Bijdragen en Mededelingen van het Historisch Genootschap. Deel 65
(1947)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 335]
| |
Het discours of de kroniek der heeren van Breda
| |
[pagina 336]
| |
Behalve een copie van deze keuren, bevat het Perkamentboek hoofdzakelijk privilegiën, blijde inkomsten, kontrakten, accoorden met andere steden en dergelijke stukken meer, die beter in een oorkondenboek op hun plaats zouden zijn. Al deze stukken, ook het Discours, zijn doorloopend met dezelfde hand geschrevenGa naar voetnoot1). Dit boek is, zooals de naam reeds zegt, op perkament geschreven in folioformaat; het Discours beslaat ongeveer 28 folioblz. Vormt het Discours, wat het schrift betreft, met de andere stukken van het Perkamentboek een geheel, ook wat den inhoud betreft schijnt dit het geval te zijn. Het feit, dat aan het Discours een plaats werd gegeven in het Perkamentboek, dat op last der stadsregeering van Breda werd overgeschreven, toont voldoende aan, dat men aan de kroniek een belangrijke waarde hechtte, evenals aan de andere stukken. Het lijkt dan ook, dat het Discours, dat een geregelde opvolging vermeldt der Heeren van Breda, een toelichting moet geven op en autoriteit aan diverse stukken, die het boek bevat. De resolutie van den magistraat van Breda, waarbij tot overschrijven in het Perkamentboek besloten werd, dagteekent van 5 Mei 1579. Deze luidt als volgt: ‘Alsoo den borgemeester Godert van Luchtenberch bij scepenen in Breda belast is geweest, dat hij het keurboek hetwelck seer versleten was in 't parquement soude doen herscrijven, soo heeft hij dienvolgende bij Bartholemeus van den Corput greffier ende secretaris deser stadt, van Antwerpen doen brengen thien dosijn parquement elck van twee bladeren; welcke thien dosijnen borgemeesteren ende scepenen op huden hebben overgelevert in handen van Tobias de Laet, dienaer ende cosijn van den raedtsheer Michiel Piggen, 't voors. parquement overgelevert. Ende sal men hem den salaris aengaende naemaels accorderen, d'welck hij stelde tot discretie van mijne heeren. Actum etc.’. In margine staat nog: ‘Van het parquement om het keurboeck daerop te bescrijven, te koopen, ende 't selve gelevert in handen van Tobias de Laet clerck van Michiel Piggen’Ga naar voetnoot2). | |
[pagina 337]
| |
In het jaar 1579 treft men het Discours of de kroniek der Heeren van Breda het eerst in zijn geheel aan; dan werd het met andere stukken in het Perkamentboek afgeschreven. Van het Discours bestaan verschillende afschriften en ook zijn er bewerkte, zoowel uitgebreide als beknopte kronieken, die alle vermoedelijk op het Discours steunen. De afschriften, die we hebben kunnen ontdekken, dateeren alle van later dan het jaar 1579; ze zijn dus als afschriften van het Discours of de kroniek der Heeren van Breda te beschouwen, dat zich in het Perkamentboek bevindt. Er bestaan zeker vijf volledige afschriften. Zoo is er een copie van Mr. Adr. Havermans, die van 1637 tot 1653 griffier was der stad BredaGa naar voetnoot1). Verder een copie in de collectie Van Laerhoven, wellicht dagteekenend uit de laatste helft der 17e eeuwGa naar voetnoot2). Nog twee andere copieën bevinden zich in de coll. Van HalGa naar voetnoot3). Tenslotte bestaat er nog een volledige copie door Mr. A.G. Kleyn, uit de laatste helft der 19e eeuwGa naar voetnoot4). Deze afschriften bevatten verscheidene aanvullingen op het Discours, die echter ten deele onjuist zijn. Dan zijn er nog eenige uitgebreide en beknopte kronieken der Heeren van Breda te vermelden; deze steunen blijkbaar alle op de volledige kroniek (Discours) der Heeren van Breda. Ze vullen de opvolging der Heeren van Breda verder aan tot het midden der 17e eeuw; ééne zelfs tot den prins stadhouder Willem III. De meest bekende kroniek der Heeren van Breda is wel: ‘De Corte Croniek van Breda, Bergen op Zoom ende landen daaromheen enz.’ van J. van Vliet (Vlitius), die in den Bredaschen Almanak van 1664 werd afgedrukt. Niet alleen vulde Van Vliet de opvolging der Heeren van Breda tot 1650 aan, hij begon zelfs de vroegste geschiedenis van Breda met de Heeren van Strijen, waarvan het land van Breda in den loop der tijden werd afgescheiden; het discours vangt de geschiedenis der Heeren van Breda eerst met 1100 aanGa naar voetnoot5). De vroegste geschiedenis der Heeren van Strijen in verband met hun bestuur over het Land van | |
[pagina 338]
| |
Breda, werd echter door Mr. A.G. Kleyn en Jhr. Dr. Th. van Rheyneck Leyssius krachtig bestredenGa naar voetnoot1). Een andere beknopte kroniek bevindt zich in de coll. Van HalGa naar voetnoot2); verder nog eene in de coll. Van Laerhoven, die reikt tot het begin der regeering van den stadhouder prins Willem IIIGa naar voetnoot3). Tenslotte is er nog een memorie der Heeren van Breda in de coll. Cuypers - Van Velthoven. Het is een uitgebreide kroniek van de geschiedenis van Stad en Land van Breda, waarin chronologisch de gebeurtenissen verhaald worden. Deze memorie begint met het optreden der Franken (6de eeuw) in deze streken en eindigt met 1637. In deze kroniek worden verscheidene gedrukte en mogelijk ook ongedrukte bronnen benut. Zij is waarschijnlijk van de laatste helft der 18e eeuw en telt 132 folioblz. Een later afschrift van voorgaande kroniek telt 228 folio blz.Ga naar voetnoot4). Als kroniek wordt wel eens een inhoudsopgave vermeld getiteld: ‘Een tafel oft register om lichtelyck te vynden copieen van privilegiebrieven’, vooraan in het Oude Keurboeck geplaatstGa naar voetnoot5). Hier worden de namen van vele Heeren van Breda genoemd, onder wier bestuur de uitgevaardigde stukken verschenen zijn. Deze namen vallen samen met de inhoudsopgave der stukken, welke echter niet het karakter heeft van een kroniek. Men is er tot nog toe niet in geslaagd, om een oudere of andere kroniek der Heeren van Breda dan het Discours te ontdekken, o.a. noch in het Koninklijk Huisarchief, noch in het Algem. Rijksarchief in Den Haag. Kleyn kende geen andere kroniek der Heeren van Breda dan het Discours, zooals het als inleiding in het Perkamentboek is geplaatst. Elders spreekt Kleyn van het ‘geslachtsregister van Piggen’, waarschijnlijk hetzelfde als het DiscoursGa naar voetnoot6). Van Rheyneck Leyssius zegt de kroniek (of het Discours) niet te kennen. | |
[pagina 339]
| |
Op verlangen van den magistraat der stad Breda had Mr. Michiel Piggen, raadsheer en lid der Rekenkamer van den Prins van Oranje te Breda, in 1579, zooals reeds vermeld is, het toezicht op zich genomen bij de vervaardiging van het Perkamentboek; de stukken werden door zijn klerk Tobias de Laet ‘uyt een seer oudt keurboeck in papier’, maar dat zeer versleten was, op perkamenten vellen overgeschreven. Men kan hier de vraag stellen: is in 1579 het Discours of de kroniek der Heeren van Breda ook uit dit ‘seer oudt keurboeck’ overgeschreven? Zekerheid zal men daaromtrent moeielijk kunnen krijgen, al lijkt het wel waarschijnlijk. Is dit laatste het geval, dan is de kroniek zonder meer in het Perkamentboek overgeschreven zonder aanvulling tot het jaar 1579. Want het Discours eindigt met het jaar 1545, met de komst van prins Willem van Oranje in de Nederlanden. Was het Discours in 1579 vervaardigd of tot dat jaar aangevuld, dan zou men er de gebeurtenissen in aantreffen, die in het Discours, vooral sedert het optreden van het geslacht van Polanen, geregeld van de Heeren van Breda vermeld worden. Deze ontbreken echter over de jaren 1545-1579 geheel en al, o.a. ontbreken daarin de huwelijksverbintenissen van prins Willem van Oranje vóór 1579. Evenzoo het sterfjaar en de plaats van begrafenis van zijne eerste echtgenoote, Anna van Buren, die al geruimen tijd vóór 1579 in den grafkelder vóór het grafmonument van graaf Engelbrecht II in de Prinsenkapel der Groote Kerk van Breda met haar dochtertje is begravenGa naar voetnoot1). Met de komst van prins Willem van Oranje in de Nederlanden (1545) heeft de laatste aanvulling van het Discours plaats gehad; dan werd ook dáár de wettige opvolging van een lid van den Duitschen tak der Nassau's in de goederen der Nederlandsche Nassau's vastgelegd. Is het alleen toevallig, dat in het jaar 1579 het Discours in het Perkamentboek werd overgeschreven, of zat daar tevens eene politieke bedoeling achter? De Pacificatie van Gent had in 1576 den Prins van Oranje in zijne goederen, door den Raad van Beroerten gekonfiskeerd, weer hersteld; hij had ze echter in 1577 aan de Spanjaarden die de overdracht daarvan bleven | |
[pagina 340]
| |
uitstellen, met geweld moeten ontwringen. Heeft men aldus de rechten, die de Prins van Oranje had op zijne goederen in de Nederlanden, nog eens tot uitdrukking willen brengen? Wat den auteur van het Discours betreft, tast men in het duister. Uit het verschil van een ouder en een nieuwer gedeelte van het Discours kan men zeer zeker tot meer dan één auteur besluiten; het is niet onwaarschijnlijk, dat het Discours nu en dan werd aangevuld. De auteurs kunnen mogelijk ook oudere kronieken benut hebben; maar een bewijs daarvoor hebben we in het Discours of elders nog niet kunnen vinden. Opvallend is wel, dat het eerste en oudste gedeelte van het Discours zoo positief is in de vermelding van data en feiten; hetgeen nog geen waarborg is, dat deze historisch verantwoord is. Dit zal dan ook uit de aanvullende notatie's op den tekst van het Discours wel blijken. In het laatste gedeelte van het Discours (15e en 16e eeuw) zijn verscheidene data en feiten oningevuld gelaten. Zelfs de data van den dag en het jaar van den dood van graaf Hendrik van Nassau (13 September 1538) en van den sterfdag van prins René van Châlon (15 Juli) werden foutief vermeld. De betrouwbaarheid van het Discours staat zeker, wat de eerste eeuwen betreft, daarom lang niet buiten allen twijfel; bij feiten en jaartallen is nog al eens een vraagteeken te plaatsen. In de Beschrijving van Stad en Lande van Breda wees Van Goor reeds al op de onbetrouwbaarheid van het Discours, wat de eerste eeuwen betreft. Hij beoordeelde het Discours op zijn juiste waarde. Hij wees al op de ‘oude charters en archieven der abdijen van Brabant, die in deze duistere eeuwen bij gebrek aan goede schrijvers alleen moeten dienen tot een richtsnoer, om daaruit de waare opvolging der Heeren van Breda te kunnen naspooren’Ga naar voetnoot1). In zijn tijd waren de Belgische geschiedschrijvers Miraeus, Butkens en Gramaye reeds in die richting werkzaam geweest. Daarna hebben Kleyn, Juten, Van Rheyneck Leyssius en oorkondenpublicaties voor dat doel goede bijdragen geleverd. Het Discours is daarom niet als een geschiedbron van den eersten rang te beschouwen; zeker niet aangaande de eerste geslachten der Heeren van Breda. Toch lijkt het merk- | |
[pagina 341]
| |
waardig genoeg voor publicatie, o.a. om het eigen karakter, dat het bezit. Aan het einde van den tekst van het Discours is als Bijlage een opvolgingslijst toegevoegd der Heeren van Breda; deze corrigeert en vult uit authentieke gegevens de opvolging dezer Heeren aan, zooals het Discours deze geeft. Maar daarmede zijn niet alle duistere punten in de opvolging der Heeren van Breda opgelost; deze vaststelling kan dus slechts een voorloopige zijn. Een gedeelte dier opvolging berust op onzekere, een ander gedeelte op zekere gegevens. Daarom wordt de opvolging cursief aangegeven, waar verbeteringen nog mogelijk zijn. De jaartallen, die bij de opvolgende Heeren van Breda zijn geplaatst, hebben betrekking op den tijd, dat de betreffende personen in het bezit der heerlijkheid zijn geweest, of geacht worden te zijn geweest. Tenslotte mag ik niet nalaten mijn bijzonderen dank te brengen aan Mr. F.F.X. Cerutti te Rijswijk, die bij de toelichting op den tekst van het Discours in belangrijke mate behulpzaam is geweest. P.P.
Ga naar margenoot+ 1) In den jaere Ons Heeren, als men begonst te scrijven naer Syne Incarnatien elfhondert, was baron ende vrijheer van den geheele lande van BredaGa naar voetnoot1) eenen heere, genoempt Henrick; ende bij desen heeren Henricx tijden quam hem de heere van Wesemale, erffmaerschalck van Brabant, t'sijnen versoucke, met een groot here ende getal van volck van wapenen ter assistentie ende hulpen, om hem te helpen winnen ende ter neder werpen, de sterckte ende de casteele, d'welck de Deenen voormaels door consente ende toelaten van sijnen | |
[pagina 342]
| |
voorsaeten hadden getimmert alhier tot Breda, recht buyten den wal ende grachte van den casteele aldaer; nu tertijt staende ter plaetsen, daer d'eyckenboschken staet, dat men voormaels plach te noemen het Crayenbosch, beneffens der riviere van de Mercke en de diepte, die men oick van oude tijden plach te noemen den Cokenwiel. Van welcker sterckte men aldaer noch tertijt oegelick siet in den grondt van de grachte staende de grondtpalen van de brugge van den inganck; ende aen den hoecke van den voors. Crayenbosch, beneffens de voors. riviere, liggende eensdeels de fondamenten van de edifitien van dien. Ende aengaende de voors. demolitie bevyndt men van overouden tijden ende aleer menschen memorie met een seer oude lettre bescreven dese naevolgendeGa naar margenoot+ ritma: Anno milleno centeno bis duodeno castrum de Breda cum turri corruit altaGa naar voetnoot1) | |
[pagina 343]
| |
2) Naer der voors. heeren Henricx van Breda overlijden waert sijne soone heere Gerardt baron ende vrijheere van den geheele Lande van Breda. Ende deselve was in den jaereGa naar margenoot+ XIcXLV, met vier sijne soonenGa naar voetnoot1) als heeren Seger, Johan, Gerraerdt ende Henrick in den slach ter Weeserhagen, alwaer de voors. twee yerste genoemde doot bleven.
3) De voors. twee andere, teweten heeren Geraerdt ende Henrick, quamen met heuren vader seer gequetst wesende daervan. Ende waert d'een oft d'ander, oft oic d'een van hen naer den anderen naers huers ouders overlijden, heeren van den voors. LandenGa naar voetnoot2).
4) De voors. heere Gerardt ofte heere Henrick hebben voormaels, cortelick naerdat heere Godevaert van Boullion | |
[pagina 344]
| |
met andere kerstene heeren anno 1099 hadden geconquesteert de stadt Jerusalem metten anderen steden van den Heyligen Lande, al in de stadt van Breda gefondeert gehadt een cloister van der ordene van de Templieren ende 't selve gedoteert ende onder andere goeden daertoe gegeven ende geappliceert een partie van de thienden, woestijnen, heyden, beempden, moeren, molenen ende andere heerlicke goeden van den dorpen van Oisterhoudt ende Alffen, daervan de Heeren van Chanterain noch tertijt jaerlicx prouffiteren over de omtrent drie duysent karolusguldensGa naar voetnoot1).
5) Item heeft d'een oft d'ander van de voors. heeren Geraerdt ofte Henrick van Breda achtergelaten eene soone, die oick was genoempt Henrick, dewelcke naer heuren overlijden is geweest heere van deselve LandeGa naar voetnoot2). | |
[pagina 345]
| |
6) Deselve heere Henrick heeft achtergelaten eene soone, die genoempt was Godevaert van BredaGa naar voetnoot1); ende waert inGa naar margenoot+ 't jaer XIIcXII VIe Martii vassal des hertochs Henrick van Lothrijck midts der ghifte van der helfte van der thol op ter Schelde -- die men noempt den geleytre --; ende de heerlickheden van Schakerloo ende Ossendrecht, blijckende bij oude copieen van brieven daeraff sijnde, in date als vooren, daeraff den originalen is berustende, als men apparentelyck meynt, in de tresorie van den charteren mijns heeren den marquis van Bergen op ten ZoomGa naar voetnoota)Ga naar voetnoot2).
Ga naar margenoot+ 7) Dese voors. heere Godevaert gaf in den jaere 1216 den cloister van Tongerloo de hoeve van Nuwelant onder 't dorp van Alffen gelegenGa naar voetnootb)Ga naar voetnoot3). | |
[pagina 346]
| |
8) De voors. heere Godevaert heeft achtergelaten eene soone ende eene dochtereGa naar voetnoot1); den soen was genoempt heer Henrick van Breda. Ende was heere van der voors. geheelen Lande. Ende dese gaff sijnen poorteren van Breda in denGa naar margenoot+ jaere XIIcLII 't previlegie van exemptie van allen exactien, behalven van ridderschap van sijnen soonen, huwelyck van synen dochteren ende verlossinge van sijnen persoon van der gevangenisse, midts dat sij oick gehouden souden sijn hem bijstandt te doen in den oorloge, als hij des van noode soude hebben, ter beschermenisse van synen Lande; den magistraet consenterende, dat, als sij in ennige saecken voor hen hangende swaricheyt bevynden souden, dat sy daeraff van raedt souden mogen halen, aen 't magistraet van AntwerpenGa naar voetnoot2).
9) Deselve heere Henrick liet achter eenen soone, oick Henrick genoemptGa naar voetnoot3), diewelcke naer 's vaders overlijden, | |
[pagina 347]
| |
Ga naar margenoot+ tewetene omtrent den jaere XIIcLX oft LXI, bleef onder de tutele ofte curatele van heeren Wouter Barthoudt, heere s'landts van Mechelen, wiens dochter genoempt Sophie hijGa naar margenoot+ namaels trouwde omtrent den jaere XIIcLXVIGa naar voetnoot1).
10) Ende vercochte de voors. heere Henrick onder andersGa naar margenoot+ in den jaere 1263 bij consente van den heere van Mechelen heere Wouter Barthout, sijnen curateur, sekere quantiteyt van moeren onder 't quartier van HalterenGa naar voetnoot2). Ende in denGa naar margenoot+ jaere 1267 concedeerde hij bij consente desselfs heeren sijnre huysvrouwe Sophien vader, den inwoonders onder Etten in de Hoevensche bancke heur lantrecht, d'welck sy noch dagelycx gebruyckenGa naar voetnoot3).
11) Maer men bevyndt nyet dat deselve heere Henrick ennige wettige mans oir heeft achtergelaten, maer wel twee dochteren, daervan de oudste genoempt Aleydis, gehoudt was met heeren Henrick van Lovene, vrijheere van Herstal, soone van heer Godevaert van Loven; henselven toegescrevenGa naar margenoot+ hebben in den jaere XIIcLXXII den tiltre van heere ende vrouwe des voors. Landts van Breda; ende storven cor- | |
[pagina 348]
| |
telincx alle beyde daernae, oick sonder wittige geboorte achter te latenGa naar voetnoot1).
12) Ende middelre tijt hadde de voors. heere Henrick ende vrouwe Aleydis heeren Arnoult van Loven, heere van Bruhames, gehuwet met eene vrouwe Elisabeth van Breda heure sustere; ende hem geinstitueert heuren rechter oft drossardt des voors. landts van BredaGa naar voetnoot2).
13) Ende waren deselve heere Arnouldt ende vrouwe Elisabeth heere ende vrouwe van denselven lande in denGa naar margenoot+ jaere XIIcLXXII totten jaere LXXXI toe inclusGa naar voetnoot3).
14) Deselve fondeerden 't cloister van de Guillelmyten bij Hubergen ende liggen aldaer begravenGa naar voetnoot4).
15) Item sy transfereerden 't cloister van de joncvrouwen Premonstraters van St. Katherijnendale van Vroenhoudt bij Woude alhier bij de stadt van BredaGa naar voetnoot5). Ende gaven deselve | |
[pagina 349]
| |
de gronden, daerop sij noch tertijt hebben de grondchijnse onder Zonnezeele. Item noch veertich bunder madenGa naar voetnoot1) bij Rosendael, daervooren sy noch tegenwoordelick jaerlicx heffen XL gulden uuyten grondtchijns van Rijsbergen. Ende noch onder meer andere gronden van erven acht ende veertich buynderen moers mette gronde bij Vroenhoudt.
16) Item sij gaven de stadt ende inwoonders van Breda alle de beempden ende wilderte, die gelegen waren tusschen Emelenberge ende Ypelaer ende Molengracht ende Verdebosch, met alle novaliethienden binnen deselve limiten, ut patet per litteras van jaere 1280Ga naar voetnoot2).
17) Item sij erigeerden in de stadt van Steenbergen in vrijheid, van tevooren wesende maer een dorp; ende concedeerden derselver heure rechten municipael, die men aldaer noch tertijt eensdeels is onderhoudendeGa naar voetnoot3).
18) Item sij gaven den abt ende convent van Tongerloo de kercke ende thienden van Nispen, Rosendael ende Cleen SundertGa naar voetnoot4).
19) Item der abdisse ende convent van Cortenbach vercochten sij in 't Broeck tot Oisterhoudt omtrent hondert drie ende vijfftich buynderen moeren, volgens de brieven daervan exterende de anno 1277 in JunyGa naar voetnoot5).
20) Item noch vercochten sij der abdisse ende convente | |
[pagina 350]
| |
van Thooren alle de thienden oude ende nyeuwe van den dorpe ende parochie van EttenGa naar voetnoot1).
Ga naar margenoot+ 21) Item sij gaven in 't jaer 1275 pure propter Deum in purum allodium, den abt ende den convente van Sinte Bernaerdts bij der Schelde alle de novaliethienden van der parochie van Gestel ende het bossche metten gronde, geheeten Baarlebossche, metgaders tweehondert buynderen moeren daerbij gelegen, met alle de heerlickheyt ende thienden, alleenlyck de hooge justitie daerop reserverendeGa naar voetnoot2).
Ga naar margenoot+ 22) Daernae vercochten sij in den jaere 1276 denselven abt ende convent sesshondert buynderen, teweten vijfftich hoeven moers ende woestijnen, daerbij in de voors. parochie gelegen, sekere grondt ende gelijcke hooge justitie alleenlick daerop reserverende; ende gaven hen noch daertoe hondert thien buynderen, in pueren allodium als voorenGa naar voetnoot3).
Ga naar margenoot+ 23) Item noch daernae anno 1277, gaven sij noch denselsen abt ende convent het patronaetsrecht van de collatien der parochiekercken van Gastel voors.Ga naar voetnoot4). Ende vercochten hen daerenboven, in voegen ende manieren als vooren, andere twee hondert acht ende veertich buynderen moeren ende woestijnen met twee meeren, al t'samen gelegen bij ende annex aen de voorgeschr. in der voors. parochie. Verclarende voirders, dat de voors. abt ende convente van heure E. oick hadden vercregen alle de thienden, oude en nieuwe van den dorpen ende parochien van Woude ende Loenhoudt, metgaders degheene heur competerende, ten plaetsen genoempt de Hoogeschoote, de Erbrant, de Leyderwijck ende de Carde- | |
[pagina 351]
| |
polre bij ende in de parochie van EkerenGa naar voetnoot1). Ende dat heure E. henlieden daerenboven gaven ende concedeerden, om de salicheyt van heurer E. sielen, het recht van den patronaetscap ende collatie van den parochiekercken der voors. drie dorpen van Woude, Loenhoudt ende Ekeren, metgaders 't gebruyck van allen den gemeenten, soe van beempden als van wateren, overal in den Lande van BredaGa naar voetnoot2).
24) Daernae sijnde deselve vrouwe Elisabeth oick overledenGa naar margenoot+ sonder wittige geboerte achter t'hebben gelaten anno LXXXII, bleeff de voors. heer Arnoud 't voors. Lande van Breda in duoarie besittende, soelange hij daernae leefde,Ga naar margenoot+ teweten totten jaere XIIc 't negentich toe inclusGa naar voetnoot3).
25) Ende vercochte noch den voors. abt ende convent in denGa naar margenoot+ voors. jaere 1282, bij consente van hertoge Jan van Lothrijck ende van Brabandt, hondert hoeven, elck houdende twelff buynderen moers ende woestijnen, voor vijfhondert ponden Lovens cleender munte eens. Ende dat al op conditien ende | |
[pagina 352]
| |
in der manieren als vooren; te wetene metter middelre ende lage justitie, thienden ende anderssins, de hooge justitie daerop alleenlyck overal reserverendeGa naar voetnoot1).
26) Nu is te wetene dat de voors. heere Godevaert van Breda hadde een dochter, diewelcke moeye was van den voors. heere Henrick van Breda ende was gehylict met heeren Arnoudt baron van GaesbekeGa naar voetnoot2), dewelcke hem in denGa naar margenoot+ jaere XIIcLXVIII noch mede screeff tuteur ende heere des voors. Landts van Breda, als daerinne hebbende van sijnre huysvrouwen wegen eenige gedeelten, onder anders Calfsdonck, Hulsdonck, Langdonck ende Roosendael, daervan de proprieteyt was competerende den tween dochteren, die hij van sijnre huysvrouwe hadde gehoudenGa naar voetnoot3).
27) Waervan de oudste was genoempt Aleydis, ende gehoudt met heere Raso, heere baron van Liedekercke, endeGa naar margenoot+ waren t'samen noch in leven in den jaere XIIcXCIGa naar voetnoot4). | |
[pagina 353]
| |
28) De andere, genoempt......Ga naar voetnoot1), was gehoudt geweest met heeren Geeraert, heere baron van Wesemale; ende sterff achterlatende eenen eenigen soone, genoempt heere Gerardt van Wesemael riddereGa naar voetnoot2).
29) Ende voorgen. vrouwe Elisabeth van Breda, des voors. heere Arnoudt van Loven huysvrouwe, overleden sijnde, heeft de voors. hertoge Johan van Lothrijk van Brabant inGa naar margenoot+ den jaere duysent tweehondert LXXXVII des Sondach voors. St. Jansdach Baptiste, overmidts de groote getrouwe diensten hem gedaen ende doen tertijt noch te doen bij den voors. heere Gerardt van Wesemale riddere denselven toegevoecht als sijn waerachtige ende legitime erfflicheyt de eene helfte van den voors. geheele Lande van Breda met alle den rechte ende toebehoorte van dien, gelijck als 't selve binnen den cingel ende distruict van Brabant was gelegen, om na den overlijden des voors. edelen mans heeren Arnoudt van Loven, sijnen neve, deselve te hebben ende vrijelijck te besitten in der voegen ende manieren: dat de voors. heere Raso, heere van Liedekerke, soude behouden de stadt van Breda ende releveren oft ontfangen alle de leenen, totten selven lande behoirende, van wes heeren die waren gehouden ende descenderendeGa naar voetnoot3). Ende dat ten respecte van der voors. stede ende leenen de voors. heere Geraerdt van Wesemale soude hebben voor hem ende sijne gedeelte, hem toecomende van sijnre moeders weghen in denselven Lande, als daertoe recht hebbende, goeden der voors. stadt ende leenen gelijck wesende. Ende dat, des gedaen, soude de reste der voors. landts de voors. heere Gerardt van Wesemale metten voors. heere van Liedekerke voirts deelen van boete tot boete, in hoogen en lagen, in natten en droogen etc. Ende dat die | |
[pagina 354]
| |
voors. heere Gerardt sijne voors. gedeelte voor hem ende sijne nacomelingen van de voors. hertoge ende sijne nacomelingen gehouden souden wesen, al t'samen te leene te ontfangen ende te houden, naer den rechte van den leenhove van BrabantGa naar voetnoot1).
30) Dienvolgende committerde de voors. hertoge de commutatie ende de palinge daeraff te doene heeren Jans de Bere riddere ende everdey, schouteth tot Antwerpen, die deselve gedaen ende geeffectueert hebben -- voor soeveele aenginck den verschen wildertGa naar voetnoot2) --, in de maendt van AprilleGa naar margenoot+ duysent tweehondert 't negentich, terstont nae den overlijden des voors. heeren Arnoudt van LovenGa naar voetnoot3).
31) Ende beroerende der stadt van Steenbergen -- die doen tertijt maer een vrijheyt en was --, ende den dorpe | |
[pagina 355]
| |
van Oudt Gastel -- daeronder dat begrepen lagen alle de woestijnen van den souten wildertGa naar voetnoot1) als 't geheel Cruyslandt, Cakeloo ende alle de andere nu tertijt bedijcte polders, gorssingen, aenwasschen ende wateren, sijnde onder Steenbergen sorterende -- ende den dorpen van den Oude- ende den Nieuwenbosch, De Hoeven, Sinte Martenspolder, Nieuw Gastel, Stanterbuyten, Finaert, Ruygenhil, Appelaer ende voirt alle de gorssingen, aenwasschen ende wateren, daeronder sorterende; bleven de voors. Heeren besittende in 't gemeene ende onverdeylt, totten jaere XIIIIc acht ende vijftich toe, als hiernae breeder gedeviseert sall worden.
32) De voors. heere Raso van Gaveren, heere van Liedekercke, ende van Breda, de yerste heere van Breda, met sijnen tegenwoordigen appendentien naer der voors. divisieGa naar voetnoot2), gaff der stadt ende ingesetenen derselver, in den voors.Ga naar margenoot+ jaere duysent tweehondert ende 't negentich, het recht ende previlegie van den causigelde, dat men aldaer noch dagelijcx ontfangt van de wagens ende perden, geladen daer daerinne commende ende uuytvarendeGa naar voetnoot3).
33) Hij hadde bij vrouwe Aleydis sijne voors. huysvrouwe drie soonen, teweten: heeren Raso van Liedekerke, heere van Boelaer, heere Philips van Liedekercke, heere van Ulvenhout ende Alphen, ende heere Seger van Liedekercke naemaels oick heere van Boelaer, alle drie ridders, ende noch een jongeren soone, genoempt Raso van Liedekercke; mitsgaders eene dochtere, genoempt joncvrouwe Katherine van Liedekercke, die naemaels was gehylict, metten heere van MoerseleGa naar voetnoot4).
34) Ende nae den overlijden van de voors. vrouwe Aleydis troude de voors. heere Raso van Gaveren vrouwe Adewijne, dochteren heeren Willems heere van Striene; derwelcker hij -- bij consente van voorn. heeren Raso van Liedekercke, heere van Boelaer sijn oudtste soone -- gaff | |
[pagina 356]
| |
ende assigneerde heure douarie ende den kinderen, die hij bij haer hadde, die erffelijcheyt van den dorpen ende inncommen van Rosendael ende Oisterhoudt, metter middele ende lage heyrlicheyden van dien, hem ende sijnen voors. voorkinderen ende heure nacomelingen, reserverende de hooge heerlicheyden ende jurisdictien van dienGa naar voetnoot1). Ende van desen huwelijck sijn succesive gedescendeert de heeren van Lodijck.
35) Item de voors. abt ende convent van St. Bernaert op te Schelde vercregen van den voors. heere Raso van Gaveren, heere van Liedekercke ende van Breda, ende van heeren Geraert van Wesemael, heere van Bergen op ten Zoom, inGa naar margenoot+ den jaere 1291, in der voegen ende conditien als hiervooren van heuren anderen goederen verclaert is, noch twee ende 't seeventich buynderen. Ende noch daerna andere hondert negen buynderen moers ende woestijnen, al t'samen gelegen in de parochie van Gestel, annex aen heure voors. andere goedenGa naar voetnoot2).
Ga naar margenoot+ 36) De voors. heere Raso vercocht noch in den jaere 1293 bij consente van heere Raso van Boelaer, sijn oudtsten soone ende successeur in den Lande van Liedekercke ende Breda voors., den Mrs. van den goidshuysen van St. Jan ende van den heyligen Geest tot Brugge de nombre van sevenhondert acht ende dertich buynderen moers ende woestijnen in den parochie van Etten gelegen, die men naemaels heeft geheeten MonickenmoerGa naar voetnoot3).
Ga naar margenoot+ 37) Item gaff hij ende concedeerde in den jaere 1299 den pastor van Ghilse de gifte ende collatie van der parochiekercke van EttenGa naar voetnoot4). | |
[pagina 357]
| |
38) Item naer den overlijden van den voors. heere Raso van Gaveren, heere van Liedekercke ende van Breda, is de voors. heere Raso van Liedekercke, heere van Boelaer, sijn oudtste soone, oick heere gewordden heere van de voirs.Ga naar margenoot+ twee landen Liedekercke ende Breda omtrent den jaere XIIIc twee ofte drie. Ende is namaels omtrent den jaere XIIIc elff ofte twelff gestorven, sonder wettige geboorte achter te latenGa naar voetnoot1).
Ga naar margenoot+ 39) Item in den jaere 1303 appliceerde deselve heere Raso de cure ofte de pastorie der parochiekercke met allen den thienden, dier toe behoirden, aen de canonisien in derselver kercken, doen tertijden van nieuws geerigeertGa naar voetnoot2).
Ga naar margenoot+ 40) Item in den jaere 1310 des Sondaechs naer Derthiendach vercochte de voors. heere Raso eenen Peeter van der Dilff ende meer andere, in de brieven genomineert, tweehondert t'seventich buynderen moers, die gelegen waren boven Vlasselt ende Zonzeel, affgaende ende palende aen 't lant van Zevenbergen, die naerderhandt waert genoempt den Sevenbergschen moer; d'welck nu tertijt is wey ende coornelandt, liggende tusschen 't dorp van der Heyden ende Sevenbergen voors.
41) Ende is naer hem heere der voors. drie landen gewordden heere Philips, heere was tevooren van Ulvenhout ende Alphen, sijn broeder. Ende gaff ende transporteerde deselve sedert over heeren Seger van Liedekercke, sijnen broeder, 't voors. landt ende baronie van Boulaer. Ende de voors. Raso, zijn jongste broeder, is oick gestorven, sonder wettige oir achter te latenGa naar voetnoot3). | |
[pagina 358]
| |
42) De voors. heere Philips, heere baron van Liedekercke ende Breda, heeft achtergelaten drie dochteren, als vrouwe Adelyse, die naer sijn overlijden wordde vrouwe van Liedekercke ende Breda, ende te huwelijck heeft gehadt heere Gerardt van Rasseghem ende van Lens; vrouwe Margriete van Liedekercke, die te huwelijk hadde heere Johan van Leefdale borghgrave van Bruessel, heere van Percke Oirschot ende Beecke; ende joncvrouwe Marie van Liedekercke, diewelcke bleeff ongehylickt ende sijn beyde de voors. joncxteGa naar margenoot+ gesusteren yerst overleden omtrent den jaere XIIIc vijftich.
43) Heere Gerardt, heere baron van Rasseghem ende van Lens voors., gehylict wesende metter voors. vrouwe Adelyse, vrouwe van Liedekercke ende van Breda, ende gemaect hebbende veele groote schulden, heeft omtrent den Sinte ValentijnsdachGa naar margenoot+ in Februario in den jaere XIIIcXXVI -- buyten consente van den voors. sijne huysvrouwe ende heure susteren -- dewelcke noch geen bewijs van ennigerhande partagie gedaen en was, voors. baronnie ende landt van Breda vercocht gehadt hertogen Jan van Brabant, die hem terstont stelde in de possessie van denselven landeGa naar voetnoota)Ga naar voetnoot1).
44) Waeromme cortelincx daernae groote twisten opstonden, soe tusschen den voors. hertoge ende denselven heere ende vrouwe, als tusschen heuren twee susteren voors. met heuren naesten heeren, vrunden ende magen; sulcx dat deselve voor ende uuyten naem van de voergen. jouffrouwen Marie ende jouffrouwe Margriete van Liedekercke daeromme vergadert waren voor den voors. heeren hertoge van Brabandt,Ga naar margenoot+ in den jaere XIIIcXXVIII, begerende aen hem ende biddende Sijne E. hemlieden assigneren ende goeden wilde in 't voors. landt ende goedt van Breda, d'welck was mijns voors. heeren van Liedekercke heuren vader, waerop de hertoge antwoorde, dat hij 't gerne wilde doen. Ende gaff den voors. heeren magen keure, weder sij wilden bij den landtrechte joff bij den gemeenen magen, daer coren sij dat liever hadden bij den gemeenen magen. Ende vergaderden al t'samen daerop t'eenre sekere stede ende droegen overeen met eenen | |
[pagina 359]
| |
gemeene accorde, dat hen wel mogelick dochte ende redelyck wesen, dat de voors. joncvrouwen souden hebben ende gebruycken der eenre helft claerlycke doorgaens van den voors. lande ende goede, gelijck aff de heere van Liedekercke, haer vaeder, besittende ende houdende was ten tijden van sijnen leven, sonder dat nyttegenstaende alle vercoipingen, verminderingen oft wechgeven daeraff, sedert gedaen, hen jouffrouwen deel des nyet en soude te minder wesen, welck accord ende overdracht gedaen was op St. Jacopsdach anno voors.Ga naar voetnoot1).
45) Ende want de voors. hertoge 't voors. overdrach nyet en achtervolghde ende voors. landt des nyttegenstaende bleeff besittende, hebbende daeromme soe de voors. heere Gerardt, heere van Rassegem, ende vrouwe Adelyse, sijne huysvrouwe -- de voors. vrouwe in den voors. vercoopen van heuren lande soewel als heure susteren, ende heurlieder heeren, vrunden ende naeste magen -- noyt hebbende willen consenteren, beclaecht aen den coninck Philips van Vranckrijck, heeft deselve coninck op ten XVIIe dach vanGa naar margenoot+ Decembre in den jaere XIIIc vier ende dertich dienaengaende een uuytsprake gedaen tusschen den voors. sijnen seer lieven ende getrouwen neve den hertoge van Brabandt ende den voors. heere Geraerdt heere van Rassegem, ridder, ende vrouwe Adelyse, sijne huysvrouwe. Ende bij voorgaende consente van den voors. hertoge geordonneert, dat de voors. heere van Rassegem soude den hertoge restitueren alsulcke sommen van penninghen, als hij van hem voor 't voors. landt van Breda hadde ontfangen, ende dat hem sijnen lieven ende getrouwen neve, den hertoge voors. soude ontfangen in hommaige van den voors. lande ende stellen ofte doen stellen in den corporelle possessie van dien. Ordonnerende voirts, dat voor de versekeringe van de reparatien, redelicke, nootelycke ende prouffitable, de voors. heere van Rassegem wederom soude overdragen in handen van den hertoge 't voors. landt van Breda. Ende dat bij hem coninck soude wordden gedeputeert sekeren commissaris, om te weten ende te ondersoucken de waerheyt van den redelycken verlegge, gedaen ten saecken van den voors. reparatien, om hem getrouwelyck te rapporteren 't gene hij soude hebben bevonden, ende daernae | |
[pagina 360]
| |
gedaen ende geordonneert te worden. Item dat de voors. heere van Rassegem soude genyeten ende ontfangen het innecomen van den voors. lande, in manieren als sijne voorsaeten gedaen hadden, tertijt toe bij Sijne Majesteyt soude sijn geordonneert op te restitutie voors. Ende indien de voors. heere van Rassegem des te doene bleeff in gebrecke, soe wilde de coninck dat sijnen lieven neve ophieve oft dede opheffen ende ontfangen d'incommen des voors. landts totter somme toe voors. etc.Ga naar voetnoot1).
46) Naer des voors. is all nyettegenstaende bleeff de voors. hertoge 't landt van Breda besittende ende gebruyckende. Ende heeft daeraff des Dincxdaghs naer Divisie ApostolorumGa naar margenoot+ anno XIIIcXXXIIII verset gehadt aen Raso van Liedekercke, des voors. heeren Philips van Liedekercke broeder, de dorpen van Ulvenhout, Baerl, Alphen ende Ghilse, ter lossinge met twee duysent ponden ParisysGa naar voetnoot2).
47) Ende versette daernae de voors. hertoge de reste van 't voors. geheel landt des Donredaechs naer NicolaiGa naar margenoot+ XIIICXXXIX voor de somme van de acht ende twintich duysent cleender florijnen aen heeren Johanne van Polanen ende heeren Jan sijnen soone, ridderen, broeder ende soone respective van heeren Willem's van Duvenvoorde, dien hij s'daechs tevooren t'selve landt hadde gegeven voor getrouwe dienste, Sijne E. bij denselven gedaen, sijn leven lange te besittenGa naar voetnoot3).
48) Ende heeft daernae des Donredaechs naer Paesch- | |
[pagina 361]
| |
Ga naar margenoot+ dach, den yersten Aprilis in den jaere duysent driehondert ende vijfftich, met consent van heere Godevaert ende vrouwe Johanna van Brabant, gravinnne tertijt van Henegouwe ende van Hollandt, sijne E. soone ende dochtere d'erflicheyt van 't voors. geheele landt van Breda, met alle sijne toibehoirten, appendentien ende dependentien, nyet daervan uuytgesondert dan het simpel hommaige ofte manscap -- alleenlyck ende den voors. heeren Willem van Duvenvoorden sijne lijfftochte reserverende -- eyntelyck vercocht in rechten wettigen vercoip heeren Jehanne van Polanen den jongen voors., heere Van der Lecke sijnen oir, sijne erffgenaem ende sijne nacomelingen te besitten in rechten erffleene, ende dat voor de somme van drie ende veertich duysent guldenen hallingen, daervan hij hem bekende wel ende wettelyck betaelt te sijneGa naar voetnoot1).
49) Die voors. heere Willem van Duvenvoorde hadde vanGa naar margenoot+ tevooren in den jaere XIIICXXV van der voorn. vrouwe Adelyse, vrouwe van Liedekercke ende van Breda, ende van de voorn. heeren Gerardt heere van Rassegem ende van Lens, haeren man, bij gifte vercregen dat dorp van Oisterhout, met alle den gerechte hooge ende nedereGa naar voetnoot2). Ende daerenboven van heeren Guye van Vlaanderen ende van vrouwe Beatrice, vrouwe van Putte ende van Strijen, sijn huysvrouwe, in den voorgaenden jaere XIIIc vier ende twintich in eenen erffpachte, het steenhuys ofte heure wooninge tot Oisterhoudt die men hiet dat Huys te Strijen, met alle den goederen daertoe behoirende in lande, in beempden, in pachten, in chijnse, in molens, in thienden, in moere, in laten, in mannen, met allen vervallen daeraff comende, soe aldaer als binnen Dongen, tot Dorst, Ulvenhout, tot Wernhoute, tot StelosGa naar voetnoot3) ende tot Sundert gelegenGa naar voetnoot4). Item hadde oick wederomme gelost in den jaere XIIIcXLII van den executeuren van den testamente des voorn. Raso van Liedekercke, | |
[pagina 362]
| |
bij consente van den voors. hertoge van Brabant, de voors. vier dorpen van Ulvenhout, Baerle, Alphen ende Ghilse. Item hadde oick bij consente als vooren van der voors. vrouwe Margriete van Liedekercke ende van heeren Johan van Leefdale, heere van Oirschot, Percke ende Beeçke, heurer E. wettige man ende momboir, in den jaere XIIIcXLIIII vercregen heure actie ende recht, dat sij voor heure vaderlycke ende moederlycke successie tot ende in den voors. lande van Breda was querelerende ende pretenderende. Item vercreech oick daernae in den jaere XIIIcXLIX van joncvrouwe Marie van Liedekercke met Diederick Starken, haeren momboir, gelijcke heure actie ende recht in de voors. lande. Ende alle de voors. soe vercregen ghiften, lossinghen ende coopen met meer andere, gaf deselve heere Willem van Duvenvoorde daernae oick over den voorn. sijnen neve heeren Jannen van Polanen, heeren van der Lecke, sijns voors. broeders heeren Johans van Polanen oudsten soone, vooren genoemptGa naar voetnoot1).
50) De voors. vrouwe Adelyse, vrouwe van Liedekercke, ende heere Gerardt van Rassegem ende van Lens en lieten egeene soonen achter, maer onder anderen dochteren, eene wesende de oudste, genaempt Johanna, die naemaels gehoudt was met Aernde van Gaveren, heere van Lens.
51) Ende alsoo heure vrouwe moeder voorn. noch sij de voors. vercoipinge van den voors. lande van Breda, bij den voorn. heuren heere vader gedaen, noyt en hadden willen aggreeren ofte approberen, soe compareerde sij metten voorn. heere Aernde van Gavere, heuren wettigen man endeGa naar margenoot+ momboir, in den jaere XIIIcLV voor hertoge Wenselin ende vrouwe Jehenne van Brabandt ende ontfinck van heure E.t voors. landt ende heerlycheyt Breda met allen sijnen toebehoirten te leene. Ende dede voirts voor denselven hertoge ende hertoginne rechtelyck dagen den voorn. heeren Johan van Polanen ende alle andere, die hen rechts vermaten oft vermeten wilden totten voors. lande. Ende naer lange procedure hebben de voors. partijen, ten beyden sijden hen der voors. questien aengaende, gesubmitteert in 't leggen van den voors. hertoge ende hertoginne, dewelcke 't selve | |
[pagina 363]
| |
landt eyntelyck aangeseeght hebben den voorn. heeren Johan van Polanen ende sijnen oir ende nacomelingen. Ende dat de voors. vrouwe Johanne ende heer Aerndt van Gavere, haeren wettigen man ende momboir, quite souden schelden alle 't recht, dat sij daeraen hadden. Ende bekennen haer van alles genouch wesen gedaen, overmids eene somme geldts van seven duysentich gulden oude schilden, die heere Johan van Polanen, heere van der Lecke ende van Breda, souden verborgen 't haeren proffijte, te leggen in eenre wissel binnen den steden van Mechelen oft van Bruessel, d'welck hij sedert presenteerde te doene, daerop de voors. heere Aerndt van Gavere verclaerde, dat hij willich ende bereet was dat seggen van den voors. hertoge ende hertoginne te segelen ende te voldoen voer soeveele als sijnen persoon daerin doen mochte; maer dat hij vrouwe Johanne van Lens ende Liedekercke, sijn wittige wijff, daertoe nyet brengen en conde om geen saecke, dat sij dat voors. seggen segelen ende voldoen wildeGa naar voetnoot1).
52) Ende bleeff deselve vrouwe daerin persevererendeGa naar margenoot+ totten jaere toe XIIIcXCV, belovende doen yerst heeren Henrick van der Lecke, ridder, dat sij ten vermanen van den joncvrouwen van der Lecke alsulcken leen, als sij van haer schuldich was te houden, souden commen ontfangenGa naar voetnoot2).
53) De voorgen. heere Johan van Polanen, heere van den voors landen ende heerlickheden van der Lecke ende van Breda was yerstmaels gehoudt met vrouwe Oeda van HoorneGa naar voetnoot3); andermaels met vrouwe Mechtelt, vrouwe van Rotselaer, ende derdemaels met vrouwe......Ga naar voetnoota); ende liet achter heere Johan van Polanen sijnen successeur in den lande van der Lecke ende Breda, die binnen sijns heeren vaders leven | |
[pagina 364]
| |
naer overlijden van wijlen vrouwe Oeda van Hoorne, voors. sijnre vrouwe moeder, beerffde van vrouwe Beatrice, vrouwe van Putte ende van Strijen, sijnre moeye, 't landt ende heerlijkheyt van Nyervaert in den jaere 1362Ga naar voetnoot1).
54) Ende liet de voors. heere Johan noch achter Philips van der Lecke, heeren Henrick van der Lecke, ridder, heer tot Heeswijck ende Dinter, Willem van der Lecke, heere Dirck van der Lecke, ridder ende heere Oth van der Lecke, ridder, heere tot Hedel, vrouwe Beatrice, van der Lecke, dewelcke in den jaere 1356 waerdt gehoudt met heeren Henrick van Boutershem, oudste soone s'heeren Henricx van Boutershem ende vrouwe Marie van Merxhem, heere ende vrouwe des landts ende stede van Bergen op ten Zoom, ende vrouwe Oeda van der Lecke, dewelcke gehoudt is geweest in den jaere 13... met heeren Henrick, heere van Montfoort.
55) De voors. heere Johan van Polanen dede op tenGa naar margenoot+ thienden May anno MIIIc vijftich beginnen te fonderen ende sedert voirts opmetsen ende timmeren het oude casteel alhier tot Breda, daervan men noch tegenwoordichlyck siet staende de twee viercante hoecktorensGa naar voetnoot2), hebbende grave Henrick van Nassau in den jaere XVcXXXV de twee andere, metter sale, capelle ende andere logisten, doen omwerpen ende demolierenGa naar voetnoot3).
56) De voors. heere Johan van Polanen, heere van der L ecke ende van Breda, ende heere Henrick van Boutershem, heere Van Bergen op den Zoom, vercochten in den jaere 1356 heuren ondersaten der stadt van Steenbergen ende anderen, om te bedijcken tot verschen coorenlanden, d'landt, doen tertijt genoempt Oudt Cromwiele, dat men nu tertijt heet het Oude Landt; ende in den jaere 1376 't landt, liggende in den polder, genoempt het Westlandt. | |
[pagina 365]
| |
57) Ende is daernae de voors. heere Johan overleden inGa naar margenoot+ den jaere XIIIc vier ende tachtentichGa naar voetnoot1); ende tot Breda in der collegiaelder kercke beneffens den hoogen koore in eenen verheven sepulture tusschen sijne twee yerste vrouwen begraven, als men aldaer sien machtGa naar voetnoot2).
58) Naer den overlijden des voors. heeren waerdt heere der voors. landen van der Lecke, Breda ende Nyervaert heere Johan van Polanen, soone des voors. heeren Johans ende vrouwe Oeda van Hoorne. Sijne huysvrouwe was Odelia, des gravens dochtere van Solms, die in 't landt quam in denGa naar margenoot+ jaere XIIIcLXXXIIII. Sij lieten t'samen achtere maer een eenige dochtere, genoempt vrouwe Jehenne van der Lecke, dewelcke waerdt geboren in de maendt van Januario annoGa naar margenoot+ XIIIc twee ende t'negentich.
59) Ende hij fondeerde in den jaere XIIIc acht ende tachtentich in den casteele van Breda een capelrye van eenen dagelycksche misse, reserverende sijne liberteyt ende macht van deselve capelrye te confereren ende de voirs. missen oick te mogen doen lesen in der kercke van Breda in sijne capelleGa naar voetnoot3), daer hij naerderhandt oick in een verheven sepulture, als men sien mach, is begravenGa naar voetnoot4). Hij overleet op ten thienden dach van Augustus anno XIIIc vier ende t'negentichGa naar voetnoot5). Ende vrouwe Odilia van Solms, sijn huysvrouwe,Ga naar margenoot+ overleet op 't...... dach...... anno XIIIIcXXVIIIGa naar voetnoot6). | |
[pagina 366]
| |
60) De voors. vrouwe Jehenne van Polanen, vrouwe der voors. landen van der Lecke, Breda ende Nyervaerdt, waerdt op ten yersten dach der maendt van Augusto in den jaereGa naar margenoot+ veerthienhondert ende drie gehoudt met grave Engelbert van Nassau, soone was grave Johans van Nassau ende Vyanden ende van vrouwe Margarete van der MerckeGa naar voetnoot1). Ende hadde tesamen sesse kinderen, tewetene: yerst een soone, genoempt Johan, die waert geboren op ten yersten Augusti anno XIIIIc thien; ende geheven boven de vonte bij hertoge Willem van Beyeren, grave van Henegouw ende van Hollandt etc., hertoge Adolff van Cleve ende bij sijnre sustere vrouwe van Teylingen. Ende in 't selve jaer werdde yerst begonnen de choore van der kercken tot Breda voorn.Ga naar voetnoot2).
61) Ende daernae vercregen sij t'samen noch eenen soone anno XIIII, genoempt Henrick; item anno XV een dochter, genoempt Margriete; item anno XVIII noch een dochter, genoempt Marie; item anno XVI noch een soone, genoempt Willem. Ende anno twintich noch eenen soone, genoempt Philips.
62) De voors. grave Engelbert ende vrouwe Jehenne vercochten erflyck op heerenchijns VI deniers Lovens op 't buynder in den jaere 1430 vierhondert buynderen moers, geleghen in der woestijne tusschen de dorpen van Etten ende Rijsbergen, hebbende boven den voors. heerenchijnse van elcken buynder tevooren ontfangen twintich gouden nobelen ende drie grooten ende noch andermaels op ten hoip XIIIIc oude schilden. Ende dit boven andere dyversche groote plecken ende buyndertalen van gelijcken moer, bij hen uuytgegeven voor sekere bruyckjaeren, den grondt reserverende.
63) Sij gaven oick uuyt andermaels met heeren Janne van Glymes, heere van Bergen, in den jaere 1420, om wederom bedijct te worden 't voors. Westlandt bij der stadt van Steenbergen, d'welck sekere lange jaeren wederom was geinundeert ende geabandonneert geweest.
64) De voors. grave Engelbert overleet op ten derden dach | |
[pagina 367]
| |
van Meye anno XIIIIc twee ende veertichGa naar voetnoot1). Ende voors. vrouwe Jehenne op ten ......dach anno 1446Ga naar voetnoot2). Sijn beyde begraven in eenre fauteGa naar voetnoot3) in den voirs. choir voor heurer sepulture aldaerGa naar voetnoot4).
65) Jonckheere Johan, grave van Nassau, van Vyanden ende van Dietze, dewelcke succedeerden de voors. landen ende heerlikheden. Ende hadde hij bij vrouwe Marie van Loon ende van Heynsberge, sijne huysvrouwe, onder andere kinderen twee soonen, daervan den oudsten genoempt was Engelbrecht, ende den anderen Johan. Ende behielt de voors. Engelbrecht achtervolgende sijns heer vaders testamente alle de landen ende heerlicheden, gelegen in Duytslandt aen dese sijde van den Rijn, ende onder Brabant ende Hollandt. Ende voors. grave Johan alle de landen, gelegen in Duytslandt aen gene sijde van den RijnGa naar voetnoot5).
66) De voors. joncker grave Johan van Nassau ende Vyanden ende sijne vrouwe moeder, metsgaders Johan, heere van Bergen, als heeren van den gemeenen landen van Breda, gaven gesamenderhandt uuyte ende vercochten erfflicke op heerenchijnse ende andere conditien in den jaere 144... 't landt, gelegen in den polder, die men noch tertijt noempt Nyeue Cromwiele onder en bij Steenbergen.
67) Item in den jaere XIIIIcLVIII deelden de voors. grave Johan ende heere Johan van Bergen 't voors. gemeen | |
[pagina 368]
| |
landt van Breda, daeronder, als hiervooren breeder verhaalt is, de stadt ende landt van Steenbergen, het Cruyslandt metgaders de dorpen van Oudt ende Nyeuw Gastel, den Ouden ende den Nyeuwenbosch, ende de Hoeven, den Fijnaert, den Ruygenhil, de Heyningen, den Appelaer ende meer andere aenwasschen met heuren appendentien ende dependentien, begrepen waeren; alle dewelcke heurer E. voorsaten ende sijluyden totten selven jaere incluz in 't gemeene ende onverdeelt hadde gebruyckt ende t'samen besetenGa naar voetnoot1).
68) Ende hij gaff oick uuyte binnen sijnen leven diversche groote ende merckelycke plecken van moeren, om voor sekere lange jaeren voor seker hootschap van penningen ende op lastgelt gebruyckt te worden, den grondt hem ende sijne nacomelingen reserverende, metgaders oick dyversche andere cleene parceelkens van aenwasschen, erfflick op ordinaris grondtchijnse.
69) Maer daertegens vercreech Sijne E. wederomme bij coope van dyversche andere parcheelen ende onder anders de landen ende baron yen van Grimbergen ende Conroit met heuren appendentien ende dependentien.
70) De voors. grave Johan overleet tot Dillenburgh op ten derden dach der maendt van Februario anno XIIIIcLXXVGa naar voetnoot2). Ende sijn lichaem waerdt gebracht tot Breda ende aldaer begraven op den XIII derselver maendt. Ende vrouwe Marie, sijne voors. huysvrouwe, op ten...... dach der maendt van...... anno XVc......Ga naar voetnoot3). Ende liggen beyde oick alhier tot Breda begraven in der voors. faute voor heure sepulture.
71) Item de voors. grave Engelbert, grave van Nassau, van Vyanden ende van Dietze, heere, baron van Breda etc., ridder van der ordre van den Gulden Vliese was gehoudt met vrouwe Simbourch van Baden, dochtere van heeren Carel, marcgrave van Baden, ende vrouwe......Ga naar voetnoot4) van Oistenrijck, | |
[pagina 369]
| |
sustere van keyser Maximiliaen van OistenrijckGa naar voetnoot1). Hij sterff gouverneur lieutenant ende capiteyn generael van alle dese Nederlanden, sonde ennige kinderen achter te laten.
72) Hij was tweemaels binnen sijnen leven -- in den oorlogen wesende -- gevangen; als yerstmaels in den slach met hertoge Kaerle van Bourgoignen, doen Sijn E. bleeff voor Nancy in Loreynen. Ende andermaels in den slach bij BlangysGa naar voetnoot2). Ende moeste telcker reyse groote sommen van duysenten guldens tot rantsoene betalenGa naar voetnoot3).
73) Waeromme Sijne E. benoot was sijne landen ende heerlicheden met veele renten te belasten; dewelcke hij bijnae al tesame wederomme losten, eensdeels met den penninghen van den legscatGa naar voetnoot4) van der gorssingen ende aenwasch van de besloten in St. Oncommerspolder bij Steenbergen, groot omtrent XIIc gemeten; anderdeels met gelijcken penningen van den legscat van den Oistlande van Steenbergen, dat men nu tertijt heet het Cruyslandt, groot omtrent vier duysent gemeten; welcke aenwaschen Sijne E. erflick vercochte, reserverende de thienden ende heerenchijnse ende op andere conditien in den jaere XIIIIcLXXXII ende XIIIIcLXXXVII, respective om bedijct te worden -- als geschiede -- tot tween versche coorenlanden.
74) Ende dede daerenboven noch timmeren de huysinge | |
[pagina 370]
| |
van Nassau in der stadt van Bruessele ende vercreech daertoe noch de stadt, landen ende heerlicheden van Diest ende Caggelune, Sichenen, Merhoudt, Vorst, Holede, ende Zeelhem; daeraen toegevende sijne gedeelten, die hem van der voors. vrouwe Marie van Loon ende Heynsberch, sijne vrouwe moeder, waren aanbestorven in de steden ende heerlicheden van Gangel, Vucht ende MillemGa naar voetnoot1).
75) Deselve grave Engelbert overleet tot Bruessele op ten...... dach der maent van...... anno XVc vierGa naar voetnoot2). Ende vrouwe Simbourch, sijne huysvrouwe overleet tot Breda op ten...... dach der maendt van...... anno XVc...Ga naar voetnoot3); ende sijn oick alle beyde alhier tot Breda in voors. faute bij heuren ouders ende voorsaten begraven.
76) De voors. Johan, grave van Nassau ende van Dietz, broeder des voors. heeren Engelberts, was gehoudt met vrouwe Elisabeth van Hessen, oudste dochtere van Landtgrave van Hessen, grave van Catzenelleboge. Dewelcke gravescap Sijn E. ende grave Henrick ende Wilhelm van Nassau, sijnen soonen naer heurer vrouwe moeders overlijden voor de eene helfte, ende hertoge Johan van Cleve, soon van vrouwe Odelie van Hessen, der voors. vrouwe Elisabeth sustere, sijne vrouwe moeder erffden. Ende vercochte de voors. hertoge van Cleve namaels sijne helfte ende erffdeel voors. graven Henrick ende Wilhelm van Nassau gebroeders voors. voor sekere somme van penninghen.
77) Item de voors. heere Engelbert, grave van Nassau heere van Breda huwelicte de voors. heere Henrick, grave van Nassau sijnen neven, bij believen ende consente des voors. heeren Johan grave van Nassau, sijnen broeder, met vrouwe Franchoise van Savoyen, eenige dochter van heere......Ga naar voetnoot4) van Savoyen, grave van Romondt, ende van vrouwe Marie Lutzemburgh, naerderhandt vrouwe hertoginne van Vendomois; deselve grave Henrich instituerde sijn eenich | |
[pagina 371]
| |
ende universeel erfgenaem in allen sijnen landen, heerlichheden ende goedenGa naar voetnoot1).
78) De voors. heer Henrick, grave van Nassau, Vyanden, Dietz, Catzenellenpoghe, heere baron der voors. landen van Breda, Grimbergen, Diest, Zichenen etc.; oick riddere van der ordre van den Gulden Vliese, grootcamerlingh van den keyser Carolus den vijffdeGa naar voetnoot2). Ende hadde bij de voors. vrouwe van Savoyen geen kinderen; ende houwede andermaels, bij tuschen spreken des conincx Franchois van Vranckrijck, d'yerste van dien name, met vrouwe Claudine, eenige dochtere van heeren Johan van Châlon prince van Oraengien, ende van vrouwe Philiberte van Lutzemburgh, bij dewelcke hij procreerde heeren René prince van Oraengien, grave van Nassau, van Vyanden, van Catzenellpoge, van Dietze, van Tonnere, Ponthieure etc., heere baron van den lande van Breda, Diest, Grimbergen, Castelbelm, Noseroy etc.
79) Item vercochte de voors. heere grave Henrick in maniere als sijne voorsaeten, om bedijct te wordden tot verschen coorenlande in den jaere XVc zeven, 't landt, liggende in den polder Swertenberge bij Breda, groot omtrent thienhondert gemeten. Item in den jaere vijfftien 't landt, gelegen in den polder van der Heye bij Steenbergen. Ende in den jaere XVc seven ende dertich 't landt, liggende bij den voors. stadt van Steenbergen, in den polder, geseyt grave Henricxpolder, oick groot sijnde omtrent thien hondert Buynderen.
80) Item gaff noch daerenboven binnen sijner leven uuyt voor sekere groote somme van penningen 't gebruyck voor sekere jaeren -- den grondt reserverende -- diversche plecken van moeren, soe binnen ende onder der ennigeGa naar voetnoot3) van Rijsbergen in de woestijne aldaer als onder de Swaluwe gelegen; daer onder anderen begrepen waren de Bloemen tot Roosendael, ende noch tweehondert Buynderen op te koore te vlote uuytcomende. | |
[pagina 372]
| |
81) Hij dede maken ende bewallen alhier tot Breda het casteelGa naar voetnoot1) ende koore van Nassau aen de kerckeGa naar voetnoot2), metsgaders de sepulture van den voors. grave Engelbert, daeronder Sijne E. begraven isGa naar voetnoot3). Ende overleet op ten VII octobris anno XVcXXXVIIGa naar voetnoot4). Ende sijn voors. huysvrouwe, te wetenen de voors. vrouwe Franchoise van Savoyen, overleet op ten...... dach...... anno......Ga naar voetnoot5); ende voors. Claudyne van Châlon ende van Oraengien overleet in der stadt van Diest op ten...... dach...... anno....Ga naar voetnoot6). Ende liggen alle beyde begraven voor de voors. sepulture van Nassau, in de faute hiervooren gedesigneert.
82) Item de voorgen. heere René van Nassau ende van Châlon, prince van Oraengien ende grave ende heere der voors. andere landen, ende sijnde oick ridder van der voors. ordre, huwede in den jaere XVc ende veertich met vrouwe Anna, dochtere van hertoge Anthonis van Loraynen, van Bar etc.; daerbij Sijne E. hadde een dochter, genaempt Marie; ende sterff jonck egeene drie weken oudt wesende. Ende Sijne E. bleeff geschoten, wesende in des keyserlyck majesteyt dienste in den leger voor de stadt van St. Desier, sonder ennige kynderen achter te laten, in de maendt van JunioGa naar voetnoota) anno XVc vier ende veertichGa naar voetnoot7). Ende is alhier be- | |
[pagina 373]
| |
graven tot Breda bij sijne voors. heere vader onder de voors. sepulture van grave Engelbert, sijnen oom, in 't fautken daeronder staende. Ende Sijne E. institueerde bij sijnen testamente militaire sijn eenich universeel erffgenaem mijnheere de Prince van Oraengien jegenwoordich, oudtste soone van den voorn. heere grave Wilhelm van Nassau sijnen oom, onder de clausulen ende conditien te sien bij sijnen testamente voors.
Breda Gemeentearchief 4 (Perkamentboek) f. 1 vlg. | |
[pagina 374]
| |
Bijlage.
| |
[pagina 375]
| |
Gerard van Rasseghem verkocht in 1326 zonder medeweten van zijn vrouw en hare zusters, Stad en Land van Breda aan hertog Jan III van Brabant. In 1339 gaf de hertog het aan Willem van Duivenvoorde, om er gedurende zijn leven het vruchtgebruik van te hebben. In 1350 verkocht hertog Jan III van Brabant Stad en Land van Breda aan Jan van Polanen heer van de Leck. voor 43000 guldene hallingen. | |
[pagina 376]
| |
|