Bijdragen en Mededelingen van het Historisch Genootschap. Deel 71
(1957)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 160]
| |
Brieven van I.D. Fransen van de Putte uit diens planterstijd
| |
[pagina 161]
| |
reisde, om met Thorbecke de aanvaarding van de hem aangeboden portefeuille van Koloniën te bespreken. En ondanks de levensschetsen van Pekelharing (1899), Pierson, Zillesen, Van Deventer en Van Bevervoorden (alle in 1902), en een artikel van Van Vollenhoven (1922), is de achtergrond van Van de Putte's koloniale denkbeelden nog niet uit de grondverf gekomen.Ga naar voetnoot1) Nu wordt het de historicus ook niet gemakkelijk gemaakt. Men bezit van Van de Putte de brochure: ‘De regeling en uitbesteding van de suiker-contracten’ (Goes, 1860) en enkele artikelen in de N.R.Crt. van datzelfde jaar. De echte Van de Putte, impulsief, fel, zich zeer goed bewust van zijn practische ervaring en kennis, is er moeilijk in te vinden. Het boekje was zijn eerste pennevrucht en de gedachte, dat hij zich thans tot het publiek wendde, heeft hem, die geen bekwaam stilist was, geremd. Verder heeft hij menige bladzij gevuld in de Handelingen der Tweede Kamer (1862-1880) en Eerste Kamer (1880-1902). Maar opnieuw is het de vraag, of Van de Putte's denkbeelden hierin zuiver zijn weergegeven. Als minister merkte hij eens op: ‘Men heeft mij reeds gewezen op de min vurige wijze van spreken mijnerzijds, maar ik geloof, dat zelfs het vurigste paard, kort te voren in de prairiën gestrikt... voor dezen wagen gespannen (t.w. de ministeriële, R.) wel mak in het gareel zou loopen’Ga naar voetnoot2). Kritiek en tegenwerking noopten hem dikwijls tot een compromis. De echte Van de Putte, niet gewoon ‘om hetgeen men in de dagelijksche zamenleving noemt een duivel op zijn hart te smoren’, vindt men in zijn brieven. Helaas schijnt van zijn correspondentie en aantekeningen veel verloren te zijn gegaan. In het Rijksarchief zijn geen particuliere gegevens van Van de Putte aanwezig. Het familie-archief (berustende bij Jhr. Mr. G.C.J. van Reenen te Den Haag, kleinzoon van Fransen van de Putte) bevat weinig, dat inlicht over de sociaal-economische denkbeelden van deze grote staatsman. | |
[pagina 162]
| |
Herhaaldelijk getuigde Van de Putte, dat zijn belangstelling voor de koloniale zaken op Java werd gewekt, en dat hij daar tot een gevestigde en innige overtuiging kwamGa naar voetnoot1). Het is daarom van groot belang, dat de Handschriftenafdeling van de Koninklijke Bibliotheek enkele brieven bevat, door Van de Putte in de vijftiger jaren aan Jhr. J.P. Cornets de Groot van Kraayenburg, een oom van zijn vrouw, geschreven vanuit Pandji (residentie Besoeki). Hij had hier in augustus 1849 de administratie van de pasgebouwde suikerfabriek aanvaard, en was er in 1851 huurder, later eigenaar van geworden. Zijn planterservaringen deelt hij uitvoerig mee; ook zijn kijk op de werkzaamheden van Van Hoëvell, het Indische Genootschap, de Tweede Kamer. Aanvankelijk handelde de correspondentie slechts over de eventuele aankoop van een suikerplantage. Later kreeg zij de bedoeling - en daardoor wint zij bijzonder aan betekenis - zijn denkbeelden over de te volgen koloniale politiek mee te delen aan een man, die, naar hij aannam, spoedig een overwegende invloed zou uitoefenen als Kamerlid, Minister van Koloniën of G.G. Het is bekend, dat Van de Putte's oom inderdaad in 1861 als M.v.K. is opgetreden, al was het hem niet beschoren, constructieve arbeid te verrichten. Deze bleef aan Fransen van de Putte voorbehouden! We hebben gemeend, in de brieven geen coupures te moeten aanbrengen, al zijn er - met name in de eerste brief - gedeelten, die over zaken van zeer ondergeschikt belang handelen. Daar er zo weinig materiaal voorhanden is, dat ons de man toont van het fiere woord: ‘ik ben ik’Ga naar voetnoot2) is een uitgave van deze correspondentie alleszins verantwoord. | |
[pagina 163]
| |
1. Fransen van de Putte aan J.P. Cornets de GrootGa naar voetnoot1) van Kraayenburg.Pandji, den 24 Mei 1854.
Waarde OomGa naar voetnoot2), Uwe aangenaame letteren, d.d. 22 Maart, gewerden my met bylagen, procuratieGa naar voetnoot3), schryven van v. HeelGa naar voetnoot4) te Passaroean, waar ik werkzaam was voor de aangelegenheden der fabriek de Goede Hoop, behoorende aan de erven van Mevrouw van de Poel; ik kon dus met keerende post niet antwoorden, maar was op de goede plaats om informaties in te winnen, waarmede ik my direct had bezig gehouden. - De fabriek Jacatra-Oost 〈alias Kraton〉 was eenige maanden geleden verkocht aan de Heeren W. Majer en Co. te Passaroean op zeer gemakkelyke voorwaarden à f 350000; hadden wy toen uwe inzichten geweten, wy hadden voor Willem de koop kunnen sluiten, maar dat was nu te laat; met een kleine avans zouden die Heeren echter misschien niet ongenegen zijn 〈niet te boven gaande uwe limiten〉 de fabriek over te geven. Kraton is in een goede staat, nieuwe machines, goede ligging voor afscheep, enz. Er is een zeer goede arakdistelary aan verbonden, die nog eene winst naar myne berekening kan geven by goed toezicht van 10 tot 15 mille 's jaars. Vroeger, toen die oude contracten zulke enorme winsten afwierpen, werd er van die kleinigheden geen werk gemaakt. Bestond dezelve niet, ik zou ook niet aanraden om dezelve op te richten, vooral niet op andere fabrieken, die niet zoo goed gelegen zyn voor afvoer, maar zooals ik zei, op Kraton kan het nog wat geven. De | |
[pagina 164]
| |
gronden zyn niet superieur, maar er is toch in der tyd veel suiker gemaakt en met tact en yver is er nog wel wat te doen. - Nadat het tienjarig toegezegde contract voor de fabriek de Goede Hoop zal geteekend zyn, wordt ook deze onderneming verkocht. Wy kunnen daar - sauf nadere instructies - echter niet op attendeeren, omdat uw voorschrift pertinent is van eene onderneming van minstens 400 bouws. De Goede Hoop heeft er slechts 245, maar superieure gronden; de Heer van Heel kent dezelve als grenzende aan Gayam. De machine er van ligt op Passaroean om naderen oogst op te zetten. - Reeds in 1851 was voor die onderneming, gelyk met de anderen, een verlengcontract van 10 jaren toegezegd. Doch eene regterlyke kwestie - over het al of niet opnemen der voorkinderen van Mevrouw van der Poel - hield die zaak op en toen eindelyk eene depositie van het Hooggerechtshof die besliste, stierf Mevrouw van der Poel; het Gouvernement weigerde met den Resident - als erfgename zyner vrouw - te contracteeren, op grond, dat Z. Ed. G. ambtenaar was, waarom ik dat aandeel overgenomen heb, om een eind aan de zaak te maken. Ik heb nu een provisionneel verlenging contract voor één jaar en zoodra de regter verlof aan myne partners - de minderjarige kinderen van Mevrouw Van der Poel - gegeven heeft, zal het contract voor 10 jaren geteekend worden. Alsdan verkoopen wy direct: 1e, om de boedel tot een einde te maken; 2de omdat ik my tot Pandji wil bepalen en het alleen heb overgenomen om een einde aan de zaak te maken; 3de, omdat de eigenaar van de wederhelft - failliet door zyne onderneming van vrye cultuur Alkmaar - gedwongen wordt te verkoopen door zyne crediteuren. Ik kan daarin met Uw Willem ageeren als zynde contraparty; vooral daar ik voor de belangen der aan my toevertrouwde minderjarigen moet zorgen; zoo ook die der crediteuren van Beckholst, die hunne belangen, voor zooverre die onderneming betreft, aan my hebben opgedragen. Maar ± schat ik de waarde op f 200000, -, waarby komt overname der vacuumapparatus, opstellen en in orde brengen van de fabriek ± f 50000, -, zegge samen f 250000, -. De laatste jaren maakte die fabriek circa 12000 pikols gemiddeld. Consulteert hierover s.v.p. met de Heeren van AalstGa naar voetnoot1) | |
[pagina 165]
| |
en van Heel, dan kunnen WillemGa naar voetnoot1) en de Hr. PotterGa naar voetnoot2) daarover met my onderhandelen en in transactie komen; voor minder als het opgegeven cyfer zal die fabriek echter niet te krygen zyn. - Op Passaroean ontving ik ook schryven van Willem en heb my, terugkeerende naar Pandji, hoewel ik moest gaan malen, en haast had, een nacht by den Heer Potter opgehouden om met hem te consulteeren. Wy hebben ons bepaald tot het volgende: vooreerst informatien in te winnen over Kraton en andere ondernemingen, die misschien te koop komen, onder inwachting uwer rescriptie over de Goede Hoop. - Maar wy vonden het zeer nodig, om verschillende redenen, [dat] Willem hier kwam. Wy zyn nu juist begonnen te malen; op Pandji is hy natuurlyk een welkome logée; hy kan dan alles leeren, afzien, zoodat hy op de hoogte komt. In 2 à 3 maanden, gedurende het maal-saizoen, met goede wil, kan hy veel leren en zien, alvorens een définitieve koop te sluiten; of het hem wezentlyk bevalt; hy kan dan de zaak van alle kanten bekyken. De Heeren van Aalst en van Heel zyn buitengewoon gelukkig geweest niet alleen, maar hebben de anti-cultuurstelselachtige beweging niet beleefd, die hier bestaat sedert D.v.T.Ga naar voetnoot3) gouverneur-generaal is geworden. - De G.G., bezielt met eene vaste wil om misbruiken, die hier en daar wezentlyk aan het stelsel kleefden, weg te nemen, gaf daar de impulsie aan, liet zich op audienties uit over de onregtmatige winsten, die de contractanten lang genoten hadden, enz. Dit was genoeg om de ambtenaren van het binnenlandsch bestuur (de meeste ten minsten) plus royaliste que le roi te maken en in plaats van bescherming van den inlander liet men dat hoofd-but varen en veranderde het in een stelsel van tegenwerking en vervolging der fabrykanten, dat op sommige plaatsen onhoudbaar is. B.v.b. alle vrywillige arbeiders, die wy hebben als schuimers, vuurstokers, karrevoerders, zyn contract-menschen, contract is in hunne taal sijnoniem met voorschot; al hebben zy ook eene notarieële overeenkomst voor een jaar en zy lossen de schuld af in ééne | |
[pagina 166]
| |
maand, rekenen zy zich in gemoede en ter goeder trouw ontslagen van de verbintenis. Dit hoog-gevierde stelsel van vrywillige overeenkomsten is dus daadwerkelyk niets anders als een pandelingstelsel, er zyn maar twee alternatieven om vrywillige overeenkomsten te sluiten: ten eerste omkooping van hoofden; ten tweede speculeeren op de zucht tot verkwisting van den inlander door het geven van groote voorschotten. Het eerste is meer gebruikelyk by vrywillige aanplantingen, het tweede by de werkzaamheden: karrenvoerders der fabrieken. Ik calculeer, dat er aan de fabrieken op Java ± 25000 vrye arbeiders zyn en ik durf duizende te verwedden, dat er geen tien zyn, die geen schuld hebben. Vroeger ging dat echter zonder moeite en kwam men zelden, sauf overlyden, geld te kort. De policie achterhaalde de weggeloopen kerels, bragt hun op de fabriek terug en dat gebeurde zelden, omdat het volk zich door die schuld verbonden achte. Nu echter wordt men, als men komt klagen, naar de landraad verwezen en compareert daar b.v.b. van de Putte contra Pa Sariman c.s., liegen en valsche getuigen voorbrengen zien de inlanders geen been in, ik geloof zelf[s] geen kwaad, en eindelyk winnen wy - na twee malen twintig paal naar de landraad gereden te hebben en ons daar eenige uren verveelt te hebben - onze zaak, en Pa Sariman c.s. worden niet gedwongen om naar de fabriek te gaan en daar hun voorschot in te verdienen, maar gecondemneert om terug te betalen met kosten, schaden en interesten, de genotene voorschotten, desnoods by executie; maar wat valt er by hun te executeeren? Zy brengen alles by hun buurman, maar dat is nog niet mooi genoeg, maar het politieke gezag van den Resident verbiedt den deurwaarder de toegang tot de dessa, om een vonnis uit te voeren, dat diezelfde Resident als president van den landraad geslagen heeft! Dit is historique, en zegt men, waarom komt de fabrykant niet in appèl, waarom beklaagt hy zich niet? omdat de fabrykant, die in den regel op zware lasten zit en buitendien zyn belang kent, nimmer klaagt, want al wint hy zyne zaak, verliest hy het toch. - Men moet op Java zyn en in de binnenlanden in de laatste drie à vier jaren gewoond hebben, om zulks te gelooven. - Er waren grove misbruiken, zy bestaan plaatselyk nog enkel, maar men is tot een ander uiterste overgeslagen, men beschouwt de fabrykanten als knevelaars en geldwolven, uitzuigers; het is zoo mooi om philantropisch te zyn ten koste van een anders beurs, maar men gaat | |
[pagina 167]
| |
hier dezelfde weg op als de Engelschen met hunne ultra-philantropische bescherming der kaffers tegen de boeren, en waarvan zy nu het verkeerde - doch te laat, nu het land verlaten en verwoest is - inzien, nu zy zelve telkens de kaffers moeten verdelgen en de voormuur van de boeren missen. - Maar het is, of vorsten en volken dikwyls met blindheid geslagen zyn voor het boek der geschiedenis en nimmer inzien, dat diezelfde oorzaken diezelfde gevolgen hebben. Doch ik ben onwillekeurig van myn eigentlyke onderwerp afgedwaald, en dat, terwyl ik overhoopt met werk zit en veel met de mail te schryven. - Per jongste post weer één brief van Willem; hy wilde zyn ontslag nemen. Ik raad hem zulks bepaald af; men krygt dat spoedig, maar komt er niet makkelyk weer in. Ik schryf hem daarom hedenavond nog, om verlof te vragen, desnoods buiten bezwaar van den lande. - De berekening van Kraton à 18000 pikols, waarvan 12000 no. 18, alsook de prys der vrye beschikking, is wel wat hoog; alle fabrieken zyn geen Soember-KarengGa naar voetnoot1). Ook Willem maakte die opmerking, dat my nogal genoegen deed. Het is beter, hy wat laag, als te hoog gestemd is. My dunkt, de Heer van Aalst moest eens na drie jaren met aflossen beginnen, dat is toch UEd. hetzelfde. Hy is dan voor afloop van het contract er toch uit en het vermakkelykt Willem. In détails kan ik verder nog niet treden; weest verzekerd, ik de zaak behartigen zal; ik hoop [dat] Willem spoedig hier komt. Op Besoeki vindt hy Kniphorst, die kontroleur van de hoofdplaats is. Van uwe procuratie zal ik zoo veel noodig gebruik maken, b.v.b. om my namens UEd. borg te stellen voor Willem, zoodat het licht wordt, hem een obligatie, faveure UEd., by het trekken der wissels laten passeeren, en eene ook faveure SophieGa naar voetnoot2). Wanneer is zy meerderjarig? Het is, dunkt my, beter en legaler, het aandeel op haar naam direct komt; daar dient zy dan eene procuratie voor te zenden, en komt het my doelmatig voor, zy met Willem dan eene acte van associatie aangaat, waarby het beheer uitsluitend aan Willem wordt toegekend, en zy eerst dan uitkeeringen krygt, als de zwaarste schuldenlast is afgelost; anders kan het eventueele lakieGa naar voetnoot3) van | |
[pagina 168]
| |
Sophie het Willem wel eens lastig maken. Het is beter, die zaken van den beginne af aan goed te settlen, want later komen er moeyelyke kwesties; ik heb daar zoo de treurige ondervindingen van, wel niet voor my zelven, maar q.q.Ga naar voetnoot1). Zoodra er iets byzonders is, schryf ik UEd. nader. Misschien schryf ik van Heel ditmaal niet. Groet hem dan s.v.p. van myGa naar voetnoot2). Geloof my hoogachtend, Uw Toegenegen Neef I.D. Fransen van de Putte. Kon. Bibl.; Archief Cornets de Groot Xld, no 11-15, orig. | |
2. Fransen van de Putte aan J.P. Cornets de Groot van Kraayenburg.Pandji, den 15den November 1854.
Waarde Oom. Uwe hartelyke letteren, d.d. 23 augustus j.l. liggen beschuldigend op myn schryftafel, maar U zult over het verlate antwoord wel myne excuses aannemen, als ik zeg, dat ik by de ontvangst van Uw schryven ongesteld te bed lag, later veel druktens had, ik was genoodzaakt geweest myn machinist de deur uit te zetten en had avary aan myne machinerien, nu deze dagen tobde ik met veel regen. Altemaal miserie, ik heb nog nimmer zoo'n onaangename sukkelende maaltyd gehad; het resultaat is echter by slot van rekening weer zéér goed en dan zyn die kleine verdrietelykheden spoedig vergeten. Maar als het groote publiek eens met ons de laatste maanden had moeten sjouwen, het zou niet zoo'n groot denkbeeld van de positie eens suikerfabrykants hebben. Zoo lang als men ten minsten nog niet als de Heeren van Heel en van Aalst die ampas en stroopboel aan anderen kan overlaten. Uwe boven-genoemde letteren waren my dubbeld aangenaam, omdat ik daaruit zag, ik geheel in Uw geest gedacht en gehandeld had, ergo uw eerste schryven goed begrepen. Jacatra-Oost stond ook by my op de voorgrond. Ik opende dan daarover onderhandelingen met Majer, met wie ik veele en groote zaken seedert 1851 gedaan heb en wiens firma te Soerabaya, Majer Matzen en Co, ook myne agenten daar zyn. Zy wilden de | |
[pagina 169]
| |
fabriek geven voor 350 mille, de prys, waar zy hem voor gekocht hadden. Ik ben een paar keeren zelve te Passaroean geweest en heb een massa correspondentie daarover gevoerd, zoodat ik precies op de hoogte was, toen Willem overkwam. Ik meen U reeds vroeger gezegd te hebben, dat de gronden van Jacatra-Oost niet byzonder zyn, maar de fabriek heeft 494 bous en heeft in de tyd, toen HoflandGa naar voetnoot1) nog vigelant was, 10 tot 20 mille pikols afgeworpen. Het is myne moreele convictie, dat à force van zeer veel zorg door den fabrykant zelve over den aanplant, en met guano en Katjangkoeken, die productie weer te bereiken is: de fabriek heeft in myne oogen, met het oog op de toekomst, veel voor, omdat - zo ergens - daar vryen arbeid mogelyk is en om de aangenaame en zeer voordeelige ligging. Hoewel dus uitgaande van 494 inplaats van 400 bous, komen myne berekeningen en die van den Hr. PotterGa naar voetnoot2) vrywel met de Uwe overeen: hetgeen gemiddeld zou geweest hebben, dat Jacatra-Oost Willems eigendom, à peu près onbezwaard, zou geweest zyn na ommeloop van het contract; dat is, ja, onzeker, vol risico en niet zeer brillant, maar ik heb de overtuiging, dat men geene onderneming meester wordt op meer voordeelige termen. Ik heb myn aandeel in Pandji, 500 bous, van Cremer gekocht à raison van f 500000, - het geheel, en wel hem ¾ contant betaald, de rest moest ik deelen in een hypotheek, waarmede onze fabriek bezwaard is. Van HeelGa naar voetnoot3), die als een monster van geluk, van orde en van de ware zuinigheid genoemd wordt - en te regt - werkte ook 8 jaren op Gayam, alvorens die onderneming vry was, en dat waren nog andere tyden, toen de pikol suiker f 4, - in plaats f 8, - kostte. - Om kort te gaan, eens in eene suikerzaak willende, in verband met de instructie van U gekregen, was ik vóór den aankoop van Jacatra-Oost gestemd. Toen Willem echter hier kwam, was hy tegen die fabriek ingenomen; men had hem niet geheel ten onregte die gronden als uitgeput beschreven, het woonhuis was niet te gebruiken, etc. De Heer Potter, wiens berekeningen met kleine verschillen met de Uwe overeenkwamen, was, non obstant die cyfers, ook tegen die fabriek ingenomen om de slechte gronden; het riet, dat toen vermalen werd, was niet | |
[pagina 170]
| |
byzonder, vooral ook, omdat Majer pas na January, dus na afloop van den planttyd, eigenaar geworden was en de Chinezen, die tusschen-eigenaars waren, nergens naar omgekeken hadden. De fabriek en machinerien werkten anders goed. Het juiste resultaat weet ik niet, maar de kwantiteit is niet byzonder dientengevolge geweest; de kwaliteit zeer voldoende. - Ik heb myne zienswyze toen aan Willem medegedeeld, maar niet sterk de aankoop van die onderneming aangeraden, omdat ik ook kan dwalen, en de verantwoording ook by eventueele niet te voorziene ongelukken te groot was tegenover het idee van Willem en het advies van den Heer Potter. Wy hebben toen nog pogingen met twee andere ondernemingen aangewend, die vruchteloos waren, te meer daar wy geen middelen genoeg hadden om over te beschikken, dat by Jacatra-Oost wel het geval was geweest, daar ik de verdere borgstelling wel met Majer zou geschipperd hebben. - Intussen geloof ik by slot van rekening, dat het nog beter is zoo als het nu is voor Willem. Wil men tegenwoordig op Java door de eerste moeyelyke jaren eener onderneming heen slaan, als wanneer men gewoonlyk op zware lasten zit, dan moet men aan veel geluk veel activiteit paren; wanneer men my een jaar van Indisch tractement aanbood onder conditie, dat ik van 's morgens tot 's avonds bureauwerk moest doen, zoo als U en andere ambtenaren jaren lang hebben gedaan, ik zou het moeten weigeren, omdat het my onmogelyk zou zyn door myne meer woelige en werkdadige opvoeding aan boord; evenzoo geloof ik, dat Willem zeer geschikt zou zyn om eene onderneming, die goed marcheerde, perfect te administreren, maar om die voorlopig te verbeteren, op de kleintjes te passen, daar ontbreekt hem de tact en practische leiding voor en zou hy niet geschikt zyn voor dat veele en aanhoudende sjouwen, dat de eerste jaren vooral moet gedaan worden; wanneer men nimmer veel aan mathesis, veel minder aan statica of chemie gedaan heeft, wordt men niet spoedig thuis in een suikerfabriek en duurt het eenige jaren, eer men op de hoogte is, ten koste van zyn beurs, en juist die eerste jaren kan Willem er minder tegen. Hy heeft nu eene goede betrekking te Buitenzorg, is ver van de secretarie, die hem niet beviel en digt by het meisje. De ambtenaren, van DelftGa naar voetnoot1) komende, gaan byna zonder uit- | |
[pagina 171]
| |
zondering by de cultures. De secretaris plaatsvervangers worden nu nog aangevuld door degenen, die nog het radikaal gekregen hebben. Maar er begint gebrek aan die Heeren te komen, zoodat men reeds geprobeerd heeft, om de Resident van Besoeki met C. Overdyk op te schikken. Men zal er dus nolens volens toe moeten overgaan, om jongelieden van de bureaux voor het radikaal voor te dragen, teneinde in de openvallende sekretarisplaatsen te kunnen voorzien. De Gouverneur-Generaal heeft by besluit bekend gemaakt, dat degenen, die hun examen als Notaris gedaan hadden, by preferentie daarvoor in aanmerking zouden komen. Willem kan dat nu doen, en ik ben overtuigd, dat hy dan ook wel ambtenaar 2de klasseGa naar voetnoot1) spoedig worden zal. - Ik heb in lang niets van Willem gehoord; misschien, dat zyne nieuwe betrekking en de dood van den graaf van den BoschGa naar voetnoot2) hem veel tyd kosten. Ik weet dus niet, of hy geheel er van af heeft gezien, om in eene onderneming te gaan. Hoe en waarin ook, kan hy op myne hulp, raad, medewerking, zoo veel in myn vermogen is, rekenen. Hy is een lieve goede jongen, waarvan men moet houden. Wy hebben regt aangename dagen op Pandji met hem doorgebragt, vooral ik, daar Lucie de laatste tyd voor hare bevalling van huis was. Om in eene onderneming geheel met vryen arbeid op Java voor als nog te gaan, acht ik gevaarlyk. Wy zyn nog slechts in den aanvang van de overgangsperiode en die is gevaarlyk voor ondernemers, want hunne particuliere belangen worden - en dat kan niet anders - in beginsel voor het algemeen belang opgeofferd. Gevaarlyk is het vooral, als men, zoo als Willem zou doen, met het geheele kapitaal byna van hem en zyne zuster werkt, dat een mooi kapitaal is, maar in eene onderneming spoedig verzwolgen. Ik kan by ondervinding op dat punt spreken. Ik heb in de afdeeling Bondowoso eene onderneming opgezet op kleine schaal, | |
[pagina 172]
| |
op de zuiverste berekeningen rustende; ik heb arbeiders uit Rembang tot Passaroean gehaald. Na byna twee jaren met enorme onkosten - altyd in vergelyking - gewerkt te hebben tot oprichting van het établissement - wat in 6 maanden zeer goed had kunnen gedaan worden - is het klaar. Maar nu word ik niet door het Europeesche, maar door het Inlandsch bestuur zoo tegengewerkt, dat ik geen grondstof kan krygen. Klaagt men by het Europeesch bestuur, dan worden er bewyzen gevraagd, maar niet zoo makkelyk te leveren, want dezelfde inlander, die ons vertelt, dat het dorpshoofd of de wedohno hem verboden heeft, aan ons te verkoopen, ontkent dat natuurlijk pertinent voor den Regent of Assistent-Resident en men krygt nog tot satisfactie een officieele schrobeering, dat men overdreven heeft, de waarheid niet getrouw is, dat zulks by onderzoek gebleken is. Men kan dat ook die ambtenaar niet kwalyk nemen, die - overstelpt van bezigheden - telkens, en niet altyd met even redelyke klagten, worden lastig gevallen, en zich op de rapporten hunner hoofden moeten overlaten. Dat neemt niet weg, dat wy er de souffre douleuse van zyn. Soeko-Wono staat nu voor byna f 14000, - op myne boeken en als iemand my er heden de helft, ja ¼ voor biedt, laat ik het gaan, daar ik vrees, dat het einde zal zyn, dat ik het als limpide verlies moet afschryven. Doch ook dit verlies zal my niet, zooals die sublime StolteGa naar voetnoot1), tot een behouden man quand même maken; vryen arbeid, het is toch buiten kijf, is verkiesselyk boven een dwangstelsel, dat vroeg of laat in duigen moet vallen; maar het is een ‘kruidje roert my niet’, die zaak op Java, omdat die instellingen, die maatschappy, vooral het heerendiensten-systeem, die, gevoegd by de weinige behoeften van den Javaan, wiens grootste genoegen - wat men er ook van zegge - bestaat om op zyne balé balé te leggen, byna onoverkomelyke moeilykheden opleveren; vandaar myn stryd tegen de zogenaamde vrywillige overeenkomsten, dat niet anders is als een dwangsysteem in andere vormen gekleed en daarby nog het nadeel heeft van door omkoopery der hoofden en het geven van steeds klimmende voorschotten aan de arbeiders, beiden te demoraliseeren; laten wy het noemen, zoo als het is, die vrywillige contractanten zyn eigentlyk pandelingen. Ik heb hier | |
[pagina 173]
| |
een honderdtal smeden, timmerlieden, metselaars, pottenbakkers, karrevoerders, vrye menschen, maar geen van hen, die niet meer schuld aan my heeft, dan hy in twee maanden kan verdienen. Zuivert hy zyn schuld aan, het is een vast sein voor ons, dat hy weg wil. Wanneer men dat alles nagaat, vraag ik gemoedelyk of voor als nog de gedwongen arbeid niet preferabel is, tegen eene billyke belooning, door het Gouvernement te regelen, individueel uit te betalen en onder stipte controle van Europeesche ambtenaren, boven de zoogenaamde vrywillige overeenkomsten. Doch ook die weg willen de Heeren J.C. BaudGa naar voetnoot1) c.s. niet, vide de erfelykheid der regenten à tort et à travers tegen alle gezonde reden in doorgedreven, en dat alleen - naar myn oordeel - uit partyzucht, omdat de liberalen er tegen waren. De uitbreiding van het Europeesche personeel niet noodig geoordeeld; en dat is juist de grootste, zoo niet de eenige moteur naar myn inzien, om tot een betere stand van zaken te komen; de uitbreiding van het kader van kontroleurs is zeker hoogst nuttig, maar ik bedoel meer om in elke eenigszins belangryke afdeeling een assistent-resident te plaatsen; die ambtenaren zyn op rypen leeftyd, bezadigder, besturen, en wat alles afdoet, zyn chefs van de politie waar het door de groote afstanden tot de hoofdplaats en de weinige middelen nog deerlyk mede uitziet. Vóór 1848 werden dikwyls de controleurs in hunne afdeelingen als hulpofficieren van politie gebruikt voor kleine délicten. Op last van den staatsraad WiggersGa naar voetnoot2) werd dat afgeschaft, en zoo moeten de getuigen b.v.b. voor een klein politiedélict soms 30 palen naar de hoofdplaats gaan, zyn 4 à 5 dagen uit hun werk, waardoor veele zaken onaangegeven blyven, daar de meeste toch als korangtrangGa naar voetnoot3) geen gevolg hebben. De Regents- en Districtsgeregten hoewel in de nieuwe wetGa naar voetnoot4) opgenomen, zyn tot nog toe doode letters gebleven. Men zou die hervorming zonder te groote uit- | |
[pagina 174]
| |
gaven tot stand kunnen brengen, door de rang van kontroleur 1ste klasse te hervormen in die van assistent-resident 2de klasse voor die kleinere afdeelingen, waar een klerk-griffier van de landraad genoeg zou zyn als personeel; als men de kas op de hoofdplaats liet, waar zoowel nu met de zelve en later(?) weinig tegen is. Het kader van kontroleurs zou dan uitgebreid moeten worden, omdat de kontroleurs 1ste klasse uit de controle vervielen. Maar dat is juist geschied, door tot aanstelling buitengewoon van een twintigtal jongelieden (geen Delftsche gepromoveerden) tot kontroleurs 3de klasse. Dus daar is geen bezwaar in, wanneer men die assistent-resident 2de klasse, in plaats f 325, - tractement aan een controleur 1ste klasse, f 350, - of 400 gaf. Dan zou die verhooging bedragen b.v.b. 30 × 75 = f 2250 's jaars, waar de Indische begrooting weinig onder zou lyden. Voorts naar myn bescheiden oordeel eene opname van velden, uitgestrektheid en vruchtbaarheid en vaste grondbelasting. Men vertelt, en de Kamer liet zich dat wys maken, dat eene kadastrale opname ontevredenheid zou wekken, en, men doet gelykertyd voor het opmaken der monographie op dit oogenblik een scherp, ja inquisitoriaal onderzoek naar alle onderdeelen van de inlandsche huishouding!, gepaard met meting en opname van alle velden in de suikerdistricten, zonder die vrees voor ontevredenheid te koesteren en dit zyn toch de residenties, waar meer dan gewoonlyk zulks het meest te vreezen is. Jammer, dat die opnamen met zulk een verschrikkelyke haast geschieden, waardoor zy wemelen van onwaarheden en onnauwkeurigheden, terwyl op die monographien later als officieele statistiek gewezen zal worden, om er een groote hervorming in de suiker-zaken van Java op te baseeren. Ik overdryf niet, KniphorstGa naar voetnoot1) is in de commissie hier aan huis drie weken werkzaam geweest voor de monographien der fabrieken hier en ik heb dus de zaak van naby kunnen zien, en door myne persoonlyke plaatselyke bekendheid kunnen zien, hoe weinig nauwkeurig dat veelomvattend en voor den lande zoo kostbaar onderzoek zal tot stand komen. Doch die contra-dicties zyn niets ongewoons onder het ministerie-PahudGa naar voetnoot2). Terwyl Z.E. heftig de Heeren Van BosseGa naar voetnoot3), | |
[pagina 175]
| |
Thorbecke, Van HoëvellGa naar voetnoot1) bestrydt, over het nut van uitbreiding van Europeesch personeel in de binnenlanden, worden, zooals ik straks zeide, hier een twintigtal jongelieden met het radicaal van ambtenaar tweede klasse begiftigtGa naar voetnoot2) en tot controleurs aangesteld; een maatregel, alleen te wettigen - met het oog op de bestaande bepalingen van het radikaal - wanneer de behoefte aan uitbreiding dringend was; te meer, als men op de uitvoering let: geen vergelykend examen, geen aanvraag, neen, pour la forme een examen afgenomen, dat niet voldoende zou zyn tot toelating tot de Delftsche School en uit die jongelui de gunstelingen genomen, waarvan veele nimmer gediend hadden, dus ook niet onder die categorieën konden gebragt worden van jonge ambtenaren, die zich in den dienst byzonder onderscheiden hadden of aanleg getoond, neen, de zoons, neven, van directeuren, residenten of de gunstelingen van de camarilla van den G.G. zyn daartoe gekozen. Vandaar het piquante verschynsel, dat er nu jongelieden van Delft verwacht worden, die - met moeite en geldelyke opofferingen aan de bepalingen voldaan hebben en hunne studies volbragt - hier komende, boven hun in ancienniteit vinden verscheidene makkers, die om verschillende redenen in het eerste of tweede studiejaar de academie verlaten hebben en naar Java zyn vertrokken. Myn brief heeft onwillekeurig meer expansie gekregen als ik gedacht had, maar dat komt, dat ik aan iemand op uw standpunt, die zoo'n groote invloed op de zaken heeft en zal krygen, gaarne myne denkbeelden over een en ander mededeel. U hebt toch door de oprichting van het Indisch Genootschap aan een groote behoefte voorzien, waartoe ieder verpligt is mede te werken, vooral als, zooals hier algemeen gehoopt wordt, dat genootschap geen te geprononceerde kleur aanneemt. Het is toch myne opinie, dat de liberale party, zoo niet nu, dan toch in 1858 of uiterlyk in 1862 weer de overhand in de Kamer zal krygen, en dan is U het wel, die òf in de Kamer, òf in het ministerie, òf als G.G. een overwegende invloed zal uitoefenen. De vice-presidentGa naar voetnoot3) toch van een Indisch genootschap wordt algemeen als een zeer kundig man erkent, maar mist zeer de achting van het groote publiek en is er zelf[s] in die scherpe | |
[pagina 176]
| |
stukken van zyne hand over Borneo geen gekwetste eigenliefde - van niet te hebben kunnen voldoen aan de zucht tot roem - op te merken? Wordt de chef van den staf, waarnemend generaal van dat leger, niet te veel voorop gezet? De Heer van Hoëvell mist ook - nonobstant zyn onmiskenbaar talent, weer zoo schoon uitgekomen by de jongste discussien over het beleid van de regeringGa naar voetnoot1) - de achting en het vertrouwen van het algemeen. Vooral ook, omdat men met regt weet, tot hoe verre men met hem gaat. Zyn zucht toch, om alle fracties van liberalen onder zyne vaan te vereenigen, doet hem dikwyls in zyn Tydschrift zoo verre gaan, dat ieder, die geen ultra is, er door afgeschrikt wordt, inlichtingen, stukken, aan den Hr. van Hoëvell te geven, om niet verder te worden getrokken als men zelve wil. Wat is er niet met u zelven gebeurt, na het schryven van uwe brochureGa naar voetnoot2). De Indiër, het Tydschrift, de Grondwet, c.s. hebben niet weinig hoerrah! geschreeuwd en U als een pur-sang Thorbeckiaan begroet, als geheel met hunne politiek instemmende, hetgeen ik - ook na met Willem over een en ander gesproken te hebben - niet gelooven kan. Wel kan men zich de heftigheid en ultra-liberale stellingen van den Heer van Hoëvell begrypen, als men ze als represaille beschouwt tegen het verstokt behoud van de Heeren Baud, Stolte, c.s. en de scherpe, onbetamelyke uitvallen van de laatste, die te meer zyne mediocriteit doen uitkomen. Amsterdam mag dien afgevaardigde voortaan wel te huis laten, die zich zeer naif beroemt, nergens over te spreken en nergens verstand van te hebben als van koloniale zaken, dat toch maar een klein gedeelte van de zaken uitmaakt, waarvan elk staatsburger - des te meer elk lid der Kamer - heldere denkbeelden en een zelfstandig oordeel moet hebben, vooral daar het voor en tegen dier dispecialiteiten aan het licht wordt gesteld. En in koloniale zaken spreekt die man zóó naar, dat hy zyne party meer kwaad dan goed doet, zelf[s] daar, waar hy gedeeltelyk gelyk heeft. Hoe dat ook zy, het Tydschrift en de Indiër worden - en | |
[pagina 177]
| |
te regt - als ‘trop avancé’ beschouwd, en zal, zoo wy hopen, het Indisch Genootschap in de behoefte voldoen, ons op gematigden toon, zonder personaliteiten, de weg tot verbetering aan te wyzen, en de natie in koloniale zaken in te lichten, om langzamerhand tot een milder en vryer cultuur-, handels- en bestuurssysteem over te gaan, zonder te vervallen in de holle theorien van Steyn ParvéGa naar voetnoot1) c.s., alsof die overgang ons nog ryker zal maken inplaats van geld te kosten, wat de werkelykheid zal zyn; zonder nu reeds met van Hoëvell - afgaande op enkele plaatselyke feiten - te beweren, dat het bewezen is, dat vrye arbeid op Java uitvoerbaar is. Neen, ik ben innig overtuigd, dat als men werkelyk op eens vry geeft, koffy- en suikerproductie van één millioen op minder dan 100000 pikols 's jaars zullen vallen. Het woord ‘dwang’ is een naar woord, wat my telkens hier in tropische atmospheer hindert, en veel te meer moet dat in Holland zyn, omgeven door Westersche werkelykheid en in Westersche denkbeelden; vooral menschen, die nimmer die dwang hebben zien werken, maken zich daar een schrikbeeld van en stellen zich onwillekeurig de West-Indiën met de blankofficieren en hunne troepen voor; maar die dwang is hier zóó zacht, dat het meer ‘leiding’ tot den arbeid mag genoemd worden. Om u dat aan te toonen: Willem kwam hier ook als een pur sang ‘vrye arbeider’. Toen hy een paar dagen by ons was, en wy daar in de drukte van de fabrieksarbeid, het aanbrengen van riet, enz. stonden, waar zy ons haast met het riet onderste boven liepen, zeide Willem opeens: ‘Ziet ge toch wel, dat de Javanen wel werken willen, als men maar goed betaalt, zooals hier’, en... het waren allen gedwongen arbeiders, die met hunne karren het riet aanvoerden en zoo van f 1, - tot f 2, - daagsch kunnen verdienen zonder veel inspanning. Desalniettemin blyven zy liever te huis niets doen. Wanneer het Indisch Genootschap op gematigde toon onder Uwe zelfstandige leiding hervorming predikt, zult U zeker veel bydragen van hier krygen van menschen, die niet wenschen om - al keuren zy niet alles af, wat er bestaat - door het uiten van hun gevoelen over eene bepaalde druk, door van Hoëvell b.v.b. opgenomen te worden en gerangschikt onder | |
[pagina 178]
| |
de koloniale oppositie, zooals hy onlangs deed. U zult bydragen krygen van hen, die wezentlyk liberaal denken, zonder daarom onder de vaan van den Heer van Hoëvell te zullen staan. Ik zal daartoe ook gaarne myne zwakke pogingen aanwenden en U stukken of stukjes leveren, zoo U dat aangenaam is als U de styl en vorm er wat van kuischt, voor het aan de pers te geven. Want tyd en lust ontbreken my niet, om wat te schryven; wel om het na te gaan, in betere vormen te gieten. Dan blyft het gewoonlyk liggen. Lucie en de kinderen zyn perfect wel, ook KniphorstGa naar voetnoot1), vrouw en kind, die hier zyn. Allen verzoeken hunne welmeenende hartelyke groeten aan Uwe famille en geloof my met opregte achting Uw toegenegen neef Van de Putte. Kon. Bibl.; Archief Cornets de Groot XI d, no. 15-26, orig. | |
3. Fransen van de Putte aan Jhr. J.P. Cornets de Groot van Kraayenburg.Pandji, den 28 November 1855.
Waarde Oom. Uwe aangename letteren van Mei j.l. gewerden my op reis. Tehuis komende, vond ik Kniphorst zeer ziek te Besoeki. De bemoeyingen met zyne ziekte en zyn vertrek in het drukst van de maaltyd kost[t]en veel tyd, die ik later moest inhalen. Na de maaltyd hier ben ik eenigen tyd naar Gayam geweest. Zoodoende is Uw brief, my zoo regt aangenaam, te lang onbeantwoord blyven liggen. Van Willem en zyn vrouwtje hadden wy dezer dagen tyding. Zy waren wel. Wy hopen hun binnenkort te ontmoeten. Verschillende zaken roepen my naar Batavia en heb ik het zoo ingericht, om er myn jongste broeder te ontmoeten by zyn arrivement uit Holland. Lucie gaat mee, en gaan wy dan eenigen tyd te Buitenzorg doorbrengen. Wy zyn hier tegenwoordig zeer eenig. Myn broeder is op Gayam. Kniphorst en Anneke, zoo wy hopen, wel in Holland aangekomen en de neef H. Cornets de Groot is - na een jaar op het residentiekantoor te Besoeki te zyn geweest - naar Borneo, als ambte- | |
[pagina 179]
| |
naar ter beschikking, met het vooruitzicht, om na afgelegd (quasi) examen, controleur te worden daar, met het radicaal van ambtenaar 2de klasse, zoodat wy in weinige maanden geheel uit de familie waren. Maar wy zyn hier gezond, onze kinderen groeyen lief op; tot afleiding heb ik veel bezigheid, terwyl de mail ons de noodige lectuur aanbrengt, waarmede ik my zoo wat telle quelle op de hoogte der zaken in Europa houd, van de Hollandsch-Indische politiek in het byzonder. Nu het beleid van de regeringGa naar voetnoot1) er door is, schynt de eigen polemiek wat te slapen. Na de krachtactie schynt ook daar reactie in gekomen te zyn en hebben de Indiër en van Hoëvells tydschrift van tyd tot tyd een schandaal of personaliteit noodig om abonné's te houden. Trouwens worden beide - men moge het met de redacteurs in alles niet eens zyn - met onmiskenbaar talent geredigeerd. Jammer, dat beide niet zeer in de algemeene achting deelen en het is maar al te waar, wat Backer zeide, dat auteurs en politieke schryvers vooral noodig hebben, dat men in hun gelooft. Was dat het geval niet geweest, waren dan de stemmingen na de discussien over het beleid der regering zoó geweest? Want onpartydigheid dwingt te erkennen, dan van de 100 malen van Hoëvell 99 malen het by het regte had; dit met talent onvermoeid verdedigde, terwyl de discussien van den Heer Baud inkonzekwent en weifelende dikwyls waren. Nu was de April-Kamer toen nog niets liberaal gezind, maar toch, had men aan de généreuze, flinke, gezonde, liberale politiek der liberalen meer toegegeven, waren die in de Kamer verdedigd geworden door iemand, die meer de algemeene achting verdiende en wegdroeg, wy zouden dan ten minsten geen erfelyke regenten gekregen hebben, dat nec plus ultra van onstaatkundige, stomme artikel. Wel verbeteringen in het radicaal voor O.I. ambtenaar en geen weifelend verwyzen naar ‘algemeene verordeningen’, zoodat eigentlyk Z.M. - alias de minister van Kolonien en de G.G. - het juist draayen, zooals zy het hebben willen. U ziet hieruit myne gevoelens: dat ik, hoewel niet geheel en al de ultra-denkbeelden deelende van van Hoëvell, LionGa naar voetnoot2), c.s., ik franchement liberaal ben; wat het moederland betreft, geheel; met de Kolonien met eenige reserves. De Indier heeft laatst beweert, dat de hersens der oudgasten verschroeid waren; ik geloof, dat ze in Holland ook | |
[pagina 180]
| |
door het klimaat aangetast worden, althans het geheugen. Iemand, die hier practisch gewerkt heeft, als Lion, kan anders zóó niet dweepen, kolderen, als hy over vryen arbeid doet. Niemand grooter voorstander van vryen arbeid dan ik; die voorliefde heeft my reeds veel geld gekost, om zoo veel mogelyk gedwongen arbeid door vryen te doen vervangen. Ik geloof niet, dat iemand zich daar meer moeite voor geeft als ik. Ik ben zeer wel met alle Europ. en Inl. ambtenaren; het volk, dat my nu circa zeven jaren kent, mag my, zyn wel zelf[s] vry met my, en evenwel moet ik - na al dat pogen, na dat beschouwen in verschillende residenties, het onderzoeken [van] wat waarlyk vry was, en wat alle schyn had om er mee by het Gouvernement en by het publiek te pronken - bekennen, dat, hoewel ik het niet wil en zal opgeven, het vooreerst nog onder de pia vota's beschouw. Ik ben het met U eens, dat als van den Bosch niet was geweest in de verpligting om Java direct productief te maken, hy waarschynlyk een stelsel van vrye cultuur had ingevoerd, maar ben niet met U eens, dat hem dat gelukt zou wezen. Neen, myne innige overtuiging is, dat het cultuurstelsel, d.i.: dwang, noodig was en nog is om Java zelf[s] ⅓ te doen produceeren van hetgeen het nu doet. Napoleon I zeide, dat als het Christendom niet bestaan had, men iets dergelyksch geniaals had moeten uitvinden; hetzelfde is myn opinie wat het cultuurstelsel betreft voor Java en het zal ons naar een stelsel van vryen arbeid voeren, indien men de instellingen wyzigt en de tyd geeft, dat overal het tweede of derde geslacht sedert de invoering van het cultuursysteem werkbare mannen zyn geworden, en de behoeften zich eigenen naar de verdiensten. Voorloopig moet de regeering naar myn inzien meer bescherming van personen en eigendommen bezorgen, meer en betere politie, niet, dat men zoo'n 40 palen moet loopen voor een politiedelict; de heerendiensten verminderen en billyk regelen; grondbelasting inplaats landrente; en particulier landbezit inplaats gemeentegronden, kadastraal opgemeten en eigendomsbewyzen [er]van uitgegeven, zoodat Europeanen die gronden ook koopen kunnen, mits belasting en servituut van heerendiensten voldoenend. Hoe is vryen arbeid, vrye cultuur mogelyk, met gemeenschappelyk landbezit? Vrywillige overeenkomsten 〈dat mooye woord is in het regeringsbeleid ook opgenomen〉 met de dessa's, d.i. met petingies en kabaayans, dorpshoofden en oudsten der dessa's - de menschen, die de politie in handen hebben, administratief beheer, | |
[pagina 181]
| |
heerendiensten in hunne dessa regelen, en om alles de kroon op te zetten, ook ontvangers zyn van landrente en andere belastingen! - met die menschen moet men contracteeren en dan noemt men dat nog vrywillige overeenkomsten!!! Wie zal daar eene fabriek van f 300000 op durven bouwen, ja van f 100000, terwyl een gril van een wedono of regent maakt, dat er geen een dessa meer voor u plant. In afwachting van die groote hervormingen langzaam in te voeren, moet het Gouvernement vooreerst blyven aanplanten, maar het leveren van koelies en materialen jaarlyksch zoo veel mogelyk verminderen; echter zonder schokken, opdat het - zooals het er hard naar toe gaat tot groot nadeel van Java - het goedkoope arbeidsloon niet verlieze. U zult misschien zeggen: het is het eigenbelang, dat u zoo over gedwongen arbeid doet spreken. Dat is toch niet het geval. Was aanplant en fabriek[s]arbeid hier vry, dan was de waarde van Pandji in eens verdubbeld, want wy waren van niemand, ook van het Gouvernement, niet meer afhankelijk en het contract werd veranderd in een eigendom, in eene mooye possessie, terwyl wy nu onzeker zyn, wat er na expiratie van het contract gebeuren zal; misschien uitbesteeden, en ik ben er een voorstander van, hoewel het tegen myn persoonlyk belang is. Want uitgeven van contracten is een bepaald misbruik en geheel aan zyne bedoelingen ontaard, zooals b.v.b. de Heeren Baud en du PuyGa naar voetnoot1), die nimmer een gulden hebben uitgegeven, noch te Samadjang of Sitoe-Bondo geweest, maar het contract voor f 30000 en f 24000 verhuurd, terwyl de huurders de fabriek moesten bouwen. Trouwens, die huurders hebben zich misrekend en gaan er mee op de flesch. Maar het is toch een schandaal. Wanneer het dan waard is die som, waarom neemt het Gouvernement dit niet als retributie en laat de suiker ter vrye beschikking? Het ontslaat zich van risico en krygt een vaste politieke belasting op de suiker. Er waren misbruiken aan het cultuurstelsel verbonden, dat is niet tegen te spreken, en waar bestaan die niet by menselyke instellingen? Voor een groot gedeelte zyn zy echter weggenomen, sedert 1848 vooral, dank zy de ontwaakte publieke geest en pers in het Moederland. Maar zoo lang heerendiensten, gemeenschappelyk landbezit en landrente - by amodiatie! geïnd door het dorpsbestuur, dat er 8% van trekt - bestaat, is naar myn innige overtuiging het | |
[pagina 182]
| |
cultuursysteem verre te prefereeren boven vrywillige overeenkomsten met dessa's; nu regelen de ambtenaren de gedwongen arbeid; zy houden een wakend oog, dat er geen misbruiken plaats hebben en zorgen, dat 〈en tegenwoordig vry billyk en nauwkeurig〉 er goed en zoo veel mogelyk individueel uitbetaald wordt. Wanneer U zag, hoe een assistent-resident als wy hier hebben 〈de Heer C. Wiggers〉 de belangen van het Gouvernement en bevolking behartigt en beschermt, zonder de regten en aanspraken van derden te verkorten, goed laat betalen, maar daar, waar vrye arbeid te kort schiet, helpt door gedwongen, ik ben er zeker van, U zou dat stelsel prefereeren boven dat van zoogenaamde vrywillige overeenkomsten met de dessa's, dat spoedig zal ontaarden, zoo niet van den beginne af aan zyn een stelsel van knoeyery met de hoogere en lagere ambtenaren, waardoor de particulier, ja, iets meer nog zal betalen, het Gouvernement winst derven, en de paarden, die de haver verdienen, dezelve niet krygen, althans nog minder als thans. De ambtenaren zyn nu nog een tegenwigt van de particulieren en de laatste van hen omgekeerd. Hoe eenzydig de contracten zyn opgemaakt, wy hebben er eenige steun in, maar zonder dat zouden wy met de instellingen, zooals zy nu nog zyn, geheel van de willekeur van Europ. en inl. ambtenaren afhangen en daardoor zou dat tegenwigt geheel verbroken worden. Ziehier de gronden, afgescheiden van het batig saldo, dat men steeds - hoe groot het wordt - schynt te kunnen gebruiken, waarop ik vooreerst nog het cultuurstelsel zou willen verdedigen. Wanneer met hun talent van schryven en spreken de Heeren KrusemanGa naar voetnoot1) en Baud dergelyke motiven gebruikten, zy zouden het air niet zoo hebben van ‘verstokte zondaars’. Het stelsel wordt naar myn inzien door hen en hun minder knappe geloofsgenoot Stolte het meeste kwaad gedaan: en hier geldt ook het spreekwoord: beter een open vyand, als een onhandig vriend. Ik behoef U nu wel niet te zeggen, dat ik gaarne aanneem Uw aanbod om lid 〈contribueerend, gewoon〉 van het Indisch Genootschap te worden, althans daarvoor voorgedragen te worden door U, aanneem. Myn broeder I.A.A.T. van de Putte te Goes, myn generale q.q., zal de contributie wel betalen; ik schryf hem dat met een woord. | |
[pagina 183]
| |
U zult wel zien, dat ik het voor Willem ongeraden acht, om in de Preanger te gaan ontginnen. Dit mogen kapitalisten met een gedeelte van hun kapitaal doen, het zou voor hem onverantwoordelyk zyn, om daar Uw kapitaal, dat van zyne zuster en hem in de toekomst aan te wagen. De risico [is] in die ondernemingen groot, de zware renten [zyn] doodelyk, en by reussite werkt men in den regel nog voor zyne kinderen, meer waarschynlyk nog voor zyne kleinkinderen, dikwyls voor vreemden, daar de primitieve ondernemers er by ten gronde gaan en die het in de tweede of derde hand krygen - nadat de grootste zwarigheden overwonnen zyn en schulden er in gestoken en verspeeld - en de vruchten van trekken. Myne onderneming in Bondowoso levert my daar het bewys van op. Zy is op kleine schaal; alles en alles heb ik er nu f 20000 in gestoken. Er bestaat hoop, wy dit jaar onze onkosten goed maken en met der tyd vooruitgaan. ‘Never give it up’, althans niet, zoo lang het vooruitgaat en hoop van den vervolge. Maar wanneer dat nu een groote onderneming was van f 200000 b.v.b., dat niet veel is voor eene ontginning, dan waren wy er reeds onder alleen f 18000 's jaars rente, buiten en behalve het administratieloon. Op Soekoe-Wono(?) heb ik iemand, die, hoewel ik hem nimmer een vaste som bepaald heb, die, begrypende dat het noodig is, van f 50 à f 60 per maand leeft, terwyl de ryke gronden van Pandji en de daaruit volgende enorme productie van Pandji dit jaar weer de grootste der residentie - en zoo ik meen, van Java - my in staat stelde te blyven fourneeren en het den man niet lastig te maken. Het grootste, waaraan de onderneming leed, dat wy - hoewel midden in de sawahs - geen pady konden krygen, is nu overwonnen. Wy beginnen nu ook wat tabak aan te planten en langzaam loodsen te bouwen. Krygen wy meer paddy, als wy vermalen kunnen, en haalt het maar een rente van 6% op, dan zet ik er weer een stel steenen by en zal zoo trachten er de zaak door te dryven. Maar men kan zoo iets volhouden met een betrekkelyk klein kapitaal; niet als hebben en houden met nog geleend geld er in moet gestoken worden. Ik geloof, U dat wel met my eens zal zyn. Lucie voegt hare groeten voor tante en Sophie, Tante Berien en verdere familie by de myne. Wy leven hier eenzaam, werkzaam, maar vrolyk, tevreden en gezond. Onze kinderen ontwikkelen goed. Zy zyn nog jong, zoodat het tydstip, dat zy | |
[pagina 184]
| |
voor hunne opvoeding naar Europa moeten, nog verre af is en dus geen zorgen baart. Komt die tyd, dan komt er raad en wy zullen maar dankbaar en gelukkig zyn met het tegenwoordige, zonder dat door zorgen voor de toekomst te vergallen. Wy wenschen U allen in 1854 en nog veele jaren na dezen 〈fyne expressie, maar toch welgemeend〉 een groote dosis van gezondheid en tevredenheid toe en is er tyd schryft dan nog eens aan Uw opregt liefh. Neef Van de Putte. Kon. Bibl.; Archief Cornets de Groot XId no. 27-29, orig. | |
4. Fransen van de Putte aan J.P. Cornets de Groot.Pandji, den 16 Febr. 1859.
Waarde Oom. Slechts een paar woorden, vooral om U te zeggen, dat ik met Lucie - hoewel slechts één dag, allergenoegelykst by Uwe Willem heb doorgebragt. Ik trof hem tevreden en gezond aan, in het geheel in zoo'n aangename stemming, dat ik behoefte gevoel U dat mede te deelen, daar ik voel, dat zulks U genoegen zal doen. Willem en zyn vrouw ontvingen ons allerliefst en het speet my zeer, dat ik door myne lange absentie van huis zóó beperkt was in myn tyd, dat ik myn verblyf te Buitenzorg niet een paar dagen kon rekken. Ik heb een reis over Java gedaan, vooral met het doel, om overal eens de toestand van naby te beschouwen. Myne indrukken daarvan kan ik U in zoo'n kort bestek niet weergeven, maar hoop ik met U in Den Haag te bepraten, waar ik in den loop van dezen zomer nog hoop aan te landen. Wat de suiker-cultuur betreft, hoe gaarne ik het anders wenschte, is nog niet vry mogelyk, althans zuiver vry, zonder hulp van 't bestuur. Ik schreef het u reeds vroeger en maak my sterk, van Hoëvell te overtuigen, als ik hem eene week hier had; zooals hy wil dat het nu reeds kan, dan schept hy een stelsel van gunst en monopolie, ja, dat niet door het Gouvernement vergeven wordt, maar door Residenten en regenten; het wordt een stelsel, veel drukkender als het cultuurstelsel voor de kleine man. De Javaan is niet te lui om te werken, zegt van Hoëvell. Neen, waarlyk niet, maar met vrye | |
[pagina 185]
| |
suiker-cultuur moet hy hebben vrye beschikking over zyn grond en over zyn tyd. Hoe rymt dat met een stelsel van gemeentegronden en discretionnaire heerendiensten, geregeld door Duymaer van Twist zult u zeggen, ja op pampier! maar in de werkelykheid? - Ik zou het zoo gaarne anders hebben, met nog tien jaren contract zooals Pandji kon ik het langzaam voorbereiden en als het vry was, wie zoude het ons dan afnemen; maar het kan niet en dus zit er niets op dan uitbesteeden die contracten. Zoo wel nieuwe als expireerende; ik vind dat zelf voor ons beter als het nu is, nu men op het geluk van sommigen die fortuin maken, afgaande, er maar intrekt. Vide het nieuwe contract van Soember-KarengGa naar voetnoot1), dat zy nu voor 3 jaren gekregen hebben en met het mes op de keel wel moeten accepteeren. Hoe gelukkig, U geen kooper zyt geworden!!! By een suikerprys, die ik uit de ondervinding van 10 jaren als meer dan normaal noem - f 14 voor No. 16 - brengt Kareng niet eens de rente op over 3½ ton aan gebouwen en machines e.a., die er staat. Ik geloof wel, dat PotterGa naar voetnoot2) nu voor 60 duizend zyn ½ aandeel zou laten slippen. Maar ik zou het in Uw welbegrepen belang niet meer er voor willen hebben. En nu, adieu, waarde oom. In July of Augustus uiterlyk hoop ik U te zien en zullen wy nog wel eens over dat goede Java spreken. Groetend met opregte achting Uw toegenegen Neef
Van de Putte. Kon. Bibl.; Archief Cornets de Groot XId, no. 39, 40, orig. |
|