Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 61
(1940)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verbaal van mr. Albert Fabricius, pensionaris van Haarlem, van het gebeurde bij zijn sollicitatie naar het ambt van secretaris van de Staten van Holland,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zoon, die in 1694 te Leiden in de rechten gepromoveerd was, de mogelijkheid uitgesloten, in de vroedschap der stad te komen. Evenwel werd hij dat jaar secretaris en in 1718 pensionaris van Haarlem en woonde als zoodanig met de gedeputeerden ter dagvaart de vergaderingen der Staten van Holland bij. Van verschillende commissiën van dit lichaam maakte hij deel uit: in 1719 van die in zake de limietscheiding tusschen Gooiland en Utrecht en ter conservatie van het eiland Vlieland; in 1720 van de commissie tot onderhoud van den Muider Zeedijk en van die tot onderzoek van de staat der geldmiddelen. In 1722, toen Gelderland plannen maakte tot verheffing van den Prins van Oranje tot stadhouder van dat gewest, behoorde Fabricius tot de bezending van de Staten van Holland naar Gelderland, Utrecht en Overijsel, waarbij de beide laatste provinciën bewogen werden, om niet het voorbeeld van de eerste te volgen, maar zich bij den ouden regeeringsvorm te houden. In deze jaren kocht Mr. Albert, daar zijn oudere broeder zijn vader was opgevolgd als heer van Santhorst, zich de ambachtsheerlijkheid van Almkerk, Sandwijk, Uppel en Doorn, waarmede hij in 1724 verleid werd. Hij was gehuwd met Henriëtte Christina de Witt, dochter van Pieter de Witt en Helena Coninck, die in 1724 overleed. Hij zelf stierf in 1736 en werd begraven in het familiegraf in de Groote kerk te Haarlem. In 1726 vaceerde door den dood van Mr. Simon van Beaumont het ambt van secretaris der Staten van Holland. Reeds op 22 April 1722 hadden deze besloten, om bij vacatie van dit ambt voortaan twee personen daartoe te benoemen, waarvan de eene als 1e secretaris de vergadering der Staten zelf zou bedienen, de andere het college van Gecommitteerde Raden van het Zuiderkwartier. Gecommitteerde Raden van het Noorderkwartier hadden voor hun vergaderingen te Hoorn een eigen secretaris. Ook waren in 1724 de instructiën voor beide te benoemen secretarissen vastgesteld. Zooals meer voorkwam, had men reeds van te voren overlegd, wie bij het overlijden van Beaumont, wiens gezondheid zeer achteruit ging, voor deze betrekkingen in aanmerking kwamen. Twee personen waren hiervoor genoemd: Mr. Willem Buys, pensionaris van Amsterdam, en de raadsheer Mr. Adolf Visscher, doch daar beiden uit Amsterdam | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
afkomstig waren, stond te verwachten, dat hier veel bezwaar tegen zou zijn. Het Verbaal nu vertelt, hoe de Ridderschap hierom naast Buys Fabricius als candidaat opwierp, die, als jongste in jaren en dienst, zich met de tweede secretarisplaats tevreden zou stellen. Toen echter in Feb. 1726 de vacature aan de orde was, werd van alle kanten hevig gekuipt, zoodat de kansen van Fabricius, die aanvankelijk beter dan Buys als candidaat was bejegend, een oogenblik zeer twijfelachtig werden. Toch wist hij nog het vereischte aantal stemmen te behalen en werd hij, naast Buys, tot secretaris van Staat benoemd op 8 Maart 1726. Hoewel de schrijver vooral den nadruk legt op de kuiperijen van Amsterdam, dat met beloften en anderszins veel kon bereiken, waartegenover Haarlem ‘arm en naakt’ stond, daar het niets te geven had, valt op te merken, dat één zijner concurrenten, de raadsheer Visscher, die zich ter elfde ure geheel terugtrok, hem opvolgde als pensionaris van Haarlem, ofschoon geen burger der stad zijnde. Op 22 April 1726 benoemde hem de vroedschap van Haarlem als zoodanig, waarna hij tegelijkertijd den eed als poorter en als pensionaris aflegde. Dit ambt verwisselde hij in 1730 voor dat van raad-fiscaal der admiraliteit op de Maas. Fabricius bleef, op eigen verzoek, ook na zijn benoeming tot secretaris van Staat het burgerschap van Haarlem behouden.
G.H.K.
In February van den jare 1725 tijding komende, dat den heere Mr. Simon van BeaumontGa naar voetnoot1) soo swack wiert en in kragten afnam, dat alle momenten sijn dood wierd te gemoet gesien, soo sijn de heeren van den Boetselaar en ObdamGa naar voetnoot2) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gecomen bij de heer van BleskingsgraveGa naar voetnoot1), om te overleggen, wat personen tot die daardoor sullende vaceren secretarisplaatsen te verkiesen en hoe de heer rekenmr. Van HoeyGa naar voetnoot2) en het Noorderquartier, die haer eygen secretaris van Gecomm. Raden van het Noorderquartier maken, daervan te ontsetten, daerbij voegende, dat sij heeren daerop haer gedachte hebbende laten gaan, haar oog was gevallen op den heer raadpensionaris BuysGa naar voetnoot3) ende den heere raadsheer VisscherGa naar voetnoot4), waerop de heer van Bleskingsgrave, na die heeren te hebben bedankt voor die communicatie, Haer Hoog Ed. heden tegemoet voerde, dat hij voorsag, dat de leden aen beyde die heeren tegelijk niet souden willen, als sijnde beijde van Amsterdam originelijk; dat hij ook niet verder in dese sake soude komen, voor en aleer hij met mij, als met wien hij alle saken vooraf overleyde, had gesproken, en dat Sijn Edt. mij ten spoedigste daervan advertentie soude geven ende versoeken, ilico over te comen. Welke brief met de postwagen ten ses uuren mij sijnde ter hande gecomen, ben ik des anderen daags 's morgens met het opgaan van de poort na Den Haag vertrocken en voor half twaelf uuren bij den heere van Bleskingsgrave gecomen. Dien heer deed alsdoen sijn uytterste effort, om mij te persuaderen, dat ik mijn persoon nevens den heere Buys tot die secretarisplaatse wilde laten employeren, waarop ik tijd van beraet nam tot na de middag, als wanneer wij een conferentie met de heeren van de Boetselaar en Obdam souden hebben. Na de middagh in de conferentie seyde de heer van Bleskingsgrave, dat Sijn Edt. mij van het geproponeerde hebbende kennisse gegeven, wij daerin overeen quamen, dat die twee geprojecteerde personen met geen apparentie tegelijk soude werden verkoren, en dat hij daerom mij had versogt, dat ik nevens de heere Buys mij daertoe | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wilde laten employeren. Dat ik daerop een dilatoir antwoort hebbende gegeven, hij nu versogt, dat Haar Hoog Ed.len nevens hem wilde tragten, mij daertoe te bewegen, die daerop betuygden, dat Haer Ed. niet aangenamer soude sijn, als dat ik mij daertoe liet employeren. Dat sij dat concept ook vooraf hadden gemaekt, maer hetselve hadden moeten veranderen, omdat ik te meermalen aen Haer Hoog Ed. heden hadde betuygt, dat ik hetselve most declineren ter oorsake van de indispositie van mijn vrouw sal.Ga naar voetnoot1), en op het ernstigst daeromme mij nu daertoe versogten. Waerop ik Haer Hoog. Ed. heden te gemoet voerde, dat ik daervan kennisse soude geven aen mijn heeren principalen, en versoeken daertoe derselver consent en appuy, hebbende Haer Hoog Ed. heden verders gesegt, dat deselve het des anderen daags in de ordre souden brengen en derselver stem voor mij versorgen. Ik ben daarop gegaan naar den heer RaadpensionarisGa naar voetnoot2) en heb aen Sijn Wel Edt. van alles communicatie gegeven en versogt Sijn Ed. goede raad in desen. Sijn Wel Edt. betuygde mij, dat het hem een singulier playsier was, dat die heeren het oog op ons beyden hadden laten vallen ende dat hij alles soude in het werk stellen, om hetselve te doen reusseren. Ik ging daerop, nadat den heer van den Boetselaar mij uyt name van de heeren van de Ridderschap derselver steun had gebragt, na Haerlem, gaf daer toen kennisse van eerst aan de heeren Burgermrn.Ga naar voetnoot3) haar huysen, uytgenomen den heer Sylvius, die uyt was gegaan, en naderhant aen deselve compleet vergadert sijnde, met het versoeck van derselver consent en appuy en verders, dat Haer Ed. Gr. Achtb. mij wilden permitteren, dat ik aanstonts na Amsterdam mogt vertrecken, om aldaer aen d' heeren Burgermrn. kennisse te geven van het verhandelde in Den Hage, en haar stem en appuy te versoeken. Omtrent halff twaelf uyren reet ik na Amsterdam en quam voor een uyren aen het huys van den heer pensionaris Buys, om voor eerst te vernemen, wie van de heeren Burgermrn. te huys waren, en ten tweede, om Sijn Edt. te communiceren, wat in Den Haag was gepasseert, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en dat ik mede sollicitant stond te werden, maer niet tegens hem, welke heer verset stond, hetselve te horen, maar echter hetselve goedkeurde, dog versogt, dat hij mogt werden secretaris van de vergaderingeGa naar voetnoot1), waerop ik Sijn Edt. betuygde, dat soo de heeren Burgermrn. van Haerlem sulx consenteerden, ik hetselve gaarne wilde doen, uyt hoofde van desselfs hooger jaren en langer jaren dienst aan de Staat gedaan. En verstond ik, dat alle de heren Burgermrn. te huys waren. Bij mijn suster MeulenaerGa naar voetnoot2) wat hebbende gegeten, hebbe ik gesproken de heeren Trip, Van den Bempden en W. Six, burgermrn., sijnde de heer Lestevenon uytgegaanGa naar voetnoot3), die mij alle seer vrundelijk ontmoeteden, het plan approbeerden, mij versekerde van de steun van Amsterdam, en hoopten in desen in alles te concurreren met de heeren van de regeringe der stad Haerlem, en beloofde alle haar effort te sullen doen, ten eynde hetselve na dat plan wiert geschickt. De heeren Burgermrn. van Haerlem van die sake aen de heeren van de Vroetschappe hebbende kennisse gegeven, is bij deselve Vroetschappe op den 6e Mart 1725 genomen een resolutie in mijn faveur, welke voor mij om de expressieGa naar voetnoot4) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
daerinne vervat seer heuglijk was. Ter welker occasie ik ook aen deselve hebbe ter hande gestelt een besloten acte, die eerst soude moeten werden geopent, nadat de secretarisschappen soude sijn vergeven, en dat om te betuygen mijne dankbaarheyt en groot genoegen voor die resolutie. Daerop heb ik niet gemanqueert in Den Hage ter vergadering komende, om van dit alles kennisse te geven aen die heeren, die het plan hadden gemaekt, ende aan den heer Raadpensionaris, die daerover ten uytterste waren voldaen en mij van haer genegentheden en appuy versekerde. Ik heb ook alsdoen aen de ministers van alle de steden gecommuniceert, dat ik bij het overlijden van den heer van Beaumont mijn persoon tot een van de secretarisplaatsen van staat soude recommanderen, met versoek van derselver appuy, hetgene alle hebben aengenomen. Op den 7e February 1726 den heer van Beaumont sijnde overleden, hebbe ik aanstonts mij vervoegt aen de logementen van alle de leden en bij de heeren van de Ridderschap ende den heer Raetpensionaris en mijn persoon aen deselve gerecommandeert, hebbende de leden van de steden aangenomen, hetselve favorabel aen haar heeren principalen te sullen overbrengen ende de heeren van de Ridderschap mij haar stem opnieuw gegeven, en verders soo ook de Raadpensionaris Haer E. appuy in desen mij belooft. Daerop ben ik den 8e dito na Haerlem gereyst en hebbe daervan kennisse gegeven aen de heeren Burgermrn.Ga naar voetnoot1) ende versogt derselver appuy en brieven van voorschrijvinge, ende den heer Raadpensionaris, die mij aanstonts sijn toegestaen, en den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
9e February gedepescheertGa naar voetnoot1). Den 10e Feb. hebben Haer E. Gr. Achtb. daervan kennisse gegeven aan de heeren van de Vroetschappen, en dat reeds een begin hadden gemackt met derselver resolutie van den 6e Maart 1725 ter executie te leggen. De sollicitanten waren alsdoen Buys, Fabricius, GrootGa naar voetnoot2), pensionaris van Hoorn ende de rekenmr. Van Hoey, alle met brieven van voorschrijvinge van de steden, van de steden van Haerlem, Amsterdam, Gorinchem en Hoorn, tot een van die charges uytgenomen Amsterdam, die alleen was tot dat van de vergaderinge van Haer Ed. Gr. Mog. De heer Buys heeft sig ook geadresseerd aan de heeren van Haerlem en versogt derselver stem en concurrentie, 't gene reciproque is aangenomen, en daerbij belooft de confidente communicatie ter wederzijden van alles, dat soude voorcomen, sijnde daarenboven getragt voor te comen, dat men soude moeten doen de ronde door de steden in dit slegte saysoen, daertoe echter de heeren van Amsterdam en Buys haer inclineerden, en sijn de heeren Buys, Groot en ik afgesproken in geen steden te gaen als waerdoor men soude moeten passeren, en heeft uyt dien hoofde den heer Buys de heeren van Leyden en Haerlem, en naderhant ook Delft in hare steden begroet, en den heer de Groot de heeren van Leyden, Haerlem en Amsterdam ende de steden van het Noorderquartier. De laatste vergaderinge van het reces zijn de ceremoniele visites begonnen, sijnde wegens Haerlem gedaen door de heeren Van der Camer R.B., Maes d' Avenrode O.B., Van der Waeyen O.S., Van Dijk O.S., den secre- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
taris GuldenwagenGa naar voetnoot1) ende den sollicitant. Bij alle de leden tot antwoort becomen, hetselve favorabel aen de heeren principalen te sullen overbrengen, en in de particuliere sollicitatiën gehoort, dat voor mij geen swarigheyt was, maer dat veele leden van het Suyderquartier aan den heer Buys niet wilden, en dat sij, voornamentlijk Dordrecht, meynden, dat het best was, dat wij ons met het Noorderquartier verstonden, daertoe ons het Noorderquartier ook noodigden. De Ridderschap gaf aenstonts haer stem, en tegens Buys waren toen Dordrecht, Gouda, Rotterdam, Gorinchem, Schiedam, Schoonhoven, Briele wegens het Suyderquartier. Den heer Buys en ik communiceerden den andere alle hetgeen ons voorquam en is oversulx het doen voorenstaande aen den heer Buys [gecommuniceerd], die seer daarover gealarmeert was, te meer, daer ik den heer van den Boetselaer en Obdam (die seer gealarmeert waren over het woelen van den heer Van Hoey en het opcomen van den heer Van LeydenGa naar voetnoot2) voor sijn soon als sollicitant) van alles had geinformeert, ende dat die van den heere Buys hadden getragt te induceren, om bijtijds te deserteren, die daer niet aen wilde, waerop hem wierd toegevoegd, dat hij dan de stem van de Ridderschap niet soude hebben als casu quo, als deselve hem dienst konde doen. De heeren van Amsterdam quamen doen de heeren van Haerlem spreken, om te overleggen, wat te doen, en geresolveert yder voor sigh te solliciteren, sig aan niemant anders te engageren, maer sig forte et ferme te houden, en tragten quovis modo den anderen dienst te doen. Middelerwijle quam nog op als sollicitant den jongen heer Van der Werven, daer niet soo veel vrees voor was, als hij sig abusievelijk inbeelde. Ik had inmiddels aen alle mijne goede vrinden geschreven en mijne sollicitatie gerecommandeert. De pointen van beschrijvinge afgesonden sijnde, wierd de ordinaris vergaderringe geconvoceert tegens Woensdag den 6e Mart. Yder deed sijn uytterste vermogen, en die van Amsterdam had- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den gaerne getragt, het vacante griffierschap van den Hoogen Rade op den heer Groot te doen confereren, dog denselven was dat declinerende. Den heer Groot gaf voor te hebben de stemmen van de ses steden van het Noorderquartier met magt om over de tweede plaatse te mogen marchanderen. Amsterdam deed al haar best, om het Noorderquartier te divideren, en beloofde te geven aen Van VossemGa naar voetnoot1) de controlleursplaats van de convoyen, staande ter collatie van den heer Burgermr. Lestevenon. Desen heer Van Vossem was burgermr. ter dagvaart wegens Enkhuysen. En Amsterdam employeerde soo met belofte als anders, wat tot bereykinge van haar oogmerk was streckende. Wij waren arm en naakt, hadden niet over te geven, en alleen te versoeken de gunste, en te winnen de inclinatie van de leden. Dingsdag den 5e Maert vertrocken wij na Den Hage en deden den 6e weder met ses heeren, 's morgens ten half negen uyren beginnende, de ronde bij de leden. De heer Raedpensionaris bleef in deselve sentimenten; Ridderschap pro; Dordregt solliciteert voor den heer raadsheer Visscher, die nog noyt was gehoort, geen brieve van voorschrijvinge had en selfs niet solliciteerde; Haerlem pro; Delft konde sig nog niet uyten; Leyden ad idem; Amsterdam pro; Gouda pro; Rotterdam genoegsaam pro; Gorinchem niet te huys; Schiedam genoegsaam pro; Schoonhoven konde sig nog niet uyten; Brielle ad idem; Alkmaer was de burgemr. nog absent; Hoorn uyt; Enkhuysen seyde de heer burgermr. Van Vossem, dat niet wist, hoe het toeging, en vroeg of het nog soo was: exeat ex aula qui vult esse pius, en voorts dat sig voor alsnoch niet con expliceren; Edam uyt; Monnikkendam: daer was in het logement een sollicitant uyt het quartier, wenscht wel, dat het kon werden geschikt; Medemblicq als Monnikkendam; Purmereynde waren voor Buys en Groot. Daer wierd dien dag niet stil gestaan met kuypen, om te maken, dat de stemmen, die voor mij waren in het Suyderquartier ook wierden voor den heer Buys. Bij Dordregt was er niet te verwinnen; Gouda quam daer in; soo ook Rotterdam; Schiedam mede; nu resteerde maar van de correspon- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dentie Dordregt, die siende, dat Buys de meerderheyt hadde voor het 1e secretarisschap, het momaansigt afdeden en solliciteerden voor den heer Visscher tegens mij, die sij hadden betuygt te voren, dat Haer E. aangenaam soude sijn. Het Noorderquartier quam hoe langer hoe meerder sigh voor den heer Buys verklaren. Dus stonden de stemmen Woensdagavond den 6e Maert. Donderdag den 7en Maert wierde de ronde hervat. Alsdoen verklaarde sig voor ons: Ridderschap, Haerlem, Leyden, Amsterdam, Gouda, Rotterdam, Schiedam, Schoonhoven, Briele, als geen nieuwe correspondentie, daer sij konden incomen, werd gemaekt [en] Alkmaar. De Amsterdamsche sollicitatie was nu gesecureert en quam het nu aan op de sollicitatie van dengene, die van te voren de inclinatie had van alle de leden. Den sollicitant manqueerde niet, alles in het werk te stellen, wat conde dienen, om de hulpe van sijn vrunden te behouden en te employeren. De heer Groot, die voor desen had geweygert de griffiersplaetse, had, om sig te behelpen met het crediet van de heeren Fagels niet nagelaten, om deselve te doen hebben den indruk, dat het secretarisschap van staat hem werdende ontset, hij na dat van 't griffierschap van den Hoogen Raad soude staen. De partije van den heer Van Hoey, van Visscher en Groot, vonden daerop goet den laatsten lugtsprong te doen, ende te tragten tien leden bij den anderen te krijgen, om te zien dit plan te ontzetten, te weten de heeren van Dordregt, Delft, Gorinchem, Brielle, Hoorn, Enkhuysen, Edam, Munnikendam, Medemblicq en Purmereynde, 't gene ook reusseerde, dogh niet tot haar genoegen. Ten ses uyren des avonds quamen de leden van de correspondentie nu vigerende bij den ander aan het logement van Gouda, als derselver tour sijnde, nemine excepto, te weten: Dordregt, Haerlem, Delft, Leyden, Amsterdam, Gouda, Rotterdam, Schiedam, Alkmaar, Hoorn, Munnikendam, Purmereynde. Aldaar had ik d' occasie, de heeren van Dordregt en Delft te versekeren en aan te tonen, dat ik de meerderheyt had, en te versoeken, dat sij wilden expliceren, dog te vergeefs. Ook verstond ik, dat den heer Visscher reeds had versogt, dat voor hem geen verdere poursuites mogten werden gedaen, selfs mede aan het logement van Rotterdam. Nadat de militaire charges waren gereguleert, ende de reciproque | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
betuygenisse van dese correspondentie nyet te sullen breken, waren gedaan, ging yder na sijn huys. De heer BenningbroekGa naar voetnoot1) van Medemblicq was middelerwijle geweest aan het logement van de heeren van Haerlem, om aan deselve de stem van de stad Medemblicq voor den heer Fabricius te offreren. Den heer burgermr. van Brielle KobmoyerGa naar voetnoot2) ende de heer pensionaris AssendelftGa naar voetnoot3) had ik versogt te willen sijn aen het huys van den heere Van der Moesel, alwaer ik aennam te comen, soo ras ik uyt de correspondentie soude comen. In de correspondentie waren soo ras niet de saken gereguleert, of de meeste leden gingen aanstonts heenen en ik volgde kort daeraan, begevende mij eerst aan het logement van Enkhuysen, die niet t' huys waren, over dat van Alkmaer, vermits de Burgermr. weer niet in de correspondentie was geweest, die ook uyt was, en vandaar na Van der Moesel, alwaer gecomen sijnde vond ik die heeren met den heer President van den Hoogen Rade aldaar, die mij seyde, dat tien leden bij den anderen waren aen het logement van de vijf stedenGa naar voetnoot4), te weten:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De heer Groot opening gedaan hebbende van de oorsake van dese conferentie, wierd aanstonts geremarqueert, dat de regerende burgermr. en pensionaris ter dagvaert van Den Brielle absent warenGa naar voetnoot8), waerom die andere heeren van Den Brielle wierden versogt, die te halen. Den heer Deym ging nu die twee heeren [opzoeken], die weygerden daer na toe te gaan en begeerden, dat niet soude werden gesproken anders als van 't breken van onse correspondentie en het weder opregten van een nieuwe correspondentie van de voorenstaande tien leden. Den heer Deym met dat bescheyt daar synde gecomen, scheyde daerop die bijeen- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
komste, sonder iets anders te doen, als te versoecken dat deselve Vrijdag 's mergens ten half negen uyren nogmaels bij den andere wilden comen. Het plan was om te loten tusschen de heeren Visscher, Van Hoey, en Groot. De drie heeren van Den Brielle quamen aanstonts rapport brengen, en wierd besloten des anderen daags daer niet te gaen; gaven toen aen mij haer stem ongelimiteert. Daerop ging ik den heer Repelaer vinden en versogt, dat sigh nu in mijn faveur wilde uytten, maer versogt hij uytstel tot mergen ogtent ten 9 uuren. Vrijdag den dag van de begeving ging de ondergeschreve de leden, die sig niet geexpliceert hadden, versoeken Haer E. concurrentie, ende de revue doen der leden, die reets haar stemmen hadden gegeven, die alle alsdoen haer stemmen gaven, gelijk de heer van SoutevenenGa naar voetnoot1) met de schuyt van seven uyren 's mergens sijn stem gaf per missive, en tusschen half negenen uyre stelden de heeren Staten aan tot eerste secretaris Mr. Willem Buys en tot tweede secretaris Mr. Albert Fabricius, sijnde conform aen het eerste plan, welcke heeren des anderen daags den eed hebben afgeleyt, en possessie van hare bedieninge genomen. Van alle canten is het kuypen groot geweest, hebbende den heer Groot de heeren Fagels, die voor den heer Van der Haar solliciteerden na het griffierschap van den H. Rade, getragt daertoe te brengen, dat alle sijne efforten bij haer vrunden voor Groot wilden doen, alsoo hij anders na die griffiersplaatse soude staen, sijnde in desen wijders door onse tegenstanders alle practijcque gebruykt, die immers geexcogeteert konde werden. Wij hadden allang ons coup seker konnen nemen, met ons te allieneren met den heer Groot, daertoe het Noorderquartier ons t'elckens nodigde, en waerop contenueel aanhielden, maar het engagement met Amsterdam heeft ons alle aanbiedinge doen van de hand wijsen, en dienaangaande standvastig doen sijn. Aldus geverbaliseert den 9e Maert 1726.
(w.g.) A. Fabricius 1726
(Haarlem, Gem. Archief: Familiearchief Fabricius, no. 210.) |
|