Bijdragen en Mededelingen van het Historisch Genootschap. Deel 71
(1957)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 186]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Britse gezant Lord Napier over de Nederlandse volksvertegenwoordiging (in 1860)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 187]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Madras. Ook in deze, voor hem geheel nieuwe, functie van hoog bestuursambtenaar weet hij zich te onderscheiden. Vooral zijn bemoeiingen op het gebied van volksgezondheid en publieke werken worden geprezen. Als hij in 1872 naar Engeland terugkeert (na nog gedurende enige tijd het ambt van gouverneur-generaal te hebben waargenomen), wordt hij als dank voor de door hem bewezen diensten verheven tot ‘peer’ van het Verenigd Koninkrijk (met de titel baron Ettrick of Ettrick). Merkwaardig genoeg heeft hij daarna geen hoge ambtelijke betrekking meer vervuld. Lord Napier is niet alleen een zeer geslaagd beroepsdiplomaat geweest (van aanzienlijke afkomst en daarbij intelligent, beminnelijk en tactvol moest het hem in de diplomatieke dienst wel voor de wind gaan); hij was ook een karakter, een persoonlijkheid, een man met een eigen zelfstandig oordeel, die niet schroomde daarvan in zijn ambtsbrieven te doen blijken, ook al wist hij, dat men er in Downingstreet andere opinies op na hield. Door de frisheid en levendigheid van zijn ondogmatische geest, door zijn afkeer van conventionaliteit, door zijn warme, persoonlijke belangstelling voor politieke en maatschappelijke problemen (in zijn latere leven is hij om zijn sociale belangstelling zelfs wel voor socialist uitgemaakt), door zijn schrijftalent tenslotte, stak hij ver uit boven het merendeel van zijn collega's. Dat een Bismarck zich tot hem aangetrokken voelde en zeer op hem gesteld was, laat zich dan ook horen. Trouwens ook Aberdeen, Palmerston en Clarendon, zijn superieuren, waardeerden hem ten zeerste. Lord Palmerston in het bijzonder heeft de hoogste verwachtingen van hem gekoesterd. De dichterdiplomaat Edw. Rob. Bulwer Lytton deelde de schrijver van het aan Napier gewijde biografietje in de Dictionary of National Biography zelfs mee, dat hij deze beschouwde als ‘the only man of genius in the diplomatic service in his time.’
Wel allerminst verwonderlijk, dat een diplomaat van Napier's kwaliteiten, die bovendien reeds gezant in Washington was geweest, zijn land slechts gedurende een betrekkelijk korte periode in Den Haag - een post van de tweede rang immers - heeft vertegenwoordigd. We kunnen veilig aannemen, dunkt me, dat men op het Foreign Office bij Napier's benoeming tot gezant bij het Nederlandse hof reeds een belangrijke positie elders voor hem op 't oog had. Tijdens Napier's verblijf in Den Haag waren er tussen Enge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 188]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
land en Nederland geen belangrijke kwesties aan de orde. Voor de gezant was er dus ruimschoots gelegenheid om zich van Nederlandse toestanden en verhoudingen op de hoogte te stellen. Van die gelegenheid heeft hij, gedreven door de hem eigen belangstelling en weetgierigheid, voortreffelijk gebruik gemaakt, met als resultaat een serie uitermate belangwekkende rapporten over de politieke (en dynastiekeGa naar voetnoot1)), economische en koloniale aangelegenheden van het Nederland van die tijdGa naar voetnoot2). Over het volk, in welks midden hij vertoefde, schreef Napier doorgaans met begrip en sympathie, getuige met name de hierachter gepubliceerde depêche, waaruit een grote mate van waardering spreekt voor het liberale politieke bestel in Nederland. Over de hier te lande heersende tolerantie laat hij zich bijzonder lovend uit. Naar aanleiding van de benoeming van Godefroi (‘a magistrate of high intelligence and respectability’) tot minister van Justitie (febr. 1860) merkt hij op: ‘his appointment illustrates the toleration which characterises not only the laws but the sentiments and manners of this people, for Mr. Godefroi is a Jew by descent and profession.’ Interessant, en ook al weer van begrip getuigend, is zijn beschouwing over de gevoelens van de Nederlanders tegenover Engeland. Als Van Hall hem te verstaan heeft gegeven, dat men in Engeland onvoldoende begrip heeft voor het belang en de betekenis van Nederland, tekent de gezant daarbij aan (in zijn depêche van 12 aug. '60): ‘I mention this incident chiefly because it is illustrative of those mixed feelings of sympathy and resentment which prevail in this people towards England; of sympathy founded in our common religionGa naar voetnoot3), freedom, struggles, and triumphs - of resentment, based in a rankling conciousness of national | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 189]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
decline, in colonial and maritime jealousies, and in the recollection of the part taken by Great Britain in the separation of Belgium. Nor have the intimate relations prevailing between Her Majesty and the court of Brussels, however natural and salutary, been in times past without some offence to the reigning family here, though this sentiment may now be obliterated by the improved correspondence between the sovereigns of the several kingdoms.’ Bij al zijn begrip en waardering voor de Nederlanders, aan kritiek heeft de gezant het zeker niet laten ontbreken. Meer dan eens wijst hij in zijn brieven op hun gebrek aan belangstelling voor de publieke zaak, mee veroorzaakt door hun ‘torpid and secluded character’. In geval van nood, schrijft hij de 28ste november '60 aan Russell, blijken ze in staat tot een niet geringe krachtsinspanning en tonen ze zich bereid wezenlijke offers te brengen; ‘in the common affairs of life’ evenwel, ‘(they) have little public spirit or habit of active cooperation in the exercise of rights and duties’Ga naar voetnoot1). Bepaald ongezouten is Napier's kritiek op het economische en koloniale bestel. Met nadruk wijst hij op waarschijnlijk wel de zwakste stee in de economische structuur van het toenmalige Nederland: de enorme kapitaalexport, terwijl het eigen land in veel opzichten nog ‘onderontwikkeld’ was. Geen natie, schrijft hij de 22ste augustus '60 naar Londen, beschikt naar verhouding over meer ‘idle and accumulated capital’ dan de Nederlandse. Kapitaal, belegd in landerijen in Nederland, brengt niet meer dan 2 à 3% rente op. De Hollandse kapitalisten zijn er dan ook tuk op hun geld in den vreemde onder te brengen. Bij de meeste in Europa uitgeschreven staatsleningen staan zij in het eerste gelid. Volgens schatting zouden zij in de laatste veertig jaar alleen al in Oostenrijkse fondsen £ 60 millioen hebben gestokenGa naar voetnoot2). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 190]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Yet this peaceful, wealthy and prosperous people is so devoid of active patriotism and useful practical enterprise, that they have lagged behind every nation in Europe in the construction of railways and have at length thrown upon their government the performance of a task which, if necessary, as they assert, they were themselves bound to undertake. The government sharing the selfish instincts of its subjects goes for means to the colonial treasury, and the public works of the Netherlands are defrayed from the fruits of forced labour, forced sale, and commercial monopoly in a distant and uncivilized dependency.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 191]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In een vroegere brief (d.d. 23 november '59) had hij Russell voorgerekend dat de Nederlandse schatkist in een periode van 26 jaar (1832-'58) door de Indische baten verrijkt was met een bedrag van niet minder dan £ 34 millioen. In Nederland werd er weliswaar kritiek geoefend op het bestaande inhumane systeem (waarbij de opbrengst van gedwongen arbeid in een ver, barbaars land ten goede kwam aan een beschaafde natie), maar de koloniale oppositie was ongelukkigerwijs noch erg talrijk, noch invloedrijk. Hoewel die oppositie het gelijk ongetwijfeld aan haar kant had, was de kans helaas niet groot, dat ze de overhand kreeg ‘over the interests of a stubborn and selfish people’Ga naar voetnoot1).
Aan het eind van zijn Haagse periode (in december 1860, ongeveer een maand, voordat hij Nederland verliet) verzond Napier het uitvoerige rapport over de Nederlandse Tweede Kamer, dat men hierachter in zijn geheel (met bijlage) vindt afgedrukt. In zijn diplomatieke correspondentie vormt dit stuk ongetwijfeld een hoogtepunt. Zakelijk, helder en concies geschreven, rijk aan belangwekkende gegevens alsmede aan rake karakteristieken en typeringen (hoe geslaagd is bijvoorbeeld niet de beschouwing over ThorbeckeGa naar voetnoot2)), is het een bijdrage van betekenis voor de kennis van het politieke bestel in het Nederland van die dagen. Naast de gegevens betreffende de sociale samenstelling van de Kamer lijken mij vooral Napier's mededelingen en beschouwingen over het partijenstelsel (mee gebaseerd op gegevens en adviezen hem verstrekt door een leider van de liberale oppositie en door een, vermoedelijk conservatieve, figuur, geliëerd met het hofGa naar voetnoot3)) van bijzonder belang (ik kom daar nog speciaal op terug). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 192]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bepaald treffend is de grote waardering die deze Britse gezant aan den dag legt voor ‘the decent and useful exercise of popular representation by the Dutch.’ In enkele opzichten, meent hij, ligt het algemene peil van de vergadering in het Binnenhof zelfs eerder hoger dan lager dan dat van het Lager Huis. Over het geheel genomen lijkt mij zijn schets van het Nederlandse parlementaire bestel overigens wel wat te gunstig uitgevallen. Niet dat hij geen oog zou hebben gehad voor sommige schaduwkanten. Zo wijst hij ook hier weer met nadruk op het gebrek aan belangstelling in brede lagen van de bevolking voor het politiek bedrijf in Den HaagGa naar voetnoot1). Ook vestigt hij er de aandacht op, dat, vooral tengevolge van het ontbreken van een behoorlijk georganiseerd partijenstelsel als in Engeland en de Verenigde Staten, met name de leden der middengroepen in de Kamer hun houding maar al te vaak lieten bepalen door zeer persoonlijke gevoelens van sympathie en antipathie. Hij laat echter na, hierbij op te merken dat deze stand van zaken, vooral in verband met de overheersende positie die de Tweede Kamer in het geheel der Nederlandse staatsinstellingen innam, fnuikend moest zijn voor de stabiliteit van de regering. Eén van Napier's opvolgers op de Haagse gezantschapspost, vice-admiraal E.A.J. Harris, heeft enkele jaren later uitdrukkelijk gewezen op deze zwakke plek in het Nederlandse constitutionele stelsel. In zijn depêche van de 20ste december 1867 schrijft deze: ‘It has been the practice hitherto upon an adverse vote for the minister against whom it is directed, to | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 193]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
resign, his colleagues remaining in office, a system which gives encouragement to successful jobbing and the indulgence of personal hostility...’ Enkele maanden later (10 maart 1868) komt Harris nog eens op dit thema terug. Het resultaat van het in Nederland gebruikelijke systeem, merkt hij dan op, ‘has been that within twenty years nearly as many ministers in each department have accepted and resigned office; every other man one meets in society having the rank of “oud-minister”, former minister. It is needless to observe that such a system gives full scope to successful jobbing as well as personal hostility, precluding also any consistent policy either at home and abroad. An other anomaly which it is difficult to reconcile with the practical and steady-going character of this people is that by the present constitution of 1848 one half of the Second Chamber is re-elected at the end of two years - the members to go out at the first term being drawn by lot, the constitution of the Chamber being thus left to change. Strange as these things may appear to a newly arrived EnglishmanGa naar voetnoot1), he cannot fail to recognise the loyalty and good sense of the people, and that party conflicts are not allowed to interfere with the amenities of society.’
Zoals ik hiervóór al te verstaan gaf, lijken mij vooral Napier's mededelingen en beschouwingen over het partijenstelselGa naar voetnoot2) van wezenlijk belang. Op één essentieel aspect daarvan, de politieke samenstelling van de Kamer, wil ik tenslotte nog nader ingaan. Volgens de gangbare voorstellingGa naar voetnoot3) in de Nederlandse historische literatuur waren er in 1850 reeds de volgende vier partijen: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 194]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
liberalen, conservatieven, katholieken en anti-revolutionnairen. Napier, voorgelicht door twee Nederlandse politici, maakt een heel andere indeling. Hij onderscheidt: 1. Liberalen (waarbij hij nog weer een nader onderscheid maakt tussen de Thorbeckianen en de liberalen op wie Thorbecke niet onder vrijwel alle omstandigheden kon rekenen); 2. Conservatief-liberalen; 3. Reactionnaire conservatieven. Van afzonderlijke Rooms-Katholieke en anti-revolutionnaire groeperingen in de Kamer wil de gezant welbewust niet weten. T.a.v. de Katholieken heeft hij ongetwijfeld gelijk. Zoals hij zelf terecht opmerkt, stemden die alleen en bloc als er geloofskwesties in het geding waren; in alle overige gevallen was er bij hen van een gemeenschappelijk optreden geen sprake. Wat evenwel de anti-revolutionnairen betreft: het gaat, dunkt me, niet aan, hun Kamerleden (op één uitzondering naGa naar voetnoot1)) zonder meer bij de conservatieven in te delen. In veel opzichten valt er bij hen zelfs een hechter partijband te constateren dan bij de andere politieke groepen - ze konden zich beroemen op een erkend leider, een eigen beginsel, (enigermate) samenwerkende kiesverenigingen en een partijblad gedurende een aantal jarenGa naar voetnoot2) -. Kennelijk heeft Napier in dit geval te zeer door een Engelse bril gekeken. Geheel ongegrond is zijn misvatting met dat al toch niet geweest. Groen's aristocratische partijgenoten in de Kamer waren door de bank immers in veel opzichten rasechte conservatieven; conservatieven bovendien, die tegenover het liberalisme een eigen ideologie konden stellen (de meeste zich zo noemende conservatieven waren daartoe niet, of althans in veel mindere mate, in staat). Daar kwam nog bij, dat de vooruitzichten voor de anti-revolutionnairen in dat tijdsbestek allerminst schitterend leken. In januari 1861 schreef de liberale Arnhemsche Courant (niet zonder de nodige overdrijving overigens): ‘De anti-revolutionnaire partij kunnen wij, nadat zij haar hoofd in de Kamer verloren heeftGa naar voetnoot3) en haar orgaan te niet is gegaan, niet anders dan voor memorie ver- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 195]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
melden. Deze partij bestaat meer in herinnering dan in werkelijkheid. Hare vertegenwoordigers in de Kamer zitten daar, als de laatsten van een uitstervend geslacht’Ga naar voetnoot1). Voor zover het de niet confessionele politieke groeperingen betreft, lijkt mij Napier's indeling, voor de jaren '50 althans van de 19e eeuw, ver te verkiezen boven het gebruikelijke schema van liberalen en conservatieven, dat te simplistisch is en niet in overeenstemming met de toenmalige realiteit. Vooral het onderscheid dat de gezant maakt tussen (reactionnaire) conservatieven en conservatief-liberalen is, naar ik meen, bijzonder nuttig en wenselijk. De conservatieven van de jaren '50 kwamen vooral voort uit, of waren althans nauw gelieerd met, de leidende klasse van vóór 1848. De liberale staatshervorming van dat jaar hadden zij liefst ongedaan gemaakt. De actie van de reactionnaire Groot-Protestantse beweging had dan ook hun warme sympathie. Velen van hen hebben er trouwens ook actief aan meegedaan. De groep der conservatief-liberalen van de jaren '50 kan in veel opzichten beschouwd worden als de voortzetting van de zgn. financiële oppositie, of wel de middenpartij, uit de periode vóór 1848Ga naar voetnoot2). In 1848 reeds kan men deze groep, althans de overgrote meerderheid ervan, met goed recht gematigd liberaal noemen. Ook deze gematigde (conservatieve) liberalen wensten toen het bestaande grondwettelijke bestel ingrijpend te hervormen, zij het dan dat ze niet zo ver wilden gaan als de meer radicale liberalen en met name bezwaar maakten tegen het beginsel van rechtstreekse verkiezingen. De grondwetsherziening van 1848, radicaler uitgevallen dan hun lief was en tegen de zin der Kamermeerderheid doorgedreven, hebben zij niettemin loyaal aanvaard. Kenmerkend voor deze groepering, waartoe men na 1848 nog enige vroegere radicalen als Donker Curtius en De Kempenaer mag rekenen, die met Thorbecke in onmin waren geraakt, was haar zeer losse samenhang. Terwijl de door Thorbecke ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 196]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
leide liberalen, zoals ook door Napier wordt opgemerkt, in de Kamer een (voor die tijd tenminste) hechte eenheid vormden, waren de conservatief-liberalen afkerig van alle partijverband en hadden zij geen algemeen erkend leider. Van Hall, één van hun prominente figuren, was van oordeel, ‘dat hij, die in deze Kamer of daar buiten spreekt of doet spreken van staatkundige partijen, aan het vaderland een grote ondienst bewijst’Ga naar voetnoot1). Terwijl de liberalen hun aanhang in hoofdzaak vonden onder de enigszins gegoede middenstand (inzonderheid in de ‘provincie’)Ga naar voetnoot2), konden de conservatief-liberalen vooral rekenen op de steun van de hogere klassen. Velen onder hen kan men beschouwen als exponenten van oude gevestigde belangen (van de Amsterdamse handelswereld bijvoorbeeldGa naar voetnoot3)). Gehechtheid aan de tradities van Protestants oud-Nederland was bij hen dan ook aanmerkelijk sterker dan bij de liberalen. Zo moesten zij wel in botsing komen met de machtige leidersfiguur in het liberale kamp: Thorbecke. Diens koele, intellectuele hoogheid en doctrinaire, legistische allure boezemde hun niet alleen ontzag in, maar ook afkeer. Thorbecke's geesteshouding, zo zou men het misschien kunnen formuleren, was in veel opzichten te modern voor het Nederland van de jaren '50. Het geestelijke klimaat van de conservatief-liberalen was meer conform de tijdgeest. Vooral na april 1853 is de Thorbeckophobie in hun gelederen toegenomen. Als bindmiddel heeft die bij deze zo los samenhangende groepering zeker een functie gehad. Over een eigen ideologie beschikten de conservatief-liberalen immers niet. Wel legden zij b.v. tegenover de liberalen meer de nadruk op de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 197]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
prerogatieven van de koning, maar veel reële betekenis kan daar niet aan worden toegekend. Na de val van het eerste ministerie Thorbecke gingen Thorbecke's geestverwanten de aanhangers van het conservatiefliberale kabinet Van Hall conservatieven noemenGa naar voetnoot1). De toenmalige conservatief-liberalen hebben zich over het algemeen dat, huns inziens ongunstige, etiket evenwel niet willen laten opplakken. Zij bleven zichzelf beschouwen als een deel, zoals Buys heeft uitgedrukt, ‘van de groote liberale partij, zij het dan ook een zelfstandig deel’Ga naar voetnoot2). Toen in 1856 bij het optreden van het kabinet Van der Brugghen het liberale grondwettelijke bestel in gevaar scheen, maakte het merendeel van hen zonder aarzelen gemene zaak met de liberalen. Terloops merkte ik reeds op, dat de conservatief-liberalen er geen eigen ideologie op na hielden. Ik dien daar nu aan toe te voegen dat de politieke beginselen die wij bij hen aantreffen, uitgesproken liberaal gekleurd zijn. Men hore b.v. de in de regel als conservatief te boek staande J. Bosscha in een publicatie uit 1863: ‘Het is de Negentiende Eeuw die overal aan het licht heeft gebragt, hoe alle volken die in staatsgemeenschap leven, vroeg of laat, in dezelfde rigting worden voortgedreven met onweerstaanbare kracht. Die kracht - Alexander von Humboldt heeft haar bedoeld als hij spreekt van den vrijheidsdrang der menschheid - is de werking van dit verstandsbegrip: ieder redelijk mensch moet zich vrij kunnen bewegen, en waar die vrijheid in botsing komt met gelijke vrijheden van andere zijner medemenschen, daar moeten beider vrijheden geregeld worden door vrijwillige overeenkomsten’Ga naar voetnoot3). Verderop in zijn boek verweert Bosscha zich tegen de beschuldiging dat het kabinet van 1858, waar hij zelf deel van had uitgemaakt, heterogeen van samenstelling zou zijn geweest met de verzekering dat alle ministers ‘voorstanders der liberale staatkunde’ waren geweest. Groen's verwijt, dat Thorbecke in dat kabinet had moeten worden opgenomen acht hij onredelijk. Alleen wanneer ‘de liberale Staatkunde hier te lande ware bedreigd geworden’, zou men het niet hebben kunnen stellen ‘zonder den gevierden banierdrager, den leids- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 198]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
man van het leger der vrijzinnige rigting in ons Vaderland.’ Maar, vervolgt hij: ‘Zoo was de toestand niet. De liberale beginselen hadden bij ons, inzonderheid in de twee jongstverloopen jarenGa naar voetnoot1), de proef doorgestaan, en hunne bestrijders waren magteloos bevonden in hunne pogingen om ze te weren uit onze Wetten en ons Bestuur’Ga naar voetnoot2). In feite, aldus Bosscha, zijn er in Nederland dan ook slechts ‘twee staatspartijen’: de liberale partij en de anti-revolutionnaire. Wel kan men ‘door verschil van temperament, van geestvermogens, van levenstoestanden’ velerlei schakeringen opmerken, maar verzekert hij: ‘Het is eene dwaling, deze persoonlijke karakterverscheidenheden te verwarren met verschil van systematische overtuigingen’Ga naar voetnoot3). (Naar men weet, hield Groen van Prinsterer er soortgelijke opvattingen op na en onderscheidde hij zijn politieke tegenstanders uit het andere kamp in Thorbeckiaanse en anti-Thorbeckiaanse liberalen.) Gaat het derhalve niet aan een man als Bosscha, voorzover het althans de jaren '50 en het begin van de jaren '60 betreft, met de partijaanduiding conservatief te bestempelen, evenmin lijkt me dat toelaatbaar ten opzichte van de andere prominente conservatief-liberalen uit die zelfde periode (een Van Hall, Van Goltstein, De Bosch Kemper, Van Reenen, Heemskerk). Zo hebben de twee laatstgenoemden behoord tot de eerste leden van de in 1846 te Amsterdam opgerichte Amstelsociëteit, de eerste organisatie van het politieke liberalisme in NederlandGa naar voetnoot4). In de periode 1853-'62 hebben de conservatief-liberalen een uitermate belangrijke rol gespeeld in het Nederlandse politieke leven. De kabinetten van die tijd zijn met uitzondering van het ministerie Van der Brugghen van overwegend conservatiefliberale kleur geweest. Als voorzitter van de Tweede Kamer fungeerde doorgaans één der hunnen. In de loop van de jaren '60 zijn de conservatief-liberalen als groepering met een min of meer eigen karakter evenwel geleidelijk aan van het politieke toneel verdwenen. Omstreeks het midden van de jaren '60 zien we ze samen met de conservatieven | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 199]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vrijwel geheel opgaan in een groepering die men met enig goed recht de conservatieve partij kan noemenGa naar voetnoot1). De hier aangeduide ontwikkeling werd voornamelijk door twee factoren bepaald. De eerste betreft een zekere wijziging in de politieke opvattingen der conservatieven. Gaandeweg, maar vooral na de kritieke jaren 1856-'58, was men ook in hun gelederen de politieke bedeling van 1848 als fait accompli gaan aanvaardenGa naar voetnoot2). Daarmee was uiteraard een belangrijke hinderpaal voor een eventuele fusie tussen hen en de conservatief-liberalen uit de weg geruimd. Daarnaast is het vooral de koloniale kwestie geweest die als krachtige stimulans tot de vorming van een conservatieve partij heeft bijgedragen. Geen ander vraagstuk heeft in de jaren '60 de gemoederen in de Kamer zozeer beroerd als het koloniale probleem. Beducht voor een liberale afbraakpolitiek op koloniaal terrein, gingen de conservatieven en het merendeel van de conservatief-liberalen een gemeenschappelijk front vormen, gericht tegen de liberale ‘sloopers’ van een koloniaal bestel dat voor Nederland zo lucratief was gebleken. Over de na te streven positieve doeleinden was men het uiteraard minder eens. Terwijl de conservatief-liberalen zichzelf tot de liberalen hadden gerekend, werd de benaming conservatief door de aanhangers van de nieuwe partij grif aanvaard. Maar: ‘what is in a name.’ Ook deze partij was in wezen conservatief-liberaal. Een eigen beginsel bleek ook zij niet te kunnen ontwikkelen. Allerminst verwonderlijk dan ook dat zij langzaam aan in het niet verdween, toen de scherpe kanten van de koloniale kwestie waren afgeslepen na de aanvaarding van de wet De Waal (1870). Haar aanhang vond een onderdak bij de oud-liberalen en de confessionele partijen.
Dat de gebruikelijke voorstelling van de Nederlandse partijverhoudingen in de jaren '50 van de vorige eeuw weinig bevredigend is, lijkt me niet twijfelachtig. De kardinale fout is gelegen in het terugprojecteren van de situatie in een latere periode naar de jaren '50. Dat men hiertoe gekomen is, valt, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 200]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
meen ik, voor een belangrijk deel te verklaren door het feit dat men Thorbecke's grootse verschijning te veel in het centrum heeft gesteld en de in zijn kring heersende opvattingen te zeer als criterium heeft genomen. Als klassiek voorbeeld van de Thorbeckocentrische zienswijze kan, dunkt me, het (in ander opzicht overigens verdienstelijke) boek van Van der Mandele over het Nederlandse liberalisme gelden. Liberalen noemt deze schrijver ‘hen, die vóór 1848 streven naar de voornaamste beginselen in de grondwet van dat jaar neergelegd. Tusschen 1848 en 1860 vatten wij hieronder hen, die Thorbecke steunen in de uitwerking van deze grondwet, zooals Thorbecke die voorstond’Ga naar voetnoot1). Tegen eenzijdige en willekeurige indelingen van deze soort bevat Napier's, hierachter gepubliceerde, depêche een nuttig correctief. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 201]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De britse gezant Lord Napier aan de minister van Buitenlandse Zaken Lord RussellGa naar voetnoot1).No. 168. The Hague 12th December 1860.
My Lord, The provinces which now form the kingdom of the Netherlands have maintained from the remotest times some form of government, embodying an element of municipal and popular freedom. Those liberties have, no doubt, been unequally shared between town and country, and the different classes of the people in both, they have been overshadowed by the prerogative of counts, emperors and stadtholders, they have even suffered a transitory suppression by a foreign, though not unprofitable usurpation, but they have proved their stubborn vitality by ever springing up anew, and they are now enjoyed and administered with greater harmony and efficacy than at any previous period. The French tyranny was a sharp remedy, but a necessary one, and eventually beneficent, for it levelled the superannuated structure of local laws, customs, and constitutions, introduced a regular code, perfected religious toleration, and blended the whole nation in common suffering, and a common passion for renovation and independence. Under the first sovereign of the House of Orange, the old principles of political representation were embodied in forms adapted to the requirements of the age, but the development of a working parliamentary government was arrested partly by the popular and indefatigable character of the king, who was invested with almost absolute authority by the affection of his northern subjects, and partly by the antagonism of the Dutch and Belgians, which split the legislative body into two fractions, divided, not so much by a reasonable diversity of opinions on political subjects as by religious and national animosities. The rupture of the kingdom in 1830, the financial embarrassments and efforts which ensued, the declining influence of the sovereign, and his eventual retirement combined to promote the ascendancy of the Chamber, the country became ripe for a | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 202]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
constitutional change, and the crisis of 1848 afforded an opportunity for revising the organic statute of 1815, and founding representative institutions on a broader basis. It may be affirmed that the virtual government of the Netherlands had passed to the Second Chamber of the States General. The royal family still preserves a traditional respect, and could, by obeying generous impulses, or using politic arts, awaken a warm popular sympathy, but the assembly has obtained an habitual grasp of power of which it could not easily be deprived. This power is used with prudence for the people, and with deference to the throne, it gives no scandal to the partisans of freedom, and no offence, to the reasonable votaries of monarchical authority. The members of the Second Chamber of the States General, 72 in number, are chosen by 38 electoral districts. The basis of representation is ostensibly laid, not in local interests and natural bounds, but in population. One member is allotted to 45.000 inhabitants. The numerical principle, justly applicable in conjunction with universal suffrage, is hardly consistent with a property qualification, under which the members, who represent the same number of souls, may not represent the same number of voters. The law mitigates this defect by modifying the electoral qualification according to the circumstances of the district, making it higher in the richer, and lower in the poorer regions of the kingdom. The remedy is not altogether effectual, but the proportion is approximatively preserved throughout, of one member to about 1.200 voters. The right to vote is contingent on the payment of direct taxes, and thus with some exceptions, on the possession of real property. Mere tenancy at will, or under ordinary leasesGa naar voetnoot1), to whatever value, mere funded wealth to whatever amount, the defence of the state, or the exercise of a learned profession, give no claim to the franchise. In the most opulent cities, the electoral qualification implies a payment of at least fl. 112Ga naar voetnoot2), about £ 9.10.0, in direct taxes. In the most indigent boroughs, the test is reduced as low as fl. 20 or £ 1.14.0. In the fertile country districts of Holland, Zealand and Utrecht, the highest | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 203]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rate is fl. 40, equal to £ 3.10.0, and it sinks in the wilds of Drenthe, and the islands of Friesland to half that sum. The electoral qualification is consequently high in amount and limited in character, though settled in the year 1848, at a moment of ardent excitement and under a liberal administration. It was probably designed to secure a constituency both respectable and independent, identified with positive obligations to the state, and inaccessible to the influences of government, capital and the great land owners. Under this stringent, and exclusive law there were in the Netherlands in 1858 89.376 persons entitled to the parliamentary franchise, affording one voter to about 37 inhabitants. In ordinary times, about half this number go to the poll, in periods of extreme agitation nearly the whole electoral body has been called into action. The Dutch are little disposed to take a busy and sustained part in politics. They rather enjoy their liberties, than exercise their rights. Some vital question must be at stake, affecting the conscience, the heart, or the purse of the nation, to rouse them to exertion. The Pope, or the House of Orange, the finances or the colonies, must be in question; then the masses are stirred to an active participation in public affairs. The members of the Second Chamber are elected for four years. Half the Chamber is discharged at the end of every two yearsGa naar voetnoot1), an expedient by which it is kept in course of regular and certain renewal. The right of extraordinary dissolution is reserved to the crown, but is rarely exerted. The members receive a salary of about £ 180Ga naar voetnoot2) per annum, and an allowance for travelling expenses. The Netherland assembly cannot be as well divided into distinct parties as the English Parliament, or the American Congress. In the inclosed tableGa naar voetnoot3) I have made an attempt to class the deputies according to the prevailing tenor of their sentiments, not according to their current votes, for no great question involving the higher principles of politics is now before the country, and voting for, or against the ministryGa naar voetnoot4) affords no | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 204]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
test when the ministry has no real political complexion, and is not of one mind. According to my estimate formed under the counsels of a leader of the opposition, and those of a confidant of the courtGa naar voetnoot1), there are at present in the Second Chamber, 18 reactionary conservatives, 20 liberal conservativesGa naar voetnoot2), and 34 liberals. The same return exhibits the religious division of the legislative body, and shows that there are 15 catholic representatives, to 57 protestant. This result is unfavourable to the catholics, who, if represented in proportion to their numbers, would send at least 24 members. Even this imperfect representation of the old religion is due to its' concentration and preponderance in particular provinces; if it was equally diffused, as that of a minority throughout the country, I doubt whether a single catholic deputy would be returned to parliament. One fraction of the Chamber forms a solid party, cemented not only by conformity of opinions, but also by personal attachments, and obedience to a chief, those liberals, I mean, who recognise the leadership of Mr. Thorbecke, the member for Deventer. Mr. Thorbecke belongs to the learned class; het filled a chair in the university of Leyden, and has carried the didactic method of schools, into the free arena of the Chamber. His origin, and connections are partly German, his manner is dry, his temper is aspiring, his honesty is unquestionable, his abilities are equally fitted for speculation, and business, he inspires affection among his steady adherents, who may number about sixteen membersGa naar voetnoot3). Mr. Thorbecke having been called to power in the year 1848Ga naar voetnoot4), was the chief author of the existing political constitution. He is an object of strong repugnance to the king, to whose will he would never bend, for whose failings he had not sufficient charity, but whose office he always treated with respectGa naar voetnoot5). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 205]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
The liberals not enrolled in the sect of Mr. Thorbecke, and the indifferent herd of conservative liberals, vote independently, every man being ruled by his individual convictions, partialities, and enmities. Among the protestants there is a small group of evangelical calvinists, the faithful seed of the synod of Dort, whose main vocation is to combat the Pope, and all his worksGa naar voetnoot1), whose sentiments are commonly reactionary, but who are in truth persons of high attainments, piety and good works. They would strengthen the royal authority and reduce the catholics to a | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 206]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
state of subordination. It is interesting to find among these Dutch Orangemen, and orthodox patriots an Aeneas Mackay, still devoted to the race of king WilliamGa naar voetnoot1), and professing the opinions which made that sovereign great. The posterity of the mercenary but respectable Highlander have cast their lines in pleasant places, and are blest with temporal gifts in no common measure. The catholics would no doubt vote together in the cause of religion, but they are not unanimous in political tendencies. Some are really liberal at heart, others vote with Mr. Thorbecke because the strength of the liberal party is propitious to the freedom of their religion, but others are so notoriously fanatical and ultramontane that notwithstanding occasional liberal votes, they must be regarded essentially as reactionaries, and are therefore placed in the same political category with most of their deadly antagonists, the high calvinists. The most influential member among the catholics is Mr. Nispen van Sevenaer, a gentleman of fair character, abilities and estate, but altogether devoted to the interests of his church. Mr. Meylink is a subordinate tool of Rome. If we turn from the political, and religious constitution of the Chamber, to regard its social composition, we shall find that it comprises the following elements: Seventeen members connected with the independent profession of the law, as advocates and attorneysGa naar voetnoot2). Ten persons holding judicial offices. Seven men of aristocratic descent, only two of whom, Amerongen, and Zuylen de Nyevelt, bear names associated with great employments in former times, and distinguished in the history of the United Provinces. Six gentlemen connected with the army. Two connected with the navy. Five directly identified with the interests of commerce and finance. Two manufacturers. Twelve landed proprietors, representative men of that class. Two grazing farmers from Groningen, with the aspect, manners, and sentiments, belonging to that order of democratic rustics, men enriched by the provision trade with Eng- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 207]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
land, and made radicals by antagonism to their landlords from whom their farms are leased, in ‘emphiteusis’, a kind of everlasting tenure or copyhold. Two practising physicians. One retired minister of the gospel, baron van Hoevell, who is the leading philanthropist and colonial reformer in the Chamber. Finally there are a few members, who cannot be associated with any interest or profession, persons devoted to peculiar studies and pursuits, or without distinctive character, idle and unattached. Your Lordship will perhaps think the lawyers too numerous, and the merchants and men of family too few. Such is the general impression among reflecting people, who deplore the indifference for politics which prevails with the traders and capitalists of the great cities, as well as among the nobility who live apart, or dedicate themselves to the court. The Chamber is, with these drawbacks, a fair representation of the wealth, intelligence and morality of the country. The second branch of the legislature meets in a plain, but convenient hall, in the ‘Binnenhof’, the old town residence of the stadtholders. The president, at present, is Mr. van Reenen, in whom the advantage of an agreeable exterior has not been neglected; he occupies the centre of one of the longer sides. The throne is opposite the speaker's chair. The bench of ministers, who are not representative members, but who attend, and speak, officially, is placed below the throne. The deputies sit at either extremity of the apartment, without any accurate division of parties. The members, who intend to take part in the discussion, inscribe their names previously, on a list preserved by the officers of the House, and are successively called on, to speak from their places. The debates are conducted with much gravity, most of the deputies expressing themselves with a facility which might be envied in England. No applause, or noise of dissent is tolerated. In physionomy and deportment, the members appear rather above than below their origin and avocations. They would not suffer at all by comparison with the House of Commons, and differ chiefly from our assembly, by the absence of young men, for no one can be elected below the age of thirty, and few are chosen who are not ten years older. The scene is not very brilliant, nor are the interests debated | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 208]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
momentous to the general world, yet the place is memorable in the past, and the present actors are perhaps superior to their diminished part. The decent and useful exercise of popular representation by the Dutch cannot be altogether indifferent to England, nor uninteresting to Her Majesty's government. It is certainly a legitimate object of scrutiny for this legation. I have the honor...
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 209]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 210]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 211]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|