverseylen, 4 glasen; wierpen als doen onse marseyls daer wederom bij, stelden onse cours n.n. west in, daernaer noorden ende n.n.oost, menende hem alsoo te incontreren, alsoo het seer dysich weer ende weynich gesicht was; doch en vernaemen hem niet, heeft het mijns bedunckens bij de wint over laten staen. Snachts stelden wij ons cours oost in, weynich seyl op hebbende, verhopende t'voorszeghte schip ofte een ander smergens te bejegenen. 14 dito. Smergens en vernaemen geen vreemde scheepen, sulcx dat wij wederom seyl maeckte, stellende ons cours n.o. in; de wint was van de westen, met een dichte coelt; polushoochte 42 graden, 24 minuten. Savonts setten wij ons cours n.o. ten oosten. Dito sterff de botteliersmaetGa naar voetnoot1. 15 dito. De wint meest van de n.w. ende w.n.westen, met een dichte coelt ende disich weer; polushoogte was 43 graden, 55 minuten; doende ons cours n.o. ten o. 16 dito. De wint ende cours als vooren; polushoochte was 45 graden ende 15 minuten. - | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
NaamregisterDe namen van schepen zijn gecursiveerd.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|