| |
| |
| |
Een Hessisch diplomaat over de staatse politiek ten opzichte van Duitsland (1630)
medegedeeld door Mej. L. van Tongerloo
In de winter van 1629 op 1630 werd van Hessische zijde aan Frederik Hendrik de vraag voorgelegd: zal de Republiek der Verenigde Nederlanden met Zweden een verbond sluiten om het àl meer benarde ‘Evangelische wezen’ in Duitsland te hulp te komen?Ga naar voetnoot1
De Hessische diplomaat, die deze opdracht uitvoerde, was de jurist Herman Wolff, die in 1626 voor landgraaf Moritz bij de Staten Generaal ook reeds hulp gezocht hadGa naar voetnoot2, later Zweeds vertegenwoordiger te Kassel werd, maar nu in dienst stond van Moritz' tweede vrouw, Juliane van Nassau-Siegen, een zuster van Johan Maurits ‘de Braziliaan’Ga naar voetnoot3. In haar naam ging Wolff naar de Verenigde NederlandenGa naar voetnoot4. Aan haar is het verslag van zijn bevindingen gericht, dat Wolff op 22 juni 1630 (n.st.) te Kassel opstelde.Ga naar voetnoot5
| |
| |
In de Republiek voerde hij ook, en in veel groter mate, besprekingen met vertegenwoordigers van Zweden, de ambassadeur bij de Staten Generaal, Camerarius, en Falkenberg, Gustaaf Adolfs hofmaarschalk. De eerstgenoemde trachtte in deze tijd de Republiek te brengen tot een vernieuwing en uitbreiding van het in 1629 aflopende verdrag van 1614. Falkenberg moest hem daarbij assisteren en bovendien troepen proberen te werven en schepen zien aan te kopen, met het oog op de invasie in Duitsland. Zij behaalden geen of weinig resultaatGa naar voetnoot1, waardoor de hoop der Hessen-Kasselse politici op gecombineerde Zweeds-Nederlandse hulp de bodem werd ingeslagen. Het ontkennende antwoord van Frederik Hendrik op Wolffs vraag dienaangaande onderstreepte de onwaarschijnlijkheid van die hulp nog eens extra.
Elders in zijn rapport overweegt de gezant weliswaar, dat de Republiek op een later tijdstip mogelijk wèl hulp zou willen bieden, o.a. wegens de nabije ligging en de verwantschap tussen de Nassaus en het Hessische huis, maar zijn slotsom is, dat Nederlandse hulp toch altijd onvoordelig zou zijn, omdat de Staten als kooplui erg op hun eigen voordeel bedacht zijn. Zijn omstandige uiteenzettingen leiden daarom tot het advies, bij de Zweedse koning alléén steun te zoeken, ondanks bezwaren die ook daaraan verbonden zijnGa naar voetnoot2. Inderdaad heeft landgraaf Wilhelm in augustus 1631 een verbond hiertoe met Gustaaf Adolf gesloten.
Uit Wolffs rapport zal ik nu dat gedeelte meedelenGa naar voetnoot3, waarmee hij de afwijzende houding der Staatse politici ten opzichte van hulp aan hun Duitse geloofsgenoten verklaart. De motieven dankt hij voornamelijk aan gesprekken met de reeds genoemde personen en met Statenleden, en aan wat hij zelf ‘im Haag und sonstet observirt und gehort’ heeft. Tot dat ‘sonstet’ behoort in elk geval Amsterdam, waar hij Falkenberg bezocht.
Enkele opmerkingen ter toelichting op het bonte geheel. De punten betreffende de wrijvingen met Zweden (1-4) kunnen op overeenkomstige wijze teruggevonden worden in eigentijdse en latere literatuurGa naar voetnoot4.
| |
| |
Belangwekkender zijn de meeste andere punten om de kijk op de Republiek te leren kennen, die deze Duitse vorstendienaar er heeft opgedaan. Verbijstering over de godsdienstige verdeeldheid blijkt er uit. Zorg voor onlusten van Arminiaanse en Rooms-Katholieke zijde. Hij heeft immers het naspel van de (Contra-)Remonstrantse twisten meegemaakt, dat vooral te Amsterdam in 1629 nog zoveel beroering veroorzaakte! De vrees van Gereformeerden, dat er burgerstrijd zou uitbreken zodra de oorlog met Spanje beëindigd was, en hun angst voor Spanjevrienden onder de andere geloofsgroepen, zijn Wolff ook bekend gewordenGa naar voetnoot1 (9, 1, 14, 11).
Daarnaast zijn hem typisch Hollandse opvattingen onder ogen gebracht, zoals blijkt uit zijn weergave van de beslotentuin-mentaliteit (5), uit de zelfverzekerdheid achter de waterlinies, die in 1629 juist weer hun diensten bewezen hadden tegen de keizerlijke inval tijdens de belegering van Den Bosch (6), uit de zo grote koelheid ten opzichte van de strijd in het Duitse Rijk, waarvandaan in vroeger jaren ook geen hulp gekomen was voor de Nederlandse opstandGa naar voetnoot2 (7).
Slechts één ding interesseert de Staatse politici in hun eigen belang: in het Rijk een evenwicht te bewaren tussen de Rooms-Katholieke en de Protestantse partij, want alleen zolang de Protestanse vorsten de Rooms-Katholieke dreiging te vrezen hebben, zijn zij de Staten welgezind. Dit is anders onmogelijk, bij de antipathie die er tussen de vorstelijke en de aristocratische stand bestaatGa naar voetnoot3 (12).
Wolffs opmerking over bewuste evenwichtspolitiek breidt de voorraad vermeldingen ervan uit met een vrij vroege, in aanmerking genomen dat de ermee verband houdende termino- | |
| |
logie, na haar ‘uitvinding’ tegen 1500, in de 16e eeuw slechts hoogst zelden voorkomt; tijdens de Dertigjarige oorlog verschijnt ze reeds vaker, om pas met de coalities tegen Lodewijk XIV haar bloeitijd tegemoet te gaan. Wolff spreekt van een evenwicht binnen het Duitse Rijk. Ook in later tijd was het een gangbare opvatting, dat er naast het algemene evenwicht van de grote West- en Midden-Europese mogendheden locale evenwichten bestonden, in Italië, in Duitsland, of om de Oostzee bijvoorbeeldGa naar voetnoot1.
Een factor die bij latere Hessische hulpverzoeken vaak ter sprake komt, dat namelijk de Staten en de Prins wilden volharden in hun neutrale houding tegenover het Rijk - hoe wonderlijk ook beide partijen die neutraliteit soms hanteerden -, noemt de gezant merkwaardigerwijze niet bij zijn overwegingen, waarom de Republiek de Duitse Protestanten niet wil helpen. Toch hadden de Staten Generaal juist in het voorjaar van 1630 over die neutraliteitskwestie besprekingen laten voeren met de Keulse aartsbisschop, en met Wallenstein en TillyGa naar voetnoot2.
In ander verband vermeldt Wolff de Staatse bestandsbesprekingen met Spanje en de onderhandelingen over een verdrag met Frankrijk, die men mogelijk ook zou missen in zijn uiteenzetting, waarmee ik hem nu eindelijk zelf aan het woord wil laten.
Dan ahnfangs stehen K.M.Ga naar voetnoot3 in Schweden und die hern Staten in etwas differentienGa naar voetnoot4, welche der apparentz nach dieses seindt:
1. | Erstlich, wie der von Falckenberg sicher davorheldt, die missgunst dero bishero erhaltener victorien und furcht noch weiter und grösser fortun, und dass die hern Staten, wie wohl vergeblich, besorgen mögen, weil K.M. ein kluger dapferer ca- |
| |
| |
| pitain und ein seigreicher, zimblich mechtiger nachbaur ahn der see seindt, sie werden bei dieser occasion alzu gross; sie, die hern Staten, möchten, wan sie friede hetten, durch ihre eigene waffen und von tage zu tage mehr zunehmende uneinigkeiten - welche dan warlich sehr gross und zue deplorirn, auch zu missgönnen seindt - schwach und dahero höchst gedachte I.M. ihnen reformidabil werden, welches fast aus eben solchem grundt zwischen Rom und Carthagine eine gleichmessige aemulation gegeben und diese in die asche gebracht hatt. |
2. | Zum andern, es haben mehr höchst gedachte I.K.M. von Schweden zu besserer vortsetzung des kriegs in Preussen und sonsten etliche zolle ahn denen occupirten örtern ufgesetzt. Weil dieses dan diejenigen niederländische kaufleute und etwa den burgermeister zu Amsterdam selbstGa naar voetnoot1 und andere dergleichen hoche vornehme leute mehr, welche dahin handtlen und traficirn, etwas kostet und mittrifft, so wollen sie solches ihres privati interesse halber abgeschaft haben, und bedencken nicht, dass die Niederlande gleiches schlagsGa naar voetnoot2 pro lubitu, auch umb vortsetzung des kriegs willens, so grosse licenten aufgelegt und ersteigertGa naar voetnoot3 haben, und ob sich dessen wohl ebenermassenGa naar voetnoot4 diejenige zu beschweren hetten, auch beschweren, welche dahin commercia exercirn und denen darueber die wahren alzusehr verdeurtGa naar voetnoot5 werden, dass sie es doch darbei lassen und sich darahn nicht kehren. Soll demnach alhir die regula ‘was dihr recht sein soll, ist mihr auch recht’ nicht statt finden - wiewohl man vor weniger zeit, dass dieser punct nuhnmehr accommodirt seie, sagen wollen. |
3. | Zum dritten hatt der mareschal Falckenberg I.K.M. wegen vormGa naar voetnoot6 jahr in den Niederlanden geworben, und es seindt etzliche knechte aus den statischen compagnies, ihme Falckenbergk unwissendt, ohne urlaub zugelaufen. |
4. | Zum vierten, ob er, der mareschall, schohn sein volck, als der conte de Montecuculi mit der keiserischen armee auf der VelauGa naar voetnoot7 gewesen, zu dero hern Staten diensten und defension
|
| |
| |
| Uttrechts und sonsten den landten zum besten emploirt, so wollen sie ihme doch die rechnung machen, was solch volck in denen ihme assignirten quartirn verzehrt hatt, und aus courtoisie dem konig diese costen nicht schwindten lassen, sondern praetendirn, hetten sie schohn diese knechte ein zeitlang gebraucht, so hetten sie ihnen darumb doch solang die dienst gewehret ihre zahlung gereicht, und es muste was vor solchen diensten verzehret wehre, bezahlet werden. |
5. | Vor das funfte, weil die hern Staten, wie mihr bestendigGa naar voetnoot1 beigebracht ist, geschlossen haben, obwohl andere provincien mehr zu ihnen drettenGa naar voetnoot2 wolten - wie man dan vom Embterlandt lang gesagt hatt und von Brabandt auch mummelnGa naar voetnoot3 will - dass sie solche doch nicht als membra und gleiche mitgelider, sondern vor underthane und subjugirte ahnnehmen, es bei den 7. provincien lassen wöllen und wasGa naar voetnoot4 selbe schliessen, diejenige welche zue ihnen kommen ungefragt praestirn sollen, und sie dahero dem ahnsehen nach wenig uf andere freiheit und ufnehmenGa naar voetnoot5, sondern allein nach ihrem eigenen advencement sehen. |
6. | Zum sechsten, weil ihrer der mehrentheil in grosser sicherheit darvorhelt, ob auch schohn gantz Teutschlandt subjugirt wurde, dass sie doch vor sich selbst mechtig genug seien, uf ihren eigenen fuessen zu stehen, bevorabGa naar voetnoot6 weil ihre lande durch wasser allenthalben fastGa naar voetnoot7 seindt und selbige leichtlich durch gewaldt oder eine durchstechung der dämme defendirt werden mögen, bis dass sich ihre feinde durch länge der zeit und allzu grosse eigene macht selbst ruinirt. |
7. | Zum siebendten, weil viel vornehme leute des ortsGa naar voetnoot8 in ihren discursen sich unverhohlen vernehmen lassen, es thue ihnen nicht von nöthen sich dieses teutschen kriegs theilhaftig zu machen. Was sie Teutschlandt ahngienge? Man hette dar- |
| |
| |
| innen, als sie zu zeiten des duca de Alba in noth gewesen, ihrendthalben keinen hazard laufen wöllen, sondern ihrer vorfahren abgesande, wan selbe umb rath und assistentz angehalten hetten, jederzeit mit der blossen andtwordt ohne hulfe abgefertigt, man missgönne ihnen ihren zustandt, hette mit ihnen mitleiden und möchte ihnen besserung wuntschen. Darbei liessen sie es mit uns itzoGa naar voetnoot1 wiederumb. Was sie Pfaltz ahngienge? Der konigGa naar voetnoot2 solte darinnen und aus Böhemen geblieben sein. |
8. | Vor das achte, weil in diesen landen nuhr zu dero ergrösserung und ufnehmen, wie zu Rom zu dessen anfang geschehen ist, gesehen wirdt, und deselbe besser zu erlangen stehet, wan sie vor sich kriegen und die uberwundene und ihrem feindt abgenommene zu sich nehmen, als wan sie andern mit schwerem costen und ihren schäden umbsonst helfen, und die erworbene lande den gepresten dan restituirn mussen - inmassenGa naar voetnoot3 solches die Julicher lande bestercken, welche des stats- undt kriegscosten halber, so itzo uber alle eingenommene contributionen und abnutzungen nuhrtGa naar voetnoot4 Julichs, Emmerichs und Rees und dero ahn diesen ortern gebesserten fortification wegen uff vierhundert tonnen goldts taxirt werden, besorglichGa naar voetnoot5 wohl nimmermehr wiedergegeben werden mögen. |
9. | Zum neundten, weil ihrer viel papstisch, arminianisch, lutterisch und deren dreierlei, wiedertaufserisch und deren sechtzehenerleiGa naar voetnoot6, welche so weit von einander seindt, dass jede secte und ardt ihre eigene kirche hatt; portugisischGa naar voetnoot7, ja viel in denen landen und zwar der grösseste theil atheisten und libertiner seindt, und allerlei religionen undt secten geduldet werden, und dahero der eifer der christlichen liebe undt uns in freiheit der gewissen zu behalten bei dem mehrentheil gering und durchaus erkaldet ist. |
| |
| |
10. | Zum zehendten, weil der herr mareschal der von Falckenberg ahn einer solchen conjunction noch zur zeit selbst gantz desperirt; nicht zwar seines konigs, sondern des anderen theils halber, vermeinendt, was man in diesen landen thette, das wurde zu dero eigenen bestem beschehen. |
11. | Vor das eilfte, weil K.M. in Spanien under den Arminianen, Portugisen und Catholicquen, auch andern, ihre creaturn hatt, welche sich diese dinge zu verhindern nach kunst, wissen und fleiss eusserst bearbeiten, und zwischen guete resolutiones, da deren schohn beihanden sein möchten, falsweiseGa naar voetnoot1 nur also gesetzt, ungrautGa naar voetnoot2 undt allerlei andere behinderung werfen. |
12. | Zum zwölften, es können die hern Staten unschwehr ermessen - inmassen dan auch durch discursus ahngedeutet worden -, dass die evangelischen chur- und forstenGa naar voetnoot3, auch andere der reformirten religion zugethane stände, ihnen itzo der religion undt deren conservation halber wohlwollen, mit ihnen guete correspondentz pflegen, werbungen verstatten und viel möglichen gutten vorschueb thun, dass solches der PapavenGa naar voetnoot4 jegen die Evangelische ahngestelte verfolgungen und macht halber beschehen muss; aber da dieselbe gebrochen, gedempft, und under ihnen eine einigkeit und conformitet gedroffen werden solte, dass sie sich umb die Niederlande nicht allein nicht mehr bekummern, sondern der wiederwertigkeitGa naar voetnoot5 und offenbahren missgunst wegen, welche zwischen dem furstlichen undt aristocratischen standt ist, ihnen vielmehr quad thun, als einigen vorschueb erweisen wurden, und dahero nicht alzu gern der evangelischen stände gäntzliche befreihung, sondern die sache lieber dahin gerichtet sehen, dass berurte uhrsachen ihnen diese willig und geneicht halten, und also eine parthei durch die ander im contrepois behalten und in den schrancken der hern Staten wohlfahrt begrieffen bleiben. |
13. | Zum dreitzehenden, weil die Vereinigte Niederlande, da sie auch schohn andere uhrsachen nicht hetten, den könig in Frankereich doch dajegen zu praetendirn haben; dan wie mihr der von RussdorffGa naar voetnoot6 bestendig eingebildet, so hat sich der Frant- |
| |
| |
| zos mit der Liga, umb dieselbe wie auch den Papst selbst uf seiner seiten und in gueter continence jegen sich zue behalten undt dahin zu bedeuten, dass sie Keiserliche Majestät in den italienischen kriegGa naar voetnoot1 nicht assistirn, vergliechen, dass er mit umb undt darahn sein, auch da nöthig dartzu helfen wolte, dass die execution der geistlichen gueterGa naar voetnoot2 im Römischen Reich noch ergehen und alle underthane zu der Römischen Kirche wiedergebracht werden söllen. Dafern sie, die hern Staten, nuhn in einen solchen bundt itzo mit einstiegen, welcher der apparence nach dergleichen zu hindern das ahnsehen hetteGa naar voetnoot3, so wurde dadurch der Papst und andere, die der Frantzos sonsten zu befahren haben möchte, bewogen, ihn, den Frantzos, respective mit gewaldt und durch forcht der päpstlichen excommunication und bannisirung von seinem intent ab- undt zum frieden zuezwingen, oder es zum wenigsten dahin zu richten, dass er die im Niederlande militirent habende Frantzosen avocirte, dadurch der hern Staten macht dan, wie mich ein vornehmer man bestendig berichtet hatt, umb 12000 kopfe geschwecht wurde. |
14. | Zum viertzehenden und endtlichen, weil sich die hern Staten ahn itzoGa naar voetnoot4 in ihren landen von den Arminianen und Papaven eines innerlichen kriegs zu befahren haben, darumb und deren stillhaltung halber auch - unerachtet die arminianische sect uf dem dortrechtischen sinodo austrucklich verdambt und verketzert wordenGa naar voetnoot5; auch nicht ahngesehen, dass sie, die Arminianer, uber die alten, mit dreien neuen groben irthumben wieder aufgezogen kommen, als: die taufe seie kein nötig stuck zur seligkeit, die gottheit in des hern Christi person hab nicht von ewigkeit, sondern im ahnfang der mentschheit erst ahngefangen - ihnen zu Amsterdam undt Rotterdam durch ihr octroi eigene kirchen verstatten und sie wiederGa naar voetnoot6 aller der Reformirten ruffen undt schreiben offentlich predigen lassen mussen, undt sie, die hern Staten, dahero den ahnsehen nach ihr wesen nicht alzu weitleuftig zu machen und ihre crefte zu zerstreuen vermeinen. |
| |
| |
Darumb dan obiger conclusion nach, wie daselbst zu sehen ist, fast zu nehmen stehet, des hern printzen von Orange gegebner andtwordt, wie leid es S. Exc. auch sonstet sein mag, sei wahr und ufrichtig teutsch gegeben. Item man bedencke ahn der lande seite des eigenen gutdunckelsGa naar voetnoot1 undt hoherheit, auch anderer vieler uhrsachen mehr halber, nicht allenthalben, dass ‘wan meines nechsten haus brendt, das feur ahn meinen wenden auch ahnfengt’ (und ist), undt dass des orts noch zur zeit desfals nichts zu erlangen.
|
-
voetnoot1
- Over de Hessische politiek licht kort in K.E. Demandt, Geschichte des Landes Hessen (Kassel 1959); uitvoerig Chr. von Rommel, Geschichte von Hessen, 8 (Kassel 1843); voor het tijdvak in kwestie F. von Geyso, ‘Beiträge zur Politik und Kriegführung Hessens im Zeitalter des 30 jährigen Krieges’, Zeitschr. d. Ver. f. hess. Gesch. u. Landesk. 53 (1921), 54 (1924), 55 (1926).
-
voetnoot2
- Aitzema, Saken van staet en oorlogh, I (Den Haag 1669), 540.
-
voetnoot3
- Landgraaf Moritz († 1632) deed in 1627 afstand van de regering ten gunste van zijn oudste zoon, Wilhelm V. Aan zijn kinderen uit zijn tweede huwelijk schonk hij een deel van Hessen-Kassel, de zgn. Rotenburger Quart, die door zijn vrouw voor hen bestuurd werd.
-
voetnoot4
- Zijn zending zou waarschijnlijk met medeweten van ldgr. Wilhelm V plaats gevonden hebben (art. Wilhelm V in Allgem. Deutsche Biographie 43, 1898;Geyso, a.w., 53, 32), al spreekt in zijn verslag niets ervoor. In elk geval voerde Wilhelm V in sept. 1629 óók besprekingen met Falkenberg over Zweedse hulp (Rommel, a.w., 81; K. Wittich, Dietrich von Falkenberg, Magdeburg 1892, 26).
-
voetnoot5
-
Staatsarchiv Marburg, 4 f Schweden 101. - Rommel, a.w., 8, 81, 84, laat Wolff reeds in nov. 1629 voor 6 maanden naar de Republiek vertrekken, wat Wittich, a.w., 27 overneemt. Het enige andere mij bekende stuk over zijn zending, een rekening (zelfde archiefsignatuur), betreft logieskosten te Wezel vanaf eind april 1630. Daarvandaan correspondeert hij o.a. met de Zweedse ambassadeur in Den Haag, en vandaar reist hij eind mei naar Amsterdam, mogelijk om Falkenberg nog eens te spreken, die dan echter
al naar Zweden teruggekeerd is.
-
voetnoot1
- F.H. Schubert, Ludwig Camerarius (Kallmünz 1955), hfst. 13; Wittich, a.w., 19-29.
-
voetnoot2
- Rommel, a.w., 82-84 vermeldt nog andere facetten van Wolffs besprekingen. Zijn weergave van het relaas legt echter Frederik Hendrik te veel in de mond.
-
voetnoot4
- Behalve de literatuur in noot 1 genoemd nog enkele voorbeelden: Aitzema, I, 861, 889-892; J.P. Arend, O. van Rees, W.G. Brill, Algemeene geschiedenis des vaderlands, III4 (Amsterdam 1863) 391-2, 410, 423, 470-476; J.P. de Bordes, De verdediging van Nederland in 1629 (Utrecht 1856) 66-7, 251. Voor omvang en effect der Zweedse tolheffingen M. Roberts, Gustavus Adolphus, II (Londen 1958) 81-85, 378.
-
voetnoot1
-
Algemene geschiedenis der Nederlanden, VI (Utrecht 1953), 242-3.
-
voetnoot2
- Vgl. R. Feenstra, ‘A quelle époque les Provinces-Unies sont-elles devenues indépendantes en droit à l'égard du Saint-Empire?’. Tijdschr. voor Rechtsgesch. 20 (1952), 184, 213.
-
voetnoot3
- Vgl. de schildering van het door de gelijkstelling met de Staten gekwetste vorstelijke standsbesef bij Ruth Elsner von Gronow, Die öffentliche Meinung in Deutschland gegenüber Holland nach 1648 (Diss. Marburg 1914), 39-43. Ook de vrees voor financiële uitbuiting door de Staten, die uit Wolffs verslag spreekt, vindt in dit werkje andere voorbeelden, p. 35-37.
-
voetnoot1
- Het rijkste overzicht van vroege vermeldingen biedt E. Kaeber, Die Idee des europäischen Gleichgewichts in der publizistischen Literatur vom 16. bis zur Mitte des 18. Jahrhunderts (Berlijn 1907). Een door hem genoemd pamflet uit 1621 (p. 35) spreekt ook van een evenwicht tussen Habsburg en de Protestantse Rijksstenden, waarvoor in dit geval Frankrijk wil zorgen. Vgl. echter de vermelding van het Duitse evenwicht reeds in 1609 bij G.N. Clark, The Seventeenth Century (Oxford 19472), 136.
-
voetnoot2
- Aitzema, a.w., 952-965; Arend, a.w., 464-470.
-
voetnoot4
- Woorden van vreemde herkomst, zoals dit en bv. apparentz, occasion, interesse, armee, Montecuculi, Velau, zijn in het handschrift met ‘Latijnse’ letters geschreven.
-
voetnoot1
- Men heeft de keuze uit het viertal van 1629: Andries Bicker, Jan Geelvink, Anthony Oetgens van Waveren, Abraham Boom, of voor 1630 uit de laastgenoemde met Geurt van Beuningen, Jacob de Graeff en Dierick de Vlaming van Oudtshoorn.
-
voetnoot4
- Neemt men dit als verschrijving voor ‘das’ en laat men het volgende ‘diejenige’ afhangen van ‘die hern Staten haben geschlossen, dass’, dan krijgt het gedeelte ‘was - sollen’ een zin. Of moet de betekenis zijn ‘selbe (de Staten) schliessen, was diejenige welche zue ihnen kommen ungefragt praestirn sollen’?
-
voetnoot7
- In de oorspronkelijke betekenis van ‘fest’, dus gelijk aan ons ‘vast, zeker’.
-
voetnoot2
- Frederik V van de Palts, één winter koning in Bohemen.
-
voetnoot6
- Welgeteld ‘zestienvoudig’! Dit is toch te veel eer aan het ‘Babel der Wederdoperen’ (vgl. hfst. 6, 7 van N. van der Zijpp, Geschiedenis der Doopsgezinden in Nederland, Arnhem 1952). Ten overvloede wijs ik er op, dat Wolffs feitelijke mededelingen niet zonder meer aanvaard kunnen worden, zoals in punt 14 de officiële toestemming voor Remonstrantse kerken.
-
voetnoot1
- Bij wijze van geval; de betekenis van deze tussenzin wordt dan: veronderstellenderwijs gesproken.
-
voetnoot4
- Blijkbaar een woord voor ‘Paapsen’.
-
voetnoot6
- Raad van de Winterkoning; na Camerarius de Paltsische politiek in Den Haag leidend.
-
voetnoot1
- Mantuaanse successieoorlog, 1627-1631: Frankrijk en de Keizer in strijd gewikkeld voor verschillende candidaten voor de opvolging.
-
voetnoot2
- Uitvoering van het Restitutie-edict van 1629.
-
voetnoot5
- Op deze synode was Hessen-Kassel ook vertegenwoordigd, dat de Contraremonstrantse richting koos (H. Schneppen, Niederländische Universitäten und deutsches Geistesleben, Münster 1960, 82-3).
|