| |
| |
| |
Diplomatiek ceremonieel in het midden van de achttiende eeuw
medegedeeld door Dr. J. Heringa
In het familie-archief Fagel bevond zich voor de inventarisering een omslag met stukken betreffende het ceremonieel, waarmee in 1753 de Franse ambassadeur De Bonnac door de Staten-Generaal is ontvangenGa naar voetnoot1). Het voornaamste daarvan was een overzicht van de plechtigheden, geschreven door den hofmeester der Staten, die bij de ontvangst en het onthaal van den gezant een belangrijke rol had vervuldGa naar voetnoot2). Het lijkt mij van belang om dit stuk te publiceren, opdat men kennis kan nemen van het diplomatieke protocol van de achttiende eeuw, en nog te meer, daar aanvullingen en verklaringen aan de andere stukken van het dossier ontleend kunnen worden en tevens een enkel fragment van andere herkomst ter vervollediging van het verslag daarin kan worden gevoegd.
In de omslag bevond zich nl. ten eerste een verzameling extract-resoluties van de Staten-GeneraalGa naar voetnoot3).
In de tweede plaats was erin te vinden een ‘Ceremonial de l'entrée publique d'un ambassadeur du roy auprès des Etats Generaux des Provinces Unies’Ga naar voetnoot3), dat in een achttiental artikelen de gebruiken samenvat en, te oordelen naar de taal en de inhoud, misschien is opgesteld in de Franse ambassade in Den Haag.
Vervolgens trof men er aan een verzameling ‘Les ordres pour la garnison de la Haye pour le jour de l'entrée de Son Excellence monsieur le marquis de Bonac, l'ambassadeur de France’Ga naar voetnoot3), waarin gebruikelijke maatregelen worden opge- | |
| |
somd, terwijl, blijkens de inhoud, een copie van een dergelijk stuk aan ambassadeurs ter hand placht te worden gesteld.
Tenslotte bevatte de omslag vóór de ordening en inventarisering van het archief ‘De lijst van de coetse die sulle diene tot de inhaaling van de heer ambassadeur’ en de vrijwel gelijkluidende ‘Lijst van de coetse die come sulle den 3 Mey 1753 als de heer ambassadeur ter audientie opgehaald word’Ga naar voetnoot1). Deze beide zullen afkomstig zijn van of gediend hebben ter instructie van de kamerbewaarders van Hare Hoog Mogenden, die tot taak hadden om volgens oud gebruik de koetsen van de aanzienlijken te vragen voor het vervoer van den abassadeur en zijn gevolgGa naar voetnoot2). De eerste wordt in het volgende onder II afgedrukt, omdat hij een indruk kan geven van de ambtelijke en maatschappelijke hiërarchie in Den Haag; voor zover mij mogelijk is geef ik er inlichtingen en vermoedens omtrent de identiteit der eigenaren van de koetsen bij.
De genoemde stukken zijn nu niet meer bijeen. Het verslag van den hofmeester bevindt zich nu in nr. 810, waar men ook aantreft enige stukken betreffende het ceremonieel bij de tussen den prins van Oranje en den Fransen ambassadeur gewisselde visites en enige aantekeningen van den griffier Fagel over het ceremonieel bij de ontvangst van De BonnacGa naar voetnoot3).
Gegevens aangaande het protocol van het midden der achttiende eeuw kunnen voorts ontleend worden aan de stukken onder inventaris-nummer 595, voornamelijk aan een ‘Concept verbaal ontrent hetgeene te observeeren en te verrigten staat, zo by de publique intreede van een ambassadeur van een gekroont hooft als desselfs defroyement van drie daagen en publique audientie bij Haar Hoog Mogende de heeren Staaten Generaal der Vereenigde Nederlanden, met de bewysen daartoe, sooveel te vinden waaren’.
Dit concept is in twee versies aanwezig. Het ene stuk, in een groen omslag, is het oorspronkelijke ontwerp, geschreven in de hand van hofmeester Ockersse, het andere, in een gebloemd omslag, een copie in netschrift door een klerk. Op het eerste staat in de hand van griffier Fagel ‘Van den hoffmeester Ockersse’, hetgeen betekent: ontvangen van of afkomstig van hofmeester Ockersse. Op de copie staat eveneens in de hand van
| |
| |
Fagel ‘Door den hoffmeester Ockersse’. Beide stukken bevatten naast de tekst aantekeningen in dezelfde hand als die tekst, verwijzend naar periodieken en naar de notulen van de Staten-Generaal voor gegevens over het vroeger gepractiseerde ceremonieel. In het oorspronkelijke stuk en in de copie lopen deze tot het jaar 1727, maar zij zijn niet volledig gelijkluidend, evenmin als de teksten. Het oorspronkelijke stuk zal in het volgende geciteerd worden als Concept-verbaal A, de copie als B.
De tijd van ontstaan van A is af te leiden uit het volgende: Ockersse vermeldt, dat aan Zijne Hoogheid verzocht wordt schildwachten op te stellen bij het huis, waar de ambassadeur door de staat gelogeerd zal worden (f. 11), en bepaalde orders te geven aan de wacht op het Binnenhof (f. 12). Het concept moet dus opgesteld zijn tussen de aanstelling van Ockersse in Januari 1751Ga naar voetnoot1) en het overlijden van Willem IV in October 1751. In het exemplaar B wordt op de overeenkomstige plaatsen niet gesproken van Zijne Hoogheid, maar van Hare Koninklijke Hoogheid, dat is de Gouvernante (ff. 21, 22); dit stuk is dus geschreven na October 1751. Het eerste stuk is van voor de komst van De Bonnac, het tweede echter ook, omdat in de aantekeningen anders zonder twijfel verwezen zou zijn naar de toen opgedane ervaringen en toegepaste regelingen.
De auteur van het eerste, onder I, afgedrukte stuk, de ‘Naukeurige aanteekening’, is, zoals behalve uit het opschrift blijkt uit de telkens ingeslopen ik-vorm, de hofmeester der Staten-Generaal Mr. Cornelis Jacob Ockersse, in functie sinds 1751Ga naar voetnoot2) en vanaf 1745 al agent van de provincie Zeeland bij de Staten-GeneraalGa naar voetnoot3). Hij is geboren in 1711 uit een Zierikzees regentengeslacht als zoon van Jan Cornelis (1673-1745), luitenantadmiraal van Zeeland, en Cornelia Butler (1694-1763). Zijn zoon Mr. Jan Cornelis Butler Ockersse (1752-1798) is na hem hofmeester der Staten-Generaal en wordt in 1796 ceremoniemeester der Nationale VergaderingGa naar voetnoot4). Het verslag is niet gesteld in het handschrift van den hofmeester. Het is een door een klerk geschreven copie, door den griffier Mr. Hendrik Fagel den
| |
| |
Ouden onder zijn papieren opgenomen. Heeft Ockersse het oorspronkelijk op verzoek van Fagel opgesteld? Blijkens de stijl is het ongetwijfeld bedoeld om als richtsnoer te dienen voor latere gelegenheden. Dat Bonnac de eerste ambassadeur was, met wiens ontvangst en onthaal Ockersse belast werdGa naar voetnoot1), zal aan de opstelling van het omstandige verslag wel niet vreemd zijn geweest.
De Bonnac was de tweede ambassadeur, die hier vanwege den koning van Frankrijk na de Oostenrijkse Successie-oorlog kwam. Na het vertrek van zijn voorganger De Contest in 1751 waren de zaken behartigd door den chargé d'affaires DurandGa naar voetnoot2). Bonnac had de rang van ambassadeurGa naar voetnoot3). Zijn verblijf duurde tot 1756.
Het ceremonieel blijkt in hoofdzaak nog hetzelfde als in de tweede helft van de zeventiende eeuw. Ten behoeve van een vergelijking heb ik in de noten verschillen en overeenkomsten aangegeven; daarvoor en ter verdere informatie van den lezer zijn de betreffende plaatsen in mijn beschrijving van het zeventiende eeuwse protocol steeds genoteerdGa naar voetnoot4).
Voor de politieke geschiedenis in engere zin is het verslag van Ockersse slechts op een enkel ogenblik van enige betekenis wanneer de hofmeester vermelden moet, dat de ambassadeur geweigerd heeft om te drinken op de gezondheid van den prins van OranjeGa naar voetnoot5), die immers met zijn huis ‘stond voor de wereld als de belichaming van de trouw der Republiek aan het bondgenootschap met Engeland en Oostenrijk’Ga naar voetnoot6). Uit de aantekeningen, die de griffier heeft gemaakt van besprekingen met den ambassadeur, blijkt overigens van meer kleine geschillen, die voortkomen uit het Franse antagonisme tegen OranjeGa naar voetnoot7).
| |
| |
Gebezigde afkortingen:
V.d. Aa: A.J. van der Aa, Biografisch woordenboek der Nederlanden, 1852-1878.
Aant. Fagel: Aantekeningen van den griffier Mr. Hendrik Fagel den Ouden betreffende het ceremonieel bij de ontvangst van De Bonnac (Arch. Fagel no. 810; zie inleiding).
Bittner-Grosz: L. Bittner und L. Grosz, Repertorium der diplomatischen Vertreter aller Länder seit dem Westfälischen Frieden 1648, II, Zürich 1950.
Boitet: Beschryving der stad Delft, bij Reinier Boitet, Delft 1729.
Ceremonial: Het in de inleiding genoemde: Ceremonial de l'entrée publique d'un ambassadeur du roy auprès des Etats Generaux des Provinces Unies.
Concept-verbaal: Het in de inleiding genoemde ‘Concept-verbaal ontrent hetgeen te observeeren en te verrigten staat, zo by de publique intreede van een ambassadeur van een gekroont hooft als desselfs defroyement--- en publique audientie---’, geciteerd in de versies A en B (Arch. Fagel no. 595)
De eer en hoogheid: J. Heringa, De eer en hoogheid van de staat, Groningen 1961.
Elias: J.E. Elias, De vroedschap van Amsterdam 1578-1795. Haarlem 1903-1905.
Hbk.: Zgn. Herenboekje: Bericht wegens de gesteltenisse der hooge vergaderingen en collegien in 's Gravenhage, etc., jaargangen 1753 en 1754, beide verschenen in 's Gravenhage s.d.
Ned. Jbk: Nederlandsche jaarboeken, delen VI, 1752, ii en VII, 1753, i; Amsterdam s.d.
N.N.B.W.: Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek, 1911-1937.
Off. bk: Zgn. Officierenboekje: Register van alle de regimenten in dienst van den staat etc., 1753 (Algemeen Rijksarchief).
Scheffer-Obreen: J.H. Scheffer en Fr. D.O. Obreen, Het geslacht Van Hogendorp van de 14de eeuw tot op heden, Rotterdam 1867.
| |
| |
| |
I
Naukeurige aanteekening van hetgeene wegens en bij de publique intreede van den heere Franschen ambassadeur marquis de Bonnac is voorgevallen, bijeengebragt door den hoffmeester Ockersse.
Den heere ambassadeurGa naar voetnoot1), die op den 14. December 1752 alhier in den Hage was gearriveerd, heeft op den 16. December daaraanvolgende syn aankomst aan den heere president van Haar Hoog Mogende weesen bekent maken, geassisteert door den heer Durant, de saken van de fransche kroon waarnemendeGa naar voetnoot2); en is ten versoeke van de vergaderinge op den 16. dito door den heere praesident in naam van Haar Hoog Mogende verwelkomt en voor aangenaam verklaart.
Den 19 December deed Syn Excellencie een visite in ceremonie met groote statie bij den heere Erffstadhouder; keerde na de barriere van het huys in 't Bosch, kwam immediaat wederom en deed eene visite (sonder ceremonieus ontfangen te werden) by Haare Koninglyke Hoogheid de Princesse GouvernanteGa naar voetnoot3).
Het teegenbesoek is des anderdaags door Syn Hoogheid affgelegt, ook in ceremonie en met de uyterste statieGa naar voetnoot4); nadat de
| |
| |
dagen vooraff door weederzydtse edellieden waren affgevraagtGa naar voetnoot1).
Seedert is' er niets sonderlings voorgevallen, totdat den ambassadeur op den 20 van Maart 1753 aan den heere presideerende ter vergaderinge van Haar Hoog MogendeGa naar voetnoot2) is komen declareeren, dat Syn Excellencie syne publique intreede geern op den 30. April daaraanvolgende wilde doen, indien het Haar Hoog Mogende alsdan mogt geleegen komenGa naar voetnoot3).
Waarop den heere president is versogt aan gemelden heere ambassadeur kennis te willen gaan geeven, dat Haar Hoog Mogende sig den voorsz. dag laten welgevallen en ordre op desselfs receptie sullen stellen na ouder gewoonteGa naar voetnoot4).
Den 20. Maart worden drie heeren Haar Hoog Mogenden gedeputeerden benoemtGa naar voetnoot5); alsmeede den 23. dito twee by den Raad van StateGa naar voetnoot6) 〈welke te samen den hoffmeester van den staat by hunne besognes hebben laten assisteeren〉 om te overleggen en te reguleeren, hoe het defroyementGa naar voetnoot7) van gemelden ambassadeur ter eeren van den staat dog met de meeste menage te doen, gelijk hetselve defroyement door gemelde heeren dan ook is aanbesteed aan A. Benoist, casteleyn in den Ouden Doele in 's Hage, onder het opperbewind van den hoffmeester van den staat, die voor de som ordonnantie heeft gevraagtGa naar voetnoot8) en hem betaalt, doende daarvan reekening.
| |
| |
Den 31. Maart is den hoffmeester gelast en geordonneert om den heere ambassadeur op den 30. April tot Delft te gaan verwelkomen, recipieeren en complimenteeren na ouder gewoonteGa naar voetnoot1), alsmeede in de herberg, daar gemelde heer ambassadeur des middags de maaltyd binnen Delft sal houden, deselve aff te spreeken en daaraff de reekening over te brengenGa naar voetnoot2); gelyk den hoffmeester ook de maaltijd aldaar heeft bestelt en geconditioneert met den casteleyn van den DoeleGa naar voetnoot3).
Alsmeede twee jagten te besorgen tot het transport, soo van den heer ambassadeur als desselfs suite, tot aan de Hoornbrug en Haar Hoog Mogende tydelijk advertentie te geeven van de uure, dat den ambassadeur aldaar sal konnen weesenGa naar voetnoot4).
Waarom op den 31. Maart twee heeren Haar Hoog Mogende gedeputeerden syn benoemdtGa naar voetnoot5) om Syn Excellencie op dien dag en het te noemen uur met de eerste carosse van staat te gaan recipieeren en ontfangen en verder te conduiseeren na het logement van den staat, om aldaar drie dagen gedefroyeert te werdenGa naar voetnoot6).
| |
| |
Nog syn op den 31. Maart agt heeren Haar Hoog Mogende gedeputeerden benoemtGa naar voetnoot1) om den heer ambassadeur in het logement gekomen synde te gaan verwelkomen na ouder gewoonteGa naar voetnoot2) en houden Syn Excellence dien avond ter maaltyd geselschapGa naar voetnoot3).
Ook syn op den 31. Maart twee heeren gedeputeerden benoemdtGa naar voetnoot4) voor de publique audientie om den ambassadeur op den 3 Mey aff te haalen met de eerste staatscarosseGa naar voetnoot5), weeder met ses paarden bespannenGa naar voetnoot6), en ter audientie van Haar Hoog Mogende te geleyden, waarom den ambassadeur daags tevooren den 2. Mey door syn secretaris by den heere president audientie aan Haar Hoog Mogende heeft laten versoekenGa naar voetnoot7).
Weshalven syn de camerbewaarders van Haar Hoog Mogende gelast om een groot getal koetsen van alle collegien, aansiene- | |
| |
lyke luyden en amptenaaren te versoeken, om by de ceremonie van intreede den 30. April en den 3. Mey by de ceremonie van audientie te assisteerenGa naar voetnoot1).
Den 14 April ben ik na Ryswyk gereeden en heb aldaar de stallen op Witsenburg en in de herberg de Prins met de koetshuysen gehuurt, ten dienste van den ambassadeur, voor den dag van de intreede, dewijl Syn Excellencie sulks had versogtGa naar voetnoot2), om syn paarden en voitures daar smorgens met den dag na toe te senden incognito, ten eynde deselve aldaar in te spannen en gereed te maken tegens dat de heeren gedeputeerden na de Hoornbrugge komen, om tegelyk en op haar rang in den treyn te volgen. Ook heb ik in de voorn. herbergen soo wel als op de molen aan de HoornbruggeGa naar voetnoot3) kamers voor het gevolg van den ambassadeur besprooken, voor sooverre die hem daar mogten opwagten.
Volgens gebruyk is den hoffmeester den 26. April na Delff gegaan, om de heeren burgemeesteren in burgemeesterscamer te versoeken uyt naam van Haar Hoog Mogende om by den ambassadeur den 30 dito te eetenGa naar voetnoot4), gelyk ook den heer hooftofficierGa naar voetnoot5) ten dien einde aan syn huys te gaan nooden.
In de notulen van het college van burgemeesteren is vastgelegdGa naar voetnoot6), dat Ockersse ‘aan H.E.gr. Achtb. kennisse heeft gegeven, dat den dag van Maandag, den 30 derselver maand, tot de publique intreede van de Fransche ambassadeur was gepraefigeert en dat Zijn Exellentie ten zelven dage van wegens H.H.Mog. met de gewone solemniteyten bin- | |
| |
nen deze stad stond te werden gerecipieert en ten costen van den landen plegtelijk ter maaltijd zoude werden onthaalt. En voorts H.E.gr. Achtb. in convenable termen tot deze festiviteyt geïnviteert en tegelijk versogt, dat het gebruyk van den StadsdoeleGa naar voetnoot1) ten voorsz. eynde zouden gelieven te accordeeren. Waarop den voorn. heer door den heer president burgemeester voor de gegeeve communicatie bedankt en de gedaane invitatie is geaccepteert, met bijvoeging, dat H.E.gr. Achtb. niet zouden nalaten van ten spoedigste de vereyste ordres te stellen, ten eynde de Stadsdoele tot deze plegtigheyt (voor zooveel H.E.gr. Achtb. was concerneerende) zoude werden geapproprieert, en dat de nodige voorsieningen zouden werden gedaan tot weeringe van alle confusie en disordres. En heeft de heer hofmeester, na eenig verder entretien, H.E.gr. Achtb. voor de gratieuse receptie en audientie bedankt en zig geretireert; hebbende H.E.gr. Achtb. bij deze gelegentheyt goedgevonden, tot eviteering van het ceremonieel, zig te plaatsen bij het vuur’Ga naar voetnoot2).
Vermits de beyde jagten, het eene van den Raad van State en het andere van de Staten van HollandGa naar voetnoot3), leedig na Delff moesten varen, ben ik hoffmeester van den staat 30 April s'morgens om neegen uuren van myn huysGa naar voetnoot4) met een huurkoets gereeden na het eerstgemelde jagt en heb my daarmeede na den Doele tot Delff laten transporteeren, dog de wimpel van boven de vlag gelaten, tot nademiddags dat er den ambassadeur in was.
Ik had behalven myn twee knegts twee boodens van de Generaliteit by mij, die ook te Delff moesten dienen.
Twee postillons van de Generaliteit liet ik langs het jagt meede ryden om my ten dienste te staan, van dewelke ik eene weeder na den Hage depecheerde soo ras ik aan de stadswal was genadert, met een brieff geaddresseert aan den heere griffier, om Haar Hoog Mogende door Syn Edele kennis van mijn arrivement te doen hebben en van het uur, dat den ambassadeur stond aan te komen, en dat ik nog een andere postillon na de heeren gedeputeerden (die op weg na de Hoornbrug souden weesen) sou affsenden op het moment, dat den heer ambassadeur in 't jagt gong, wordende deesen brieff staande vergadering geleesen.
Aan den Doele vond ik alles volgens affspraak met heeren burgemeesteren met staketsels affgeset, van het water door de
| |
| |
poort van de bassecour tot aan het huys en weeder over de plaats tot teegens de deur van het binnenhuys, ende de dienaars van de justitie om ruym baan te maken aan straat, alsmeede eenige burgerwagt op de bassecour en de invalides voor aan de deur van het huys na binnenGa naar voetnoot1.
Wat de door den hofmeester met de burgemeesters afgesproken ordemaatregelen betreft, kan weer verwezen worden naar de notulen van het Delftse college. Deze behelzen tevens enige andere bijzonderheden:
‘Bij HH. burgemeesteren vervolgens in overweging genomen zijnde hoedanige precautiën zouden behoren te werden in het werk gestelt, zoo tot faciliteeringe van de avenues by en omtrent de Stadsdoelen als om voor te comen, dat door de menigte van aanschouwers eenige verhinderinge mogt werden toegebragt, en daarop gehoort de consideratiën van den stadsfabrycq, is na voorgaande deliberatie goedgevonden en verstaan, dat de palen staande aan de waterkant voor de Stadsdoelen zouden werden geamoveert, dat voorts het gedeelte van de Verwersgragt, strekkende langs den Doele, met twee slagtboomen zoude werden afgepaalt; dat meede op de voorplaats van den Doele zouden werden gestelt twee balustrades van houte paalen en planken, zig extendeerende wedersijds van de groote poort tot de binnedeur, latende een bequaame tussenwijdte voor de passagie door het midden van deselve plaats, en dat laastelijk in de camer, gedestineert tot het houden van de maaltijt een houte balustrade zoude werden gemaakt ter breedte van dezelve camer, met een opening ter wijdte van de deur, ten eynde door dit middel de aanschouwers in een behoorlijke distantie van de tafel zouden blijven geëloigneert. Al hetwelk ook alzoo ten costen van de stad is gedaan maaken.
En is meede nog goedgevonden en verstaan, dat ten dage van de publique intreede van den ambassadeur den substituut-schout met de dienaars van de justitie, benevens die van Delfland (het gebruyk van de laatstgen. aan den bailluw uyt naam van HH. burgemeesteren versogt zijnde) des morgens vroegtijds post zouden nemen by en omtrent de Stadsdoele, mitgaders dat een derde van dezelve soude werden geplaatst by de LepeltolGa naar voetnoot2) en een ander by de RoosebruggeGa naar voetnoot3), met last omme op de doorvaart van de schuyten en vaartuygen behoorlijke ordre te stellen, ten eynde de passagie van 's lands jagten niet soude werden gehindert. Zijnde wijders goedgevonden, dat een detachement van de compagnie Invalides, guarnisoen houdende binnen deze stad,
| |
| |
bestaande uyt een onderofficier en twaalf man, voor den Doele zoude werden geposteert, hebbende den capiteyn zich daartoe aan H.E.gr. Achtb. aangebooden, gelijk meede geordonneert is, dat de tambours van de schutterije zig aldaar zouden laten vinden. En is laatstelijk goedgevonden, dat, zodra H.E.gr. Achtb. zich van het raadhuys zouden begeeven, het klokkenspel van de Nieuwekerkstoren zoude werden geroert’.
Het Nederlandsch Jaarboek voor 1753 (i, 366) deelt mee: ‘Omtrent twaelf uuren begaf zich Zyne Excellentie met zyn gevolg van edellieden en heeren van hier in vier karossen naer Delft; zittende in de eerste Zyne Excellentie met zynen broeder, den ridder De Bonac, en twee edellieden; in de tweede vier edellieden; in de derde twee zonen van den ambassadeur en twee edellieden, en in de vierde en laetste vier pages, allen op een prachtige wyze uitgedoscht’.
Syn Excellencie den ambassadeur, die om halff twaalff uyt s'Hage met koetsen van goede vrienden was gereeden, om halff een arriveerende, vond goed op straat voor aan de poort van den Doele uyt te stappen, daar ik de eer had Syn Excellencie te ontfangen en na een van de nieuwe vertrecken, die tot een camer van audientie met stoelen was geprepareert en kenbaar door een geplakt billet op de deur, te geleyden en te complimenteeren uyt naam van Haar Hoog Mogende, 'tgeen den heer bailluw Van AssendelftGa naar voetnoot1) ook deed, die een wynig tevooren gekomen was om den ambassadeur op te wagten.
Terstond kwam een stadsboode om sig van weegens de heeren regeerende burgemeesteren te informeeren van het uur, dat den heere ambassadeur sou eeten, dat op halff twee was gestelt.
Haar Edele AgtbareGa naar voetnoot2) kwamen kort daarop den heere ambassadeur verwelkomen in koetsen, met stadsbodens daar voorgaande, en wierden door den hoffmeester van den staat aan het voorhuys ontfangen en bij Syn Excellentie ingeleid, doende den heer pensionaris van BleiswykGa naar voetnoot3) het compliment, dat seer is geadmireert.
| |
| |
Daarna sette men sig aan de tafel in de tweede groote nieuwe kamerGa naar voetnoot1) daarnaast 〈dewyl de voorheen gebruykte schutterscamerGa naar voetnoot2) soo riant niet was〉 meede kenbaar door een geplakt billiet; deese was voor een gedeelte affgeschut, om den vryen uyt en ingang voor de bediendens te laten, dewyl er veel kykers komen.
Deese tafel, die van agtien couverts was, als elff van den ambassadeur, ses van de regeering, den heer bailliuw daarby gereekend, en ik, stond dwars voor de schoorsteen, waarvoor Syn Excellentie in een fauteuil met de rug na toe sat in het midden van de tafelGa naar voetnoot3), ik sat over hemGa naar voetnoot4), de heeren van de regeering aan syn regterhandGa naar voetnoot5) en de heeren van het gevolg aan desselfs linkerhand.
Tweemaal wierd'er aangerecht met 21. schotelen telkens, synde de maaltijd door den casteleyn van den Doele aangenomen met de ordinaire wynen daartoe.
Daarna een proper dessert, door den confiturier De Gelleke geleevertGa naar voetnoot6).
Men heeft hier niet als ordinaire conditienGa naar voetnoot7) gedronken, die
| |
| |
den hoffmeester insteltGa naar voetnoot1). De fyne wynen heb ik apart laten besorgen.
Nog was er een tafel voor de pages, een voor de camerdienaars en bodens en een voor de lacqueyen: alle door billietten gedistingueert; soo ook de dessertkamer.
Om drie uuren precis kwam een courier, gedepecheert door de heeren gedeputeerden om den ambassadeur aan de Hoornbrug te ontfangenGa naar voetnoot2), seggen, dat die heeren op syn vertrek reets op weg waren; men had de coffij al genoomen, soodat den ambassadeur affscheid nam van de heeren bailliuw en burgemeesteren, die Syn Excellentie tot aan het jagt conduiseerden, gaande ik vooruyt eenige passen.
Daar wierd door een heer van den ambassadeur eenig geld gestrooyt voor op straat en wij vertrocken soo spoedig wy konden, gaande Syn Excellentie met desselfs gevolg en mij in in het jagt van den Raad van State, daar de tafel was uytgenomen om het ongemak van Syn Excellenties been.
De officieren van syn huys en de overige bediendens gingen in het jagt van de Staten van Holland. Myn volk bleeff bij my.
Ik had een seynvlag op de molen aan de Hoornbrug aan een wiek laten opregten om by het opheyssen van deselve te laten toonen, dat de heeren gedeputeerden naby de Hoornbrug begonden te naderen langs de Ryswykse kerklaanGa naar voetnoot3), waarna wy onsen schielyken off trager voortgang reguleerden en om welke reedenen ik meest al den tijd in de stuurplegt bleeff staan, dewijl het schoon weeder was.
Door deese directie kwam men gelykerhand met het jagt en de koets van staat aan de Hoornbrug, alwaar wy alle die in 't jagt waren uytstapten op het gemaakte steyger tegens het midden van de molenwerff voor de lindeboom, dat met een gehuurt tapytie was belegt, dog den ambassadeur wagte soolang, tot de heeren gedeputeerden van agter het huys kwamen, en was gelyk met Haar Edeles op het steygerGa naar voetnoot4).
Na het compliment wierd den ambassadeur door de heeren
| |
| |
versogt om na de staatscarosse met ses paarden bespannen 〈die buyten aan de weg voor de valbrug stond met de overige koetsen〉 te treden en de hoogste plaats te neemen, sittende de heeren over hemGa naar voetnoot1).
Ik haaste my om op dat moment in myn koets met vier paarden te stappen, die een weynig vooruyt teegen de boomen stond aan de linkerzyde, en voor den treyn te rydenGa naar voetnoot2).
Een camerbewaarder van Haar Hoog Mogende ging voor de caros van staat met agt boden voor hem, vier en vierGa naar voetnoot3).
De bediendens van den ambassadeur soo te voet als te paard, twee en twee gingen tussen de bodens en de koets van den hoffmeester, die vier bodens van de Generaliteit voor syn koets gehad heeft na oud gebruyk, beneevens nog twee postillons van de Generaliteit te paard vooruyt om den weg te baanen.
Bovendien gaan sooveel Generaliteitsbodens aan weersyden van de staatscarosse als konnen overschieten.
Het Nederlandsch Jaarboek 1753, i geeft op pp. 369vv een volledig overzicht van de stoet: ‘1. Twee Staten postillons. 2. Vier Staten boden. 3. De heer Ockerse, hofmeester van staet, prachtiglyk gekleed en gezeten in een fraeie koetse met vier paerden bespannen, gaende nevens dezelve twee van deszelfs livereibedienden in de groote monteringe. 4. De SwitzerGa naar voetnoot4) Zyner Excellentie te paerd, zynde de zadel en chabrak van rood fluweel, rykelyk met gouden passementen en franjen bezet, en deszelfs kleed en bandelier van eene groene koleur, zoodanig met zilveren kanten belegd, dat men naeuwlyks de stof kon onderkennen. 5. Twee loopers in groen damast, rykelijk met zilver gestoffeerd, gekleed en geborduurde mutsen op 't hoofd hebbende. 6. Twaelf liverei-bedienden, allen in 't groen, kostelyk met zilver omboordGa naar voetnoot5). 7. De hofmeester van den ambassadeur in een met gouden kanten bezet scharlaken kleed, te paerd, zynde het chabrak en zadel van rood fluweel met goud. 8. Veertien zoo officieren als kamerdienaers, allen te paerd en gekleed in karmozyn laken met zilver en zeer kostbare vesten; zynde de chabrakken van groen met zilver; hebbende twee van de kamerdienaren de mantelrokken van Zyne Excellentie, die met zilveren passementen belegd waren, voor op hunne paerden. 9. Vier hand-paerden met ryke dekkleeden, waerop de wapens Zyner ExcellentieGa naar voetnoot6) in het goud geborduurd stonden; wordende door een gelyk getal stalknechten, in de groote monteeringen gekleed,
| |
| |
geleid. 10. De stalmeester te paerd, omtrent op dezelfde wyze als de hofmeester, hierboven gemeld. 11. Twee pagies te paerd in groen fluweel met zilver belegd, dragende nestelingen van carmozynen koleur met zilver geborduurd. 12. De koets van staet, zynde met zes paerden bespannen, waerin Zyne Excellentie en tegens hem over de voorn. heeren gedeputeerden uit de Staten GeneraelGa naar voetnoot1). 13. De lyfkoets Zyner Excellentie met zes paerden bespannen, ledig; zynde dezelve met zeven glazen voorzien en van binnen bekleed met carmozyn fluweel, rykelyk vercierd met gouden galonnen en kwasten. 14. De tweede koets Zyner Excellentie, mede met zes paerden bespannen, waarin gezeten waren de ridder de Bonac, de secretaris Zyner ExcellentieGa naar voetnoot2) en twee edellieden; zynde deze koets zeer fraei beschilderd en van binnen mede kostbaer gestoffeerd. 15. De derde koets van den ambassadeur, mede met zes paerden bespannen, waerin een sekretaris en edelman. 16. De vierde koets van den ambassadeur, mede met zes paerden bespannen, waerin deszelfs twee zonen en twee edellieden geplaetst waren. Hierachter volgden nog tien koetsen, allen met zes, vyfendertig met vier en negenendertig met twee paerden bespannen’Ga naar voetnoot3).
Aan het Sieke, daar wy om halff ses kwamen, stelde de plaatsmajor van NuslerGa naar voetnoot4) sig te paard aan het hoofd van den treyn om deselve door de Waagestraaten, Veenestraat, Hoogstraat, de PlaatsGa naar voetnoot5), Kneuterdyk, midden door het VoorhoutGa naar voetnoot6), de Lange Houtstraat, om de Oost, Zuyd en Westkant van het Pleyn heenen te geleyden voor het huys van Prins MauritsGa naar voetnoot7), daar hy affsteeg voor de poort en binnentrad om plaats te maken voor het inkomen van den heer ambassadeur en doen vertrok.
| |
| |
‘Niemant geheugt zoo te Delft als aen de Hoornbrugge, langs den geheelen weg en hier in Den Hage ooit zooveel aenschouwers als op dezen dag by den anderen gezien te hebben. Echter is door de goede schikkingenGa naar voetnoot1) de minste verwarring noch ongeluk zelfs voorgevallen’ (Ned. Jbk. 373).
Den hoffmeester van den staat stapte inmiddels voor de bassecourGa naar voetnoot2) uyt syne koets, die weg reed, en wagte Syn Excellentie binnen aan de stoep, dewelke met de caros van staat alleenig 〈om de kleynte van de bassecour〉 opreed en eerst uytstapte; ging meede eerst in huys, wordende geleyd door syn stalmeester, die te paard agter de bediendens van den ambassadeur was gereeden, den portier vooraan.
‘---latende zich de Staten trompetters en paukers, die op het Huis van Prins Maurits geplaetst waren, by de aennadering des treins lustig hooren, terwyl weder door een' heer van het gevolg Zyner Excellentie eenig geld onder 't volk gestrooid werd’ (Ned. Jbk. 371).
Den hoffmeester van den staat gaat by het uyt off intreeden van den ambassadeur altoos voor Syn Excellentie heenen en wees hem alsdoen de antichambre en sale d'audience aan, die sooals alle de overige vertrecken van 't huys op de deur door een billiet gemarqueert waren.
De heeren gedeputeerden, die den ambassadeur aan de Hoornbrug hadden weesen affhalen, namen na een kort verblyff hun affscheid om aan agt heeren gedeputeerden, benoemt om den ambassadeur te verwelkomen en complimenteerenGa naar voetnoot3), dewelke in de vergadercamer van Haar Hoog Mogende byeen waaren, kennis van desselfs arrivement te geeven, genietende de twee heeren alsdoen den voorrang en wordende door den ambassadeur tot aan de koets uytgeleyd, die Hun Edeles ook sag vertreckenGa naar voetnoot4).
| |
| |
Ondertussen hield den hoffmeester, sooals in 't vervolg, sig stipt by den persoon van den ambassadeur met de heeren van het gevolg, die in de koetsen hadden gereeden en by het in huys gaan van den ambassadeur meede waren binnen gevolgt agter de twee gedeputeerden.
Kort na het vertreck van de twee eerste kwaamen de agt heeren gedeputeerden uyt Haar Hoog MogendeGa naar voetnoot1) ten eynde voorsz. in vier carossen met twee paardenGa naar voetnoot2), twee en twee tot in de bassecour en wierden door den ambassadeur met desselfs suite aan het portier ontfangen en genoten den voorrang in het komen en retourneeren door de antichambre in de audientiecamerGa naar voetnoot3), alwaar aan het hoogereyndeGa naar voetnoot4) over de glasen agt blauwe armstoelen waren geset voor Haar Edeles en een roode voor den ambassadeur met de rug na de schoorsteenGa naar voetnoot5), dog deese mogt eender als de anderen syn geweest en was by abuys van de bediendens soo geschied, waarom men het ongemerkt liet blyven.
Vermits het reets seeven uuren was, bleeven gemelde agt heeren alle om den ambassadeur geselschap te houden en met Syne Excellentie te soupeerenGa naar voetnoot6), aan welke tafel, die voor twintig persoonen was gedekt, den hoffmeester van den staat beneevens de suite van den ambassadeur ook aten, gelyk sulks alle de dagen van het defroyement is geobserveert.
Men had volgens ordre van den hoffmeester om halff tien aangerecht, dog het was meer dan halff elff uuren eer men aan tafel ging, vermits de heeren gedeputeerden met den ambassadeur niet eens konden worden over de conditienGa naar voetnoot7) van distinctie, die men soude drinken, dewyl men van de zyde des ambassa- | |
| |
deurs de gesondheid van den stadhouder niet wilde drinken na die van den coningGa naar voetnoot1).
Dog eyndelyk wierd besloten, dat de heeren gedeputeerden de gesontheid van den coning souden instellen; daarna sou den ambassadeur instellen en drinken a la prosperité du gouvernement present en dan weeder de heeren gedeputeerden de gesontheid van den heer dauphin. Welke drie conditien met een wynig intermissie staande door alle de presente aan de tafel wierden gedronken, sonder dat men alle de dagen meer conditien van ceremonie heeft voorgebragt, als dat den heer ambassadeur den laasten middag van het defroyement seer gratieus instelde a l'union perpetuelle des deux nationsGa naar voetnoot2).
| |
| |
Op dit eerste en eenigste soupé - want den ambassadeur heeft niet goedgevonden meer aldaar te soupeeren, schoon Syn Excellentie seeven maaltyden in de vier dagen syn gedestineert, buyten het soogenaamde dejeuné te DelftGa naar voetnoot1) - heeft den ambassadeur in 't midden van de tafel in de groote beneedenzaal geseeten en verder alle middagen. De heeren gedeputeerden, soo die hem aan de Hoornbrug als in den Hage hadden verwelkomt, aan weersyden na de rang van hun provincie. Verder de heeren van het gevolg daar open plaats was en den hoffmeester van den staat vlak over den ambassadeur, alwaar hy syn plaats is blyven behouden om in staat te weesen de schotelen, die hy voor het grootste gedeelte alle entameerde, aan den ambassadeur te presenteeren en de honneurs van de tafel te doen, buyten het instellen van de conditien, die wynig en indifferent waren, drinkende een ieder wat hy wilde.
Des anderen daags den 1. Mey teegens de middag kwam den ambassadeur tydig terug voor de maaltyd, om de menschen te ontfangen, die Syn Excellentie kwamen complimenteerenGa naar voetnoot2)
| |
| |
en die door den hoffmeester aan Syn Excellentie wierden gepresenteert, die ook sorg droeg, dat derselver naamen aan de voordeur door de sergeanten van ordonnantie wierden gevraagt en opgeschreeven om den ambassadeur in staat te stellen van syn contravisites te konnen doen, die hij egter niet off heel defectueus heeft gedaanGa naar voetnoot1).
De agt heeren gedeputeerden kwamen geduurende de drie dagen ook teegens den middag wederom om den ambassadeur by de maaltyd en het verdere van den dag geselschap te houden, ten minsten waren er tweeGa naar voetnoot2).
Den 2. Mey en alle middag was in de groote beneedenzaalGa naar voetnoot3) een tafel van in de dertig menschen gedekt, sooveel de caamer toeliet, uyt tinne schotels en borden bedient, aan dewelke men, buyten den ambassadeur, syn suite, de agt heeren gedeputeerden en den hoffmeester, noodigde de leeden uyt Haar Hoog Mogende ordinaire en extraordinaire, daar de ridderschap en Gecommitteerde Raden van Holland onder worden begreepen; verder de leeden van den Raad van Staate, der Generaliteits Reekenkamer, alle benevens desselfs hooge ministersGa naar voetnoot4).
Soo er in 't laast nog plaats over is, vraagt men ook wel generaals off de heeren commisen van de Generaliteits Finantie off andere, die den ambassadeur verkiest, dog geen buytenlandse hier resideerende ministers om de difficulteit van ceremonie te eviteeren.
Den hoffmeester formeert de lyst van de te noodene gasten, dat syn bestel is en waartoe hy de boodens van de Generaliteit employeert en hun s'avonds lysten geeft om teegens s' anderen
| |
| |
daags te nooden, totdat de tafel beset is; het geschied op naam van den ambassadeur met een gedrukt billiet.
Na de maaltyd komt men weer in de audientiezaal om koffy te neemen of een partytie te maken, totdat den ambassadeur weggaat.
Boven in het huys syn drie tafels geweest, als een voor de officieren van het huys van den ambassadeur, een voor de pages en hun gouverneurGa naar voetnoot1), den laatsten dag een voor de camerbewaarders van Haar Hoog Mogende, die van den Raad van State, de Generaliteits Reekenkamer, Gecommitteerde Raden van Holland en de Generaliteits Finantie alle tesamen, dewelke op naam van den hoffmeester van den staat versogt worden.
De overige bovenvertrecken wierden gebruyckt door den aanneemer en den confiturier, die ook beneeden elk een camer hadden aan de linkerhand van het huys.
Den hoffmeester van den staat had volgens oud gebruyk het West cabinet boven voor sig particulier behoudenGa naar voetnoot2).
Voorts had den ambassadeur voor een slaapkamer bedanktGa naar voetnoot3).
De bodens en domesticquen, soo van den ambassadeur als van den hoffmeester en andere heeren, aten by beurten in de officesGa naar voetnoot4), alsmeede de trompetters en militie in het voorhuysGa naar voetnoot5).
Daar was maar eene groote tafel en geen table de marechal, dewijl men begreep, dat geen heer van fatsoen off distinctie aan deselve sou begeeren te eeten; derhalven stond de bovenzaal leedigGa naar voetnoot6).
In de groote zaal dan beneeden was voor de schoorsteen aan het WestenGa naar voetnoot7) een balustrade, van ouds daartoe gemaakt, geset, waarbinnen op een opgeslage theater bouteilles, glasen, bocalen, soucoupes, lampet en verder drinkgereedschap was geplaatst; meede een kleynder buffet tegens de deur van de griffiecamer des
| |
| |
hoogen krygsraadGa naar voetnoot1); by ieder van dewelke iemand tot keldermeester was geplaatstGa naar voetnoot2).
Benoist den aannemer van het defroyementGa naar voetnoot3) heeft twee vertrouwde statebodens in de kelder gesloten om de benodigde wynen aff te geevenGa naar voetnoot4).
Nog was er een tafeltje bezyden de deur, waarmeede men uyt de audientiecamerGa naar voetnoot1) in de groote zaal kwam, om messen, leepels, vorken en borden in voorraad te hebben, wordende het vuyle tin en silver telkens in het beneeden West cabinetGa naar voetnoot5) en verder na de offices gebracht om affgewassen te worden.
Tussen de camers, by den trap ter regterzydeGa naar voetnoot6) stonden waterpotten.
Over de maaltyden wierd van tyd tot tyd het trompetten en paukgeschal gehoort, die in het voorhuys geplaatst waren, en na het dessert ging men weeder in de audientiezaal om coffy te neemen, waarop den ambassadeur niet lange daarna vertrok, sonder weeder te komen om te soupeeren, gelyk dan verder s'avonds geen tafel op het huys van defroyement wierd aangerecht off aldaar gegeetenGa naar voetnoot7).
Den laasten dag van het defroyement 3 Mey heeft den ambassadeur syne publique audientie om twaalff uuren 's middags by Haar Hoog Mogende gehadGa naar voetnoot8), waarom Syn Excellentie sig tydigGa naar voetnoot9) aan het huys van Prins Maurits liet vinden. Alle de koetsen van Syn Excellentie, ieder wederom met ses paarden bespannen, rangeerden sig doen op hun gemak en by schicking in de bassecour.
Ik maakte om elff uuren daar te weesen en de heeren Van Borssele en d'Ablaing, gedeputeerden uyt Haar Hoog MogendeGa naar voetnoot10), kwamen Syn Excellentie met de carosse van staat aff- | |
| |
halenGa naar voetnoot1), die wederom met ses paarden was bespannen en meede binnen de bassecour kwam.
Haar Edeles kreegen wederom de hogerhand en wierden door den ambassadeur alsvooren aan de koets ontfangenGa naar voetnoot2).
Men geeft kortelyk te kennen, dat men Syne Excellentie ten dien eynde aff komt haalen, wanneer Syn Excellentie den voorrang neemt en de hoogste plaats in de koetsGa naar voetnoot3).
Men reed met den selfden treyn na de audientie als by de intreedeGa naar voetnoot4), met die verandering nogtans, dat de koets van den hoffmeester van den staat maar met twee paarden is bespannen geweest 〈na de aanteekening van den hoffmeester MortagneGa naar voetnoot5)〉, die ik buyten de bassecour tegen de overzyde van de straat posteerdeGa naar voetnoot6).
Den stalmeester van den ambassadeur had versogt by den hoffmeester te mogen sitten aan de linkerhand, die anders sou hebben te voet moeten gaan, gelyk al de huisofficieren van Syn Excellentie deeden, die by de intreede hadden te paard geseetenGa naar voetnoot7).
Dit laatste is, volgens het Corps Diplomatique des CeremoniesGa naar voetnoot8) wel meer aan iemand uyt de voornaamste van de suite van een ambassadeur gepractiseert, dog staat volkomen aan de wil van den hoffmeester van den staatGa naar voetnoot9).
| |
| |
Men reed van het logement de West, Zuyd en Oostzyde van het Pleyn om, door de Lange Houtstraat, midden door het Voorhout, schoon voorgaande ambassadeurs buyten om het Voorhout hebben gereedenGa naar voetnoot1), over de Kneuterdyk, de Plaats, - schoon andere altoos door de Gevangepoort, het Buytenhoff en om de Hoffcingel hebben gereeden, dog deesen heeft niet anders begeert, gelyk ook in den beginne pretendeerde door de Stadhouderspoort te passeeren, dog men heeft Syn Excellencie doen begrypen, dat deselve als een deur van des stadhouders huys wierd geconsidereertGa naar voetnoot2) - door de Hoogstraat, Veenestraat, Spuystraat, Hoffstraat, door de Zuydpoort off soogenaamde Ambassadeurs-poort op het BinnenhoffGa naar voetnoot3) 〈daar de militieGa naar voetnoot4) gerengeert stond en het geweer presenteerden, salueerende de officieren met het vendel en de spontonsGa naar voetnoot5), wordende ook de marsch geslagen: dit wierd by de terugkomst uyt de audientie meede geobserveert〉Ga naar voetnoot6) voor de trappen van
| |
| |
de Groote Zaal ten Zuyden, beneeden dewelke de plaatsmajor Nusler met twee ordonnantie sergeanten stond om den weg na de vergadercamer van Haar Hoog Mogende door de Groote Zaal, de gallerij en de Trevescamer te baanenGa naar voetnoot1).
Al het militair bestelGa naar voetnoot2) werd door den plaatsmajoor op hooge ordre gedirigeertGa naar voetnoot3).
De livreybediendens van den ambassadeur hadden sig ondertussen in het groot portaal by de vergadercaamer van Haar Hoog MogendeGa naar voetnoot4) in twee reyen gerengeertGa naar voetnoot5) en de officieren in de TrevescamerGa naar voetnoot6).
By het uytstappen der koetsen devanceerde den hoffmeester van den staat den heer ambassadeur, die tussen de twee heeren gedeputeerden ging; de heeren van de suite volgden.
Na men over de Groote ZaalGa naar voetnoot7), de gallery, het groot portaalGa naar voetnoot8) door de Trevescamer in de vergadercamer van Haar Hoog Mogende was geavanceertGa naar voetnoot9), wees den hoffmeester van den
| |
| |
staat de fauteuil den heere ambassadeur aan, die door de camerbewaarders van Haar Hoog Mogende wierd aangeschovenGa naar voetnoot1), houdende den hoffmeester sig gedurende deese ceremonie van audientie agter de stoel van den ambassadeur, gelyk meede de heeren van desselfs suite. Maar de heeren gedeputeerden hadden hare sitplaats aan weerzyden van den ambassadeur genoomen, aan de tafel van Haar Hoog MogendeGa naar voetnoot2).
Nadat den ambassadeur de vergadering had gesalueertGa naar voetnoot3), dekten en plaatsten sig alle de leedenGa naar voetnoot4) en Syn Excellencie leeverde desselfs brieff van credentieGa naar voetnoot5) over, dewelke door den heer griffierGa naar voetnoot6) van Haar Hoog Mogende overluyd synde geleesenGa naar voetnoot7), deed den ambassadeur de volgende aanspraak
Fiat insertioGa naar voetnoot8).
Soo dikwils de naam van den coning ofte van Haar Hoog Mogende wierd genoemt, wierden de hoeden affgenoomenGa naar voetnoot9)
| |
| |
en na het uyteynde van de aanspraak wierd deselve door den heere praesideerendeGa naar voetnoot1) in naam van Haar Hoog Mogende op deese wyze beantwoordGa naar voetnoot2)
Fiat insertioGa naar voetnoot3).
Na dit verrigte wierd den ambassadeur op deselfde wys teruggeleyd na de trappen van de Groote Zaal, wanneer hy aan de Noordzyde van den trap in de caros van staat (die was blyven wagten) stapte, staande die van den hoffmeester voor de vergadercamer van Haar Hoog Mogende om spatie tussen beiden voor de bediendens van den ambassadeur te laten.
Men reed voorby de vergadercamer van Haar Hoog MogendeGa naar voetnoot4) en het Huys van Prins Mauritz, de West, Zuyd en Oostzyde van het Pleyn, de Lange Houtstraat, midden door het Voorhout, de Kneuterdyk, de Lange en Korte Vyverberg tot op het huys van defroyementGa naar voetnoot5).
De heeren gedeputeerden bragten den ambassadeur op de hogerhand na binnen, dog naamen immediaat affscheid, wanneer Hun Edeles wederom den voorrang kreegen tot aan den koets van staatGa naar voetnoot6), waarmeede sy direct naa de vergadering reden om van het verrigte rapport te doenGa naar voetnoot7).
| |
| |
Deesen middag is den ambassadeur weeder en voor de laatste reys magnificq op het Huys van Prins Maurits ter maaltyd onthaeldGa naar voetnoot1) en is den ambassadeur namiddags na syn hôtel geretourneert, waarmeede deese ceremonie een eynde nam.
Des anderen daags den 4. Mey heeft den hoffmeester van den staat een visite by den heer ambassadeur weesen affleggen om Syn Excellentie te bedanken voor de eer van hoogstdesselfs geselschap en te versoeken dat syne gehoudene conduites geliefde te aggreëerenGa naar voetnoot2).
Den ambassadeur heeft hem onder polite betuyging van voldaan te weesen present gedaan van een groen fluweele met goud geborduurde speelbeurs, waarin sesenseventig goude ducaten beneevens vyfftig silvere speeljettons met het wapen van Syn Excellentie, welke speelbeurs ter tafel van Haar Hoog Mogende gebragt synde hebben hoogstdeselve goedgevonden, dat de beurs aan den hoffmeester sou verblyven en is de specie door den agent en hoffmeester als na ouder gewoonte gepartageert gewordenGa naar voetnoot3).
Bovendien hebben Haar Hoog Mogende den hoffmeester gratieuselijk gepermitteert om driehondert guldens te mogen declareeren voor vacatien, boode en koetsgelden soo in als buyten den Hage gedurende deese omstandigheidGa naar voetnoot4).
| |
| |
Den ambassadeur heeft op den 5 Mey daaraanvolgende een seer pragtige maaltyd gegeven aan de leeden van Haar Hoog MogendeGa naar voetnoot1) en andere persoonen van distinctie, daar den hoffmeester van den staat meede is bygenoodigt geworden, schoon niet op de lyste van Haar Hoog MogendeGa naar voetnoot2) word gebragt omdat geen lid van de vergadering isGa naar voetnoot3).
Alsmeede heeft de ambassadrice op den 7. dito een soupé en bal gegeeven, daar den hoffmeester insgelyks is op geinviteert geworden. Waarmeede deese saak syn beslag heeft gehadGa naar voetnoot4).
| |
| |
| |
II
De lijst van de coetse die sulle diene tot de inhaalinge van de heer ambassadeurGa naar voetnoot1).
Coetse met ses paarde van de heere
Roon, presiedent, coes van staat |
Willem graaf Bentinck, heer van Rhoon, gedeputeerde ter S.G. voor Holland, president van de week (Ned. Jbk. 1753, i, 375, 378v); de aantekening ‘coes van staat’ betekent vermoedelijk, dat zijn koetsier de karos van staat rijdt. |
Pieck van Zoele |
Willem Hendrik Pieck, heer van Brakel, ter Does, Enspiek, Zoelen en Aldenhage, gedeputeerde ter S.G. voor Gelderland (Hbk. 1753, 94; N.N.B.W.). |
Brandsenburg |
Walraven Robbert van Heeckeren, heer van Barlham en Brandsenburg, gedeputeerde ter S.G. voor Gelderland (N.N.B.W.). |
Hogendorp |
Mr. Gijsbert Carel, graaf van Hogendorp, burgemeester van Wageningen, gedeputeerde ter S.G. voor Gelderland (Res. S.G. 7 Dec. 1751, gedr., R.A. Groningen; Scheffer-Obreen 30). Niet op de lijst van karossen voor de ophaling ter eerste audientie. |
| |
| |
Van der Duyn |
Adam Adriaan van der Duyn, vrijheer van 's Gravenmoer, president van de ridderschap, lid van Gecommitteerde Raden van Holland (Hbk. 1753, 7). |
Borssele |
Johan, baron van Borsselen, gedeputeerde ter S.G. voor Zeeland (Hbk. 1753, 96). |
Giesenburg |
Daniel d'Ablaing, vrijheer van Giessenburg, gedeputeerde ter S.G. voor Utrecht (Hbk. 1753, 97). |
Verelst |
Dirk Hubert Verelst, lid van de Raad van State voor Zeeland (Hbk. 1754, 104). |
La Leck |
Hendrik Carel, graaf van Nassau la Lecq, heer van Beverweert, lid van de Generaliteits-Rekenkamer (Hbk. 1753, 114). |
Bieland |
Louis Bieland, procureur-generaal van de Hoge Raad, of Albrecht Otto Roeleman Frederik, graaf van Bylandt, of een der hoge officieren uit dezelfde grafelijke familie: bv. Frederik Christoffel Willem Lodewijk, kolonel van het regiment van Lindman? |
Gravinne van Adlone |
Louisa Isabella Hermelina van Wassenaer, weduwe van Frederik Willem, baron van Rheede-Ginckel, vierde graaf van Athlone (N.N.B.W.). |
Coetse met vier paarde van de heere
Lynde van Resse |
Jasper Hendrik, baron van Lynden, heer van |
| |
| |
|
Ressen, gedeputeerde ter S.G. voor Gelderland (Hbk. 1753, 94). |
Roderlo |
Mr. Assuerus, baron van Heeckeren, heer van Roderlo, gedeputeerde ter S.G. voor Gelderland, sinds 1 Mei 1753 echter lid van de Raad van State (Res. S.G. 1 Mei 1753, gedr. Gem. Arch. Groningen; Hbk. 1753, 104). |
Vlaardingerwout |
Mr. Maarten Vlaardingerwoud, gedeputeerde ter S.G. voor Gelderland (Res. S.G. 1 Mei 1750, gedr., R.A. Groningen), sinds 1 Mei 1753 echter lid van de Generaliteits-Rekenkamer (Res. S.G. 1 Mei 1753, gedr., Gem. Arch. Groningen; Hbk. 1753, 114). |
Reepmaker |
Mr. Adriaan Reepmaker, heer van Strevelshoek, enz., gedeputeerde ter S.G. voor Holland (Hbk. 1753, 96; N.N.B.W.). |
De Raad |
Mr. Dirk de Raet, lid van Gecommitteerde Raden van Holland (Hbk. 1753, 13, 125). |
Stijn |
Pieter Steyn, raadpensionaris van Holland. |
Buteux |
Mr. Pieter Buteux, gedeputeerde ter S.G. voor Zeeland (Hbk. 1753, 96). |
Van Hoorn |
Hendrik van Hoorn, gedeputeerde ter S.G. voor Zeeland (Hbk. 1753, 96). |
Berghsma |
Mr. Adrianus Bergsma, gedeputeerde ter S.G. voor Friesland (Hbk. 1754, 97). |
Patras |
Anthony Patras, extraordinaris gedeputeerde ter S.G. voor Friesland (Res. S.G. 15 Mei 1752, gedr., R.A. Groningen; N.N.B.W.; Jbk. Die Haghe 1957, 34vv.). |
Griffier Fagel |
Mr. Hendrik Fagel de Oude, sinds 1744 griffier der Staten-Generaal. |
Agent Beymont |
Mr. Jacob van Byemont, agent van de Staten-Generaal (Hbk. 1753, 98). |
Blockland |
Gerard Beelaerts, vrijheer van Blokland, raadsheer in de Raad van State voor Friesland (Hbk. 1753, 104). |
Scheyderuyt |
Mr. Pieter Scheyderuit, raadsheer in de Raad van State voor Zeeland (Hbk. 1753, 104). |
Pessers |
Jan Pesters, raadsheer in de Raad van State voor Utrecht (Hbk. 1753, 105). |
Van Ydickinga |
Antony Adriaan van Iddekinge, raadsheer in de Raad van State voor Stad en Lande (Hbk. 1753, 105). |
De la Bassecoer |
Op de lijst van de karossen voor de eerste audientie aangeduid als tresorier: hij is dus Mr. Jan de la Bassecour, thesaurier-generaal van de Unie (Hbk. 1753, 105). |
Hogendorp ontfanger |
Mr. Johan François, graaf van Hogendorp, ontvanger-generaal der Unie (Hbk. 1753, 105; Scheffer-Obreen 29v). |
Buys sekretaris |
Mr. Abraham Buys, secretaris van de Raad van State (Hbk. 1753, 115). |
| |
| |
Boey sekretaris |
Mr. Cornelis Boey, secretaris van de Staten van Holland (Hbk. 1753, 10), of Mr. Thimon Boey, secretaris van het Hof van Holland (Hbk. 1753, 31); verm. de eerste: zie p. 113. |
Van Wesel |
Mr. Anthoni van Wezele, landsadvocaat van Hare Hoog Mogenden (Hbk. 1753, 107). |
Merens |
Mr. Dirk Merens, advocaat voor de respectieve hoven van justitie (Hbk. 1753, 42)? |
Schuylenburg Admiraliteyt |
Cornelis van Schuylenburg, pensionaris van Zierikzee, vanwege Zeeland gecommitteerd ter Admiraliteit van het Noorderkwartier (J.B. Rietstap, Wapenboek van de Nederlandsche adel II, 151). |
Van der Goes presiedent |
Mr. Frank van der Goes, eerste presiderende raad van de Raad van Brabant en stadhouder van de lenen (Hbk. 1753, 119). |
De Willem Raasheer |
Mr. David le Leu de Wilhem, raadsheer in de Raad van Brabant (Hbk. 1753, 119). |
Hoeufft |
Mr. Pompejus Hoeufft, raadsheer in de Raad van Brabant (Hbk. 1753, 119; N.N.B.W.). |
Van Valkenburg |
Mr. Mattheus Willem van Valkenburg, lid van de Provinciale Rekenkamer van Holland (Hbk. 1753, 24)? |
Van Hees af late segge |
Mr. Hendrik van Hees, president van de Hoge Raad (Hbk. 1753, 26). |
Alewijn af late segge |
Mr. Abraham Alewijn, raadsheer in de Hoge Raad (Hbk. 1753, 26). |
Van Beaufort |
Pieter Benjamin de Beaufort, raad van H.K.H. de prinses-douairière gouvernante (Hbk. 1753, 51)? |
Bicker van Swiete |
Mr. Gerard Bicker van Swieten (1687-7 Dec. 1753), oud-lid van Gecommitteerde Raden van Holland (Elias II, 705v). |
Dierquens burgermeester |
Mr. Johan Dierquens, in 1753 schepen van 's Gravenhage. oud-burgemeester (Hbk. 1753, 57). Niet op de lijst voor de ophaling ter eerste audientie. |
Schuylenburg int Voorhout |
Cornelis van Schuylenburg, (Gem. Arch. van 's Gravenhage, Arch. v.d. Soc. van 's Gravenhage nr. 241, f. 135)? |
De Willem int Voorhout |
Mr. Coenraad le Leu de Wilhem, raadsheer in het Hof van Holland (Jbk. Die Haghe 1956, 38); Ned. Leeuw 1906, 135). |
Villegars |
George de Villegas, luitenant-generaal van de infanterie, commanderende het 2e bataillon in het regiment van den hertog van Brunswijk (Off. bk. 1753). Niet op de lijst voor de ophaling ter eerste audientie. |
Mevrou van Noortwijck afgesijt |
Theodora Odilia Doys, weduwe van Steven, baron van Noordwijk (N.N.B.W.). Niet op de lijst voor de ophaling ter eerste audientie. |
Mevrou Repelaer |
Sara Repelaer, weduwe van Mr. Jan Bout, |
| |
| |
|
regentes van het Diaconie Oude Vrouwen en Kinderhuis te 's Gravenhage (Hbk. 1753, 79)? Niet op deze plaats op de lijst voor de ophaling ter eerste audientie, maar aan het slot (zie p. 114). |
Mevrou van der Heym |
Weduwe van den raadpensionaris Van der Heim, regentes van het Diaconie Oude Vrouwen en Kinderhuis te 's Gravenhage (Hbk. 1753, 79). |
De Veer |
Mr. Jan de Veer, heer van Callantsoog, advocaat voor de hoven van justitie (G.A. 's Gravenhage, Transportregisters). |
Mevrou van Eck |
? |
Coetse met twee paarde van de heere
Nagel |
Jan Herman Sigismund van Nagel, heer van Ouden- en Nieuwen-Ampsen, gedeputeerde ter S.G. voor Gelderland (Hbk. 1753, 95). Niet op de lijst voor de ophaling ter eerste audientie. |
Wassenaer Opdam ridder |
Unico Willem, graaf van Wassenaer, baanderheer tot Wassenaer, vrijheer van Obdam, voogd van Willem V, gedeputeerde van de ridderschap ter Staten van Holland (Hbk. 1754, 8). |
Kersseboom |
Mr. Jeronimus Karsseboom, lid van Gecommitteerde Raden van Holland (Hbk. 1753, 12). |
Baalde |
Mr. Pieter Baelde, lid van Gecommitteerde Raden van Holland (Hbk. 1753, 13). |
Alstorphius |
Petrus Alstorphius raadsheer der stad Groningen, gedeputeerde ter S.G. voor Stad en Lande (R.A. Groningen, Regeeringsboek van Stad en Lande op 1752). |
Lynde van Kantens |
A.A.B., baron van Lynden, heer van Kantens, gedeputeerde ter S.G. voor Stad en Lande (Ommelanden; Hbk. 1753, 98). Niet op de lijst voor de ophaling ter eerste audientie. |
Van der Straate sekretaris |
Mr. Adriaan van der Straeten, secretaris der Staten van Holland (Hbk. 1753, 10). |
Wybo viskaal van de Generaliteyt |
Mr. Jan Wybo, fiscaal van de Generaliteit en fiscaal en procureur-generaal van de Hoge Raad en het Hof van Holland (Hbk. 1753, 30, 106). |
Eversdijck |
Mr. David van Eversdijk, klerk van de Raad van State (Hbk. 1753, 106) of mr. Gerard van Eversdijk, advocaat voor de respectieve hoven van justitie en schepen van 's Gravenhage (Hbk. 1753, 34, 58); vermoedelijk de eerste. |
Persijn |
Mr. Gaspar Quirijn van Persijn, commies van de Generaliteits-Finantiekamer (Hbk. 1753, 113). |
| |
| |
Cloterboke |
Mr. Casper Clotterboke, commies van den raadpensionaris (Hbk. 1753, 11). |
Gerlacius raasheer |
Mr. Jan Herme Gerlacius, raadsheer in de Raad van Brabant (Hbk. 1753, 119). |
Erpecum |
Mr. Willem van Erpecum, landsadvocaat van H.H.M. en advocaat-fiscaal en procureurgeneraal van de Raad van Brabant (Hbk. 1753, 102, 120). |
Zuyle van Nieuvelt |
Arnold van Zuylen van Nijevelt, generaalmajoor van de cavalerie (Adelsarch. IV, 286 v)? |
Geerling af late segge |
Mr. Cornelis Gerlings, griffier van de Hoge Raad (Hbk. 1753, 27) of Willem Gerlings, raad en rentmeester-generaal van de gewezen kamer van rekening der graaflijkheidsdomeinen van Holland (Hbk. 1753, 46)? Niet op de lijst voor de ophaling ter eerste audientie. |
Van Hoey |
Mr. Abraham Casper van Hoey, advocaat voor de respectieve hoven van justitie (Hbk. 1753, 35), of mr. Abraham van Hoey, rekenmeester van de gewezen kamer van rekening van de graaflijkheidsdomeinen van Holland (Hbk. 1753, 44) of Mr. Johan van Hoey, premier klerk van Holland (Hbk. 1753, 16). Om de plaats op de lijst vermoedelijk een van de beide laatsten. |
Pilat |
Mr. Pieter Pilat, commissaris van het kleinzegel van Holland en rentmeester van de exploicten van het Hof van Holland (Hbk. 1753, 22, 31). |
Reygersma |
Mr. Jacob Carel Reigersman, landsadvocaat van Holland (Hbk. 1753, 19) of mr. Jacob Reigersman, raad van H.K.H. de prinsesgouvernante (l.c. 51). Om zijn plaats bij den volgende vermoedelijk de laatste. |
Boemer |
F. Boemer, raad van H.K.H. de prinses- gouvernante (Hbk. 1753, 51). |
Pieterson |
Mr. Willem Anthony Pieterson, schepen van 's Gravenhage (Hbk. 1753, 57). |
Heynenoort |
Otto Jan Willem, baron du Faget van Assendelft, vrijheer van Heyenoord (div. gegevens in G.A. 's Gravenhage). |
Maasdam |
Jhr. Aernout Joost van der Duyn, heer van Maasdam, generaal-majoor, commandant van het regiment gardes dragonders en hoogheemraad van Delfland (Hbk. 1753, 127; Jbk. Die Haghe 1900, 31). |
Hoogendorp |
Op de lijst voor de ophaling ter eerste audientie aangeduid als ‘ontfanger van Sas’. Is hij dezelfde als Johan François, graaf van Hogendorp, heer van Steenhuysen, ontvanger van de convoien en licenten te Vlissingen (vgl. Scheffer-Obreen 29)? |
| |
| |
Dierckens secretaris |
Mr. Cornelis Dierquens, secretaris van 's Gravenhage (Hbk. 1753, 60). |
Swenke vroedschap |
Thomas Schwencke, medicinae doctor et professor anatomiae, doctor voor de Raad van State, vroedschap van 's Gravenhage (Hbk. 1753, 58, 106). |
Sluyske |
Pieter Sluysken, koopman? |
Boey |
Mr. Thimon Boey, secretaris van het Hof van Holland (Hbk. 1753, 31) of mr. Cornelis Boey, secretaris van de Staten van Holland (l.c. 10). Om de plaats in de stoet, ver achter den anderen secretaris der Staten, Van der Straaten, vermoedelijk de eerste (zie ook p. 110). |
Mevrou van Sommelsdijck |
Maria van Aerssen van Wernhout, weduwe van François van Aerssen, heer van Châtillon, Sommelsdijk, enz., vice-admiraal (N.N.B.W.i.v. Aerssen; Adelsarchief III, 173vv). |
Mevrou De Raad |
Margaretha Rosiana Fagel, weduwe van Gualtherus de Raet raad en burgemeester van Rotterdam (Gen. Her. Bl. 1906, 93). |
Mevrou Gaal |
Josina van Vredenburch, weduwe van Mr. Johan Gaal, raadsheer in de Raad van Brabant (div gegevens, G.A. 's Gravenhage). |
Mevrou van Assendelft |
Anthonia van Steelant, weduwe van Danckert van Assendelft, advocaat en weesmeester, bezitter van ⅓ van het postmeesterschap op Amsterdam (N.N.B.W.i.v. Assendelft; Hbk. 1753, 56) of Adriana Christina van Hoey, weduwe van den Haagsen schepen en burgemeester Jacob van Assendelft, regentes van het Diaconie Oude Vrouwen en Kinderhuis (Hbk. 1753, 79; Jbk. Die Haghe 1907, 191). |
De Bruine commies |
Johan Philip de Bruine, eerste commies ter griffie van H.H.M. (Hbk. 1753, 99). |
Mevrou Witte van Schoote |
Johanna Aldegonda Diodati, weduwe van mr. Johan François Witte van Schooten, raad van justitie van Nederlands-Indië (G.A. 's Gravenhage, Arch. van de Soc. van 's Gravenhage no. 241, f. 161; J.C. van der Muelen, De registers der graven in de Kloosterkerk, 's Gravenhage 1887, p. 89). |
Mevrou Rumph |
Louisa Alberta de Lith, weduwe van Carel Rumpf, diplomaat, tenslotte envoyé te Stockholm (N.N.B.W.i.v. Rumpf). |
Mevrou Triegeland |
Margaretha Elisabeth de Geer, weduwe van Jacob Trigland, schepen en raad van Leiden (Jbk. Die Haghe 1945, 22). |
Mevrou Cock |
Elisabeth Meiners, weduwe van Louis Cocq, generaal-majoor (Jbk. Die Haghe 1945, 58). |
Juffrou Hop |
De door Elias (II, 741), zij het niet met name genoemde dochter van mr. Jacob, thesauriergeneraal van de Unie, en Isabella Hooft? |
| |
| |
Juffrou Goens |
Op de lijst voor de ophaling der eerste audientie: Goes. Jkvr. Antonetta Goes, op 68-jarige leeftijd in 1755 te 's Gravenhage overleden (div. gegevens, G.A. 's Gravenhage)? |
***
Op de lijst voor de ophaling ter eerste audientie komen aan het slot nog voor:
Mevrou Repelaer |
Zie boven pp. 110v, bij de karossen met vier paarden. |
Mevrou Dierquens |
Anna Maria Roman, weduwe van Mr. Pieter Dierquens, baljuw en schout van 's Gravenhage (M.G. Wildeman, De ridderschap van Noord-Brabant, s.d. et. l., onder volgno. 19). |
Comies Kuenis |
Mr. Mattheus Cunes, commies van de Generaliteits-Rekenkamer (Hbk. 1753, 115). |
Rengers |
Lammert Schotto Rengers, heer van Farmsum, gedeputeerde ter S.G. voor Stad en Lande (Ommelanden; Hbk. 1753, 98) of Hans Willem Rengers, kolonel van de cavalerie en lid van de Hoge Krijgsraad (Hbk. 1753, 109). Vermoedelijk de laatste en wel om zijn plaats na den commies Cunes. |
|
-
voetnoot1)
- Voorlopig inv. nr. 5052. Het archief Fagel bevindt zich in het Algemeen Rijksarchief en is geïnventariseerd door den heer Drs. N.M. Japikse, wien ik op deze plaats graag wil danken voor de hulp, mij bij het bewerken van het volgende verleend. Over enkele aangelegenheden heb ik voorts vriendelijke voorlichting ontvangen van de heer J.W.M. Klomp, verbonden aan het Gemeente-Archief van 's Gravenhage.
-
voetnoot2)
- Nu in inv. nr. 810. Voor de functie van hofmeester kan men mijn proefschrift raadplegen: De eer en hoogheid van de staat, Groningen 1961, dl. IV en speciaal hfdst. XVIII, paragraphen B en C.
-
voetnoot3)
- In het volgende geciteerd als Aantekeningen Fagel. Voor de plaats van de andere genoemde stukken zie de noten 2, 3 op blz. 75.
-
voetnoot2)
- Onjuist in Hbk. (zie lijst van afkortingen) 1753, 99; hij is benoemd bij resolutie van 16 Jan. 1751, zijn voorganger Johan Jacob van Vrijbergen ontslagen bij resolutie van 9 Jan. 1751, beiden door mij geraadpleegd in de gedrukte uitgave in het Rijksarchief in Groningen.
-
voetnoot4)
- A.A. Vorsterman van Oyen, Stam- en wapenboek van aanzienlijke Nederlandsche geslachten III, Groningen 1900, pp. 436v.
-
voetnoot1)
- Gegevens in Bittner-Grosz II (zie lijst van afkortingen). De enige ambassadeur, die sinds Ockersses benoeming bij de Staten-Generaal geaccrediteerd was geworden, Bonnacs voorganger De Saint-Contest (Bittner-Grosz II, 116), had geen publiek entrée gedaan (resolutiën der Staten-Generaal 1750 en 1751, gedr., R.A. Groningen).
-
voetnoot2)
- Verv. Wagenaar XXII, Amsterdam 1788, p. 91.
-
voetnoot3)
- En niet, zoals ik heb gemeend, extraordinaris ambassadeur (De eer en hoogheid, register p. 642.)
-
voetnoot6)
- P. Geyl, Geschiedenis van de Nederlandse stam III, Amsterdam 1959, p. 11, ook 124.
-
voetnoot7)
- In de noten successievelijk aangehaald uit Aant. Fagel.
-
voetnoot1)
- François Armand d'Usson, marquis de Bonnac, ambassadeur (Bittner-Grosz II, 117). Hij neemt zijn intrek in een huis aan de Prinsessegracht (Ned. Jbk. 1752, ii, 1296v).
-
voetnoot2)
- François Marie Durand de Distroff, chargé d'affaires, aangekomen in 's Gravenhage 2 Nov. 1751, vertrokken 18 Jan. 1753 (Bittner-Grosz II, 117).
-
voetnoot3)
- Over dit bezoek geeft het Ned. Jaarboek 1752, ii, 1296vv in een zeer uitvoerig verslag onder meer de volgende bijzonderheden: de stadhouder komt den ambassadeur tot aan de karos tegemoet en geleidt hem tot in het kabinet, waar beiden plaats nemen in armstoelen. Er blijkt niet, of de prins den ambassadeur de hoge hand laat, zoals in de zeventiende eeuw gebruikelijk was (De eer en hoogheid 495 v).
-
voetnoot4)
- De griffier Fagel had kort tevoren gemeend te kunnen vaststellen, dat er onder de retroacta geen gegevens over contra-visites van de stadhouders aan ambassadeurs voorkwamen (l.c. 496n). In 1750 heeft Willem IV echter toch de contra-visite gebracht aan den ambassadeur De Saint-Contest, voorganger van De Bonnac (Ned. Jbk. 1750, ii, 1381v; zijn rang was dezelfde als die van De Bonnac, nl. ambassadeur: Res. S.G. 6 Oct. 1750, gedr., R.A. Groningen), omdat gebleken was dat Willem III de contra-visite had gebracht aan een Fransen ambassadeur (Aant. Fagel).
De ambassadeur komt den prins tot het portier van de karos tegemoet (Ned. Jbk. l.c.), hetgeen de Franse ambassadeur Breteuil in 1768 zal weigeren (Revue d'hist. diplomatique IV, 1900, pp. 566ss.). Zonder twijfel geeft De Bonnac in 1753 aan den prins de voorrang en de hoge hand.
-
voetnoot1)
- De ambassadeur heeft op 18 December audientie laten vragen, de prins op de middag van 19 December, na de audientie die hij om drie uur verleend had (Ned. Jbk. l.c.).
-
voetnoot2)
- Mr. Pieter Buteux, gedeputeerde ter S.G. voor Zeeland (Hbk. 1753. 96; extr. res. S.G. 20 Mrt. 1753 in het dossier (p. 75 n. 3); N.N.B.W.).
-
voetnoot3)
- Zoals aan het einde van de zeventiende eeuw in zwang was gekomen, doet Bonnac zijn entrée pas na reeds incognito in Den Haag verblijf te hebben gehouden: De eer en hoogheid 187, 395.
-
voetnoot4)
- De president gaat inderdaad in eigen persoon (Extr. res. S.G. 21 Mrt. 1753; vgl. Du Mont-Rousset (zie p. 99 n 8) II, 776).
-
voetnoot5)
- Het zijn blijkens extr. res. S.G. 20 Mrt.: Daniel Livius de Kempenaer, gedeputeerde ter S.G. voor Friesland (Hbk. 1753, 97, 1754, 97); Augustus Leopoldus baron van Palland tot Eerde, gedeputeerde voor Overijssel (Hbk. 1753, 97); Petrus Alstorphius, raadsheer der stad Groningen, gedeputeerde voor Stad en Lande (R.A. Groningen, Regeeringsboek van Stad en Lande, op 1752; voor zijn comparitie en creditief: res. S.G. 1 Mei 1752).
-
voetnoot6)
- Deze door de drie gedeputeerden zelf te nomineren krachtens res. S.G. 20 Mrt.
-
voetnoot7)
- De ambassadeur wordt drie dagen op 's lands kosten gelogeerd en met zeven maaltijden getracteerd (Evenzo Concept-verbaal A, f. 5; zie verder De eer en hoogheid hfdst. XIII; onder, p. 82 n 6).
-
voetnoot8)
- Op Zaterdag 7 April ‘is ter vergadering geleesen de requeste van Mr. Cornelis Jacob Ockersse, hofmeester van den staat, versoekende dat Haar Hoog Mogende aan hem een ordonnantie ter somme van agtduyzend vyfhondert guldens gelieven te accordeeren ter goeder rekeninge om te dienen tot betalinge van een gedeelte van de kosten van het defroyement van den heere marquis De Bonnac---- aan den aannemer Benoist’, waarop de Staten besloten hebben de Raad van State te verzoeken een ordonnantie voor dit bedrag te depêcheren, te betalen uit de post van de defroyementen
(voor deze post: De eer en hoogheid 122v; zie voorts p. 105 n 4).
Er zijn moeilijkheden geweest over de meubilering door de eigenaren van het door Holland gehuurde Mauritshuis, waarin de ambassadeur gelogeerd en gedefroyeerd zou worden, zoals blijkt uit de resolutie van 21 April (extr. res. in het dossier.)
-
voetnoot1)
- De eerste begroeting vindt dus, nadat de ambassadeur incognito in Den Haag is gekomen en voor het entrée de plaats weer heeft verlaten, in Delft plaats; vgl. De eer en hoogheid 395.
-
voetnoot2)
- Extr. res. S.G. 31 Mrt. 1753; als in de zeventiende eeuw: De eer en hoogheid 388vv.
-
voetnoot3)
- De Stadsdoelen, voormalig klooster van Maria Magdalena, aan de Oostzijde van de Verwersdijk; gemoderniseerd nog aanwezig. Zie: Boitet 518, afb. tussen 512 en 513.
-
voetnoot5)
- Het zijn blijkens extr. res. S.G. 31 Mrt. 1753 (zie ook Ned. Jbk. 1753, i, 369): Willem Hendrik Pieck, heer van Brakel, ter Does, Enspiek, Zoelen en Aldenhage, gedeputeerde ter S.G. voor Gelderland (Hbk. 1753, 94; N.N.B.W.); Mr. Adriaan Reepmaker, heer van Strevelshoek, Noord-Waddinxveen, enz., gedeputeerde voor Holland (Hbk. 1753, 96; N.N.B.W.).
-
voetnoot6)
- Voor het defroyement zie De eer en hoogheid 409vv. In 1713 is besloten om het defroyement te vervangen door een geschenk in geld (vgl. l.c. 423; vlg. res. S.G. 14 Oct. 1716 een bedrag van 1000 rijksdaalders), maar na protest van den Engelsen ambassadeur Cadogan in 1718 zijn de Staten hierop teruggekomen (Du Mont-Rousset II, 780; over dit werk p. 99 n. 8). Het logement van de staat is het Mauritshuis: l.c. 439v.
De duur van het defroy wordt hier omschreven als drie dagen, verderop een enkele maal als vier dagen (p. 95), Ook in de zeventiende eeuw kwam dit laatste voor: het defroy duurde ook toen drie dagen, maar omdat het eindigde op de vierde dag na het entrée van den gezant sprak men ook wel over vier dagen (De eer en hoogheid 419).
-
voetnoot1)
- Het zijn blijkens Ned. Jbk. 1753, i, 372: Walraven Robbert van Heeckeren, heer van Barlham en Brandsenburg, gedeputeerde ter S.G. voor Gelderland (N.N.B.W.); Mr. Bruno van der Does en raadpensionaris Pieter Steyn (Hbk. 1753, 96; N.N.B.W.), gedeputeerden voor Holland; Johan baron van Borsselen, gedeputeerde voor Zeeland (Hbk. 1753, 96; V.d. Aa); Johan Daniel d'Ablaing, vrijheer van Giessenburg, gedeputeerde voor Utrecht (Hbk. 1753, 97); Daniel Livius de Kempenaer, gedeputeerde voor Friesland (zie blz. 81 noot 5); Augustus Leopoldus baron van Palland tot Eerde, gedeputeerde voor Overijssel (zie blz. 81 noot 5); Petrus Alstorphius, gedeputeerde voor Stad en Lande (zie blz. 81 noot 5).
-
voetnoot2)
- In de resolutie staat, dat de ambassadeur zal ‘werden verwelkomt nae ouder gewoonte in diergelyke gelegentheeden gebruykelijk’ (extr. res. 31 Mrt.).
-
voetnoot3)
- Als vroeger: De eer en hoogheid 396v, 419.
-
voetnoot4)
- Volgens oud gebruik twee heren uit de provinciën, volgende op die, waaruit de twee gedeputeerden voor de begeleiding bij het entrée zijn gekozen (De eer en hoogheid 450); het zijn nu: Johan van Borsselen, gedeputeerde voor Zeeland (zie noot 1); Johan Daniel d'Ablaing, vrijheer van Giessenburg, gedeputeerde voor Utrecht (zie noot 1).
-
voetnoot5)
- De in 1662 gereedgekomen karos: De eer en hoogheid 399v. De tweede karos van de Staat wordt gebruikt voor het inhalen van envoyés: Concept-verbaal A.f. 5, aant. in margine.
-
voetnoot6)
- De Generaliteit bezit geen paarden, maar huurt ze (De eer en hoogheid 401). Blijkens een aantekening bij Concept-verbaal A, f. 6, is bij het entrée van D'Avaux in 1678 de karos getrokken door ‘de bonte paerden van Sijn Hoogheid’.
-
voetnoot7)
- Aanvragen van audientie als in de zeventiende eeuw: De eer en hoogheid 449.
-
voetnoot1)
- Als in de zeventiende eeuw: De eer en hoogheid 402v. Zelfs de formule is nog dezelfde: de kamerbewaarders moeten ‘versorgen soodanigen aansienelyke aantal van carossen met ses, vier en twee paarden respective als men hierbevorens gewoon is op de receptie van de heeren ambassadeurs van coningen te gebruyken’ (extr. res. 31 Mrt.).
Blijkens Concept-verbaal A, f. 5, ontvangen de koetsiers en postillons van de karossen met zes paarden samen 4 rijksdaalders, van die met vier paarden twee rijksdaalders en van die met twee paarden één rijksdaalder “als gratificatie van 's lands wege”, waarbij een aantekening in margine dat dit tegelijk verstrekt ook voor de publique audientie dag’ (cf. De eer en hoogheid 402v).
-
voetnoot2)
- Verzocht, nl. aan den griffier (Aant. Fagel).
-
voetnoot3)
- Voor de topographie van de Hoornbrug en omgeving: De eer en hoogheid 394.
-
voetnoot4)
- Ongeveer als in de zeventiende eeuw: De eer en hoogheid 389.
-
voetnoot5)
- Blijkens Ned. Jbk. 1753, i, 367 en Soutendam 446 (zie volgende noot) wordt hiermee bedoeld de schout van Delft, Mr. Willem van Assendelft. Ockersse noemt hem herhaaldelijk baljuw.
-
voetnoot6)
- De notulen zijn afgedrukt door J. Soutendam in De Tijdspiegel 1886, i, 444vv, onder de titel Verbaal van de publieke intrede van den Franschen ambassadeur marquis de Bonac, te Delft, anno 1753.
-
voetnoot2)
- Vlg. Concept-verbaal A, f. 3, was het gewoonte, dat den hofmeester dan een stoel gepresenteerd werd.
-
voetnoot3)
- Is dit het ‘binnenjagt’ van Gecommitteerde Raden, kapitein Willem Luning (Hbk. 1753, 22)?
-
voetnoot4)
- Ockersse woont op de Zuid Binnensingel (Hbk. 1753, 99).
-
voetnoot1
- Er is ‘een groote voorplaats met sierlyk muurwerk van de gemeene straat gescheiden, alwaar men boven in de poort een Bellona, godinne van den oorlog, omringt met allerhande krygsgeweer en wapentuig ziet uitgebeelt, pronkende met de speer en het schild van Pallas ---’ (Boitet 518).
-
voetnoot2)
- De Lepeltol of Lepelbrug (noot van Soutendam) was toen buiten de Haagpoort. Thans is er nog een Lepelbrug tussen Nieuwe Plantage en Wateringseweg.
-
voetnoot3)
- De Roosbrug tussen de Oude Delft en het Noordeinde. Het gaat hier om twee punten op de route, die de ambassadeur in de trekschuit op weg naar Den Haag moet passeren.
-
voetnoot2)
- Het zijn: Mr. Cornelis van der Goes, Mr. Adriaan Boogaert, heer van Beloys, Mr. Guiljelmus van Bleiswijk en Mr. Jacob van der Lely, vergezeld van den tweeden pensionaris Mr. Pieter van Bleiswijk (Ned. Jbk. 1753, i, 366. De door Soutendam 447n opgegeven namen zijn die van de burgemeesters van 1754, naar de gemeentearchivaris van Delft dr. D.P. Oosterbaan zo vriendelijk is geweest mij mee te delen.). Blijkens Ned. Jbk. 1753, i, 366 en Soutendam 446 is ook de baljuw Van Assendelft (zie p. 84 n 5) in de Doelen aanwezig.
-
voetnoot3)
- De pensionaris spreekt in het Frans; de vertaling van het compliment vindt men in Ned. Jbk. 1753, i, 367.
-
voetnoot1)
- ‘De tweede zaal, die de geschilderde werd genaamt, is zeer aanzienlijk, zynde de muuren rondom op zyn Italiaans in fresco of natte kalk geschildert, door den vermaarden Leonard Bramer, alle zinspelend op de gelegentheid van de plaats’ (Boitet 518). Bramer (1595-1674) werkte na een verblijf in Italië te Delft (N.N.B.W.).
-
voetnoot2)
- Dit is ofwel de eerste zaal, deze ‘had eertyts een blaauwe steenen vloer, waarom zy naar dezelve de blaauwe zaal genaamt wierd’, ofwel ‘de derde zaal---die van de confrery, daar de officiers der schutterij gemeenlijk leeden van zijn’ (Boitet l.c.).
-
voetnoot3)
- Met de rug naar de schoorsteen: de hoogste plaats (De eer en hoogheid 156).
-
voetnoot4)
- Concept-verbaal A f. 3 noteert, dat aan de maaltijd ‘den hofmeester als tractant ageert’ (vgl. p. 95).
-
voetnoot5)
- De plaatsing is anders dan ik voor de zeventiende eeuw beschreven heb (De eer en hoogheid 389). Dadelijk rechts naast den ambassadeur zit de schout, naast dezen nemen de burgemeesters ‘na rang hunne sitplaatsen’ (Soutendam 447).
-
voetnoot6)
- ‘Het nagerecht--- was geestiglyk uitgedacht en kunstiglyk toegesteld. 't Verbeeldde eene dubbele ry van boomen, die allen in bloesem stonden. Aen wederzyde zag men een poort en daerop het wapen der stad Delft. In 't midden was afgeschetst de prachtige maeltyd van Cleopatra en Antonius, ten wiens gevalle die vorstin eene overkostbare parel liet smelten en indronk’ (Ned. Jbk. 1753, i, 368).
-
voetnoot7)
- Conditien - ‘drink-conditien of drinkvoorwaarden’ (K. van Alkemade en P.v.d. Schelling, Nederlands displegtigheden, 3 dln., Rotterdam 1732-1735, II, 383). Hetgeen er geschied is, blijkt uit de notulen van burgemeesteren: ‘Gedurende de maaltijd zijn de gezondheden, na ordre der sitplaatsen, gedronken, zijnde geen hooge gezondheden ingestelt, nogte eenig bijzonder ceremonieel ingestelt’ (Soutendam 447). Hoge gezondheden: van den koning, de Staten-Generaal, den stadhouder; de reden van deze onthouding blijkt op p. 94.
-
voetnoot1)
- In de kamer of even daarbuiten staan de trompetters van de staat om op de conditiën te blazen (Concept-verbaal A f. 10; cf. p. 94 n 2).
-
voetnoot3)
- Voor de route zie De eer en hoogheid 394.
-
voetnoot4)
- Ook in de zeventiende eeuw zorgen de gedeputeerden ervoor gelijktijdig met den ambassadeur op de werf te komen: ibid.
-
voetnoot2)
- Ook in de zeventiende eeuw rijdt de hofmeester in een karos met vier paarden voorop: l.c. 408.
-
voetnoot4)
- Het enkelvoud bevestigd door Ceremonial art. 7.
-
voetnoot6)
- Het wapen van de familie D'Usson is ‘de gueules au lion d'argent’ (J.B. Rietstap, Armorial général II, 964).
-
voetnoot1)
- ‘Om de karos lopen boden van de Generaliteit’ (Concept-Verbaal A, f. 6).
-
voetnoot2)
- Ceremonial art. 7 wekt de indruk, dat de ridder De Bonnac de secretaris is; hij is een broeder van den ambassadeur (Ned. Jbk. 1752, ii, 1296): secretaris is echter De la Fontaine (Aant. Fagel).
-
voetnoot3)
- Voor de lijst der karossen bij de inhaling zie pp. 107vv. De aantallen blijken daar iets groter te zijn, nl. resp. 11 met 6, 37 met 4, 37 met 2 paarden, zodat de getallen in het handschrift blijken globaal opgegeven te zijn. De karossen zijn ledig of er zitten ‘luyden van de eigenaren’ in (Concept-Verbaal A, f. 6). Het corps diplomatique heeft niet, zoals in de zeventiende eeuw de gewoonte was, zijn
karossen gezonden (vgl. De eer en hoogheid 403vv): ‘om het disput van de rang te eviteren is sulks afgeschaft’ (Concept-verbaal A.f. 6, aant. in margine).
-
voetnoot4)
- Luitenant-kolonel Johan Frederik van Nussler, heer van Weichsdorf, plaatsmajoor van 's Gravenhage (Hbk. 1753, 32). Hij wordt voorafgegaan door twee sergeanten (Ned. Jbk. 1753, i, 371).
-
voetnoot5)
- Tot hiertoe de route zoals vóór 1672: De eer en hoogheid 394.
-
voetnoot6)
- Door de Staten-Generaal op verzoek van Bonnac geaccordeerd (Aant. Fagel); hij mag dus rijden over de wandelweg in het midden. De gewone route is langs Noord- en Oostzijde van het Voorhout.
-
voetnoot7)
- Het Mauritshuis: De eer en hoogheid 439v.
-
voetnoot1)
- Voor deze ordemaatregelen kan men raadplegen ‘Les ordres pour le garnison de la Haye pour le jour de l'entrée de Son Excellence monsieur le marquis de Bonac, l'ambassadeur de France’, waarover in de inleiding gesproken is. Er zijn bij de Hoornbrug 14 onderofficieren en manschappen geposteerd, bij de herberg Wittenburg in Rijswijk, om op de koetsen van den ambassadeur te passen (zie p. 84), 21 militairen. Bij en in het Mauritshuis zijn voor het entrée en alle dagen van het defroyement 22 onderofficieren en manschappen geposteerd.
-
voetnoot2)
- Zie E op de plattegrond van het Mauritshuis, vermeld p. 96 n 3.
-
voetnoot4)
- De gedeputeerden die den ambassadeur zijn gaan inhalen, geven hem sinds het midden van de zeventiende eeuw de hoge hand en de voorrang bij het binnengaan in het huis van het defroyement, maar daarna is hij er de gastheer geworden en geeft hij hun de voorrang en geleidt hen tot de karos uit (De eer en hoogheid 447; zie ook onder p. 104 n 7).
-
voetnoot1)
- De raadpensionaris is een van hen; het is de gewoonte, dat ook de griffier meekomt (Concept-verbaal A.f. 7), maar Fagel heeft zich geëxcuseerd (Aant. Fagel).
-
voetnoot2)
- Omringd door statenboden (Ned. Jbk. 1753, i, 372).
-
voetnoot4)
- Zij genieten de voorrang zoals in de zeventiende eeuw de gewoonte geworden was (De eer en hoogheid 447).
-
voetnoot5)
- De fauteuil van den ambassadeur staat recht tegenover de acht andere (Aant. Fagel; Ned. Jbk. l.c.; vgl. De eer en hoogheid 158).
-
voetnoot6)
- Volgens het verslag in het Nederlandsch Jaarboek zouden de heren, nadat de heer van Heeckeren het compliment had afgelegd, weer zijn vertrokken en 's avonds voor de maaltijd teruggekomen (1753, i, 372).
-
voetnoot7)
- Zie p. 88 n. 7. Over het uitbrengen van de toasts De eer en hoogheid 422.
-
voetnoot1)
- In het Ceremonial art. 10 staat: ‘Les deputés portent la santé du roy, l'ambassadeur porte la santé des Etats Generaux au premier deputé; les ceremonies sont reciproques’. Indien het Ceremonial opgesteld is in de Franse ambassade of ook indien het een andere samenvatting van de gewoonten is, zou men hieruit kunnen opmaken, dat de Fransen proberen vast te houden aan de gebruiken van de stadhouderloze tijd, om niet te behoeven drinken op de gezondheid van het Engelsgezinde Oranjehuis. Bij de komst van Bonnacs voorganger is er over deze zaak in 1750 of 1751 geen moeilijkheid gerezen, daar deze geen publiek entrée heeft gedaan en niet gedefroyeerd is.
-
voetnoot2)
- ‘---wordende de hooge gezondheden onder trompetten- en paukengeschal gedronken’ (Ned. Jbk. 1753, i, 373. Men zie verder kapittel xxviii van ‘Nederlands displegtigheden’ en over dit boek p. 88 n 7). ‘In de groote camer of even daerbuyten zijn de trompetters en musicanten van staat om op de conditien van distinctie te blasen’ (Concept-verbaal A f. 10); blijkens een aantekening (Ibid. in margine) zijn de muzikanten ‘de haubois van de gardes’ - worden hiermee de pijpers bedoeld (zie Jbk. Die Haghe 1900, 30vv)? Voor de trompetters zie p. 102 n 8.
Het geschil inzake het drinken der gezondheden is dit. Nog op de morgen van het entrée komt De Bonnac er met den griffier Fagel over spreken. Deze heeft hem namelijk verteld, dat er in 1700 bij de ontvangst van De Briord gedronken was op de gezondheid van den koning en de Staten-Generaal en daarna op den dauphin en den stadhouder. Bonnac verklaart nu, dienaangaande geen stellige orders te hebben, maar dat er geen egaliteit kàn bestaan tussen den eersten persoon na den koning, den dauphin, en den stadhouder. Ook als Fagel aanvoert, dat de stadhouder in de Republiek de eerste persoon na de Staten-Generaal is, blijft Bonnac weigerachtig om te drinken op den stadhouder alsof deze van gelijke rang was als de dauphin. Tot een overeenkomst brengen de beide heren het niet; Bonnac moet maar afwachten, zegt Fagel, wat de acht gedeputeerden hem zullen voorstellen.
Dat voorstel is dan, ofwel te drinken op 1. den koning en 2. de Staten-Generaal met den stadhouder, ofwel geen gezondheden te drinken. Daarover ontstaat een lange altercatie, waarna tenslotte gedronken wordt, zoals Ockersse het heeft genoteerd, en wel omdat onder het ‘gouvernement present de la Republique’ de stadhouder noodzakelijk begrepen is, zodat de heren niet meer behoeven te vergen, dat de ambassadeur de gezondheid van den stadhouder instelt, nadat die van den dauphin is rondgegaan.
De drie gezondheden zijn gedronken uit een grote beker met een deksel en tussen elke twee bekers is een intermissie van een half kwartier geweest; men heeft de gezondheden staande gedronken en is telkens blijven staan totdat ‘de gezondheid was rondgegaan’ (Aant. Fagel).
-
voetnoot1)
- Het déjeuner in Delft komt in de plaats van het vroeger in Rotterdam aangeboden onthaal: De eer en hoogheid 389; voor het ook in de zeventiende eeuw gebruikelijke defroyement van vier dagen en voor het getal der maaltijden zie l.c. 419v.
-
voetnoot2)
- ‘'s Daegs daeraen om een uur begaf zich de ambassadeur, benevens eenige heeren van zyn gevolg, weder naer het Huis van Prins Maurits, wordende kort daerna door de meeste heeren der regeringe en andere personen van aenzien verwelkoomt en voorts, gelyk ook des avonds en den volgenden dag, weder op eene kostbare maeltyd onthaeld’ (Ned. Jbk. 1753, i, 373).
Alle leden van de vergadering van H.H.M., uitgezonderd de president (vermoedelijk omdat de president van de week hem al na zijn aankomst plechtig heeft bezocht), hebben Bonnac daags na zijn entrée een visite gebracht, nadat hij verzekerd had hun de contravisite te zullen komen brengen (Aant. Fagel).
In een der door Bonnac met Fagel voor het entrée gevoerde gesprekken heeft hij erop gewezen, dat de gebruiken in Den Haag in de laatste tijd in het nadeel van de ambassadeurs veranderd zijn: een ambassadeur ontvangt geen contravisite meer van den raadpensionaris en moet aan den griffier de eerste visite brengen (Ibid.).
Bonnac pretendeerde, dat het corps diplomatique hem in het Mauritshuis ceremoniële bezoeken zou komen brengen, maar moest zich erbij neerleggen, dat de gezanten hem volgens gewoonte zonder ceremonie pas kwamen bezoeken nadat hij weer zijn intrek had genomen in zijn eigen huis (Ibid.).
-
voetnoot1)
- De Gouvernante zendt geen van haar personeel om De Bonnac in het Mauritshuis te bezoeken, omdat hij heeft geweigerd de gezondheid van den stadhouder te drinken (Aant. Fagel).
-
voetnoot2)
- De eer en hoogheid 419, 577. De acht heren ‘blijven bij continuatie tractanten in naam van Haar Hoog Mogende’: Concept-verbaal A f. 9.
-
voetnoot3)
- Vermoedelijk G op de plattegrond van het Mauritshuis, afgedrukt in Jbk. Die Haghe 1900 t.o. p. 60 en overgenomen in P.J. Bouman, Johan Maurits van Nassau, Utrecht 1947, t.o. p. 192.
-
voetnoot4)
- ‘Daeglijks worden nieuwe gasten uyt de hooge collegien en andre van de voornaamste heeren en amptenaren versogt om het getal van personen aan tafel te completeeren’ (Concept-verbaal A f. 9). Op de eerste maaltijd van de dag na het entrée zijn er 40 personen genood, maar er is aan de hoofdtafel voor slechts 24 gedekt, daar men had gemeend enige te plaatsen aan de tweede of maarschalkstafel; de heren willen echter niet aan de tweede tafel zitten en daarom wordt bij wijze van expedient een grote tafel van 40 couverts gezet, ook op de derde en vierde dag (Aant. Fagel).
-
voetnoot1)
- Dit in hoofdzaak volgens het gebruik: Concept-verbaal A f. 10.
-
voetnoot2)
- Soms blijft hij in het huis overnachten: Ibid.
-
voetnoot3)
- In de zeventiende eeuw gaan in Engeland de ambassadeurs meestal de nacht in hun eigen logement doorbrengen (De eer en hoogheid 227). Nu is het ook in de Republiek de gewoonte (Concept-verbaal A f. 10).
-
voetnoot4)
- Offices - lieu où l'on prépare tout ce qui se met au dessert sur la table, et où l'on garde la vaisselle, le linge, etc. (Littré); zie L op de plattegrond).
-
voetnoot7)
- Er is zowel aan het Oost- als aan het Westeinde van de zaal een schoorsteen: G op de plattegrond.
-
voetnoot2)
- Dit in hoofdzaak volgens gewoonte: Concept-verbaal A ff. 9, 10.
-
voetnoot4)
- Dit in hoofdzaak volgens het gebruik; Concept-verbaal A f. 10.
-
voetnoot7)
- De ambassadeur heeft op geen der avonden meer in het huis gegeten (Aant. Fagel) cf. p. 95.
-
voetnoot8)
- Hij heeft deze door zijn secretaris bij den president laten aanvragen (extr. res. 2 Mei 1753), volgens oud gebruik (De eer en hoogheid 449). Het antwoord is hem gebracht door den agent der Staten-Generaal (extr. res. 2 Mei 1753; Ceremonial art. 1).
-
voetnoot1)
- Door de Oostpoort bij het Mauritshuis (extr. res. 4 Mei 1753).
-
voetnoot3)
- De gedeputeerden, die den ambassadeur ter audientie afhalen, geven hem evenals in de zeventiende eeuw de voorrang bij het verlaten van het huis: De eer en hoogheid 447.
-
voetnoot4)
- De karossen zijn in hoofdzaak dezelfden als bij het entrée: zie de aantekeningen bij de op pp. 107vv. afgedrukte lijst.
-
voetnoot5)
- De aantekening van den hofmeester Mortaigne: de in De eer en hoogheid op pp. 575vv afgedrukte ‘Foncksie van den hoffmeester’, en voor deze aangelegenheid aldaar p. 577, 4e alinea; betreffende de ‘Foncksie’ aldaar pp. 521v.
-
voetnoot6)
- Hij bevindt zich ditmaal dus niet aan het hoofd van de stoet (Ned. Jbk. 1753, i, 374).
-
voetnoot7)
- Er worden namelijk geen handpaarden meegevoerd (Ibid.). Ceremonial art. 11: ‘Tous ceux qui etoient a cheval a l'entree sont a pied. L'ecuyer precede la marche pour faire ranger dans le vestibule de la salle d'audience les domestiques de l'ambassadeur en deux hayes’.
-
voetnoot8)
- J. Du Mont, le cérémonial diplomatique des cours de l'Europe --- Recuelli par Mr. Du Mont, mis en ordre et considérablement augmenté par Mr. Rousset. Supplément au Corps universel du droit des gens, 2 vol., Amsterdam et La Haye 1739, en wel aldaar II, 775, rechter kolom, 3e alinea.
-
voetnoot9)
- Ockersse heeft het verzoek kennelijk ingewilligd.
-
voetnoot1)
- Inderdaad: Concept-verbaal A f. 13; vgl. p. 91 n 6.
-
voetnoot2)
- Inderdaad: De eer en hoogheid 453vv. Voor zijn entrée heeft De Bonnac aan den griffier gevraagd of hij door de Stadhouderspoort zou mogen rijden, maar deze heeft gezegd, dat daar geen sprake van kon zijn, verwijzende naar de resolutie in 1686 (lees: 1681) genomen na een overeenkomstig verzoek van D'Avaux (Aant. Fagel; De eer en hoogheid ibid.).
In een later gesprek vroeg Bonnac toen, of hij volgens een wat andere route ter audientie zou mogen rijden en wel over de Kneuterdijk, de Plaats, door de Hoogstraat en de Venestraat, over de Kapelbrug en dan door de Zuiderpoort van het hof, in plaats van over de Kneuterdijk, de Plaats, het Buitenhof, de Singel en de Zuiderpoort. De griffier stond dit als van weinig belang toe; hij begreep overigens zeer goed wat er achter stak: ‘Evident om te eviteren de passage voorby de Stadhouderspoort, waarvan hem de ingang wierd geweygert’ (Aant. Fagel).
-
voetnoot3)
- Een andere route dan in de zeventiende eeuw soms gekozen werd; maar wel gaat men door dezelfde poort van het Binnenhof: De eer en hoogheid 453.
-
voetnoot4)
- Voor de wacht op het Binnenhof: De eer en hoogheid 381, 454vv; Jbk. Die Haghe 1900, 34.
-
voetnoot5)
- Sponton - halve piek als wapen voor officieren (Wbk. Ned. Tl.).
-
voetnoot6)
- Bij resolutie van 2 Mei was besloten ‘dat Haare Koninglyke Hoogheid de Vrouwe Gouvernante zal werden versogt, soals versogt word mits deesen, de nodige voorsieninge te willen doen, dat de militie, dewelke op morgen de wagt sal hebben ten tyde van de receptie ter audientie van gemelden heer ambassadeur, aan de poorte daar dezelve soo in het gaan als in het wederkeeren sal komen te passeeren uit de corps de guarde moge uytkomen en haar geweer praesenteeren en dat ook de hooftwagt op het Binnenhoff mag werden uitgetrokken en in ordre gestelt op de plaats, daar deselve gewoon is te staan, den officier en het front nae de syde, daar den
gemelden heere marquis de Bonnac sal passeeren en dat deselve ook op de gewoone wyse mag werden gesalueert. En werd den agent Van Byemont gelast hiervan aan gemelden heer marquis de Bonnac kennisse te geeven’ (extr. res. i.d.).
De beide gedeputeerden, die De Bonnac ter audientie hebben opgehaald, rapporteren in de vergadering van 4 Mei, ‘--- dat aan de voorsz. Zuyderpoorte gekomen zynde, de wagt uit de corps de guarde aldaar was uytgekomen en haar geweer hadden gepresenteert, dat van gelyken de hooftwagt op het Binnenhof alsdoen daar zynde met een capitein, lieutenant en vaandrig meede was uytgetrokken en in ordre gesteld op de plaatse ---’ en voorts ‘--- dat gemelde heer marquis De Bonnac alsdoen met het stryken van het vaandel en het slaan van de marsch was gesalueert’.
Het Ceremonial geeft ook als gewoonte (art. 12): ‘Les tambours battent aux champs’. In ‘Les ordres pour la garnison’ (zie Inleiding) staat echter ‘Le jour de l'audience tout reste comme cela fut pratiqué auparavant et suivant les ordres donnez alors, excepte qu'on battra au champs en place de roefels, et que le salut se fera avec le drapeau’.
In de zeventiende eeuw sloeg men nog roffels of ‘met intermissie’ en salueerde men niet met de vlag (De eer en hoogheid 457, ook 345v). Concept-verbaal A, f. 12. wil nog, dat de trommel met intermissie wordt geslagen en dat er geen vaandel is. Concept-verbaal B, f. 23, bevat ter plaatse een aantekening, dat dit wel zo is, ‘volgens de notulen van 4 Mei 1725, maar dit sou stryden tegens het ceremonieel, dat men ontrent onse ambassadeurs in Vrankrijk en Spagne observeert. Vide Hop, intreede te Parijs anno 1749 (lees 1719)’. Die strijdigheid was er inderdaad. Volgens de resolutiën van 4 Mei 1725 is voor den Fransen ambassadeur De Fénelon de hoofdwacht zonder vaandel uitgetrokken en ‘de trommel geroerd met intermissie’ (A.R.A., S.G. no. 210). Voor Hop zijn, blijkens zijn missive aan H.H.M. van 28 Juli 1719, de Franse en Zwitserse gardes op de buitenhof van het Louvre in twee rijen opgesteld ‘roerende continueel den trom’; zij hadden eerste de vaandels niet bij zich, maar na een desbetreffende vraag van Hop zijn deze, voor hij uit de ‘salle des ambassadeurs’, waar hij wachtte, ter audientie ging, alsnog uit de Tuileries gehaald (A.R.A., Legatiearchief Frankrijk no. 18, Stukken behorende bij het verbaal van Cornelis Hop, Brieven). Dit alles krachtens ‘het declaratoir aan H.H.M. gegeven ten tyde van het sluyten van de Triple Alliantie van den 4 Jan. 1716’ - en niet krachtens de alliantie zelf, zoals Wagenaar schrijft (Vad. Hist. XVIII, 210) - waarbij aan H.H.M. een nieuw ceremonieel geaccordeerd is, namelijk dat hun ambassadeurs ontvangen zullen worden als die van Venetië en van gekroonde hoofden (Legatie-archief l.c., Hop aan den griffier 17 Mrt. 1719; Wagenaar, Vad. Hist. l.c.).
Voor zijn entrée heeft Bonnac dan ook aan den griffier gevraagd, of hij met het vaandel gesalueerd zou worden, waarop Fagel heeft geantwoord, dat er in 1683 een afspraak was gemaakt met D'Avaux van de volgende inhoud: wanneer de Staten van Holland bijeen waren en er daarom een vaandel op de wacht was, dan zou de ambassadeur daarmee ook gesalueerd worden, waren de Staten niet bijeen, dan zou alleen de trom geroerd worden (De eer en hoogheid 457 n. 4); maar nu was Zijne Hoogheid tot stadhouder aangesteld en altijd een vaandel op de wacht aanwezig; De Bonnac zou daarmee dus ook gesalueerd worden (Aant. Fagel).
Aan het slot van de ‘Ordres’ staat nog, dat alle op de dagen van entrée en audientie opgestelde wachten en posten aan den ambassadeur dezelfde eer zullen bewijzen als ‘à notre souverain’. Welnu, ‘bij inhaalingen en inleydingen ter eerste audientie van uytheemsche ministers word het geweer gepresenteerd, march geslaagen en gesalueert’ (Jbk. Die Haghe 1900, 47; zie ook boven). Wie wordt nu met de souverein bedoeld? Niet de Staten van Holland, want voor hen golden andere, mindere eerbewijzen, maar Hare Koninklijke Hoogheid en de Vorstelijke Kinderen blijkens de in het Jaarboek Die Haghe 1900, 46v gepubliceerde gegevens, die helaas geen inlichtingen geven over het militair ceremonieel voor de Staten-Generaal.
-
voetnoot1)
- Nussler (p 91 n 4), voorafgegaan door twee sergeanten van ordonnantie, voegt zich nu voor de stoet (Ned. Jbk. 1753, i, 375).
-
voetnoot2)
- Men heeft op de dag der audientie nodig voor posten en schildwachten 37 onderofficieren en manschappen (Les ordres pour la garnison, zie p. 92 n. 1).
-
voetnoot3)
- Zie p. 100 n 6: de Gouvernante geeft de nodige bevelen.
-
voetnoot4)
- Het portaal voor de Treves-zaal en de vergaderkamer van H.H.M.
-
voetnoot5)
- Zie het citaat uit het Ceremonial in noot 7 op p. 99.
-
voetnoot6)
- De officieren gaan dus verder mee dan de livrei-bedienden. Onder officieren versta men dienaren als den stalmeester, den hofmeester, e.d.
-
voetnoot7)
- ‘On monte l'escalier de la Grande Sale à la gauche ou du coté de la Spuyporte et on descend par la droite ---’ (Les ordres pour la garnison, zie p. 92 n. 1).
-
voetnoot8)
- Op dit portaal staat iedere dag een van de vier trompetters van H.H.M. gedurende de vergadering geposteerd, die daar wacht houdt en ‘paradeert’ (Arch. Fagel nr. 595: Concept-plan betr. hofmeester en trompetters).
-
voetnoot9)
- Voor deze al in de zeventiende eeuw gebruikelijke route zie men De eer en hoogheid 383, 457v. De audientie vindt plaats in de gewone vergaderkamer van de Staten-Generaal en niet in de Treves-zaal, zoals wel gemeend wordt. De hofmeester is voorgegaan met een staf in de hand ‘volgens oude retroacta’, noteert de griffier (Aant. Fagel); met de retroacta zal hij de op p. 99 in noot 5 genoemde ‘Foncksie’ bedoelen.
-
voetnoot1)
- Een groen fluwelen armstoel (extr. res. S.G. 3 Mei 1753) recht tegenover den president (Ned. Jbk. 1753, i, 375), evenals vroeger (De eer en hoogheid 458).
-
voetnoot2)
- Evenals in de zeventiende eeuw: De eer en hoogheid l.c.
-
voetnoot3)
- ‘L'ambassadeur après avoir fait sa reverence en face au president, a sa droite et a sa gauche, s'assit et se couvre’ (Ceremonial art. 14). Dat de ambassadeur op deze wijze een drietal buigingen maakt, was mij voor de zeventiende eeuw niet bekend; een overeenkomstig gebruik wel van Venetië: De eer en hoogheid 205.
-
voetnoot4)
- Bij de binnenkomst van den ambassadeur hebben dezen de hoed afgenomen (Ceremonial art. 14). Voor de audientie zijn ook genood om in de vergaderkamer te komen de leden van de Raad van State en de Generaliteits-Rekenkamer, de uitheemse gezanten en enige dames en heren van distinctie (Aant. Fagel).
-
voetnoot5)
- Dd. 15 October 1752 (extr. res. S.G. 3 Mei 1753).
-
voetnoot6)
- Mr. Hendrik Fagel de Oude. De griffier stelt zich voor de lezing op achter de stoel van den president: De eer en hoogheid 458.
-
voetnoot7)
- Na het credentiaal voorgelezen te hebben gaat de griffier zitten en dekt hij zich ook (Aant. Fagel).
-
voetnoot8)
- ‘L'ambassadeur laisse sur la table des Etats Generaux une copie du discours qu'il a fait’ (Ceremonial art. 15). De propositie is geïnsereerd in de resolutiën van 3 Mei 1753 (extr. res. S.G.i.d.).
De Bonnac spreekt de Staten-Generaal aan als ‘Hauts et puissants seigneurs’ en ‘vos hautes puissances’ en spreekt merkwaardigerwijze ook van ‘votre république et les personnes qui la composent’ (A.R.A., S.G. no. 6731). Dat hij zijn rede, die volgens gewoonte slechts complimenten bevat, aanheft met ‘Hauts et puissants seigneurs’, betekent, dat hij een stap verder gaat dan Du Bois, die in 1717 deze titel slechts in het verloop van zijn rede gebruikte en aanhief met ‘Messieurs’ (Wagenaar, Vad. Hist. XVIII, 144v, 151; De eer en hoogheid 306).
-
voetnoot9)
- Evenals vroeger: De eer en hoogheid 458.
-
voetnoot1)
- Willem graaf Bentinck, heer van Rhoon, gedeputeerde voor Holland (Ned. Jbk. 1753, i, 377).
-
voetnoot2)
- De president antwoordt met complimenten: (De eer en hoogheid 459) en in dit geval in het Frans (Ned. Jbk. 1753, i, 377; daar ook de Nederlandse vertaling).
-
voetnoot3)
- De president spreekt den ambassadeur aan met Monsieur l'ambassadeur (Ned. Jbk. l.c.) en niet meer met Excellentie, zoals in de zeventiende eeuw (De eer en hoogheid 461).
-
voetnoot4)
- De twee gedeputeerden vermelden in hun rapport (zie p. 100 n. 6), dat de hoofdwacht weer evenzo gestaan en saluut gedaan heeft alsvoren en ‘dat de militie aan de Oostpoorte van het Binnenhoff, door welke zy passeerden, insgelyks was uytgekomen en haar geweer gepresenteert ---’ (extr. res. 4 Mei). Voor de wacht aan de Oostpoort of poort van prins Maurits: Jbk. Die Haghe 1900, 35.
-
voetnoot5)
- Volgens Concept-verbaal A f. 13 was de gebruikelijke route: om het Plein, door de Lange Poten, Spuistraat, Venestraat, Hoogstraat, over de Plaats, de Lange en Korte Vijverberg.
-
voetnoot6)
- Evenals vroeger: De eer en hoogheid 447.
-
voetnoot7)
- Extr. res. S.G. 4 Mei 1753. Zij vermelden in hun rapport onder andere, dat Bonnac hen aan de koets heeft gerecipieerd en de hoge hand heeft gegeven en dat zijzelf later ‘--- in het uytgaan van de kamer den gemelden heere marquis de Bonnac in conformité van Haar Hoog Mogende resolutie van den 10. January 1660 de voorrang en de hand hadden gegeeven alsmeede de hoogste plaats in de koetse ---’. Voor de geciteerde resolutie van 1660: Groot Placaet-Boeck IV, 100 of De eer en hoogheid 447; ook p. 92 n. 4).
-
voetnoot1)
- De gedeputeerden verlaten den ambassadeur na diens terugkeer in het Mauritshuis (Ceremonial art. 15) en komen dan weer ‘diner avec l'ambassadeur; c'est le dernier repas donné par l'Etat; après le repas l'ambassadeur retourne chez luy dans un de ses carosses sans ceremonie’ (art. 16).
-
voetnoot2)
- Volgens gewoonte: Concept-verbaal A.f. 14.
-
voetnoot3)
- De verdeling van het geschenk tussen agent en hofmeester conform res. S.G. 22 Dec. 1678 (De eer en hoogheid 522v).
Ockersse heeft voorts van den ambassadeur gekregen 300 gulden in ducaten om te distribueren onder ‘de andere bedienden van H.H.M.’ (Aant. Fagel).
-
voetnoot4)
- Res. S.G. 12 Juli 1753, gedr., Gem. Arch. Groningen. Voor de vacatiën van den hofmeester: De eer en hoogheid 518v. Later in de achttiende eeuw is voorgesteld om den hofmeester jaarlijks f 400 toe te leggen, mits hij zich zou verplichten bij voorvallende ceremoniën geen vacatiën of andere onkosten te declareren (Arch. Fagel nr. 595: Concept-plan betr. hofmeester en trompetters).
Op 12 Mei had Ockersse de kosten van het defroyement van Bonnac gedeclareerd, zonder dat in de notulen van de Staten-Generaal het bedrag wordt genoemd (Res. S.G.i.d., gedr., Gem. Arch. Groningen); vermoedelijk is het gelijk aan dat van het hem verstrekte voorschot van f 8500 (p. 81 n. 8), afgezien dan van de later toegestane f 300.
In het midden van de zeventiende eeuw is het bedrag, dat men voor het defroyement pleegt uit te trekken, nog f 2000 (De eer en hoogheid 420v). Uit Concept-verbaal A ff. 1, 2 blijkt, dat men de kosten kort voor de komst van Bonnac op f 6000 taxeerde; er wordt tenminste gezegd, dat de hofmeester een voorschot voor dat bedrag krijgt.
-
voetnoot1)
- ‘Après l'entrée l'ambassadeur donne un repas chez luy aux Etats Generaux. L'agent donne une liste de ceux a inviter’ (Ceremonial art. 17, bevestigd door Concept-verbaal B f. 26).
-
voetnoot3)
- Volgens Ned. Jbk. 1753, i, 378v heeft De Bonnac op 4 Mei eerst nog ‘de pligtpleging van dankzegginge afgelegd aan de leden van de staet voor de eere hem gedurende drie achtereenvolgende dagen in zoo hoog statelyk en kostbaer een onthael aengedaen, verheffende onder anderen zeer de vaerdigheit en het fraeie beleid van de heer Ockerse, hofmeester des staets, by die gelegenheit betoond.
Den volgenden dag onthaelde de ambassadeur in zyn hotel de voornaemste heeren van de regeeringe prachtiglyk ter maeltyd aan een tafel van 48 borden, aen welke de gemalin Zyner Excellentie insgelyks verscheen en gezeten was tusschen den baron Piek, heer van Brakel en Zoelen, en den graef van Bentink, heer van Rhoon en Pendrecht, wegens de provintien Gelderland en Holland ter vergadering Hunner Hoog Mogende zitting hebbende’.
-
voetnoot4)
- ‘Op den 6. gaf Zyne Excellentie weder aen de meeste heeren van de regeringe, den uitheemschen gezanten en anderen personen van aenzien een kostbaer middagmael, 't welk des avonds gevolgd werd van een luisterryk bal, 't gene den volgenden avond hervat en waermede van alle die plegtigheden een einde gemaakt is’ (Ibid.).
-
voetnoot1)
- Slechts ten aanzien van de plaats der colleges van de Generaliteit in de stoet kunnen hier enkele opmerkingen worden gemaakt.
Er zijn drie categorieën voertuigen: die van met zes, die van met vier en die van met twee paarden bespannen karossen. In elke groep rijden naar oud gebruik eerst de koetsen van de gedeputeerden ter Generaliteit en wel naar de volgorde der provinciën en voor elke provincie naar de rangorde der vertegenwoordigde kwartieren en steden (De eer en hoogheid 407v).
In de lijst blijkt, dat gedeputeerden ter Staten van Holland voor de ridderschap (bijvoorbeeld Wassenaer-Obdam, p. 111), en leden van Gecommiteerde Raden van Holland (bijvoorbeeld Van der Duyn, p. 108, en De Raet, p. 109), geplaatst worden bij de gedeputeerden ter Staten-Generaal van hun provincie, hetgeen overeenkomt met hetgeen Ockersse vermeldt over de uitnodiging, aan de gedeputeerden ter Generaliteit gedaan voor een maaltijd bij den ambassadeur (p. 96): ‘de leeden uyt Haar Hoog Mogende ordinaire en extraordinaire, daar de ridderschap en Gecommitteerde Raden van Holland onder worden begrepen’.
Wat de volgorde verder aangaat, blijkt dat na de gedeputeerden ter Staten-Generaal worden geplaatst de ambtenaren der vergadering als de griffier en de agent (Fagel en Byemont, p. 109) en vervolgens de leden van de Raad van State en de ambtenaren van die raad als thesaurier-generaal, ontvanger-generaal en secretaris (p. 109), daarna de leden en ambtenaren van de Generaliteits-Rekenkamer (La Leck en Eversdijk, resp. pp. 108, 111), dan de Generaliteits-Finantiekamer (Persijn, p. 111), de Admiraliteiten (Schuylenburg, p. 110), de Raad van Brabant (pp. 110, 112), tenslotte de Hoge Krijgsraad (Rengers, p. 114).
Deze volgorde stemt overeen met de door Ockersse voor de uitnodiging vermelde (p. 96), maar Van Alkemade en Van der Schelling (II, 347, zie p. 88 n. 7) schrijven, dat in hun tijd deze orde schijnt te gelden 1. de Raad van State, 2. de Admiraliteitscolleges, 3. de Generaliteits-Finantiekamer, 4. de Generaliteits-Rekenkamer, 5. de Generaliteits-Muntkamer, 6. de Raad van Brabant, 7. de Hoge Krijgsraad, en dat is dus een geheel andere, maar de beide auteurs voelen zich ook in het geheel niet zeker van hun zaak.
Voor wie zich bezig heeft gehouden met de twisten door de Generaliteitscolleges en de Staten van Holland over de volgorde ter begrafenis van Willem IV in 1751 en 1752 uitgevochten (H. Brugmans, De voorrang bij de begrafenis van Willem IV, Jbk. Die Haghe 1900), is in de afgedrukte lijst opvallend, dat de Staten van Holland zich niet en corps plaatsen na de Staten-Generaal, maar dat de in Den Haag aanwezige leden, heren van de ridderschap en Gecommitteerde Raden, zich onder de gedeputeerden ter Staten-Generaal voegen op de rang hunner provincie.
Vertegenwoordigers van de hoge rechtscolleges van Holland als de Hoge Raad en daarna het Hof van Holland (Van Alkemade en Van der Schelling II, 361v) komen pas na de Raad van Brabant (De Wilhem, Hoeufft, Van Valkenburg, Van Hees, Alewijn, p. 110).
De Raad van State behoeft zich dus niet gepasseerd te voelen, als voor de begrafenis van den vorigen stadhouder, toen van hem gevergd werd dat zijn leden zich zouden laten indelen bij de Staten-Generaal (Brugmans 254vv), en kan als tweede Generaliteitscollege verschijnen voor de Hollandse rechtscolleges en diverse ambtenaren van Holland (Pilat, p. 112).
|