Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 58
(1937)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bescheiden betreffende de Hervorming in Zwolle
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gaande brieven zijn gecopiëerd en die daarvan ook de fouten vertonen. Verder noemen we het publicatieboek, het oervedeboek (oorvede is de plechtige gelofte onder ede, door de ontslagen gevangenen afgelegd, dat zij wegens de hun opgelegde straf, òf wegens de in de gevangenis doorgebrachte tijd, òf wegens de ondergane pijniging, geen wraak zullen nemen op het stadsbestuur of den beul); resoluties van Raad en Meente; recognitienboek. Merkwaardige gegevens vonden we in het ‘liber excessuum’, waarin in het kort zij werden opgetekend, over wie bij het gerecht geklaagd werd, en wat hun overtreding was; een soort bekeuringsboekje dus. Door het nauw en voortdurend contact met de twee andere ‘grote’ Overijsselse steden Deventer en Kampen vullen verschillende berichten uit deze steden de Zwolse mededelingen aan. Stukken, die elders reeds gepubliceerd zijn, worden in het verband wel aangegeven, maar niet opnieuw afgedrukt. Dit geldt vooral voor dezulke, die in het werk van de Hullu voorkomen, en in Grosheide: ‘Verhooren en Vonnissen der wederdoopers, betrokken bij de aanslagen op Amsterdam in 1534 en 1535’. (Bijdragen en Mededeelingen Historisch Genootschap, deel XLI). Natuurlijk is het wel jammer, dat in de Zwolse archieven een dergelijke juridische verzameling, als door Mej. Grosheide voor Amsterdam gepubliceerd, niet te vinden was. Onnodig te zeggen, dat bij het opsporen van de stukken de heer J. Geesink, gemeente-archivaris van Zwolle, zijn zeer gewaardeerde steun verleende, en dat ik verder de volle medewerking mocht genieten van den waarnemenden rijks-archivaris te Zwolle, Mr. Haga, evenals van de archivarissen te Kampen en te Deventer, mej. Welcker en Mr. van 't Hoff, waarvoor hun hier mijn oprechte dank wordt gebracht.
In de Zwolse archieven vindt men zo goed als niets, dat van betekenis is voor de kennismaking met het begin van de godsdienstige revolutie. Van al datgene, dat in Holland de geschiedenis der hervormingsbeweging zo interessant maakt, de lotgevallen der sacramentariers o.a., wij konden er hier niets van ontdekken. Toch zijn er ook in deze stad en omgeving wel lieden geweest ‘die nijet en geloeven, dat onder der figuere ende gedaentenisse des broedes van den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
priester inder missen consecrirt, begrepen ende beholden sij, wairachtig vleijss ende bloet Christi’, zoals de beschuldiging luidt van een gevangene in Deventer (zie brief van Deventer aan Kampen, hierachter onder no. XXVI). Ook in de bescheiden in het oud-archief van Kampen komen verschillende ketters van deze soort voor. Wij kunnen dus vermoeden, dat er zulke ook in Zwolle waren. Misschien is het ontbreken van gegevens over deze ketterijen toe te schrijven aan de zware oorlog, die de stad van 1520 tot 1528 moest voeren, aanvankelijk tegen Kampen; het werd een oorlog van het Sticht tegen den hertog van Gelre; het conflict eindigde met de inlijving van Overijssel bij het bezit van den machtigen Habsburger Karel V, en dus met het verbreken van het landsheerlijk verband van Overijssel met den bisschop van UtrechtGa naar voetnoot1). Dat de stadsregering zwaar door deze gebeurtenissen in beslag genomen werd, begrijpen wij. Vond zij de geloofskwesties minder belangrijk? Moest ze zich ook hiermede bezighouden, haar taak zou daardoor veel verzwaard zijn. Maar in-het-oog-springende controversen zijn er toch blijkbaar niet geweest in deze jaren. Toch moet de nieuwe beweging in Zwolle aanwezig zijn geweest, zij het misschien alleen in de kring van geletterden, die aan de Zwolse school annex was; dus vooral zal de humanistische geest van Erasmus bij hen bekend zijn geweest. Eén van de meest overtuigde aanhangers van den groten Rotterdammer was in deze tijden rector van de Zwolse school. Het was Gerardus Listrius, die deze functie van 1516-1522 waarnam. Hij moet als voorbereider van de hervorming aan de school, maar ook bij de aanzienlijken in de stad, een belangrijke invloed hebben uitgeoefend, ook al daaraan te bemerken, dat de Dominicanen uit het Broerenklooster hem bestreden en daardoor misschien de aanleiding zijn geweest tot zijn vertrek naar Amersfoort. Merkwaardig is dat we van Listrius niets meer horen na de aanvaarding | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van zijn nieuw rectoraat; van dezen roerigen Erasmiaan, die in de kring der humanisten een bekende persoonlijkheid was. Jong gestorven? In de stadsrekening van 1526 van Zwolle komt in de ‘opboeren van Koer (een lijst van betaalde boeten) Listrius w. (wijf of weduwe?) voor; terwijl in het ‘liber sententiarum et conventionum, zijn resolutien van Raadt ende Meente’ van 1535 een mededeling voorkomt over ‘die momberschap van den onmundigen kijnderen van zalige Meister Gerrijt Lystrius’; ‘Stijne, sijn naegelaten huijsfrouw’ had in 1529 ‘erffutijnge gedaen ende mombers gesath, ende die momberschap bij den selven nijet angenomen wardt, alsoe dat Berndt van Reess, nu ter tijt oir echte man sich der kijnderen guidt onderwonden hefft’Ga naar voetnoot1). Tot mijn spijt heb ik in de archieven van Zwolle of Deventer geen bescheiden of brieven kunnen vinden, die op Listrius en zijn te vermoeden invloed in reformatorische zin, betrekking hebben. Wat jammer is in verband met de ook door Kühler vermelde filiatie tussen de broeders des gemenen levens en de dopersenGa naar voetnoot2). Pas na 1530 komen voor het eerst de reformatorische uitingen bij de burgers in de officiële stukken aan den dag. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De geschiedenis der kerkhervorming in Zwolle, zoals die aan de hand van de stukken te schrijven is, kan in drie perioden worden verdeeld. De eerste, van ± 1530 tot ± 1540 staat geheel in het teken van de wederdoperij. Het ligt voor de hand, dat datgene, wat zich in Munster afspeelde, de angstige belangstelling had van de gezeten burgerij alom in de Christenwereld, ook in Zwolle. Al had men sympathie voor de pogingen tot verbetering van wat men in de kerk verkeerd achtte, de meesten konden geen sympathie hebben voor de excessen, zoals het nieuwe Jeruzalem in Westfalen te zien gaf. Maar het gevaar school niet alleen in Munster, overal, ook in ons land, ook in Zwolle, waren geëxalteerden, gelijkgezinden, die bewondering hadden voor de stichting van de doperse heilstaat; die propaganda maakten voor de doperse leer, welke niet alleen in religieus opzicht, maar ook op maatschappelijk en economisch gebied verbeteringen beloofde; die aan alle verkeerdheden in kerk en maatschappij een einde zou maken. Munster, dicht bij onze tegenwoordige landsgrenzen gelegen, stond in de zestiende eeuw in nauwer contact met onze Oostelijke provincies, ook met steden als Zwolle, dan men zich in onze tijden kan voorstellen. Het verwondert dan ook niet, dat we hier veel burgers vinden, besmet met de wederdoperij. Maar angstig werd het voor Zwolle en omgeving, toen de anabaptistische aanhangers op 24 Maart 1534 bij Bergklooster werden verwacht, om gezamenlijk naar Munster op te trekken. Door de waakzaamheid der regering mislukte de bijeenkomst; evenzo mislukte de tocht van de Hollanders over de Zuiderzee, die bij Genemuiden binnenvielen en voor het grootste deel werden gevangengenomen evenals de bij Bergklooster saamgekomenen. Evenzo liep het koninkrijk Sion onder Jan Beukelsz. van Leiden op een mislukking uit, evenals de gehele Anabaptistische beweging; deze werd als de pest geschuwd, ten dode toe vervolgd door al wat conservatief gezind was. Hoe ook deze lieden te Zwolle vervolgd werden, hoe men ze in de steden niet duldde, is uit de opgenomen stukken treffend te zien. Ook hoe de dopersen allerwegen met elkaar in contact stonden. Welk een afschuwelijke indruk de beweging gemaakt had, blijkt nog jaren daarna, toen de wederdoperij in de kalmer banen van de doopsgezinden door Menno Simonsz. geleid werd; een treffend verbod nog | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in 1583, toen de reformatie in Zwolle al gezegevierd hadGa naar voetnoot1). (Zie no. LIV van deze bescheiden.) De tweede periode van 1540 tot ± 1565 verloopt in Zwolle veel kalmer. Wel hebben voortdurend vervolgingen plaats, maar ons valt vooral op, dat de magistraat de van hervormingsgezindheid verdachte burgers niet naar het leven staat; een in ons land gewaardeerde mentaliteit, die ons overal aangenaam aandoet. Er zijn geweldige strafbedreigingen op grond van de door de landsregering uitgevaardigde plakkaten; maar de delinquenten komen er gewoonlijk met verbanning uit de stad of uit de vrijheid van de stad af. Dan komt de derde en laatste periode, die eindigt met het omgaan van de regering in 1581; de hervormde godsdienst is daarna de enige gepermitteerde in de stad. In deze laatste jaren komen hagepreek en beeldenstorm; het begin van de tachtigjarige oorlog; Alva laat zijn zware hand ook op deze streken voelbaar neerkomen. Zwolle moest in 1572 in Augustus het bewind van den graaf van den Berg voor Oranje, en in December dat van Alva ondergaan. In het begin van 1572 vluchtten de Dominicaner monniken uit de stad, maar kwamen het volgende jaar weer terugGa naar voetnoot2). Na de totstandkoming van de Pacificatie van Gent volgt het begin van de ommekeer. Het stadsbestuur is slap, kan zich niet verzetten tegen de steeds sterker wordende drang van de hervormde burgers om gelijke rechten te verkrijgen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
als de roomsen. Zij eisen minstens één kerk voor de uitoefening van hun godsdienst. Als het stadsbestuur aarzelt, niet durft, en door brieven te schrijven naar hogere autoriteiten zich tracht te dekken, geen conflicten met de landsregering aandurft, dan kunnen noch willen de enthousiaste gereformeerden wachten: zij nemen de Onze Lieve Vrouwenkerk met geweld in bezit. Gelukkig voor de bange magistraat: zonder plundering of beeldenstorm. De zaken nemen dan een loop, waartegen de stadsregering zich niet kan verzetten; zij heeft geen autoriteit meer; 25 Januari 1579 komt een nieuw schepencollege, dat vooral geen strijd wil tussen de aanhangers van de beide religies. Maar in het midden van het jaar 1580 komt het toch tot een gewapend conflict tussen rooms en onrooms, die eindigde met de overwinning van de gereformeerden. Een beeldenstorm verwoestte veel schoons in de St. Michielskerk. De Dominicaners, die wel gehaat moeten zijn geweest, werden zonder meer uit de stad gejaagd. S.E. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bescheiden.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II. Eerste uiting van onbehoorlijk optreden tegen een geestelijke:Liber excessuum (1526). ‘Wijlbert Verkenkoeper hefft broder Gijsbert, ons lieven Vrouwen broder gelt affgedrongen (gelt) mijt eenre koddenGa naar voetnoot1), doet geschiet was, sachte hij: soe sall men de papen brueden.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
III. In 1531 eerste optreden van hervormingsgezinden:Liber excessuum (1531). ‘Jan Kattken, Bernt Backer, Wolter in de Sonne, Henrick Backer, in de Broderen (= Broerenklooster) tot den heren gewest to straffen ende mit hem toe disputeren in saecken der kristen geloven, contrary der Keijserlicken Majesteit mandamenten (Berndt, Wolter ende Henrick bericht).’ ‘Wolter in de Sonne, staende anden boem des raedesGa naar voetnoot1), stonde toe, dat hije angaende die bestondenisse van den vremden man tot onsen pastoer gesacht hadde, dat hije haepte, dat sulx ende dergelijcke inder hilliger kercke ballde sollen affkomen.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wolter in die Sonne.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dairnae gevraigt, ende sulx verswegen, dan naederhant togestaen ende beliet, dat sij sulx van Wolter gehoirt hadde ende dairomme burge gestalt, wes scepenen ende raidt dairvan kennende wordt; borge oir mann Johan ende Wijffert Hoymaicker (later er bijgevoegd: geswaeren offt sij van gelicken verraith vernemen sulx antbrengen ende sich altijt holden, als sich ene guede vrouwe. Burge Jan Becker, oer man’). Uit het Liber sententiarum et conventionum, sijn resolutien van Raedt ende Meente (1488-1548), archief gem. Zwolle No. 11, fol. 138 ro. ‘Op die begerte der vrunden van Wolter in die Sonne ijs accordiert bij scepenen ende Raidt, dat Wolter in die Sonne sijner verseckeringeGa naar voetnoot1) entslaigen sall moegen werden, bij alsoe dat hij genoichsame borge stellen sall, nijet tdoene mijt woirden noch mijt wercken, dat tegens die statuten, cerimonien der hilliger kercken ende eendrechtticheit gemeene raides ende der stadt wesende mochte; ende offt dair tegens bij hem geschieden, gedenckt die stadt sulx an hem ende sijnen borgen om oir lijff ende guidt te straffen ende bij alsoe hie sulx nijet genegen (er staat: gewegen) en ijs tdoen, mach men lieden, hij sijn huijss vercope ende reijse nae behoirlicke oirvehede, dairt hem gelievet. Sonder arglist. Actum up Vridach den yrsten Octobris anno etc. '35. Burgemeister Thomas Knoppert ende Johan van Tongeren. - Op Saterdach dairnae hefft Wolter vurscr. burge gestalt als vurscr. tweten Johan van Oldenzeell ende Lambert in den Burgundien ende hefft oick sijner gefenckenschap halven een oirvede gedaen. Burgermeesters ut supra.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
V. Een analoog geval schijnt dat van Jacob Goltsmidt.Uit Liber sententiarum et conventionum, fol. 138 vo. ‘Alsoe Jacob Goltsmidt op seekere excess bevonden ende in hachtenGa naar voetnoot1) gebracht ende ter instantie der vrunden op die beene gelaten, bij alsoe, dat hij weder inhalden sall tot allen tijden ende staende tot claringhe van schepenen ende rait, soe ist dat Philips Verwer, Johan van Hell ende Hugho van Scaepen gelaivet hebben, elck voir all, genanten Jacob tot ansuecken des ersamen raits toe rechte | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tbrengen, offt selves daer voir intstaen. Sonder arglist. Burgermeister Johan van Tongeren. Actum op Dinstedach post Epiphanie domini, Anno domini etc. '36.’ (Dinsdag na E. valt in 1536 op 11 Januari.) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VI. Publicatie in 1533, Maandag 10 februari, tegen ketterij, suspecte boeken, etc.Uit Liber sententiarum et conventionum, fol. 191 vo. Anno 33 op Manendach post Apollonie. Burgermeisteren, scepenen ende raidt gebieden uth krafft Roe. Keys. Majesteit onss aller genedigsten liven heeren mandamenten, voir hen oick lestmaell gepubliciert, dat nijemant, wije hij sij, ennighe heijmelicke vergaderinge omme to preken offt to leren en maicke noch en holde ende geenerley boicken, schrifften off prenten in Keis. Mat. mandamenten verbaeden, nijet en hebbe, lese, offt verkundige ende ghene duetsche missen, verspreijden offt andere sangen in spot ende verachtinghe der heyliger kercke offt geistelicheit gemaickt, senge noch verspreijde; ende dat nijemant ennighe beellden van heiligen, kercken, kluesen, spoliere, berave, offt ennighe oneer an en doe noch en bewijse, voer ghenen van den dertien articulen, die nu bij ennighe erchwilligen versiert werden. Oick geenerley andere nie articulen, die bij den stoell van Romen ende der heiliger kercken nijet admitteert sijnt, bij sich hebbe, leese, verkundige, noch verspreide, heymelick noch apenbare, noch in geener maniren. Allet vurscreven op de pene ende straffe vant hoichste offt then mijnsten bij den penen in Ro. Keijs. Mat. mandamenten begrepen, nae gelegenheit der saicken ende tot gueduncken ende vorder verclaringe van Burgermeisters, scepenen ende raidt vurscreven. Ende alle die ghene, die ennighe luede beweten off hiernae vereijsschenGa naar voetnoot1) anden vurscr. saicken schult thebben ende den burgermeisters nijet an en brengen, sullen gelick die schuldighen puneert ende gestrafft werden. Ende wij dattet nijet en hefft anden goede, sal ment hem affnemen sonder genade anden bloede, daer mach sich een ijtlicke na weten te richten. Dijt vurscr. hebben burgermeisters, scepenen ende raidt eendrechtlicken averkomen met oere gesworen meente ende is mede in maete vuerscreven bij den drien steden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deventer, CampenGa naar voetnoot1) ende Swolle eendragtlicken averkomen ende verdragen, in krafft Roe. Keys. Mat. unses allergenedigsten heeren mandamente to straffen ende to corrigeren. Actum anno domini etc. 33, op Vridach post Valentinij.’ (15 febr. 1533.) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VII. Schepenen onttrekken zich aan godsdienstplichten, die hun ambt hun opdraagt.Uit Liber sententiarum et conventionum etc. fol. 192 ro. ‘Processie.’ ‘Anno ut supra (1533) op Woensdach post Viti et Modesti (“et Crescentie” is blijkbaar vergeten) 3 sanctorum (Juni 18) eendrachtelicken averkoemen bij scepenen ende raidt: soe wanneer men dat weerde hijlege sacrament omme de stadt dragen sail mijt dat huesken, dat sich alsdan niemant van den raide absentieren noch weijgerijnghe doen sall, dat huesken toe dragen, den dat toebehoert; bij enen golden gulden verboert toe hebben tot elcker tijt, halff ther stat ende halff totter geenre behoeff, die dat in oeren stede dragende worden, noetsaicken ende kranckheijt uthgesondert. Ende de sich absentierende worde, sall sich ontuthenGa naar voetnoot2) bij zijnen eede, dat hij deshalven sich niet geabsentiert noch uthgebleven ijs. Sonder arglist. Burgermeisters Johan van den Mersch ende Johan van Tongheren.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VIII. Overtreding van het verbod verlopen geestelijken te huisvesten; goederen van verlopen geestelijken blijven aan het klooster, waarin ze het gebracht hebben. Wie de geadresseerde is blijkt niet. Het is een brief uit het Prothocollum Missivarum fol. 37-38 ongedateerd, volgt op een schrijven van Sonnendach Purificatio (febr. 2) en gaat vooraf aan een op Sonnendach octavo Purificatio (9 febr.).‘Edelle, walgeboren, live her, onsen vruntlicken gruete voran. U gen. schrifften Sijmon Koerstener, u gen. diner ende unser ingesetener jonffrouw Grithe van Delervoerdt (bijgeschr.: met wideren inholt) betreffende, hebben wij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ontfangen ende alles inholts guitlicken vernamen, wijllen daerop U geneden ter vruntlicken antwordt nijet bergen, welcker gestalt wij (bijgeschr. onss ingeset. van Delre-(voerdt)) naegaende de mandaten ende ernstlicke bevelen Roe. Kais. Mat. unses allergenedigsten heren, ons ende anderen zijne Mat. ondersaten ende verwanten gesant ende gedaen, vermeldende under anderen in enen artikell, dat nijemant (bijgeschreven: op seckere mercklicke pene) ennighe verlopene geestelicken personen huesen noch haven solden, soe wij dan zijne Mat. eedshalven verplicht zijn ende zijnre Majesteits mandaten ende bevelen nijet wedderleggen konnen noch en moegen, ende wij sulcke persone then huese van upgemelte joffer Grithe van Delrevoirt befunden hebben, wij derselver in kracht van sulcken mandaet ende beveel voir 20 Karolus gulden bericht. Vorder, live her, betreffende ethlicke brive ende verlopener renthe, dat convent van den Busch, van u genedigen diners huesfrouw under sich hebben solde, werden wij bericht, woe dat convent sampt oere ganssche oirden, bij paeuslicke heijlicheit ende Roemscher keizerlicke majesteit unses allergenedigsten heeren erworven ende verkreegen hebben, zij aller verlopener geestelicke professe personen guedere, so zij in den conventen gebracht moegen hebben, sullen moegen gebruicken ende gehalden, sonder den verlopen personen ijtwes daervan wedder uthtorichten. Begeren omme dare fruntlicke u geneden tselve den opgemelten reeden naha (?) van ons allen gueden wijllen verstaen; u geneden ende derselver bewanten dinsten ende vruntschap to bewisen, zijnen wij van herten geneich, kenne Godt almachtich, de u geneden in lanck zelighe regiment bewaer.’ Uit Liber excessuum 1532. ‘Joffer Grithe van Dellervoerde bekoert met 20 Carolus gullden dat sij Hellmich van Twenhuijsen... suster, een nonne vth Busskloister met oren man geherberget hefft ende gefunden bij Johan Willemsz. de nonne met oren man ander tafellen sitten.’ Uit Liber excessuum 1535. ‘Jonffer van Essen, bavent verboth van scepenen ende raidt ende kerckenspraick geherberget twee luijde bij nacht, ende hefft sij nijet opt waickhuijs in scrifft gebracht, als inder kercken geroepen ijs.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IX. Overleg tussen de drie steden over de oproerige tijden.Uit Prothocollum Missivarum fol. 39 ro. De brief is ongedateerd, is uit dezelfde tijd als die van no. VIII. An Deventer. ‘Eersame, wijse, vursichtige, besonders guede vrunde. Die vrunden van Campen hebben ons desse bijgelachten schrifften toegesant mits begerten, wij U E.M. die uere guede voirnemen wolden doen verwittigen als U E.M. uther selven hebben toe vernemen; ende zijnen wij met gansschen harten daertoe geneich ende met unse geswoeren meente entlick verdragen in dessen arroren ende uproricheijt met behorlicke remedie voir te komen, gelick wij nijet aen twijfell U E.M. oick geneich sullen zijn. Dan angaende der Marien Gressen aff to setten zijnnen wij noch nijet delibereert op den buetgen to setten, gemeerckt wij dat rechte beweten noch daervan nijet en hebben. Dat wij in allen gueden alsoe to kennen geven U E.M. die onsen heeren Godt almechtich lang in saligen welvaeren bewaere.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
X. Een brief van George Schenck aan Hasselt om te verbieden, dat men in het leger van vreemde heren dienst neemt, behalve in dat van den bisschop van Munster; bovendien om processies te houden om te bidden voor de vrede en het terugkeren in de kerk van de afgedwaalden.Archief te Hasselt. No. 567. ‘Den Erentfesten ende eersamen, wijsen, vursichtigen, onsen lieven besunderen, scholt sampt burgermeisteren, schepen ende raedt der stat Hasselt. Georgen Schenck, frijher to Tautenburch, Ro. Key. Mat. stathalter generael van Vrieslant ende der lantschap van Overijssel. Erentfeste, ersame, wijse, vursichtige, lieve, besundere. Wij hebben ontfangen sekere placaten van onser genedichster Vrouwen der coninginne ende regenten, bij welcke de key. Mat. ons scharplicken bevelt, in den lande ende stedenn van Overijssell te doen verbieden ende overall publiceren, dat niemant van huer Mat. ondersaeten te perde noch to voete vertrecken sall te dienst van enigen vremden fursten, heren, steden offte gemeente bij verbuerte van lijff ende goet, wtgescheiden alleen de geene de in dienst des hoichwerdigenn fursten, confermeerde tot Munster | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
etc. tot wederstant der anabaptisten enthalden sin, twelck wij U van Key. Mat. wegen ordonneren ende bevelen in Uwer stat ende gebiede uwes ampts te doen publiceren ende tegens de overtreders mit de vorscreven penen te procederenn. Vorder hebben wij ander schrifften van huer Co. Mat. entfangen, inhaldende dat huer Mat. omme merckelicke oirsaeken deser uprorichscher tijt der wedergedoeptenn ende ander mennichvelen gelegentheijt ende tot selicheit van alle Cristen menschen bij deliberatie van Raede geordonneert hefft, eens ter weeke processie generael te doene up sondage offte hilige dage ende ten mijnsten te continueeren tot de hilige weke mit devoten gebeden ende predicatien... igelicke te verwecken te bidden voer de walfart der... Mat. ende dat Got Almechtich allen coningen, fursten ende heren vann Kerstenrick wille inspireren tot vrede ende eendrachticheit ende alle verdolde menschen de noch enich quaet gevolen hebben van onse hilige Cristen geloevenn van huer dwalinge te willen ropen ende bekeren. Ons bevelende U daervan te adverteren, om sulcke processie generael in uwer stat, gebiede ende cloesteren uwes ampts te doen holden. Want ons dan de brieff te laet to gecomen is, dat men sulcke processie voer Paesschen niet wel doen en kan, bedunct ons tbequaemst te sijn, dat gij alsulcke processie te doen beschicken ende bevelen up drij sonnendage na Paesschen aen malcanderen volgende, updat dit goede werck ter eeren Gots ende walfart der vorscreven saeken vollenbracht worde. Got Almechtich bevolen. Datum to Lewarden den 10 Marcij anno '35. Tautenburgh.’ In verband met deze brief is denkelijk de volgende uit het Prothocollum Missivarum, fol. 67 ro., ongedateerd, die volgt op een schrijven aan Kampen op Woensdag post Reminiscere (4 Maart) 1534. Maar de jaartallen komen (door verschrijving?) niet overeen. ‘An WijnssemGa naar voetnoot1) ende Berchcloester. Werdige unde vursichtige, gunstige, gude frunde. Alsoe leijderGa naar voetnoot2) tho hantz een grothe dwelinge ende bijgeloeve ijs hijromlanx van ketterije ende anders tegens onssen krijsten geloeven, omme dat Godt almechtig te bijdden, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hie alsodane dwelinge ende ketterije van ons armen sundigen mensschen wijl nemen ende verlichten alle heeren mytten lichte der wairheit, tot zalicheit onsser zielen, hebben wij geordiniert entocommende Sondaige een generael processie te holden in onsser stadt ende dat werdige hillige sacrament te draigen, Godt almechtich an to roepen ende te bijdden, hie alsodanige dwelingen ende ketterijen wijl van ons kieren ende bijden rechten crijsten geloeven blijven laeten; begeren dairomme fruntlicken Uwe werden upten vurscreven dach ingelicken processie wijllen holden in uwen cloester ende mede Godt almechtich te bidden als vurscreven ijs. tSelve verschulden wij altois gerne omme Uwe werden, die Godt Almechtich lange zalich ende gesunt moet bewaren.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XI. Enige gevallen van tamelijk brutaal optreden van weerspannige elementen en ketters tegen het stadsbestuur.Uit het Liber excessuum 1533 en 1534. ‘Frederick Reijnerss, staende an den boem des raides, voir den geheelen rait, als sij Henrick Becker voir sijnen kuer berichten wolden (voir bespottinge van den heiligen Criesdomm), sachte Ffrederick voirscreven, sich affkirende van den boem des raedes totten vollen raidt: halt U stadtboick, dat men metten anderen nijet spotten mach, soe moicht ghij hem berichten.’ 1534: ‘Herman Hoijn vier, vijff mael met onbescheiden gekommen in den weemenGa naar voetnoot1) druwende den pastoer in sijnen huese. Noch gekommen met onbescheide in Keis. Mat. gerichte, voir den scholten, seggende, als die scholtes een oirdell an hem bestaeden wolde: heer Scholte, sij die nijet wiess genoich een ordell te wijsen, soe staett op ende letet mij daer sijtten, soe wijll icket wijsen. Noch gekomen int convent van den Brueren ander taefelen, toenende een suspect boixken, dat die lector Wijetman (Wijtman) an sich hielde, doe druwedeGa naar voetnoot2) bij den lector, dat hij hem dat boixkens weder doen moist, seggende: hij wolde hem die kappe uthtrecken offt van den hals snijden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Die man in die drij tornGa naar voetnoot1) ende Gert van Herdenberch hebben opgeholden een tijt lanck den knecht die in Proyss huijss bij die maget was, die nijet bichten woldeGa naar voetnoot2). Reyner van Doesberch gewest in Sanct Michiels marckt then huijse van Herman Hoen mijt eenen vromden man uith Hollandt ende met etlicke van onssen burgeren, ende hebben aldair onderstaen tho leeren ende tho preken van dessen nieuwen leringen ende secten, wesende contrarij den statuten der hilligen kercke ende mandamenten van Keiz. Majesteit ende ingelicke op anderen plaitzen ende steden gewest, dair men sulx geleert hefft. Johan Giesen KremerGa naar voetnoot3) hefft gestaen voir sijnen kraem ende als men dat werdige helighe sacrament droich aver den groten merck tot enen siecken mensche, soe hefft hij sijnen ers totten heijligen sacrament gekiert ende versmaijth, sonder ennighe eer offt reverentie tbewijsen. 1535. Geclaicht dat Johan Tant Kremer gelegen hefft voir dat hielighe sacrament ende sachte tot Johan Giesen huesfrouw, als sij hem vragede, wat hij daer dede, antworden hij: hijr ligghe ick ende bidde den duvell an (voluit jurare).’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XII. Enige berichten over Jan van Gelen, over de hollandse wederdopers die naar Munster willen trekken en op het Zwarte Water werden gevangen genomen, en over hen die op 24 Maart '34 bij Bergklooster samen kwamen.Liber excessuum 1534. ‘Als Jan die Gele hijr quam ende wolde trecken nae Munster, soe weren met hem vergadert ende verbadet in Jacob Kettelers hues: Emse Schroder, Paegenstall ende vrunden in den huese vurscreven Berndt Becker ende Johan Ruelen (of Zuelen?) inde drie toirne; ende Henrick Becker was dair uth gegaen, als sij inden huese quemen, dan Emse ende Pagenstall hebben Henrick nijet gesien.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Giesbert van Baicx, amptman toe Grave, waarschuwde Zwolle voor de plannen der wederdopers (de Hullu, Bescheiden blz. 154). De brief van Zwolle van 20 Maart 1534 als antwoord aan van Baicx, is gepubliceerd door de Hullu, Bescheiden blz. 160 vlg. uit het Prothocollum Missivarum fol. 70 ro. Het briefje, dat de wederdopers opriep zich op 24 Maart 1534 bij Bergklooster te verzamelen, uit het Prothocollum Missivarum fol. 138 vo. vindt men bij de Hullu, Bescheiden blz. 162. In dit briefje komt voor ‘ten selven daghen ende ver’. Achter dit laatste woord plaatste de Hullu een?. Hier moet wel gelezen worden: uer (= uur).
Liber excessuum 1534. ‘Geerdt van Herdenberch, coincatie ende spraick gehalden bij Berchcloester metten wiven ende predekanten van den herdopers, naedat verbot ende kerckenspraick daerop gedaen, van 40 Karolus gulden, ende dat in bijwesen van anderen lueden. Johan Middelborch huesfrou spraick gehadt in oeren hoff met die gedoepte vrouwen, daer an gebraicken 40 Karolus gulden.’
In de maandrekening van Zwolle 1534 worden bedragen verantwoord van schepenen, die reizen maken in verband met de gevangen wederdopers. Zo reizen Johan van der Mersch en Diepenbroick naar Wynssem (Windesheim), van der Mersch en Johan van Tongeren naar Gelmueden naar den stadhouder; de Tymmermeister met Diepenbroick naar Wynsem ‘ter maelstat’; respectievelijk in de 2o, de 3o en de 9o maand. Verschillende artikelen en ‘de recessen der kindere van Munster’ worden ‘uthen have’. (hof van Leeuwarden?) in Zwolle gebracht.
In de verantwoording van de tiende en de dertiende maand van de stadsrekening van Zwolle, de afrekening van de stockmeisters Wolter van den Busch en Goert van den Water. De eerste vertelt van wederdopers, die bij Bergklooster gevangen genomen, in hechtenis werden gehouden in de stad: Wijllem van Dort, twee anderen, nog ‘vier van den herdoepers, die volherden.’ Zij werden allen ‘gericht’ en op de stadswal begraven; een ‘maeghet int nie gasthues | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gestorven, die nijet biechten wol’Ga naar voetnoot1) werd onder de galg begraven. Van den Water verantwoordt bedragen voor het schoonmaken van verschillende kelders die als geïmproviseerde gevangenissen dienst deden ‘soe der gevanghen van der herdoepers voell was ende mennichmaell gevisitiert worden.’ De wijnman geeft in de 3o maand geld uit voor de ‘viseterers’ van deze gevangenen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XIII. In 1535 is Cornelis de Vlaming, een Amsterdammer, te Zwolle gevangen genomen en, na onderzoek, ter dood gebracht. De volgende stukken geven uitvoerig bericht over zijn proces. Zie verder Grosheide, Verhooren en Vonnissen, blz. 47 vlg., en Johan E. Elias, De Vroedschap van Amsterdam 1578-1795, I, blz. 226.Stadsrekening van Zwolle, 1535. ‘Johan van Tongeren sijn uithgeven inder derder maendt van sijn stockmeisterschap: up Vridach voir Petri ad Cathedram (19 febr.) als Cornelis Vlemijnck van Amsterdam, vermits hij andermaell gedoept was, gehaelt wurdt... daertoe met Goert van den Water geschickt ende die geleerdenGa naar voetnoot2) daerbij op dat raithues laeten kommen ende examineert... doemen hem den doet verkundichden... doemen hem andermaell examineerden bij den geleerden... noch eens hem gevisiteert bij den pastoer ende meister Bartolomeus... doemen hem richten... Cornelis kost 14 daegen... den scherprichter als hij Cornelis Jansz. Vleminck richten. De wijnman verantwoordt in de 2o maand: ‘Op Sonnendach Oculi (28 Febr.), die gedeputeerden van der geestelicheit ende andere geleerden geschickt op Sassenpoert bij Cornelis Jansz. Vleminck, der wederdoept was, omme hem weder toe bekieren...’
Prothocollum Missivarum, fol. 87 ro. ‘Ad Locum TenentemGa naar voetnoot3) in causa Cornelis Flamynck, anno 35 op Sonnendach Oculi in der Vasten (28 Febr. 1535). Edelle, walgeboere, genedige, live heer. U geneden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schrifften, die gevenckelicke opneminghe eens burgers van Amsterdam, genant Cornelis die Vlamijnck, berurende, met vorder inholt, hebben wij guitlicken ontfangen ende wall verstaenGa naar voetnoot1). Soe dan U geneden under anderen begeren bij ons gene haisticheit daer met gebruickt offt voirgenoemen twerden, want u geneden van synen vrunden ende maegen verstaen moegen hebben, woe hij duslanghe een guidterlick man van name ende fame geweest ende uth simpelheyt soe vern hij schuldich sij, verleyth solde sijn etc. Daer op wij U Geneden ter guitlicken antwordt nijet hebben wijllen bergen, woe dat gedachte Cornelis in verleden jaere, als die grote mennichte van der wederdoepers umme ende in unser stadt uth allen natien vergadert weren, met in unser stadt under denselven geweest ijs ende durch sijne guidt gunners als een erlick man versteken wurden. Soe hefft sich nu begeven, als die anslach bynnen Deventer nijet getrefft ende sommighe oick van gueden vrunden ende maegen ter justicien gestalt wurden, dat hij van dair alhijr bij ons gekommen ijs ende sich vier off vijff daegen heijmelick in sijner herberge verhalden. Soe hebben wij seckere waerschouwinghe gecregen, daerop dat wij hem bij ons hebben laeten kommen ende nae sijn handell ende gestalt gevraicht, doch terstont soe entlix nijet van hem konnen vernemen, dan uth sijn boicken ende scrifften met eijgen hant gescreven, hebben wij sijner saicken gestalt unde erfaren. De wijle U geneden live heer, wij sulx gehadt, hebben wij daerin ghene haisticheit gebruickt, dan bij hem tot vermeermaell laeten kommen vier offt vijff van den geleersten in unser stadt ende insonderheijt een licentiaet van Harlem etc., die hem nae sijn scrifften guitlicken ondertast hebben ende bevunden, dat hij selves toestaet ende belijeth, desse bijgelachte artikelen met meer anderen uth sijn eijgen schrifften, die daer an cleven, daer hij in bijsher toe gepersistiert ende volherdt hefft; ende soe vern hij nijet wijll onderwesen wesen, soe behoert ons ommers anders nijet, dan dat wij sonder simulatieGa naar voetnoot2) den ricken sullen doen als armen, als wij des tot meermaell soe van onse alregenedigste vrouwe der koninghinnen, soe van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
U Geneden scrifflicken geadvertiert ende vermaent sijn wurden. Ende indien tselve bij ons verbleve ende nijet en geschiende (bij geschreven: gelick sulx bij U Geneden sampt gedeputeerden van rittersscap ende steden oick beslaten ende berecesset ys), soe mochten wij antwivellGa naar voetnoot1) wall toe dencken, die ons wolde gemoeten, dat den van Munster leijder geschiet ijs, dat wij nummeer voir Key. Mat. unses allergenedigste liver heer, noch voir U Geneden en solden kunnen noch moegen verantweren. Dat wij U Geneden alsoe nijet hebben willen verhalden, dan dinstlicken toe kennen geven U geneden, die Godt almechtich lanck walvarende in salighen regemente gespaer. Gescreven under unser Stadt secreet uts.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XIV. Nadere bijzonderheden over Herman Hoen, Johan Gijsen, Reiner Doesburg enz. (zie no. XI).Prothocollum Missivarum, fol. 85 vo. ‘An Amstelredam den 28 May (1535). Onsen vruntlicken gruits. Ersame, wijse ende vursichtige, bijsunders guede vrunde. Uwe edelle scrifften den 20en May an ons gedaenGa naar voetnoot2), beruerende Herman Hoeyn ende Johan Gijsen hebben wij ontfangen ende guitlicken verstaen ende wijllen Uwe Edele daerop nijet bergen, woe die vrunden van Campen, den 4den Ffebruarij ver... (verleden?) an ons hebben doen schriven, woe sij des dages toe vorens enen van oeren borgeren, genant Wever Jute an hadden doen tasten omme seckere susspitie, die sij op hem drogen, die welcke onder anderen sijne confessien belieth hefft, dat hij kortlicken bijnnen Deventer ende twee van unsen borgeren, namtlicken Reyner Schroer van Doesborch ende Johan Giesen Kremer, herdoept weren, daerop wij die onse voir ons hebben doen verbaeden, als unser stadt recht, omme die rechte waerheit daervan toe erfaren, dan sijnen ons ontweken, dat wij gene seckerheit daervan anders hebben kunnen erlangen, dan wes ons van Hermannus Hoeyn gemoith ende van unsen borger Wolter in de Sonne, den wij in hachten hebben, belieth ijs, hebben Uwe Edele uth ingelachten cedelen toe vernemen. Begeren daeromme aendechtlicken Uwe Edele die selve daerop willen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
doen examinieren ende ernstlicken vragen, want wij ons ganselicken versien, dat Uwe Edele, sonderling van Hermanno Hoeyn wat meer vernemen sullen. Wij seckerlicke bericht sijn, dat hij korts voir midtwinter geseten hefft met Reyner van Doesburch op Vriseveen tot des werdes huijs Jasper genoemt, wesende een perdecoper, ende sachten apentlicken, dat hoer saicken balde solden guidt werden, want sij 100000 ende 28000 sterck weren; sachten oick, sij den verleden nacht geweest weren in den Ham ende wolden voert van dorpe tdorpe trecken omme hoer saicken toe vervorderen. Ende soe gedachte Herman Hoen vuell coicatien ende handelinghe bijnnen Groninghen ende elders gehadt hefft, soe voir, soe nae met unsen borger Wolter in de Sonne, begeren wij Uwe Edelen hem die gelegeheijt desselven willen aff doen vragen (bijgeschreven: ende ons doen wittigen). Wij willen oick daer an sijn, omme vorder ende beter seckerheit toe erfaren ende toe krigen, die wij nijet willen bergen, dan in allen besten tkennen geven Uwe Edelen, die Godt almechtich etc.’
Prothtcollum Missivarum, fol. 87 ro. ‘An Amsterdam. Ersame, wise ende vursichtige, bysunders guede vrunde. Alsoe wij onlanx an U.E. hebben doen schriven met aversendighe van seckere confessien ende belinghe, betreffende Herman Hoeyn, bij unsen gewannen borgher Wolter in de Sonne, eensdeels gelastert, met andechtigher begeerten U.E. op gemelten Herman Hoen opt selven twillen doen vragen ende scherperlicken examiniren, want wij ons ganselicken versegen (bijgeschreven: dat U.E. daermen (of: daermet) uth verwinnende solden werden dan voir oegen) (soe hij sich in dessen handell ende erroir van den wederdoep ende anderen verdoempten secten meer dan wall guidt verstreckt ende laeten mercken hadt), dus begeren wij nochmaels als vor U.E. gedachten Herman met Johan Giesen Kremer willen doen scerpelicken examineren, indien sulx nijet geschiet sij; ende hem doen vragen nae die gelegenheijt van Wolter inde Sonne, so sij grote coïncatie tot diverse plaetsen ende tijden vanden wederdoep ende oere verrederreijtGa naar voetnoot1) gehadt hebben. Ende bij alsoe U.E. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ijtwes van hem offt anderen vernemen konden, dat tot lastinghe unses borghers Wolter inde Sonne gedien wolde, begeren wij dat U.E. met brenger van desen ons sulx nijet onverwittighet willen laeten, omme ons daernae ten besten tmoegen reguleren. Sulx willen wij altijt in gelicken ende meerderen saicken gerne verschulden tegen U.E. die Godt Almechtig. Geschreven op Vridachavent Odulphi (12 Juni '35).’
Prothocollum Missivarum, fol. 88 vo. ‘An Amsterdam. Eirbair, wijse ende vursichtige, besunders gunstige, gude frunde. U.E. schrijfften mijt montbarschapen U.E. secretarijs Meijster Frans van Delfft hebben wij guetlicken ontfangen ende well verstaen ende dancken U.E. der guetlicken enbiedinge ons bij den selven gedaen. Voirt konnen wij U.E. nijet bergen, woe dat wij alsoe balde Hermannus Hoen, U.E. gevangen, alhier gecommen ijs mijt U.E. secretarijs...’
Stadsrekening van Zwolle 1535. ‘Lambert then Nover, stockmeister in der elfter maent: Als Hermannus Hoen van Amsterdam gebracht wurdt ...bij Wolter in die Sonne, omme toe hoeren offt hij die woirden oick staen wolde, die hij hem bijnnen Groningen toegespraicken hadt... des Saterdages Hermannus Hoeijn ... als hij weder nae Amsterdam gefuert solde werden... drie maeltiden den cost gegeven.’
Ter aanvulling van deze gegevens over Herman Hoen, Wolter in de Sonne e.a. zie verder: Grosheide: Verhooren en Vonnissen blz. 134 vlg. Inderdaad blijkt Wolter niet zo geheel onschuldig. In de stadsrekening van 1535 verantwoordt de stockmeister in de derde maand het beschrijven van de goederen van Reijner van Doesburg en van Johan Giesen.
Een onbekende dame, Merike vrow tho... (? onleesbaar), verzoekt dan Reijner van Doesburg weer in Zwolle toe te laten; het stadsbestuur meent die toestemming niet te kunnen geven. De brief van Zwolle is ongedateerd, volgt op een van 9 Oct. '35 en gaat vooraf aan een van 12 Nov. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Prothocollum Missivarum, fol. 90 vo. ‘Edelle, walgeboren, genedige lieve Vrouken, uwe schrijfften een tijtlanck vorleden an ons gesantGa naar voetnoot1), berorende Reijner van Doessberch wederom in onsse stadt te wijllen laeten commen, soe hij nijet mijtter wederdoepen behangen, dair hij oirbadich toe weer, sijnen voet ende den hals bij te setten, men hem sulx nijet avergaen solde etc. mijt wideren inholde, hebben wij ontfangen ende guitlicken verstaen, wairup wij U geneden ter guitlicken antwordt nijet moegen bergen, woe dat wij voir dat wijken van Reijner vurscreven, schrijfften gecregen hebben van der stadt Campen, onder anderen vermeldende, dat sij eenen in oren hachten sijtten hadden, die verdoept was ende beliet hadde, dat die vurscr. Reijner mijt hem op een tijt bijnnen Deventer gedoept was etc.... den vurscr. Reijner nae onssen stadt rechte hebben doen dachleggen ende dairvoir to beschuldigen, soe is hij vith unsser stadt gewecken ende hem nijet verantwordt. Soe wij dan van Keys. Mat. onsses allergenedigsten lieven heren scerplicke mandamenten over die wederdoepers ende oeren adherenten hebben ontfangen, ijs ons nijet doenlick denselven Reijner in onsser stadt te laten komen, noch niemant van derselver secte wesende, tenweer hij ijrsten die schrijfften der stadt Campen wederlachte ende vander vurscreven wederdopinghe onschuldich befonden ende erkant worde, alsdan hem te laeten geschien alst behoirt.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XV. Uitnodiging van Deventer om gezamenlijk tegen de wederdoperij op te treden en daartoe in Windesheim samen te komen, met afgevaardigden van Deventer, Kampen en Zwolle.Archief van Kampen No. 1865. (Register van Charters en Bescheiden III, blz. 7.) Brief van Deventer aan Kampen. ‘Den eirsamen, wijsen etc. Eirsame etc. Wij hebben in onser gevenckenisse behachtet etlicke van onsen burgeren ende ingeseten, bevleckt mitter erroer ende dwelinge der anabaptistarum off wederdoepers, oick eijne die nijet en geloevet, dat onder der figuere ende gedaentenisse des broedes van den priester inder missen consecrirt, begrepen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ende beholden sij wairachtig vleyss ende bloet Christi Jesu, myt voel meer andrer wangeloeven, die sij ons ongepijniget geteilt (gelijth?) ende toegestanden hebben, aver welcken wij oick in meijnonge sijnnen behoirlicke justicie tlaeten geschien. Dan soe wij oick verstaen hebben, dat aldair bij U Ersamheden oick eine behachtet is mitter selver error anabaptistarum ende sacramentariorum bevleckt ende anders, um eenparlicken mijt malckanderen te averkoemen, woe wij ons bynnen den drien steden aver dieghene, die wij hir ijnne bevleckt ende toestendich bevijnden, halden sullen willen, um tselve nijet strenger off slapper in die eene dan in der ander stadt gehalden sall werden. Begerende dairum eendrechtlicken, dat U Eirsamheden uwe gedeputirde vrunden willen schicken mijt gueden vollen beraidt op Manendach naistkomende des morgens um negen uren bijnnen Wijnssem, gelick wij oick den vrunden van Zwolle toegescreven ende van hem begert hebben um aldair rijpelicken opt vurscreven te communiceren ende eenpairlicken tbesluijten, begerende oick, dat U.E. mijt enigen grontgeleerden mannen, geestlicken off werltlicken dairinne zick sall mogen op vertrouwen, voirhijnneGa naar voetnoot1) willen communiceren opt vurscreven ende oire beraet ende guedtduncken, off die personen selvest totter Malstadt vurscr. willen medebrengen. Wairtoe wij ons ganslicke verlaten ende vertrouwen. Verschulden oick gerne tallen tiden tegens U.E. die Godt almechtich salich ende gesondt bewairen wille. Gescreven op Donderdach nae Conversionis Pauli ao. etc. 35.’ (29 Januari.)
De bijeenkomst had op 1 Febr. plaats, waarbij ook afgevaardigden van Zwolle aanwezig waren. In register no. 9 van het oud-archief te Zwolle: Anneminge der stadt dieneren ende verscheiden vicarien sampt etlicke andere verdragen, fol. 47 vo. ‘Anno domini 1500 ende 35 op Sonnendach post Pauli Conversionis wurdt Thomas Knoppert, camener, met Jasper van Holt geschickt ter maelstadt toe Wijnsem op die materie ende executie van den wederdopers ende hem mede gegeven, dat scepenen ende raidt eendrechtlicken weeren averkommen ende geslaten, dat sij wolden achter- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
volgen ende naegaen, alsij ennighe gevangen vanden wederdoepers bekommen konden, wes bij den vrunden van Deventer ende Campen geschieden, angaende die executie van oeren gevangen wederdopers. Sonder argelist. Burgemeester Thomas Knoppert.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XVI. Een brief van Zwolle aan Hasselt, om deze stad te waarschuwen voor een overval der wederdopers.Archief van Hasselt. No. 565. Het stuk heeft door vocht sterk geleden, vandaar in dit overschrift vele open plekken. ‘Den eirsamen, wijsen... burgermeisteren, scepenen ende raidt der stadt Hasselt, unssen gueden frunden. Eersame etc. Wij werden... uith seckere schrijfften der frunden van Campen, woe dat in Vrieslandt ende dairomme... wederom opt nije eene vergadderinge... anabaptisten ende godtloesen bij den anderen vergadert ende versammelt sijnnen, dwelcke oir omslach gemaickt hebben op toecommenden lichtmisse onder missen... volck meestendeels toe kercken ende in godtsdienste ijs, eene der steden offt vlecken der lantschappe van Overijssel in te nemen, oproer ende andere dair in te maicken ende dair..... gantse landt mijt hoeren ketterijen ende herdopinge toe inficieren ende toe besmijtten, wairomme wij vruntlicken begeren, uwe eersamen dairvan geadvertiert sijnde, in tijts toesichte... ende voirwachte holden wijllen, opdat Uwe E. stadt offt die lande van Overijssel desshalven in ghiene schaede offt oproer gevuerdt en werde, twelcke wij alsoe inden besten tkennen geven, U.E. die Godt Almechtich lange moet sparen. Gescreven den 30-dach Januarij, anno etc. 35. Burgermeisteren, scepenen ende raidt der stadt Swolle. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XVII. Contact met en hulp aan den bisschop van Munster tijdens het beleg van diens stad.Stadsrekening van Zwolle, 1535; Geridt van Irth, 2o maand van reijsen: ‘Noch op Saterdach post Oculi (6 Maart) geschickt geweest van wegen der drier steden an den furst van Munster etc. omme unser drier steden geschut, selves vierde wthgeweest an 14de dach ende sijn Genaeden gevolcht in den stichte van Osenbrugghe toe Iborch tusschen wegen enen merckelicken pengen(?) etc.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Stadsrekening van Zwolle, 1534. Tymmermeister 8ste maand: ‘doe dat geschut uth gesath werdt dat voir Munster quam’, ‘daer men dat lanckwaegen van maecte toeder bussen voir Munster gesant.’ Om op de hoogte te blijven van alles wat met het beleg van Munster in verband staat, schrijft Zwolle mede namens Deventer en Kampen aan Mr. Johan Wesselinck (de Hullu, Bescheiden blz. 168-169), later aan den graaf van Bentheim. Prothocollum Missivarum, fol. 73 vo. Ongedateerd, de brief gaat vooraf aan een schrijven van Maandag post translationem Martini 1534 (16 Nov.). ‘An den graven van Benthem. Edell, walgeboren, genediger heer. Alsoe onsse mede raitzfrundt Jasper van den Holte onlanx leden bij U.G. int legher voir Munster geweest, begerende van onsser wegen soe vern ennighe nije tijdinghe sich ergeven bij U.G. van anderen vremden fursten ende heren, angaende den legher voir Munster tegens die heerdoepser ende rebellen, de bijnnen Munster wesende, dat U.G. ons sulx wolden doen verwittigen, soe vern ons dair an gelegen mochte wesen. Soe wij dan verstaan, woe dat die hoichwerdigen ende hogegeboren furst ende heer bijsschop tho Munster etc. bij etlicke churfursten ende fursten geweest ijs, op een dachvairt tho Nuijss ende wederom int leger gecomen, is onsse fruntlick begeren, soe vern dair yetwes bij den fursten gehandelt mach wesen, dat men weten mach ende ons angelegen ijs, U.G. ons mijtten ijrsten op onsse cost verwittigen wijllen, wijllen sulx altijt te verschulden omme U.G. die Godt Almechtich in hoich walvarende regemente lange gefriste.’ Stadsrekening van Zwolle 1535. Koermeister in der sester maent: ‘den rienden dinerGa naar voetnoot1) van Deventer die ons die tindinghe brachte, dat Munster gewonnen was.’ 7e maand, tymmermeister: ‘gegeven van unser stadt busschencloiten als sij van Munster quemen int dragen.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XVIII. Dat men overal gevaar zag of meende te zien, bewijst het volgende.Uit Boek van Transporten (1532-49) Zwolle, Rijksarch. ‘Anno ut supra (1535) op Manendach post Cantate (26 April) tuijchden Gerrijt van Yrthe, dat hij mijt Gerrijt van Dottijnckum ende Wyllem Wyllemsz. geschickt sijnt geweest vander stadt Zwolle mijt Derck Niekarcke onderschult van wegen Keys. Mat. omtrent nae sanct Pouwel lestleden, soe dat geruchte alhier was, datter enen vergadderinge vanden wederdoepers sich verhielden inden buerschap van Herxen ende doe sij gecommen sijnt opter steghe omtrent die steenen brugge bij des kupers huys, ijs dair een man gecommen van Berndt van Hackforts erve, den sij angesprenget hebben, hem vragende, wair hij hen weer, antworde hij, dat hij van Mastricht weer ende queme vant erve gaende omme te vragen nae den wech nae Deventer gaende, omme aldair sijn ampt tdoen ende doe sij hartlicke ansprengen wolden, ijs hij hem entcommen aver een vonder ende hem alsoe mijt gewalt entlopen; als dijt geschiet was, sijnt sij gereden nae die huser, dair hy vith quam ende gevraigt offt dair wie vroemdesGa naar voetnoot1) in den huyse weer, hebben sij geantwort: neen, dair niemants vremdes dan die man, die hem te moete gecommen was. Doe sijnt Gerrijt van Dottynckem ende Wyllem vurscr. afgestegen ende in den huijse alsoe bevonden, dat dair niemants wreemdes was; doe van dair gereden anden dick in Herman Everts der frater meijers huijs; dair Wijllem affgetreden ijs ende inden huijse bevonden een nije testament ende der vrouwen gevraicht, wie dair inne plecht to lesen, antworde sij: oir man; doe sachte die onderschulte lesende int boeck: dijt ijs die rechte man, den wij soicken, antworde sij, dat boick kumpt ons nijet tho, dan Alijdt Bussches etc. Burgermeister Diepenbroick.’ Wanneer men van Steenwijk verneemt, dat daar oproer is geweest, verzoekt men nader ingelicht te worden, vooral betreffende de oproermakers. Uit Prothocollum Missivarum, fol. 80 vo. ‘An der stadt Steenwijck op avent Trium regium (5 Januari) anno 35. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ersame ende vursichtighe, bijsunders guede vrunde. Ons kompt leijder voir ende wurdt verscheijden bij ons verspreijt, dat ons van gueder harten leeth ijs, dat op Kersnacht ende sedder der tijt ennighe oprueringhe van den nien secten in U.l. stadt geschiet ende geweest solde hebben ende ennighe van U.l. burgeren ende inwoeners derhalven ontweken ende verloepen solden wesen; de wijle dan tselve alhijr bij ons verscheiden onder den gemennen volck vertalt ende voertgesacht wurdt, begeren wij guitlicken U.l. ons dat gestalt der saicken ende manieren der actoers ende veltvluchtiger met tegenwordiger onssen baeden wijllen doen anschriven ende verwittigen laeten, opdat wij in sulcke gevall een guidt toeversicht moegen draegen ende hebben; offter ennighe vanden actoers alhijr bijnnen onser stadt mochten kommen, omme daer in tlaeten geschien als ons sulx in kracht Keys. Mat. onss allergenedigsten liven heren mandamenten bevalen ijs. Sulx kompt onser gueder meninge toe verschulden an U.l. die onser Godt in sijnen regement lanck walvarende moet bewaeren. Gescreven ut supra.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XIX. In de stadsrekeningen van 1535-'38 worden nog enkelen vermeld, die om geloofswille werden gevangen genomen.1535, 11o maand. Emse Schroers wijf om wederdoperij gevangen gezet op de Sassenpoort. Zij bracht er het leven af. 1537, 11o maand. Hessel Glasemaicker en Johan Middelborchs vrouwGa naar voetnoot1) gevangen gezet om beschuldiging van wederdoop. Viermaal gepijnigd. Zij deden ‘oorvede’ en brachten er dus het leven af. 1538, 1o maand. Mette van MunsterGa naar voetnoot2) gevangen gezet ‘vermits dat sij andermael gedoept was.’ Zij zat 10 weken in hechtenis. Zij werd door twee geestelijken bewerkt om haar van haar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dwalingen te bekeren. Aanvankelijk scheen dat te gelukken (door de pijniging?); ze bleef echter volharden; ten slotte is zij met het zwaard ‘geiusticieert’. In de 2o maand zaten Alijdt Middelborch (zie in 1537) en Berndt Zwinenbroick (zie beneden) gevangen; zij brachten er het leven af, na oorvede te hebben gedaan. In de eerste maand van 1537 reizen Kerstgen van Diepenbroick en Berndt van Ittersum, schepenen, naar ‘Winnssem’ (Windesheim) ‘opt anscriven ende begeerte der vrunden van Deventer angaende die wederdoepers ende anderen fugitiven uthen drien steden ontweken.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XX. Nu volgen enige brieven die alle betrekking hebben op Fenna, de vrouw van Dirk Proys; door de geschiedenis van 24 Maart '34 was zij gecompromitteerd. Zij verliet de stad en ging naar het Bentheimse, bij haar zwager Goert Poeck. Deze doet nu moeite bij het Zwolse stadsbestuur om te verkrijgen, dat zij weer in Zwolle mag komen wonen; tevergeefs. Wat men op haar en op andere in de correspondentie genoemde personen tegen had, blijkt duidelijk.Prothocollum Missivarum, fol. 72 vlg. (zie de Hullu, Bescheiden, blz. 169, noot 2). Ongedateerd. ‘An Goert Poeck, rentemeyster tho Nijenhues. Ersame, vursichtighe, bijsunders guede vrundt. U.L. scrifften met bijgelachter copie enes richters schijn, uwer zwegerssche Derick Proijs huesfrouw met wijder verhaelen berurende, hebben wij ontfangen ende gueder maeten genoichsam verstaen, daerop wij U.L. nijet willen verswigen tot verantwordtderinghe des rechtverdicheit, woe dat sulcke tuichnisse bij enen Johan Albertsz. genant PaegenstallGa naar voetnoot1) gedaen, wij van ghenen werden en halden, gemerckt dieselve (het volgende is in de brief doorgehaald: alhijr voir Keys. Mat. onses allergenedigsten liven heren gerichte in tegenwordicheit onser stadt geschickte raitsfrunde op sijnen vrijen voeten gestaet hefft ongepijniget) irstelicke alhijr in onsen hachten wesende, gemelter uwer zwegerssche belijth ende besacht hefft, dat sij met oere eener dochter hergedoept solde sijn, met meer circumstantie daerbij, ende hebben hem daer neffens (als hij remissie ende genaeden geworven hadt), staende op sijnen vrien | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voeten, voir Key. Mat. onses allergenedigsten lieven heeren gerichte, in tegenwordigheit onser stadt geschickte raitsfrunden doen vragen, offt hij oick wolde blijven bij datghene hij in sijner pijnen geleden hadt, biddende hem, dat hij nijemant die onschuldich, wess mocht bedragen offt belighen solde; daerop hij ter antwordt gegeven hefft, dat hij anders nijet dan die waerheijt gesacht ende nijemant belaeget en hadt ende wolde daer bij bliven, doenende sijnen oervehede daerop, als sich dat behoerde. Ende offt selve nu alsoe nijet en weer alst doch inder waerheit gescheet, soe en mochten wij doch sulcke tuichnisse durch hem gefuert van geener werden erkennen, angesien die selve sijn irste doepsel, dat hij nae christlicken ordning ontfangen hadt ende andere sacramenten verloeff versaickten ende affgeterdet hefft, vermits die welck hij infamus geworden ijs ende loffwerdich wesen kan; begeren daeromme guitlicken U.l. ons deser saicken halven voert meer ongemoijth willen laeten, gemerckt doch, dat wij met onss genedigen heren stadthalder etc. sampt geschickten van raet ende scepenen accordiert ende geslaten hebben, sulcke ende gelicke persoenen inden lande van Averijsel, noch in onse steden twijllen lijden. Edoch, waer wij anders U.l. walgevallen bewijsen kunnen, daer toe sal men ons guitwijllich vinden. Vorder, gueder vrundt, hebben von ingelicken van U.L. zwegerssche scrifften van excuse met dreghementen ontfangen, die wij gedencken to verwaeren, omme ons des, als sulck tijt ende stont gevende werdt, wijder toe beclaegen (bijgeschreven: ende dieselve met U.l. voirscrifften den edelen ende walgeboren graeven van Benthem etc. nijet onverwijttiget laeten) dat wij alsoe ter guitlicker antwordt nijet hebben wijllen verhalden U.l. die onser heer Godt, etc.’ Prothocollum Missivarum, fol. 77 vo. Ongedateerd en ongeadresseerd. ‘Eerbaire, wijse, vursichtige, besunders gunstige, gude frunde. U.E. scrijfft an ons gedaen, berorende Fenna, Derck Proys huijsfrow, uwe bloetzverwanthe twijllen vergunnen, sij wederom in onsse stadt bij oren man mach commen, etc. mijt wijderen inholde, hebben wij ontfangen ende wall verstaen, wairup wij U.L. nijet konnen bergen, woe dat bij onssen genedigen hern stadtholder sampt geschickten van rijdderschap ende steden accordiert ende geslaten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ijs, alsulcke ende dergelicke personen in den lande van Overijssel noch in onssen steden nijet te willen lijden, want sij mede van der nijer secten der wederdoepers seer groefflicken behept ijs, angemerckt sie cortlick eene maget offt vrowpersoen alhier bij oren man in onsser stadt geschickt hefft, de welcke Godt Almechtich gesandeth ende soe men oir des sacramentalia der hilliger kercke hefft wijllen administreren, hefft sij nijet wijllen bichten, noch dat hillige sacrament ontfangen, seggende, dat sij liever wolde oir herthe affstoten, dan den grothen Balaäm ontfangenGa naar voetnoot1), wair uth wij anders nijet konnen vermercken, dan dat Fenna vurscreven nijet better in oren geloove gefundiert en ijs, dan die maget gewest ijs. Befrempt ons derhalven nijet weijnich, dat U.l. ons alsoe molestieren, dat wij sie noch dergelicken persoenen in onsser stadt nijet gedencken noch wijllen lijden (bijgeschreven: soe wij dairomme meermail an U.L. geschreven hebben), dat wij alsoe nijet wijllen verswigen U.L. die Godt almechtigh lange zalich.’ Prothocollum Missivarum, fol. 91 ro. ‘An denn graven van Benthem op dach Lebuwini confessoris (12 Nov. 1535?)). Edele, walgeboere, genedige, lieve heer. U. gen. scrifften met bij verwaerter supplicatien, Ffemme Proys berurende, an ons gedaen, hebben wij den 12en deser tegenwordiger maendt ontfangen ende alles inholt guitlicken vernoemen. Ende kunnen U. gen. daerup nijet verhalden, woe wij in vergannen jaere van '34 etlicke van unsen borgeren leijder in unser stadt hachten gehadt hebben, die welcke metter verdoempten herdoep diffamiert ende besmet weren, als sij selves sonder ennighe pijne belieth ende gekant hebben, ende onder anderen gesacht ende ten utersten dairbij gebleven, dat gemelte Femme met ene van oeren dochterer mede herdoept solde sijn ende dat oir oelste dochter onlanx bij ons in Godt verstorven, van oir oick totten wederdoep gepreket ende persuadiert, dan in unser geloeven gepersistiert ende geantwordt, dat se sich in der bangicheit nijet wolde steken; de wijle nu sulx stratemeerGa naar voetnoot2) geworden ende die delinquenten bij ons daichlix meer ende meer vervolch ende angetastet sijn worden, is sij uth unser stadt voirgewecken ende in U gen. stadt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nienhuijs verhalden. Ende soe sij sich in oire supplicatie laeth vernemen, onder der vergaederinghe bij Berchcloester nijet geweest (uns onbewust), dan de wile die hoep uthe allen natien sich aldaer versammelden, hebben wij unsen ritmeister met een deel ruter opter straten gehadt, die oir mede in velde ende wegen ontrent een halve mijle nae bij Berchcloester in Peter Geelworstes geschelscap gesien ende gefunden hebben, doch als unse ruter die selve (genanten Peter metten synen hem nijet laten vinden) hebben willen ansprengen, hefft se sich uten geselscap verloeren. Vorder gen. lieve her, soe sij oir wider onder anderen in oire supplicatie laeth hoeren, dat sij van oirs brudersGa naar voetnoot1) handell nijet geweten ende dat oick nijemant in oir huijs gedoept solde sijn, bevint men oick contrarie, want ene van unse borger, genant Berndt Becker, kortlicke bijnnen Amsterdam, nae dat hij uth Munster verloepen was, geiusticiert in den lesten bekant ende gelijth hefftGa naar voetnoot2), dat meer dan ene in oire huys herdoept sijn. Dat antwivel buijten oeren weten nijet geschiet ijs. De wijle dan Key. Mat. onse allergenedigste lieve heer in allen sijnen Mat. erfflanden van herwartsaver tegen den wederdoepers, Luteranen, die sich valsselicken evangelische noemen, ende anderen oir complicen, zware mandamenten hefft laeten uthgaen ende mede in unser stadt meer dan eens doen publicieren ende afflesen, uth welcker cracht (ende tenorGa naar voetnoot3)) wij tegen den selven secten geprocediert ende verfolcht hebben als sulx die christelicker avericheit toebehoert ende schuldich ijs tdoen. Soemen dan daichlix noch leijder bevint, dat die vurscreven secte ondert schijn ende dexell des heiligen evangelium die simpele onderstaen ende nijet aff en laeten toe verleijden ende in quaden ende buesen opinien toe verfuren, daer durch alle twijdracht inden lande ende inden steden geformiertGa naar voetnoota) ende verweckt werdt, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hebben wij nochmaels beveell ende last gecregen van Kei. Mat. onses allergenedigste liven heren, sulcke secten ende persoenen in steden noch inden lande van Averijsel tot onderholdinghe ende conservatie Christelicker eendrechticheit ende gueder politie nijet toe sustineren noch toe lieden, dan daer uth noch gebannen tworden ende daer uth die bliven. Begeren dairomme U. gen. dese onse antwordt op gemelter Ffemme supplicatie ende U. gen. scrifften guitlicken willen annemen ende verstaen, soe bij onss anders nijet inder saicke stait tdoen dan voir geruert, doch waer wij suss anders U. gen. ennighen denst offt walgevallen.’ Prothocollum Missivarum, fol. 111 ro. Ongedateerd, volgt op een schrijven aan den officiael van Munster d.d. 30 Augustus 1537. ‘An den graven van Benthem. Edele ende walgeboren, genedigen live heer. Wij hebben U voirbiddinge ende schriffte betreppende Ffemme Proijs ende oer dochter guitlicken ontfangen ende verstaen ende wolden dieselve nae gerne verhoert ende U gen. daerin ende voel meerder saicken toe willen geweest hebben. Dan, die wijle wij daichlix in unsen regemente spoerenGa naar voetnoot1) ende bevunden, dat die ghene alsoe metten wederdoip ende andere lutheraenssche erroeren befaemt ende besmet sijnen geweest, dat sij sich nijet kunnen noch moegen onthalden, sonder dat sij oere ingevaete boesheijt, sonderlinx bij oeren consorten ende anderen simpelen harten, moeten uthstorten ende voirtstellen, in verhaepinghe ende toeversicht, dat sij met oere adherenten noch eens die averhandt krigen sullen, die nu vermits scherp ende nerstighe toeversicht onder die voeten gehalden werdt; ende hebben tot onderhaldinghe gueder pollicien ende gemene bestes alsoe met unser gemeente ende anderen vrunden van den steden geaccordiert ende geslaten, sulcke noch gelicke gediffamerde onder unser gemeente nijet toe tlaeten noch in unsen steden toegestaeden, eer den tijden ons nae oer behoirlicke emende bij Key. Mat. unsen allergenedigsten lieven heeren daerop expresselick beveel gedaen sal wesen, dat dan noch met sijn Mat. placaten ons toegeschickt geschiet ijs, daer wij ons als die ghehoirsame nae moeten reguleren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat wij alsoe nae guitlicke ende denstlicke erbidinge unses vermoegen ter guitlicker antwoerde nijet hebben kunnen bergen, U gen. die Godt Almechtich lanck...’ Liber recognitionum anno 1535. Rijksarchief-depôt te Zwolle. ‘Anno ac die quibus supra altera crucis exaltation (15 Sept.) bekande Goert Poeck, rentemeister tho Nienhuijss, als vulmechtich Femme, nagelaten weduwe zalige Derck Proijss ende oren kijnderen, dat hij tonderpande gestalt hefft den convente van Kanetter huijssGa naar voetnoot1), alle den vurscreven weduwen ende oren kijnderen guet, riede ende onriede, bijnnen der stadt ende vrijheit van Swolle gelegen, wes scepen ende raidt erkennen, dat men den vurscreven convente schuldich sall wesen tgeven van den jaren sij bij zalige Derck Proyss ten achteren mach wesen. Sonder argelist. Burgermeester Johan van Tongeren.’ Liber sententiarum et conventionum, zijn resolutien van Raedt ende Meente. Gemeente-archief, Zwolle, fol. 140 ro. ‘Alsoe etlicke schelonge ende twijst verresen ijs tusschen die weduwe Derck Proijss ter eenre ende Dercks voirkijnderen, nementlick Hessel Jacobsz. huijsfrow, Wermelt, suster Femme ende suster Henrick ter ander sijden, hercommende vant versterff Dercks oirs vaders vurscreven, welcke schelonge beijde perthien van wegen der weduwe Goert Poeck, rentemeister, ende Derck Droichscherer als mombersGa naar voetnoot2) alijnck ende all verbleven ijss an die eirsamen heren Thomas Knoppert ende Johan van der Marssche, cameners, dair tho van den eirsamen raidt der stadt Swolle geschickt, de welcke dair een uithspraicke van gedaen hebben, als nabescreven: inden ijrsten sall die weduwe Wermelt vurscreven uithen datghene, dat tot sijns vaders lijff gehoirt hefft, nae vermoegen des gijfftinges brieffs dairvan spreckende; in gelicken sall sie gheven Wermelt ende sijner suster, toe Hasselt gehilickt, elck een bedde met sijnen toebehoir; dair tho sall die weduwe voirscreven gheven den vier vurscreven kijnderen, elck die werde van 37½ golden gulden, maicken tsamen anderhalff hundert gulden, dewelcke die weduwe hem vesten sall uith guden onderpanden, dair sie mede bewairt sijnt, ter tijt sie die | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
selffte geloesset ende betailt hefft. Ende hijrmede sullen sie lieflicken ende vruntlicken gescheiden sijn, des vaders versterffs halven. Sunder argelist. Actum bijnnen Zwoll up die raithcamer up Saterdach post Invocavit anno etc. 36’ (11 Maart). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XXI. Het drama van een andere Zwolse vrouw, in Wezel gevangen, omtrent wie allerlei bijzonderheden worden meegedeeld. Het is vooral een familie-drama, met de wederdoperij als achtergrond.Prothocollum Missivarum, fol. 111 vo. Ongedateerd, waarschijnlijk uit de tweede helft van 1537. ‘An Wesel. Ersame etc. Alsoe U.E. nu an ons hebben doen schriven als betreffende seckere genoemen ende vervremden gueder uth sanct Anthonis kercke opten Mathena bijnnen U.E. stadt, dat welck thom niehte deell gehalden werdt opten wederdopers offt andere befaempten metten selven wederdoip, der U.E. eendeels in gefenckscap gesath ende noch onthalden, onder de welcke ene vrouwenpersoen mede opgenoemen ende gefenckelicken gesath ijs worden, genant Phenna, de een huijsfrouwe van enen olderman, genant Derick van Bathman solde wesen etc. daer U.E. suss alle gestalt ende gelegentheit oers handels van begeren tweten ende thebben, woe U.E. scrifften sulx wider vermelden. Daerop dat wij U.E. nijet willen bergen, woe dat wij onlanx seckere belijnghe uthen HaeveGa naar voetnoot1) van Vrieslandt gekregen ende ontfangen hebben, daerin dat sij ende etlicke andere unser stadt borger leijder ende inwoeners, als nentlicken Henrick Becker, Hessel Glasemaicker, die werdijnne inden drien toernen ende Alijdt Midtelborch met meer anderen gesacht sijn geworden, als U.E. uth ingelachten bij schrifft hebben toe vernemen. Die wijle nu, dat wij dat selve voirbenoempde eensdeels hebben laiten angrippen ende fangen, soe ijs gemelte Phemma dair bevorens alle uth unser stadt gewecken geweest van oeren echten man Derick van Bathman, die een oltman was ende notarius, woenende int Vosken, als U.E. schrifften tselve mede moegen brengen. Ende die ffame was alhijr, dat sij met enen anderen man vanden wederdoepers van oeren man | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vurscreven met tween kijnderkens gegaen was; ende soe die vurscreven Derick oer man voir een guidt man alhijr bij ons geacht ende gehalden ijs ende seer groet mijshaegen in die conversatie ende dat ontwijken van sijnen vurscreven echte wijve gehath, soe hefft hij selves wall geclaicht, dat sij voell conversatien met enen bijnnen unser stadt, wesende een riemsnijder ende seer met deser dwalinghe befaimt, gehadt solde hebben; alsoe dat wij besorgen ende achten, als U.E. uth ingelachten erfaren sullen, dat sij nijet vrij gevonden sall werden, dan den selven secten van den wederdoip seer toegedaen ende angehangen. Gemerckt dan dese vurgenoempte erroer seer unser heijliger Christen geloeve contrarie ijs ende dat regement ende walvaren der gemener christenheijt daer well an gelegen, omme dieselve toe verdelingen ende wedertstaen. Begeren wij seer andechtlicken ende vruntlicken U.E. der saicke ende unser stadt toe guede, der selver Phemma eernstlicken willen doen vragen van oeren handell, die sij bijnnen unser stadt mitten vurscreven ende anderen, als U.E. uth ingelachter belijnghe vernemen sullen, gehadt mach hebben. Soe wij oick noch ene vrouwe onder anderen in hachten hebben, bijnnen Munster gedoipt, genant MetteGa naar voetnoot1), ende ijs ommetrent Dulmen geboeren, die oick gelijdt ende bekant hefft, dat Batenborchs discipelen, die een profeeth offt koeninck van oeren secten ijs (bijgeschreven: ende nu als wij berichtet sijn, gevangen bijnnen Bruessel, dairvan wij daichlix sijn belijnge verwachtende sijn) in oeren huese mede geconversiert hebben ende dragen een groet bedencken, dat sij met enen van den discipulen genant Hans Scherer ende Cristoffell van oeren voirscreven [man] getreken ijs, ende wes U.E. enichsijns hijr van beigene (?) mochte, begeren wij vruntlicken U.E. ons op onse cost metten irsten willen doen averschriven ende verwittigen laeten, sulx kompt ons vruntlicken meijninghe toe verschulden tegen U.E. ende oere verwante, die Godt Almechtich...’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XXII. Een paar brieven aan Deventer en Kampen over uitgeweken burgers, wier goed geconfiskeerd is.Prothocollum Missivarum, fol. 70 vo. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘An Deventer. Eersame, wijse, vursichtige, bijsunders guede vrunde. U.E. scrifften an ons gedaen, beruerende Alijdt Potgiters achterwesende an Jacob Kettelre onses voirgeweken borgers, soe ist, dat wij sijn guidt, dat wenich ijs hebben doen confisciren (als vervallen) tot profijt onser stadt, unde staen wall toe, sij dat naederhant met drien pandinghe daer an gepandet hefft, ende wijllen oer sulx tot sijnen tijt laeten geniten (gelicke anderen) als dat behoeren sall, soe vern die confiscatie bij ons gedaen geen stadt gripen werdt, dat wij alsoe inden besten ter guitlicke antworden fuegen U.E. die onser here Godt lanck walvaerende gespaer. Datum op Dinxtach post Misericordia Domini, anno etc. 34’ (21 April). Heeft de volgende brief op deze voorafgaande betrekking? Prothocollum Missivarum, fol. 74 ro. ‘An Campen. ...Vorder gunstige, guede vrunden, angaende U.E. burger achterwesende sullen U.E. beliven toe weten, woe dat tselve een saicke ys, die onser gemeente ende gemenen corpus onser stadt beruert ende leijder ijtsonts ene oprurighe werlt ijs, soe en kunnen wij ons daer soe nijet saeten, omme oer begerte nae to kommen, doch verhaepen wij, dat U.E. burgere soe voell nijet ten achteren sijn, als dieselve U.E. scrifften lueden. Nietomin sehen (g?) wij, waer her desse handell van Munster sich wolde ergeven, wolden wij alsdan met onss verdrage besien ende met sij rekene ende dan nae allen gelegenheit ende bijllicheijt laeten geschien, dat wij alsoe ter guitlicke antwordt fuege U.E., die onsen heer... anno etc. '34.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XXIII. De priester Johan Becker uit Goch was bij de in 1534 verzamelde menigte bij Bergklooster en daardoor in Zwolle gevangen. Over hem schrijft Zwolle aan den vorst van Kleef.Prothocollum Missivarum, fol. 82 ro. De datum aan het einde van de brief geeft Januari inplaats van Februari, door een vergissing van den klerk waarschijnlijk. ‘An den fursten van Cleven. Doerluchtige, hoichgeboren, vermoegende furst, genedigen lieve her. Wij hebben den 30 Januarij U fursteliken | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geneden briven, heren Johan Goch Becker genant, sijner gevenckenisse ende uthlatonghe alhijr bij ons betreffende, dinstlickx ontfangen ende guitlicken verstaen, ende wijllen U.f. geneden nijet bergen, woe gedachte heer Johan vergannen vasten met ener groter mennichte van volck uth allen landen vergadert met groten oproer gekommen ende in unser stadt met meer anderen als susspecte metten wederdoep gevangen ende als een coepman, daer hij sich voir uth gaff, hent gesath. De wijle dan wij doe der tijt gene redelicke oirsaicke sijns levens an hem en vonden, dan alleen seckere scrifften van meister Bertus Rotman, smakende van den herdoep, ende sijn vrunden, oick U.f. gen. stadt Goch daervoir deden bidden ende hij selves alle genaden ende beteringhe begeerden, hebben wij hem sijner gevenckenisse op behoerlicke oirvehede ende cautien verlaten ende vrij laeten gaen, daerop een act bij hem ende etlicke sijne vrunden ondertenhant gemaickt ijs worden, daervan wij U.f. gen. copien hijr in verslaten, mede oversende. Ende sijnnen geneicht vorders dinst ende gewalgevallen toe bewisen U.f. gen. die Godt Almechtich salighen regemente moet bewaren. Geschreven onder onser stadt signet den 16 Januarij anno 1500 ende 35.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XXIV. De graaf van Bentheim pleitte voor Barend Zwinenbroick, die het heilige sacrament gehoond had, verzachtende omstandigheden. Zwolle is niet geneigd het excuus van den delinquent zo maar te aanvaarden, en wil de zaak nog eens ernstig onderzoeken.Prothocollum Missivarum, fol. 112 vo. Ongedateerd; de brief gaat vooraf aan een schrijven op dach Agathe 1538 (5 februari). ‘An den graeven van Benthem. Edele etc. Alsoe nu andermael U geneden an ons met ingelachten supplicatien der van Schuttorp voer Berndt Zwinenbroick hebben doen schriven ende begeren sijner gevenckenisse tverlaiten ende met genaden avergesien twerden etc. Soe doch sulcke sijnne oeveldaet ende hoenspraicke opten werdigen heiligen sacrament in droncken moeijde geschiet ende hem alrede leeth weer, soe ist, gen. live heer, dat wij U. gen. daer in noch ter tijt nijet entlix kunnen noch moegen toeschriven, gemerckt wij schuldich sijn ende durch unser heiliger geloeven ende bevalener | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
justicie ende averricheit ende mede in kracht van Key. Mat. unses allergenedigste lieven heren mandamenten gedrongen werden in exempell ende straff van enen anderen daerentegen met behoerlicke straffinge tdoen ende tlaiten geschien. Ende soe dan dat mijsdaet seer swaer ende wichtich ijs ende besorgen, dat sijn leetwezen meer uth vreese sijns lives dan uth rechter compunctien voertspruijth, sullen wij ons daerop irst weder ende breeder moeten beleren, eer den tijden wij daer van entlicken sullen kunnen disponeren, dat welck geschiet sijnde, willen wij beheltlicken unser even ende gelumps (?) dair in laiten geschien, dat U. gen. sullen spoeren, dat hij U. gen. voirbiddenge ende schrifften genaiten sall hebben; (bijgeschreven: dat wij suss gueder meninge U. gen. voir guitlick antwordt nijet hebben verhalden willen) vorderen denst ende gevallen U. gen. toe bewijsen sijnen wij van herten geneicht.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XXV. Uit de stadsrekening van 1538, 9o maand, blijkt dat ‘dat capittel van den predikaren alhijr gehalden werdt;denselven omme eer der stadt ene erlicke maeltijt gedaen; Saterdach avent Michaelis den capittelsheren van den predicar oirden alhyr oer capittel gehalden...’ In de rekening van 1539, reizen, 10o maand: daernae omme merckelicke oirsaicken van upruer die bijnnen Campen geschapen was, met unsen genedigen heren stadtholder, sampt rittersschap ende steden... van Vollenhoe tkoemen hent toe Campen’ enz. In dezelfde maand nog: ‘mijns heren stadhalders baedeGa naar voetnoot1) up uns costen gesant met schrifften van sijn Geneden aen den Raede toe Leuwerden, omme die belijnge van enen wederdoper die enighe van den unsen besath solde hebben...’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XXVI. Over het teruggeven van goederen aan religieuzen die het klooster ‘van den Bussche’ (BuschkloosterGa naar voetnoot2)) verlaten hebben.Prothocollum Missivarum, fol. 133 ro. Ongedateerd; de tweede brief die in het register op deze volgt is van 1542. ‘Aen onsen genedigen vrouwe die coninginne. Doerluchtichste etc. Nae alle reverentie ende dienstes | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
erbiedinge geven wij U.E. in van wegen des convents van den Bussche demodig te kennen, hoe dat U. Kon. Mat. drossaet van Sallant, Seyno Muijlert, nijet tegenstaende U. Kon. Mat. opene placaten opt stucke van der apostasie onlancx in dessen U. Kon. Mt. landen vuijt geroepen ende gepubliceert, zeeckere vuijtgelopene religieuse des convents van den Bossche vurscreven, vergunt ende toegelaten heeft op die guederen, zij in den convente voerscreven, vermits huere solomnele professie gebracht hadde, met lantrechte te spreecken alsoe gedrongen ende hoe nijet tegenstaende dattet convent vorscreven aldaer inder gerichte punteerde, die verworven dispensatie van Zwane Surrextione (?) vercrigen ende die fulminatie bij den deken van Mens daerop nulliter gevolcht te sijn, versoecken daerentends die saecke voerder ghiestelicke richter tot dien eijnde geremitteerd mochte worden, welcke die kentenisse daervan toebehoerde; ende dat tot dier tijt die principale saecke ten lantrechte in sursiancie mochte blijven, heeftet sich nochtans begeven, dat die vurscreven droste, soe ons die werdige heer prior vurscreven te kennen gegeven heeft, die vurscreven Zwane ten principale heeft laten procederen ende dat selve oer onformelicken bij diffamente sententie toegeweezen, alsoe dattet convent vorscreven gedrongen is geweest van den sententie, hoewell die null ende eghien [waerde] en is, in claringe ons gen. heeren stadtholder sampt ridderscap ende steden te appelleren tot oeren groten merckelicken schade ende achterdeel ende vercortinge der gantser religie. Omme dan, dattet convent voerscreven in huere rechtveerdige zaecke gevordert ende onvercortet mochte werden, ist dat wij U.K. Majesteit demodenlijk suppliceren, dat U.K. Mat. gelieve te doen exhereren beslotene brieven aen den drossaet van Zallant offt anders, soe U.K. Mat. goet duncken sal, dat de zaecke beroerende de validiteyt ende invaliditeit van den vorscreven dispensatien voerden righter ende gerichte geremitteerd mochte werden, ende de principale saecke tot dier tijt, toe vurscreven lantrechte gesuspendiert, dwelck wij etc. Geschreven den fijften Februarii.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XXVII. Verschillende gegevens uit de stadsrekeningen van Zwolle.1540. Wijnman 8o maand. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘up dach Assumptionis Marie (15 Aug.) in die vromisse, soe die stadt van Zwolle begert hadde, elck sich toe bereiden ten werdigen hilligen sacramente tgaen der nijer kencken (kerken?) halve...’ Diverse gevangenen. 1541. Katherine uth dat magedehuijs gevangen. Oorvede. 1544. Vier gezellen te Utrecht gevangen, van David Jorissecte. De tijmmermeister gaat met twee dienaars naar Wijhe om den geestelijke Gerrit Golt gevangen te nemenGa naar voetnoot1). 18 Aug. gevangen genomen: Bernt Gerrijtss van Oitmertssum; gericht. 9o maand: Peter van Nijmegen; gericht. 28 Sept. Catherine van Ruremunde; gericht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XXVIII. Alijdt Scepelers beticht van tovenarij; de beschuldiging moest worden ingetrokken.Liber recognitionum (van Zwolle). 13 Maart 1549. ‘Anno ut supra upten darthienden dach Martii, alsoe Johan Witte Pottebecker ende sijn huijsfrouw betichtet ende avergesacht solden hebben Alijdt Scepelers, dat sie hem beijden betoevert solde hebben ende dat vuijt anseggen eens priesters tho Campen, genant heer Dubbelt etc. waerup desselven priesters eigen hantschrijfft gelesen, dat men hem sulx nummermeer avergaen noch bewisen en sall, daerup presenterende sijnen eedt voir sijnen behoirlicken richter te doene, dat hie Alijdt Scepelers noch nijemant genoempt hefft. Soe hebben Johan Witte ende sijn huijsfrouw vurscreven, staende an den boem des raedes apentlicken toegestaen ende bekant, dat sie van Alijdt Scepelers anders nijet en weten noch gesacht hebben, dan als eene guede vrouwe toebehoert. Sunder arglist. Burgermeister Duijsterbeken.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XXIX. Johan de kapelaan gevangen genomen en naar Utrecht gevoerd. Op mijn vraag aan het rijksarchief te Utrecht, of men omtrent Johan iets naders wist, luidde het antwoord negatief.Stadsrekening van Zwolle 1552, Stockampt, 3o maand. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Up Saterdach voir Mijdtfasten (26 Maart) wordt heer Johan die capellaen upt raettorn gebracht ende hefft daer 10 daege geseten ende dair hebben tusschen dach ende nacht twee van den sess roedendraigers bijgeseten... ende Andries ende jonge Johan heren Johan vurscreven up Claes Schilders wagen toe Utrecht gefoert ende gebracht... In de 4o maand werd een der schepenen ‘geschickt tho Wijnssem betreffende die saicke van onssen capellaen.’
Van Jacob Uten Eng, vicarius te Utrecht, volgen hier nog twee brieven over Johan de Cappellaen. Oud-archief van Zwolle. Oorspronkelijke brieven.
‘Erentfesten ende frommen, wijsen ende voirsichtigen, bijsunder gunstige vrunden. Nae alle mijnen vruntlicken gebieden tot U E. ende ff. L. heb ic bij brengher van desen U E. ende ff. l. scriften in data den 4 deser maent up ghister avondt laet met heer Johan, weleer cappellaen der kercke van sunte Michiel ontfanghen, den welcken ic in mijns heeren g. gevanckenisse hebbe doen logieren, den welcke men op sulcke informatie als U E. ende ff. l. mij overscrijven metten eersten als moegelic is hoiren ende examineren sall. Dan soe ic nijet en geloiff, aenschiin nemende op die poincten dair hij mede infect is, alsoe die selfde van die swairste ketterijen sijn, die welck huijdens dachs, God betert, regneren, hij en is met andere ketterijen oeck besmet, is mijn vruntlick begheren, dat U E. ende ff.l. informatie te nemen believen, wair ende met wie hij geconverseert heeft, wat propositie hij int heijmelic oft int openbair gedefendeert heeft - ende mijn die selfde met sijn boecken over te schicken, teneinde ic die oeck visiteren mochte, om te besien, wat men dair in vinden soude kunnen, met wat poincten, heresijen ende ketterijen hij besmet mach sijn. Ic will tselfde wederom teghens U E. ende ff.l. in dien ende in anderen saicken mijns vermoeghens versculden, kenne God Almachtich, die U E. ende ff.l. spaire in goeden ende voirspoedighen regimenten. Gescreven tUtrecht den 6den Aprilis, anno etc. 52. U.L. ende f.l. goedtwillige Jacob Wten Eng.’ Aan B. en S. des stadts Swolle. De kapelaan is uit de gevangenis gevlucht en houdt zich | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
misschien in Zwolle op. Wten Eng verzoekt den delinquent onder gewapend geleide terug te zenden. Aan B.S. ende R. van Swoll. ‘Erentfesten ende fromen, wijsen ende voirsinnighen, bijsunder gunstigen ende gebiedende vrunden. Nae alle mijn vruntlicken gebieden tot U l. Alsoe dese voirleden sunte Marien Magdalenen dach (22 Juli), nijet teghenstaende, gelijck die castelleijn van mijnen genedigen heeren hoff, die welck die gevanghen in sijn bewairinghe heeft, alle goeden toesicht, die hij dair toe gedaen hadde, heer Jan, welleer U l. cappellaen, die wel in dese verleden vasten U l. mij gesonden ende ic voirts den castelleijn overgelevert hadde, vuijtgebroicken ende ontcoemen is ende ic verstaen hebbe, dat dieselfde in U l. stadt van Zwoll unthoudende is, seggende, zijn zaeck goedt ende duechdelick geweest te zijn ende men hem genouchsaem teijckenen gegeven had om hem vrijelick te moeghen vertrecken, twelck ic nijet en geloiff ijemandt gedaen heeft, ende wel weet, alsoe ic die saeck als advocaet beleijt hebbe, die selfde nijet deuchdelick te zijn ende nijet en twijfel, hij soude binnen acht daeghen nae zijnder vuijtbreken sententie tot zijnen achterdeel gecreghen hebben. Begheer ic dairomme, indien hij dair omtrent zich onthaldende is, dat U l. tot coste van mijn gen. heeren, die welck ic metten gheenen, die hem hier brenghen zullen, sonder enich vertreck U l. wederom betaelen zall, hem met bewairder handt herwerts seijnden wille, den eijnde dat hem justitie tot een exempel van een ander geschieden mach... etc. Gescreven den 15en Augusti, anno etc. 52. U.l. dienstwillige Jacob Wten Eng, vicarius. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XXX. Enige klachten uit Liber excessuum (1553-73). 1553.‘Item is ther klacht gekamen, dat Hanss Mense up en verledden Wunssdach tho quatertemper hefft vleiss in syn huiss gespiset.’ 1554. ‘Het is ther clagt gecomen, dat Wulff Pelssers knecht ende jonge Johan Cruisenn same bij nachte gecoemen sunnen tegenn dat wijnhuis an den prior van den olde procurator van denn BerchGa naar voetnoot1), Rheiner Mulert ende sijnn | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
suster, als sie van des rentmeisters huis quemen ende hebben unverschuldt met steene, met iseren kloete updenn pater geworpen ende hebbenn volle onnutte worde gehadt.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XXXI. Vergaderingen over publicatie van plakkaten tegen ketterij, verboden boeken, geheime bijeenkomsten enz.Uit: copie en uittreksel uit de Reiseboeken van Deventer (dit zijn de notulen van de vergaderingen van Ridderschap en Steden in Overijssel), deze copiën in het Rijksarchief depôt te Zwolle. Anno 1551, 9 April, vergadering binnen Zwolle, van ridderschap en steden. Na de opnoeming van de aanwezigen: ‘ende is een lange communicatie geholden, berurende die publicatie ende onderholt van den mandament aengaende die heresie, quade secten ende verboden boecken, ende is ten lesten eendrechtelicken overkomen, dat men die vurscreven mandamenten zal publicieren mit sulcker protestatie ende vurbeholt, dat men den inhalt aen den mandamenten sall executieren, voir so voell die nijet contrarie is deser lantschap ende steden gerechticheiden, privilegien, landtrechten, stadrechten, costumen ende gebruijcken, soe Key. Mat. deser landtschap ende steden beloifft heft to onderholden in den tractaet ende anders, actum anno et die quibus supra (1527). Anno 51 op Woensdach den 29sten Aprilis toe Winshem ter maelstadt gewest... ende irstlicken gecommuniciert van den placaet van onsen helligen geloeve, van den verbodenen boicken, van heresie, etc. dairvan int vurscreven blat gescreven staet ende besloten, dat men op Sondach nestcomende dat placaet ende den cathalogus int apenbair publicieren sall, dan int slot dairbij lesen: die stadt Deventer, Campen ende Zwolle in hoiren olden gerechticheiden ende costumen hiermede onvercortet. ‘Anno 51 den 9sten in den Meije sijnnen to Wijnssem ter maelstadt gewest (volgen de namen) ende is opt nije communicatie geholden van den langen placate aengaende onsen helligen Christen geloeve, ketterie, verbodene boecken etc. ende bij die van Deventer overgegeven, dat sij in meinongen weren, dat effect daervan in eene andere, Overijsselsche spraicke te publicieren, die jurisdictie daervan reservirende. Besloten, dat men dat publiciren sall, als dat ontwerp voirgelesen is, dairvan die van Zwolle copie ont- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fangen om den van Campen mede te deilen ende sall publiciert worden op Maendach in die Pinxterhellige dage, doch Campen ende Zwolle sullen hoer advijs aen Deventer overscrijven mitten eersten.’ Resolutien van Raedt ende Meente, fol. 21 ro. ‘Op Maendach nae Lucie (16 December 1560) bij Raidt ende Meente avercommen dat volget: alsoe daegelix gesacht wordt, dat groete missbruick van heijmelijcke conventiculen ende nachtprecken in deser stadt geboeren solden, is avercoemen, dat men sulcke scharpe toeversicht daerinne doen sall laeten, dat die ghene, die in sulcke gebrecken bevonden worden, moegen worden gestraifft.’ Stadsrekening van Zwolle, 1556. ‘Tymmermeister inder dertiender maent van reisen: gesant tot Winssum in saicken van der placaten van der religione. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XXXII. Verschillende overtreders vooral van het plakkaat over de verboden boeken, en in het algemeen van godsdienstige delicten.Reiseboeken van Deventer (copie als boven). ‘Volgentz die van Swolle tkennen gegeven van oeren gefangenen schoelmeijster, tZutphen gewest, meijster Harman genoempt, wesende die auctoer dess boexkens tParadijs genompt, uthgegaen in den naem des zaligen heren pastoers Mr. Johannes Phoconij, met meijster Harmans handt gescreven ende voel bij ende aff gedaen’ (1561). Liber facinorosorum, crimineele zaken, oerveden etc. Rijksarchief depôt te Zwolle. Heeft blijkbaar op dezen schoolmeester betrekking. ‘Opten 6 Octobris anno 1500 61, alsoe M. Herman Leuw up sijn eigen authoriteit unde sonder consent van sijn geboirlicke avericheit enige boecken hefft laeten prenten, unde dieselve in dese unde andere steden under die gemeente verspreit, in welcke boexkens bij den geleerden voele boese leeren und ketterien befonden worden, soe vraege wij U, M. Godtschalck een ordell, wat hie dairomme lijden sall. Sententia. Soe sal men hem, anderen tot een exempell, upten marckt leiden, unde aldaer in sijn tegenwoerdicheit unde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ansehen van allen menschen die boecken verbernen, verbiedende hem immer wedder in der stadt noch vrijheit toe koemen, up verboerte des hoechstenn. Oervede. Up dach voirscreven hefft M. Hermen voirscreven zijn oervede gedaen, lijfflich then hilligen swerende, dat hie dusser gevenckenschap halven niet en will doen off laeten doen, durch hem offte ijmantz anders, thegens Con. Mat., zijn Mat. undersaeten, thegens die stadt van Swolle, oiren borgerenn, noch ingeseten, off ijmantz anders, als bij thoichste, alsoe musste hem Godt helpen unde alle sijn hilligen. Actum coram Thiman de Goeier, Schultz unde Thomas Knoppert und Lambert van Tweenhuisen, stockmeisters’Ga naar voetnoot1). Blijkens de stadsrekening van 1561 is ‘den 13o Augusti gevangen Herman Leuw met eenen jongen... die junge geseeten vier dagen... Herman geseten 45 dagen.’ Liber facinorosorum. ‘Alsoe Steven Potgieter staende anden boem des raedes bekant hefft eenen vrembden leerer van Embden in sinen huise opgeholden te hebben ende mede in heimelicke vergaederinghe van leeringen ende predicatie in ander luide huisen gewest to sine unde dat hie sin kindt binnen Embden hadde doen doepen, hebben boergermeisteren, schepenen ende radt, wt kracht ende vermoege Kon. Mat. gepublicierde mandamenten, ende daerup bij. oer ersamheit gefolgde kerkenspraecke, Steven Potgieter vurscreven die stadt ende vriheit van Swolle verbaeden, alsoe, dat hie der stadt ende vriheit van Swolle salle ruijmen bij der soennenschin ende sijn leven lanck niet weder daerinne koemmen ende soevern hie daerenbaiven in der stadt bleve, offte daer wt wesende, wederumme inqueme, sall hie nae goetduncken van schepenen ende Radt voerder gestrafft worden. Actum upten achten Aprilis anno 62. Burgermeister Helmich Splitloff.’ Liber facinorosorum. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Alsoe die naegelaeten weduwe van zalighe Jacob de Wrede ende Peter Koetken van boergermeisteren, schepen ende radt, dach gelacht is gewest, ther oersaecken dat sie beruchtiget waeren, tegenss Kun. Mat. mandamenten ende daerup bij oer ersamheit gevolchde kerkenspraecke heimelicke vergaederinghe van leeringen ende predicatie in oer eegen ende ander private luide huisen bij untijden geholden te hebben, twelck sie eenigermaeten voer den gantzen raede toegestaen ende sich tendes oeren eede, alst naeder stadt rechte behoirt, daervan niet hebben untuten noch purgieren willen, hebben borgermeisteren, schepenen ende radt enz. der weduwen vurscreven ende Peter Koetken enz.’ uit de stad verbannen, als boven. 5 Mei 1562. In 1578 kwam Peter terug in de stad, maar hij moest toch het Zwolse grondgebied verlaten. Liber facinorosorum. ‘Alsoe Peter Coetken hierbevorens van B.S. ende R. die stadt ende vriheit van Swolle verbaeden is gewest, sunder sin leven lanck daerinne weder te moegen koemmen ende sich daerenbaeven verdristet buijten hoerder ersamheit consente daerinne te koemmene, hebben B., S. ende R.... in date den vifften May anno 62, genanten Peter Coetken avermals die stadt ende vriheit van Swolle verbaeden... enz. bij die pene van vifftich golden gulden... ende indien hij daerenboven wederumme inqueme arbitralicken gestraft te worden. Actum upten 10den May 1578. Burgermeisters Johan van Harst ende Derick Hertgerts.’ Liber facinorosorum. ‘Alsoe Hanss Kort van Gimlinge, tasschemaeker, van Boergemeisteren, schepen ende radt dach gelacht is gewest, ther oersaeken, dat hie beruchtiget wass tegens Koen. Mat. mandamenten ende daerup bij oer ersamheit gevolgde kerckenspraeke, heimelicke vergaederinge van leeringen ende predicatie in sin huiss bij untiden geholden te hebben, daer man hie toe meermaelen gefraigt ende geëxaminiert wesende sich weder sinen eede, alst nae der stadtrechte behoert, niet hefft willen untwthen noch purgieren, hebben B., S. ende R....’ enz. als boven. Verbannen 19 Januari 1564. Liber facinorosorum. ‘Alsoe ther claght gekoemen is, dat Johan van Schoeten ende sijn huisfrouw hoer kindt nae ordenunge ende ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bruick der christelicker kercken niet solde hebben laeten doepen, waerup dat B., S. ende R. genanten Johan ende zijn huisfrouwe nae stadtrechte up soedaene claght driemael hebben doen dachleggen, omme sick daervan toe untuthen ende toe purgeren, ende sie nae die derde dachlegginge voer den gerichte niet erschenen, dan contumasiter ende ungehoersaemlick uthgebleven sinnen, hebben daeromme B., S. ende R. geördiniert ende ordinieren vermits diesen, dat Johan... enz. die stadt ende vryheit... ruimen ende daeruth bliven sollen, then tijde ende alsoe lange sie sijck bij oeren eeden nae stadtrechte van die voerscreven claght gepurgiert, offte tvoerscreven kindt nae oelden christlicken gebruick ther doepe gestalt sollen hebben.’ Ingeval van terugkeer zullen zij ‘nae guedtduncken van S. ende Raedt vorder gestraft worden. Aldus gepronunciiert upten 8sten Januari anno 65. Borgermeisters Johan Loese, Lambert van Twienhuissen.’ Stadsrekening van Zwolle 1566. Stockmeister inder vijfter maent: ‘die stadt van Zwolle laeten haelen... enen genant Johan van Nimwegen, unde bij hem bevonden etlicke suspecte unde verbaedenn boeckenn, unde dieselve boeckeren in presentie van Johan voirscreven aepentlick up der stadt merckt doen verbrannen... gecofft enen sack torves, dairmede die vurscreven boecken verbrant.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XXXIII. Een paar bescheiden die betrekking hebben op Herman Strijcker (of Moded?)Ga naar voetnoot1) in zijn optreden in geestelijke (R.C.) bediening in Zwolle uit de jaren 1557 en 1560 of 1561.Resolutien van Raedt ende Meente (1547-1611) fol. 16 ro. ‘Alsoe heer Herman Strijcker sich in die administratie van denn hilligen sacramente mijsbruict ende dieselve tegens die gelofflicke oelde gebruick deser kercken sub utraque spetie uthgegeven ende verdeijlt hefft, als hie selvest bekent ende toestaet, soe ist, dat schepenen ende rhaidt eendrechtlicken avercoemen ende beslaten sinnen, dat dieselve Strijcker zich bij den herenn vicario des bis- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schops toe Utrecht binnen die tijt vann 14 dagen naistcomende verfuegen sall ende vander dait vorscreven purgierenn, oick dairvan binnen die tijt als voirscreven schijn ende bewijs brengen, dat hem des verlatenn ende hie van alsulcke ticht ende dait absolviert sij; indien sulx niet en geschiet, sall Strijcker vorscreven van sijner vicarium mit toedoen van den heren Officiael untsatzt ende perviert wesenn ende blijvenn. Actum up Maendach post Palmarum anno 57. Burgermeister Ther Kuilenn’ (12 April)Ga naar voetnoot1). Diverse missiven concepten. Oud-archief Zwolle, fol. 23 ro. Ongedateerd, waarschijnlijk 1560 of '61. ‘An onssen genedigen heren statholder, den graven van Arenborch. Unsen vruntlicken groeth tbevoerens. Edele, welgeborn, genediger heer. Wij konnen U geneden dienstlicker menonge niet verhalden, dat wij voer enigen jaeren eenen van onsser borger kinderenn, heren Herman Stricker genombt, mit een benifitium alhier in sanct Michiels kercke versehenn- hebbenn, die welcke nae der handt sijn religie mutiert ende van anderen geloeven geworden, also dat hie die kercke versmadet ende die missen, dartoe gefundiert, niet hefft doen willen, noch durch anderen doen offt verwaren laiten, ende gelickewall die renthen tot denselven benefitio gehoerende biss hertoe geboert ende noch boeren ende untfangen will, allet tot quaeder consequentie van anderen, wardurch wij geoersaecket synnen worden den vicaris des bisschops van Utrecht sulx tkennen tgeven, die uns nun unlanx alhier in anderen geschefften wesende, angegeven hefft, dat die fiscalis soevern tegens gemelten Stricker hefft geprocediert, dat mandatum invocationis brachii secularis tegens hem decerniert, ende wij als collatoeren die renthen ende vruchten, totter vicarium behoerende, sollen moegen sequestrieren, ther tijt hie sich van der upgelachter clachte dede purgieren (offt die fundatie mit residentie ende anders respondieren); nun ist, genediger heer, dat enige renthen tot derselver vicarije behoerende, buiten onsser stadt jurisdictie ende inden kerspell van Hasselt ende Herdenberch gelegen sijnnen, die gelicke wal die vorscreven Stricker dessen niettegenstaende, understaet tboeren, seggende, dat hie in possessie van dien sij; is daerom onsse dienstlicke begheren, dat U Geneden ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lieven willen den beiden schulten van Hasselt ende Herdenberch tbeveelen, gemelten heren Herman Stricker ghiene renthen tlaten volgen, dan dieselve den ghenen doen boeren, die een tit lanck daer mede versehen ende die missen ende alle diensten desselven benefitii doende is, ther tijt toe, dat die sententie sij pronuntiert offt die fundatie des benifitii van hem moege vuldaen ende mit residentie ende anders vullentagen worden, darmede niet anderen om van gelicken tdoene, orsacke gegeven mach werden. Ende U Geneden wederom dienst ende allen gehoersamen willen tbewisen, bijnnen wij geneigt, kenne Godt Almechtich, die U Geneden in lanckwiligen geluckseligen regimente lange salich ende gesont bewaren will. Gescreven etc.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XXXIV. Een serie publicaties in Zwolle tegen ketters, suspecte en verboden boeken, geheime vergaderingen, vreemde predikanten, schenden van kerken of beelden, enz.Boek van Publicatien. Oud-archief van Zwolle, blz. 4. ‘Dit naebeschreven is alsoe gepubliciert upten Palmdaghe (22 Maart) anno 1562 ende sinnen daervan oick copien voer Sanct Michiels kerckdoer ende den radthuise geaffigiert. Burgermeisteren Johan Loese, Lambert van Tweenhuisen. Boergermeisteren, schepen ende radt laeten weeten, dat niemantz, van wat conditie, staet off qualiteit hie sij, boergher, inwoener, man ader vrouwe, sall gestaeden in sinen huise, noch haeve bij daeghe ader nachte, eenighe heimelicke predicatie noch bikumpst ende ingevalle iemantz bevonden worde, al soedaene nachtprekers to gestaeden, huisen off te herbergen, sall die stadt ende vriheit van Zwolle verbuert hebben. Ende alle dieghene, inheimschen offt wtheimschen, die sich bij daeghe ader nachte in sulcke heimelicke predicatie vinden laeten, soellen der stadt gebroeken hebben 25 golden gulden ende evenwall nae goetduncken van S. ende R. gestrafft worden. Ende alle dieghene, die dit vurscreven melden offte den boergermeister indertijt heimelicken anbrengen, soellen tellicker reijse daervan hebben sess carolus gulden.’ Boek van publicatien, blz. 5. ‘Noch laeten B., S. unnd R. weeten, dat alle die gasten ende utheimschen, die binnen die tijt van vijr jaeren naist- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verleden inder stadt ende vriheit van Zwolle gekhamen sinnen, offte hiernamails koemende worden, van oere Oevericheit, daer under sie geboeren offte laest gewoent hebben, binnen die tijt van een maent, guede uprechte certification brengen sollen, van wat leven sie aldair gewest, oeck eerlicken vund vroemelicken vandan gescheiden ende verthaegen te sijne; ende wie dairinne suimich befunden worde, sall die stadt vund vriheit van Zwolle verbuert hebben ende nimmer wedder die burgerschap genieten. Actum ut supra’ (1562). Boek van Publicatien, blz. 12. ‘B., S. ende R. doen toe weten und gebieden wt bevel Con. Majesteit, unsen alregenedigsten heeren, dat niemantt, hie sij wie hie sij, ennige sectarische und verbaedene boecken prenten, hebben, koepen, geven offt verspreiden sal. Gebieden vorder, datt niemantt sal holden ennighe hiemelicke schoelen, leerhuiseren offt leerplaetzen ader versaemelinghen; dat oick niemant sich inden heimelicken schoelen offte vergaederinghen dan allene in apenbaere sermonen binnen dusser stadt begeven sall. Gebieden oick, datt niemantt sal herberghen, huisen, haven off ennighe menschelicke troest doen ennighen apenbaeren ketters, daervan straetemeer ende mollemeerGa naar voetnoot1) is. Gebieden ingelicken, dat soevern ennighe vanden principalen ketters, die noich inden leven sinnen ende voer aepenbaere ketters ende verleiders befamet ende darvoer geholden worden, bijnnen dusser stadt quemen; offt mit waerheit ennighe hiemelicke schoelen ende vergaederinghe wusten, dat alle diegene, die sulx weten offt vernemmen konnen, sulx den burgermeisteren indertijtt tkennen geven sullen; datt oick niemantt ennighe boecken binnen dusser stadt prenthen offt doen prenthen sal, hie en hebbe eerst oirloff van den saemenden raede. Ende weert saecke, datt ijmantz sich untgenghe und aevertrede in ennighen van dessen puncten und articulen, den willen schepen ende radt straffen an sinen goede offt bloede ende anders als sich nae bevindt der saecken behoeren sall. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Desse drie voergeschreven kerckenspraecken sijnnen gepublicert upten negenden dach Maij anno 1563. Burgermeisteren Bitter ten Marssche, Roeloff Ampsinck.’ Boeck van Publicatien, blz. 16. ‘Die publicatie, als dat niemantz in sijnen huise noch have, bij daege ader nachte, sall gestaeden enige heimelicke predicatie offte bijkumpst etc., is upten 30sten Januarii anno 64 wedder van woert tho woerde gelijck voerhen geschiet is, gerenoviert unde upt nije gepubliciert bij die peene van oldes daerup staende.’ Boeck van Publicatien, blz. 67. ‘B., S. ende R. doen te weeten, dat sie met hoere vrunden ende naebersteden Deventer ende Campen, aeverkommen ende beslaeten sinnen, dat alle diegene, mans ader vrouwen, soe verdamder sect ader ketterien halven wt diesser stadt ader wt den steden Deventer ende Campen verbannet ende verwesen worden, nijet weder binnen diesser stadt, noich in eenige vanden anderen twijen steden kommen, begeven offte sijch huijsslicken setten, dan gantzlicken diesser drier steden ende hoeren begrijp sich ontholden sollen, nijet daerinne weder kommen offte anders nae gebuer ende gelegenheit der saecken gestraefft te worden. Gepubliciert up Palmdach (7 April) anno 66. Borgermeisteren Henrick van Holte ende Albert Tijaersse.’ Boeck van publicatien, blz. 69. ‘B., S. ende R. sampt oere geswaeren gemeente sinnen eenpaerlicken averkommen ende laeten scherpelicken bevellen, dat niemantz, van wat conditie, staet offte gestalt hie sij, sall understaen te verneelen noch toe beschedigen eenige beelden, kercken offte cloisteren, up die pene bij thoichste gestrafft te worden. Noch laeten B., S. ende R. weeten, dat wie den ghennen kan melden, soe dat beelde metter colummen up Sanct Michiels Kerckhoff an stucken geslaegen hefft, dat die van der stadt hebben sall sess Carolus guldens. Is aldus by S. ende R. sampt oere geswaeren gemeente aeverkommen upten 29sten Augusti A.D. 66 ende ist inder kercken gepubliciert prima Septembris daer naest volgende.’ Boeck van publicatien, blz. 69. ‘B., S. ende R. mith oere geswaeren gemeente doen te weeten ende verbieden, dat sich niemants verforderen sall | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ennighe kercken noich cloesteren binnen noch buten diesser stadt gelegen, toe plunderen ader toe schaffieren in enniger manieren. Ende dat ock niemants andere wthemsche predicanten vorderen, noch den selven int hiemelick noich aepenbaer in der stadt noch vrijheit van Swolle hoeren sall, bij arbitrale correctie ende straffe van S. ende R. Gepubliciert upten 15 Septembris, anno 66. Boergermeisters Haerst ende Campherbeeke.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XXXV. Twee brieven die betrekking hebben op de hagepreek te Zwolle en Hattem zijn gepubliceerd door Dr. J. de Hullu, in Nederlandsch Archief voor Kerkgeschiedenis, nieuwe serie, 1o deel (1902). Ze zijn van 12 en 18 September 1566.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XXXVI. In Deventer maakte men zich met geweld van een der kerken meester, evenzo in Zwolle.Stadsrekening van Zwolle, 1566. Reizen, 9o maand. ‘naer Deventer aengaende van die uproericheit van kerckebreeck, preek ende anders.’ Op 19 Sept. reist de cameraar naar Windesheim ‘aengaende off daer ennigen avervall queme in den lande van kerck, kloesters te plunderen offte anders.’ Voor hetzelfde doel reisde hij 26 Sept. naar Nijerbruggen. In de 12o maand reist de cameraar ‘tho Lingen... | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
up die commotie bij een deell van unsen borgeren angericht van dat innemen van unser liever Vrouwen kercke’ en met het doel den stadhouder te verzoeken ‘om in Zwolle te erschijnen.’ Dagvaardboeken van Kampen 7e deel blz. 256. (Register van Charters en Bescheiden van Kampen III blz. 140 No. 2258). 28 Dec. 1566. ‘Ende heft onse G.h. stadtholder ridderschap ende steden voergeholden... taffgescheit binnen Hasselt, inholdende, dat ridderschap ende steden nijet van meninge weren eenige veranderinge inder religie te maken... mitz verhalende van de commotie onlanx binnen Swolle int oepenen van onser liever Vrouwen kercke geschiet ende van hoeren predicant, dat een dieff ende dootsleger weer (sic!)... ende soe die gesworen gemeente der stadt Swolle acht personen uth oeren getalle tot deser saken voir hen gecommitteerd hadden, sinnen dieselvige mit ingeëijschet... als dat sie sich der predicatien in der voirscreven kercke ende alle vernijeonge ontholden wolden, bis Meije naestcomende, bij alsoe dat middelerwijle die kercke gesloten ende gantz giene ceremonien dairinne geholden solden worden... demnae is Coetgen die sloetel van der kercke affgeëijschet, die hij oick voorts gehaelt heft ende overgeleivert.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XXXVII. In 1566; het is nog voor de komst van Alva, en in godsdienstkwesties is nog alles onzeker. Vandaar een aansporing tot de burgers om elkaar in godsdienstige opvattingen niet te hinderen.Boeck van publicatien, blz. 70. ‘B., S. ende R. laeten weeten, dat oer erbaren met ridderschap ende steden ende der geswaeren gemeente alhier, aeverkommen sinnen, dat niemantz, hie sij geestlick offte wertlick, van wegen der religion upten anderen sall schelden, smadden, eenige bespotlicke ader andere unbehoerlicke woerde gebruicken, noch eetwess daetlix ankieren offte voernemen, bij hemselven offte durrich anderen; dan eenen ideren vrij, velich ende in goeden vreden unbehindert leven laeten, op die broeken van oldes daerup staende ende daerbenevens alss een vredebreker, upruerich ende seditioess menssche van schepenen ende Radt nae gelegentheit der saeken arbitralicken gestrafft te worden. Aldus gepu- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bliciert van der loivenGa naar voetnoot1) upten eersten dach des maents Januarii anno 1567. Burgermeisteren Johan van Harst, Jacob Campherbeke.’ En nogmaals: Boek van Publicatien, blz. 105. ‘B., S. ende R. laeten weeten... item, dat die boergeren umme ghienerleij geestlicke noch weerltlicke saecken tegens den anderen nijet en soellen schelden, smadden, iniurieren, slaen noch vechten, dan guede boergerlicke eendracht, vrede ende eenicheit, soe well buijten als up die wachte, underholden, bij die pene alst rebellen, vredebreckers ende anders arbitralicken gestrafft te worden.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XXXVIII. Toen Alva kwam eiste hij, dat in het stedelijke bestuurscollege geen anderen dan goede katholieken zouden worden gekozen. Zwolle had een katholiek uit de raad gezet en een, verdacht van ketterij, gekozen, n.l. den rector Dr. Mommius. Door Alva's afgevaardigde Groesbeek werd de keur ongedaan gemaakt.Dagvaardboeken van Kampen 1564-'68, fol. 382, febr. 1568. ‘Sinnen die gedeputeerde der drier steden opt anschriven der stadt Swolle erschenen inden convente Winshem; van Deventer: Lubbert van Winshem ende Derick Scheiff, licentiaten; van Campen: Henrick de Wolffs, Arent tho Bocop; van Swolle: Wulff van Itterssum ende Johan van Haerst; alwaer die gesanten van Swolle verhaelt hebben, wie sich die saken mitten heren van Groijsbeeck toegedragen hadden, betreffende die koer des raedes op Pauli (25 Januari) lestleden gedaen, to weten, dat sijn edelheid binnen der stadt Swolle erschenen ende acht gedeputeerden gevordert ende denselvigen voergeholden hadden, dat (nijettegenstaende die vermaninge, soe sijn edelheid hier tho bevorens an oir edelheid gedaen, ons int vernijen van oiren raidt ghiene ander als catholijcken dair inne te setten) die van Swolle hadden eenen catholijcken daer uth geset ende eenen suspecten in sijn plaetsse gekoren, als nemptlicke Doctor Mommium, bevelende mitsdien, dat sie denselvigen wederom ontsetten ende enen anderen kiesen solden; waertegens die van Swolle gesacht, dat die koer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nae olden gebruijck, hoir bij Con. Majesteit geconfirmeert, steetz geweest ende alnoch war, bij twaelven van den gesworen gemeente bij lotinge dairtoe gestalt, die dan oick den koer op hoiren eedt gedaen hadden, biddende, dat sijn edelheit den van Swolle daerbij laten wolde, etc. Ende als sijn edelheit sachte ander bevel thebben, begeerden die van Swolle, dat sie dan voir ierst die sake der alinger lantschap oft ommers den nabersteden mochten toe kennen geven ende daermede spreken. Daerop sijn edelheid gesacht, sulx in deser saken nijet te willen gehengen ende begeerden sie opruckingeGa naar voetnoot1), so mochten sie to hove trecken, daertoe sijn edelheid hoir sijnn breven wolde mitgeven; bevelende den van Swolle, dat sie binnen twee naestvolgende dagen in sijnre edelheid wederkumpst van Campen een eijntlick antwoort solden geven. - Ende als sijn edelheit van Campen weder binnen Swolle angekomen was, heft hij avermaels heftich angeholden als boven, seggende, soe veer die van Swolle Mommium nijet verlaten wolden, hadde hij bevel 4 vaentkens knechten... te brengen ende heft mitzdien sijn bevelschriften gedaen lesen ende den van Swolle behandet eene missive des hertogen van Alva an oir edelheid geschreven tot gelijcker meninge, dat hij den schoolmeester (dat is Mommius) ende anderen, die suspect mochten wesen, (niet?) verkiezen solden. - Volgentz heft Doctor Mommius voir scepen ende raidt sampt oir gesworen gemeente gesacht, dat hem leet waer, dat die stadt van Swolle sijnenthalven in eenighe moeijte oft verdriet komen solde, versoekende, dat men hem sijnes eedts ende officie ontslaen ende verlaeten wolde, twelck dan oick alsoe geschiet is. Ende als die gedeputeerden van Swolle dit selvige den heeren van Groysbeeke toe kennen gaeven, sachte sijn edelheijt: dat weer wijeslicken van hem gedaen, bevelende den gedeputeerden, dat sie den van Deventer ten besten vermanen solden, om een beter antwoort te geven, dan sie gegeven hadden...’ enz. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IXL. Aan publicatiën van het stadsbestuur is het strengere optreden van de landsregering te speuren.Boeck van publicatien (op een los blad tussen blz. 81 en 82). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘B., S. ende R., achtervolgende publicatie upten 23sten Maij laestleden gedaen, doen aevermaels te weeten ende gebieden, dat alle vrembden, soe binnen jaer ende dach wt anderen landen offte steden mitter woeninge sich alhier begeven hebben, tegens een Dinxdaege toekoemende des margens toe acht uhren up der stadt radtkaemer bij den boergermeister in der tijt erschinen soellen ende vertoenen goet bescheit van oeren pastoer offte richter der plaetzsen, daer sie hen gekoemen, alst dat sie ghiener boeser saeken halven, van secten offt anders vandaer vertaegen ende oere woenstadt verandert hebben. Ende soe vern iemantz daerinne suimich befunden worden, sall voertz een Dinxdaege toekoemende voer den middaege wter stadt gewesen worden... Gepubliciert den 13en Junij anno 1568. Boergermeisteren Harst, Campherbeke.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XL. Ook worden er nu weer burgers om afwijkend geloof vervolgd.Liber facinorosorum. ‘Alsoe Catharine Helmichs ende Merrie Gerrides beruchtiget gewest ende daerup volgens dach gelecht sinnen, alst dat sie van die kinderdoepe niet en holden, wellick si enniger maeten toegestaen hebben; ende daerbenevens Johan Haes ende Willem Jan van Loehs dochter, sin huisfrouw, Derrick Cremers, Albert, sin huisfrouw wt gelike oersaken dach gelecht, sinde contumaciter wtgebleven ende niet gecompariert sinnen, hebben B., S. ende R.,... naefolgende oer eersamheit kerckenspraecke... gecondemniert ende condemnieren vermitz diesen, dat sie huiden diesen dach bij schinender sunnen ut der stadt ende vrijheit van Swolle wijcken ende oer leven lanck daerinne niet weder kommen sollen. Ende soeverren sie daerenbaeven weder inne quemen, sollen sie arbitralicken gestrafft worden. Actum upten 24 Maart 1568. Borgermeister Doctor Helmich Splijtloff.’ ‘Alsoe Johan Anthonisz ende Jenneken sijn huisfrouw beruchtiget sijn geweest tegen schepen ende raedes gedaene kerckenspraecke, oer kindt ungekerstent gelaeten thebben ende gedachte Jenneken up die eerste dachlegginge sulcke bekant ende toegestaen, hebben B., S. ende R. enz.’ Woordelijk als het bovenstaande. 1 September 1568. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XLI. Nog een scherpe publicatie in 1569 over het herbergen van vreemde predikanten.Boeck van publicatien, blz. 84. ‘Die schultz van Zwolle sampt B., S. ende R. laeten weeten, dat niemants van den borgeren, ingeseten offte kerspelluiden sal huizen, hoeven ader herbergen eenige vrembde, suspecte predicanten, bij die pene, als rebellen ende anders arbitralicken gestrafft te worden; item, dat alle die ghene, die enige wetenschap offte kuntschap draegen van die ankumpst ende tegenwoirdicheit der voirscreven predicanten, alwair die oick gelogiert muchten worden, ende sulckes den schulten offte den borgermeister in der tijt niet an en brochten, sollen gelijck die principael authoers voirscreven gecorrigiert worden. Aldus gepubliciert upten 27 Martii 69.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XLII. Een merkwaardig geval: Een vrouw, zonder sacramenten gestorven, wordt desondanks op het kerkhof begraven. Toen de pastoor het vernam, liet hij het lijk opgraven en buiten in ongewijde aarde weer begraven.Liber facinorosorum. ‘Alsoe heer Anthonius Verheiden, pastoer alhier, toe erkennen gegeven hefft, dat sijn Werden, Frans den doetgraever hadde doen verbieden een vrouwespersoen, die oer kerckenrecht niet untfangen solde hebben, up den kerckhoff alhier niet begraeven te worden ende dien niet tegenstaende dieselve vrouwe up unser liever Vrouwen kerckhoff, tegens gedachtes heeren pastoers wille gebracht, begraeven ende ther eerden bestaedet sijn solde, hebben B., S. ende R., omme informatie van dien te hebben, voer oer eersamen doen bescheiden die naeberschenGa naar voetnoot1) van die vrouwe voerscreven, woenende buiten die Voersterpoerte, die gesacht ende getuiget hebben, gewest toe sijn in den noeden van der vrouwen vorscreven ende dat sie oer vermaant hebben, als sie in swaerer noet ende kranckheit gewest, omme oer mith kerckenrecht te bewaeren; daerup sie geantwoirt ende gesacht, dat sie beterschap verhaepte ende sulcks verbliven laeten. Ende hebben B., S. ende R., naedien die vrouwe voirscreven gien kerckenrecht, oever- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
luiden noch andere ceremonien hefft willen hebben, noch genieten ende derhalven sunder wille gedachtes heeren pastoer ther eerden gebracht, die voerscreven vrouwe weder doen upgraeven ende buiten der Voersterpoerten int felt an geene sijdt vant hillighe Cruce (een melaten gasthuis) doen begraeven. Actum opten 10 Augusti, anno 69. Borgermeisters Herman Ubbink, Hendrik Knoppert, licentiaet.’ Blijkens de stadsrekening van 1569 heeft Frans de doodgraver de vrouw opgegraven en buiten de stad weer ter aarde besteld. De schuldige was Goessen van Campen. Liber facinorosorum. ‘Alsoe Goessen van Campen, lijnewever beruchtiget ist gewest, eene verstorvene vrouwe tegen schepen ende raedes verbott, sunder die olde, alhier gewoentlicke ceremonien daerinne toe gebruicken, begraeven te hebben ende sullicks voer den ganzen raede toegestaen ende niet untkent hefft, hebben derwegen B., S. ende R. gedachten Goessen van Campen die stadt ende vriheit van Swolle verbaeden’ enz. als in XL. ‘Actum upten tienden Decembris anno 69. Borgermeisteren Herman Ubbink, Henrick Knoppert.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XLIII. De commissaris Charles de Quarre onderzocht in naam der regering - leze Alva - wat in de verschillende steden in de afgelopen jaren tegen de religie was gebeurd.Reiseboeken van Deventer (copie enz. als boven) fol. 86 v. Maalstad 25 Mei 1569 te Windesheim. ‘Item is bewogen, dat naedem der commissarius Charles de Quarree, so tott Groningen die burgern geëxaminiert ende evocirt etc. onderwegen ende tho besorgen, dat hij in desen steden oick kommen ende dergelijcken mochte, quid faciendum conclusum, dat die stadt, daer hie erst kompt ende etwas beswerlichs tegen dat recht ende gebruick der steden vornimpt, die andere twie steden, darvan verwittigen ende den commissarium middler (tijt?) opholden sall, om mit gemeijnen raedt daertegen nae gelegenheit soeveel mogelick tdoene.’ Hoe Quarree in Deventer is opgetreden, en wat daar geschied is, zie o.a. Nagge, Historie van Overijsel II. Het ver- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
haal is ook te vinden in Reisboeken van Deventer fol. 87 ro (copie enz. als boven). Quarree's optreden in Zwolle volgt nu uit: Resolutien van Raedt ende Meente (1547-1611) fol. 27 vo. en volgende. ‘Anno Domini Dhuisent viffhundert negen ende tsestich up Donderdach den een ende twintichsten dess maentz Julij hebben B., S. ende R. der stadt Swolle, geadvertiert sinde van die ankumpst des heeren Commissarij Charles Quarre, gedeputiert Bitter van den Merssche alst boergermeister indertijt, Wulff van Itterssum, Johan van Harst, Jacob Duijsterbeke, Johan Loese ende doctor Helmich Splitloff, umme den voerscreven Commissaris te saluteren, twellick gedachte gedeputierden then huise van zalige Jorrien van Tweenbergen gedaen; daerup die voerscreven commissaris denselvigen bedanckt ende volgens gesacht commission te hebben, umme informatie te nemen vanden verledenen trublen, ende dat hie niet tegenstaende dattet margen heilige dach were, daer mede begherde voert te faeren, umme tijt toe gewinnen, seggende, dat hij oick die vanden raede examineren ende desfals eenen eedt affnemen wolde, ende daer toe versuekende eenen diener; die voerscreven Johan van Harst geantwordt, dat sullickes tegens der stadt privilegien ende gerechticheit were, ende voer den boergermeister indertijt behoerde toe geschiene; ende alss up des commissaris vraege, wie indertyt boergermeister were, up Bitter van den Merssche voerscreven gewesen worde, hefft hie gesacht, hie wolde den boergermeister selvest hoeren, ende dat sullix niet en were tegens die privilegien van der stadt, want Kun. Majesteit angebracht were crimen lesae maiestatis gecommittiert te zine, ende dat desse saecke stunde tusschen Kun. Mat. ende der stadt; waerup Johan van Harst voerscreven gespraeken, dat unse gewesene genediger heer Stadtholder, die walgeboeren graeve van Arenberghe vant ghene in den verleeden beruerten geschiet, pardon gegeven hadde; die commissaris geantwordt, Kun. Mat. were die hoegeste, ende in sinre majesteits meeninge te siene sullicken pardon toe te laeten ader niet; waerup die voerscreven gedeputierden beghert dess commissarii angeven hoeren anderen mederatzfrunden te muegen anbrengen. Ende alst schepen ende radt vant ghene voer verhaelt, geadvertiert sinnen gewest, ist bij oer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ersamheit voer guet angesehen ende gerurten gedeputierden in bevell gedaen, den voerscreven commissaris wederumme antoespreken, ende van hem toebegeren, dat sie sin angeven der geswaeren gemeenten solden moegen toe kennen geven, want sie daervan gesadt weren ende denselvigen eenen eedt gedaen hadden, up Pauli laestleden, umme in toekoemenden tide in hoerder eeren niet muegen bedacht worden ende daerbenevens gerurten commissaris nae sinre commission te vraegen ende an hem toevernemen, off die examinatie niet solde moegen gebueren, in bijwesen dess boergermeisters indertijt, twellick gerurte gedeputierden alsoe den voerscreven commissaris toe kennen gegeven hebben. Die daerup geantwordt, dat men sullickes der gemeenten niet en behoirde te vraegen, wolde hem dess niet hieten; woldent schepen ende radt hoerder gemeenten angeven, muchten sie doen, ende dat die examination niet zin solde tegens die privilegien quia civitas est pars, ende dat in crimine lese maiestatis tegenss eene beschuldichde universiteit die koeninck selves ende alleenigen richter were, worde averst een privaet boerger beschuldiget, dat alsdan schepen ende radt daer oever richten solden. Dat oick schepen ende radt Kun. Mat. well hadden toe bedancken, die hem dede informeren biden beschuldichden selvest, umme informationem iuris, gesehen hebbende daer inne te doene alst behoert ende dat sin Mat. dat crimen well meerder angebracht zin mach alst in hem selvest ist. Dat oick die information well tot groeten vordell van den Raede gereiken kunde met widere andere allegatien; belangende die commission geantwordt commissie te hebben ende dat die examinatie in biewesen dess boergermeisters indertijt niet solde moegen geschien, want die selvest geëxaminiert solde worden. Die gedeputierden chen laesten gesacht, dat sie desse saeke der gemeenten in andere ghiene meeninge begherden toe kennen te geven, dan up dat sich niemantz solde unwillich vinden laeten ende daernae wederumme nae den rathuise gegaen, alwaer beslaeten ist worden, dat men tegens margen toe sess uhren die geswaeren gemeente verbaeden ende den selvigen die boeven verhaelde swaricheiden angeven solde.’ fol. 28 vo. ‘Upten 22ten Julii anno 69 hebben B., S. ende R. hoerder geswaeren gemeenten die voer verhaelde swaricheiden van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den voerscreven commissaris toe kennen gegeven ende van henluiden beghert, dat sich niemantz wilde streven, indien hie van den voerscreven commissaris verbaedet worde. Want S. ende R. die saeke alsoe verstaen, dat men Kun. Mat. unsen alregenedigsten heeren in die versoichte examination niet behoert te weigeren, die wile die geschene trublen alss crimen lese maiestatis gedisputiert worden, ende sullicke examination binnen Deventher ende meer andere steden niet gedenegiert iss. Ende dat S. ende R. die voerscreven swaricheiden der gemeente well hebben willen toe kennen geven, umme sich in hoerder eheren ende eede toe verdedingen ende in toekoemenden tide niet gediffamiert te worden.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XLIV. De plakkaten over het pardon en de criminele ordonnantiën werden in de loop van 1570 in de stad van de Loeve van het stadhuis gepubliceerd.Stadsrekening van Zwolle 1570. Tymmeramt, 4o maand. ‘Con. Majesteits mandament belangende die verbaeden boecken, geduirende drie geslaegen urhen gepubliciert.’ Camerer, 9o maand. ‘Up dach Lamberti (17 Sept.) Con. Mat. uns alregenedichsten heren mandament gepubliciert van die Loeive.’ Tijmmermeister, 9o maand. ‘Den 6en dach Augusti hebben S. ende R. Con. Mat. pardon ende gracie doen publicieren van der Loeyven.’ Cameraar, 10o maand, reis naar Windesheim om ‘die ordinancie van die crimineele saecken.’ Tijmmermeister, 12o maand. ‘Up Soendach voer Thome (17 Dec.) gepubliciert twie Con. Mats. ordinantien offte placcaten, dat ene belangende die criminele justicie, aver drie urhen lanck, dat andere van die leeve met die ledige hant tho ontfangen.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XLV. Weer burgers vervolgd om wederdoop.Liber facinorosorum. a. ‘Johan Henrixen ende zijn huijsfrouw sollen hem bij oeren eede purgieren, dat sie niet geweerdoept, noch in heijmelicke conventicule geweest bint offte zelven hebben doen holden. b. Alsoe Johan Henrixen ende Catharina Willemsdoch- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ter, zijn huijsfrouwe alhier in hafften gestalt sint worden, ther oirsaeck, dat sie beruchtiget, beide wedderdoept te sijne ende derhalve B., S. ende R. durch oeren gedeputierden mede raidtzvrunden, in presentie van Mr. Frans van den Berge, wesende die broeder des hoechweerdigen heren bisschops van Deventher, oick in bijwesen van Thijman de Goeier, schultz, sampt des schulten van Ampsterdam, gemelten Johan Henrixen ende Catharina zijn huijsfrouw hebben doen vraegen, offte sie geweerdoept waeren, des sie beiden gentzlick untkant ende beneent niet waer te sijne, gelijck sie beide sulx voer den heren pastoir alhier oick untkant ende beneent haddenn, willen derhalven S. ende R. in betrachtunge van dien gemelten Johan Henrixen ende zijnn huijsfrouw hoerder gefencknisse untlasten ende untslaen, bij alsoe ende mit den voerbeholt, dat sie beiden hem solemnelick bij eede sollen purgiren der voirscreven klachte niet schuldich te zijne ende sollen hem holden ende regulieren als guede catholixe luiden thostaet, leidende dieselve Johan Henrixen sijn voerbenoemde huijsfrouw tho kercken ende sollen sie beide oik metten eersten tho bijchte ende ten hilligen sacramente gaen, brengende S. ende R. van onsen pastoer dairvan behoirlick schijn ende bewijss. Actum den 2 Augusti anno 71. Burgermeister Henrick Knoppert. c. Opten 2 Augustii anno 71 hebben Johan Henrixen ende Catharina sijn huijsfrouw in tegenwoerdicheit van Albert Tijaessz. ende Henrick Knoppert, dair tho van S. ende R. gedeputiert wesende, hem beiden bij oiren eede van den clachte vurscreven gepurgiert, tho weeten, dat sie beiden niet wederdoept en sinnen, unde oick, dat sie ghiene heimelicke conventiculen geholden hebben, waerup sie uth beveell van S. ende R. van den gedeputierden vurscreven oerer gefencknisse gerelaxeert sint worden ende hebben gelaevet in alles die vurscreven acte vul te doene.’ Over dezen Johan Henrixen volgt hier een brief van den bisschop van Deventer, Egidius de Monte. Oud-archief van Zwolle. Oorspronkelijke brieven.
‘Ersame, wiese, voirsichtige heeren, gunstige, guede frunde. Alsoe onlancx up seckere delatie alhier binnen Deventer bij seckere sectarizen gedaen, durch onseren angheven und versoick aldair tott Schwoll geapprehendiert | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vund in behaifftingh gestalt sijn Johan Henricksz. van Coverden und Catharina Willemszdochter seine vermeinte huijsfrouw, vith oirsaicken, datt groitelick gepresumiert wordt, datt sije luijde vander secte der wedderdoeperen solden sijn, soe hadden wij, umb wijdere informatie tegens den selvigen personen thoe bekoemen, an dem schultis van Ampsterdam doen schrijven, alwair die voirnoemden personen lange jaren gewoenth hebben und gerurte Catharina Willemszdochter oich gebaeren ist. Achtervolgende wilche onsere schrievent die van Ampsterdam gecommittiert und vithgeschickt hebben Peter Petersz., schultis und meister Peter Vloetz, secretaris derselver stadt, mit seickere interrogatorien und articulen umb den vurscreven personen voirgehalden und dairup geëxaminert tworden, diewelcke hon voirtz bij onss alhier thoe Deventer gefueget hebben, begerende, datt wij tott Goedes ehere und promotie der olde catholicker roemscher religie, oich tott extirpatie der verdampter verschricklicker secten van den wedderdoeperen, die hant dairanne sollen willen halden, updat die vurscreven personen bequaemlicke und then vollen geëxaminert sullen worden, umb alsoe tott kennisse van der saicken wairheit tmoigen geraecken, und datt oick idt onckruijt vander vurscreven secten binnen Ampsterdam sich niet vorder solde verspreijden; is dairomme onse fruntlicke begeren, U.Ers. den selven vurscr. scultis und secretaris gelieven willen, mitzgaders onsen lieven brueder und vicaris, meister Frans van den Barghe, den wij van onserentwegen mit honluijden gecommittiert hebben und committieren mitz dissen, thoe admittieren, thoe tlaiten und in favoer vander justitie assistentie tdoen, umb in presentie enniger vanden uwen, indient U.Ers. geliefft up allesz recht und waill geëxaminert und vollenkoementlich gehoert tmoigen worden, wairinne die vorderinge van onse christliche religie betoenth und Con. Matt. groiten dienst bewesen und onss gueden wille geschien werdt. Und sullen wij veroirsaickt werden, ther gelegener tijtt an sijne Matt. desfals guedt reporth tdoen, dairthoe wij guetwillich und genselichen geneiget sijn, kenne Godt der heere Almechtich, die U.Ers. in gesuntheit und gelucksaeligen regimente lange bewaeren moith. Datum Deventer den 17den Julij anno 1571. Egidius de Monte, biscop tho Deventer. Den Ersamen, wiesenn und voirsichtigenn heerenn Burgermeis- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
terenn, Schepenen und Raidt der Stadt Schwoll, onserenn gunstigenn, guedenn frunden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XLVI. De Zwollenaar Johan Aertsen, ‘belastet ende beclaeget wesende met die verdamlicke secte van wederdoeperije’, werd voor Kanselier en Raden te Vollenhove gedaagd. Op grond van het ius de non evocando weigerde het stadsbestuur hem uit te leveren.Diverse missiven concepten, fol. 57 ro. ‘Upten 27 Aprilis anno 71 hefft die duerwaerder van Con. Mat. Cantzeler ende Raeden, toe Vollenhoe residerende, schepen ende raedt vertoent een citatio in dato 1571 den 25 Aprilis bij onssen genedigen heeren Stadtholder, den walgeboeren graeven van Megen etc. sampt Cantzeler ende Raeden voerscreven uitgegeven, versueckende anwijsinghe omme Johan Aertss. boerger alhier, toe citeren ende evoceren toe Vullenhoe toe compareren in saecken der heresijen van wederdoeperije, waerup S. ende R. gedachten duerwaerder voer antwoir gegeven hebben, dat oer eersamen daerup niet konden believen noich consenteren, dan te wesen tegens der stadtrecht ende privilegien ende dat oer eersamheit gedachten heeren Cantzeler sulchs wollen verstendigen als geschiet, waerup die citatie dergestalt naegebleven, alsoe dat S. ende R. selver voerts gedachten Johan Aertsz. up dach voerscreven hebben gecitiert omme derhalven voer oer eersamheit in vierthijn daeghen toe compareren ende sijch toe verdedigen. Boergermeesters Thomas Knoppert, Henrick van Rissen.’ Naar aanleiding van deze citatie van Johan Aertsen volgde een uitvoerige correspondentie met Kanselier en Raden, 27 April 1571, (Diverse missiven concepten fol. 57 ro.) met den stadhouder, den graaf van Megen (fol. 57 vo.), diens antwoord van 9 Mei 1571 (fol. 58 vo.). Het stadsbestuur bleef weigeren zijn burger uit te leveren. De Kanselier schreef nog aan den Stadhouder, in de brief deelt hij mede op speciaal bevel van Alva de citatie te hebben doen uitgaan (fol. 59 ro.), waarop nogmaals een weigering van het stadsbestuur volgde d.d. 14 Mei 1571 (fol. 59 vo.). Inmiddels had Aertsen van de gelegenheid geprofiteerd om de stad te ontvluchten. Liber facinorosorum. ‘Alsoe Johan van Aertssen, desser stadt boerger, van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wegen der verdamlecke secten van wederdooperie beclaeget ist gewest, ende derwegen met drie verscheidene weeten van dachleggen voer der stadt poerten angeslaegen, nae stadt rechte gecitiert unde up huijden date van dessen angeëysschet wesende, nijet gecompariert dan contumaciter uitgebleven ist, hebben derwegen B., S. ende R. gedachten Johan van Aertssen in kracht sinder contumacien... verbannet, confiscerende alle sijne guederen... Actum upten achten Junij anno 1571.’ Boeck van Publicatien, blz. 98. ‘B., S. ende R. laeten weeten, dat niemantz sall huisen, haeven offte herbergen Johan van Aertzen, alhier bij sentencie verbannen wesende, bij die pene ant hoichste gestrafft te worden. Gepubliciert upten 10en Junii 1571.’ In de stadsrekening van 1571 verantwoordt de Coermeister de kosten voor het inbeslagnemen, beschrijven en verkopen van Aertsen's goederen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XLVII. In 1572 kwam de graaf van den Berg namens den Prins van Oranje voor de stad. De dominicanen vluchtten. Er werd geplunderd, het stadsbestuur verzette zich daartegen.Stadsrekening van Zwolle 1572. Tymmermeister 8o maand ‘voer die van den broeren eene saulvergwarde.’ Coermeister 7o maand: ‘up den dach als die vianden voer Zwolle quemen... ein bode... alwaer hie 2 mael gefangen worde...’ Tymmermeister 7o maand: poorten en muren flink in orde gemaakt; toen Hattem ingenomen en veroverd werd, waakdiensten op verschillende poorten, geschut ‘gevisitiert’ enz. Camener 8o maand: ‘9 September geschickt geweest mit den camener... (een bezending van 8 schepenen en een stadssecretaris) toe Campen upt anscriven des walgeboeren graven van den Berghe, belangende die ornamenten, monstrancie, kelicken ende andere swaricheiden.’ Wynman: ‘upten 16o dach Octobris die stadt geschenckt den princen van Uranien enen last wijns.’ Johan van Graes, reizen: upten 10 Septembris Henrick Knoppert ende ick gesant geweest an den graevenn van den Berge, belangende die saemende giestelicke guederen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ende alle hoer ornamente in handen van S. ende R. bij inventaris to leveren.’ ‘Upten 11 Septembris noch met Knoppert vurscreven avermaels nae Campen... belangende die placaten der confisquierde goederen, die inder stadt ende vrijheit gelegen.’ Toen Alvas leger onder Don Frederik voor Zutfen lag, trok de graaf van den Berg weg, en de stad haastte zich bij den Spaansen bevelhebber te verontschuldigen. Camener 10o maand: ‘Opten 20sten Novembris geschickt geweest mit een secretaris an den hertoch Don Frederico int leger voer Zutphen, om dieser stadt ende borgerschup an sijn F.D. vanwegen Con. Mat. unses alregenedigsten heren in genaeden tho verbidden...’ Boeck van Publicatien, blz. 114. ‘B., S. ende R. laeten weeten ende well scherplicken vermaenen, dat alle dieghene, soe enich guidt, het sij oick wattet sijn mach, uth den Cloesteren soe van den Broeren, als uth Maetcloester ende uth enigen anderen cloesteren unde kercken gehaelt, gedraegen ader gefuirt hebben, offte hebben doen haelen, draegen offte fuiren, dat sie tzelve ther stunt wedder brengen ende leveren sollen an handen van die conventualen derselve cloesteren ende kerckmeisteren, bij verboerte van lijff ende guidt, want S. ende R. willen ernstlicken dairnae doen vraegen, dair sich een ieder nae mach weeten te richten. Aldus gepubliciert up Soendach den 7 Decembris anno 72.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XLVIII. Een vonnis wegens andere dan roomse kinderdoop in 1574.Liber facinorosorum. ‘Alsoe ther klacht gecoemmen, dat Lucas Plaitemaeker alhier binnen Swolle bij sinre huijsfrouwen een kint geworven hebbende, tselve kint wt desser stadt gebracht ende elders, in Hollandt, nae ander forme dan binnen Swolle gewoentlick, heft doen kersten ende genante Lucas sullickes selves bekant ende toegestaen heft’... voor ‘thin jaeren daerinne nijet weder koemen sall bij die pene van sin rechter hant te verliesen...’ Het volgende vonnis, ook uit 1574, is merkwaardig omdat het lieden betreft, die weigeren de burgereed af te leggen, blijkbaar dus doopsgezinden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Liber facinorosorum. ‘Alsoe S. ende R. Willem Gijse, gelijck anderen borgeren up erlacht sijnen behoerlicken borger eedt te doene, waerinne derselve sich weigerlicken geholden unde gesacht hem sulck eedt niet moegelicken en weer te doene, hebben S. ende R. hem boeven die vermaninghe doen grijpen ende in hafften doen stellen, unde hem avermaels bij twie schepenen doen vraegen, offte hem sulx noch niet gelegen weer tdoene ende diezelve Gijse dairup geantwort, hie wolde sulcx gheerne bij hantastinge doen, dan niet gelegen weer tho sweren, hebben hem derhalven S. ende R.’ verbannen. ‘Actum den 15o Octobris 1574.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IL. Door de pacificatie van Gend menen de protestantse burgers recht te hebben op vrije godsdienstuitoefening en op een kerk in de stad. Het stadsbestuur zit met de handen in het haar en durft het gevraagde uit zich zelf niet toestaan.Diverse missiven concepten, fol. 84 ro. ‘An den graeven van Rennenberch etc. Edele, walgeboeren, genediger heer. Uwer Ed. sinnen unsere underdenige und bereitwillige dienste und wes wij vermuegen stets toe voeren. Genediger heer. Uwer geneden muegen wij in underdenicheit nijet bergen, wellicker gestalt huijden eenige unse boergeren an uns hebben doen begheren, dat men hemluijden eene kerke solde vergunstigen, als sie sachten nae den religions vreden bij Sinre Altese geordiniert, toe befoerens den wellicken wij ther guetlicker antwordt gegeven, uns bij Uwer Ed. noich oick emantz anders soedaenen religionsvreden nijet toegesunden te wesen, dat wij oick buijten authoriteit der hoige oevericheit daerinne nijet condescenderen kunden, uns versehende, dat dieselve saeke up toekoemenden lantdaege, nemptlick den 27sten deeses bij Uwer geneden sampt ridderschap ende steden binnen Deventer in ratslach ende communicatie getrocken solde worden, inducerende gerurte boergeren daer duere tot stillestandt. Die wile dan, genediger heer, unsse mederaetzfrundt ende caemerer Johan van Harst, soe gisteren wederumme van die stadt Deventer voerscreven gekoemen unde dessen morgen nevens ander saeken gereporteert, Uwer E. genedige justitie noich oick die meeninge van ridderschap ende steden nijet te zijne, eenige innovatie, buijten permissie van den Hoeve, in der religion | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te permitteeren, in anschou dat, sullicker tegens die Pacificatie toe Gendt upgericht nulitieren solde ende lant ende steden van Oeverijssel ghiene religionsvrede toegesunden is. Begheren ende versueken wij demnae gantz underdenich ende demuedich U.E. an uns sampt den verordenten hoepluijden conjunctien willen doen schriven ende genedichlicken bevelen laeten, datmen nijet en gestaede alhier eenige kerken ingenaemen to worden, eer ende befoerens bij die Hoige Oevericheit offte bij Uwer E. sampt ridderschap ende steden daerinne verseen ende geordiniert sall wesen, nevens genedige anmeldinge, dat U.E. ghiene placaten tot contrarien van dien in dessen lande offte steden gesunden hebben, umme alsoe verhaepentlicken allen inconvenienten voergecoemen ende die saeken, duer godtlicke inspiratie bij die legitime oevericheit then besten gedirigiert te worden, mith begeerte hierup Uwer E. genedige schriftlicke antwoirde bij brengeren deeses. Doende U.E. hiermede den Almechtigen in geluijcksaligen regimente bevellen. Datum upten 24sten Novembris 1578. Uwer E. underdenige ende bereitwillige B., S. ende R. der stad Swolle. Gelesen ende passiert in den raede...’ Resolutien van Raedt ende Meente, fol. 51 vo. In de vergadering van 8 Juli 1578 van B., S. ende R. ende gesworen Meente besloot men: ‘te soellen bliven inden dienst ende gehoersamheit van Kun. Mat. unses alregenedigsten heeren ende die Catholike Roomsche religie.’ Maar op de 1o December namen de protestanten de O.L.V. kerk in bezit. Het gemeentebestuur is bang daardoor in conflict te komen met de regering. Diverse missiven concepten, fol. 85 ro. ‘An den graeven van Rennenberch. Edele, walgeboeren, genediger heer. Uwer E. sinnen unsere underdenige dienste unde wess wij vermuegen stetz toevoeren. Genediger heer. Alsoe uwer Ed. wij hier te bevoerens in date den 24sten verleedenen maent Novembris schriftlicken ende daernae bij unsse gedeputierde mede raetzfrunden vergangen Saeterdaege, mundelingen in underdanicheit hebben doen versueken umme uns bij Uwer Ed. genedige authoriteit te assisterene, damit in contrarieteit van der Pacificatien toe Gendt upgericht, bij Kun. Mat. tho Hispanien unssen alregenedigsten heeren ratificiert, noich oick tegens die capitulatien, waermede ridderschap ende steden slandes | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van Oeverijssel sich den Generaele Staten bijgefuecht, associert ende geuniert hebben, ghiene kerken ingenaemen offte nije predicanten introduciert muchte worden, ter tijt toe bij Hoiger Oevericheit daerinne anders verseen solde wesen, des men verhaepte duer godtlicke inspiratie ende inbeldinge te sullen geschien. Ende U.E. sich beswart gefunden in den schriftlicke ordinantie bij missive ofte anders te gevene, hebben Uwer Ed. wij in underdenicheit unvermeldet nijet koennen laeten, dat gisteren voer den middach unser liever Vrouwen kerke alhier geapent ende een nije predicant ingefurt is, die ander maniere van predicatie dan hier gewoentelick, sunder unsse permissie, usurpert; die wile dan, genediger heer, wij beduijchten, dat daer duere eenige besweerlickheiden van zine Mat. ofte die Generaele Staten voerfallen muchten, is unsse gantz diestlick unde flitich begheren U.G. die goede ende genedige handt daer anholden ende nae Uwer Ed. hoigen bijwoenenden verstande behoirlicke ordene stellen willen, damit desse stadt in goeder tranquilliteit geregiert ende die nije predicatie voerscreven in stillestandt geholden muege worden, ummers tot den naest anstaenden lantdaege binnen der stadt van Deventer, die men verhaept, dat nae Uwer Ed. wederkumpste van den Hoeve upten 22sten deeses geholden sall worden, umme alsdan daervan bij Uwer Edelheit sampt ridderschap ende steden naerder gecommuniciert ende beraetslaeget te worden. Doende U.Ed. hiermede den Almechtigen in geluijcksalige gouvernementen bevellen, mitz begeerte eenes toeverlaetigen schriftlicken antwoirt. Datum upten 2 dach des maentz Decembris anno etc. 78. Was underteeckent Uwer Ed. dienstwillige B., S. ende R. der stadt Swolle. Gelesen ende passiert inden raede. Boergermeister Henrick van Holthe.’ ‘Toegedencken dat Sin Edelheit hierup heft doen antwoirden alst nae folgende copie vermeldet. Copie. ‘Georg van Lalaing, grave van Renneberch, vrijen baenrehere van Vile ende Stadtholder ende Capitein-generael over Vrieslant, Overijssell, Groeningen, den Ommelanden, Lingen ende van Drenthe. Erentfeste, erbare, discrete, lieve, besundere. Wij hebben seer ongeerne verstanden vijt Uwe brieven in daten den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2den huius, tgene binnen die stadt Swolle sdaechs te voren geschiet is, waerinne gij well sult doen soe te handelen ende laten geschieden, als tot de gemeene ruste ende tranquilliteit meest gerequireert es, ende soe gij bij Sijne Hoocheit ende de Generale Staten best sult kunnen verantworden. Erentfeste, erbare, discrete, lieve, besundere, unse heere Godt zij met u. Datum in Deventer, 5 Decembris 1578. Wass underteeckent U goede freundt Georg van Lalaing’ etc. Aan dit vage antwoord van Rennenberg had het gemeentebestuur niets. Het wendde zich nu tot Matthias van Oostenrijk. Diverse missiven concepten, fol. 86 ro. Copie. ‘An die Hooicheit van den Eertzhertogen Matthiam van Oistenrijck etc. ende mutatis mutandis an die Generaele Staten. Durrichluychtiger, hoichgebarner Furst, genedigster heer. Uwer F.G. muegen wij in underdenicheit unvermeldet nijet laeten, wellicker gestalt verleeden Maendaege, den eersten loipender maentz Decembris, eenigen understaen hebben unser liever Vrouwen kerke unbefuegter manieren up te doene, eenen vremden predicant in te fueren ende buijten unsen consente ende permissie ander maniere van predicatie dan van oldes gebruijkelicken alhier te laeten geschien, sunder nochtans beeldenstorminge, plunderinge ofte rapine van kerkenguederen gedaen te wesene; ende oft wij wel desfals umme remedie van prohibitie bij den walgeboeren graeven van Rennenberch unde unsen verorderten genedigen heeren Stadtholder dienstlicken angeholden, heft zin Ed. ghien ander ordre gegeven, dan dat wij daerinne handelen ende geschien solden laeten, alst tot die gemeene roeste ende tranquilliteit nuttest ende bij Uwe F.D. ende den heeren Generaele Staten van uns toe verantwoirden zin solde; blikende tselvige bij Uwer diverse brieven, daervan copie hierinne gelecht. Die wile dan, genedichster Furst unde Heer, insunderheit die saeken van religie alleene tot ordeninge, dispositie ende reformatie van die supreme hoicheit ende soevereinieteit behoeren te staene ende daeraff dependeren, sunder dat die underdaenen up hunne eegen private authoriteit daerinne eetwes unformlix muegen attenteren ende oick sullicke | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
attentata tegens die pacificatie van Gendt sampt die associatie ende Unie, waermede wij uns als lithmaeten slandes van Oeverijssell den Generaele Staten bijgefuecht directelicken militeren ende die voerscreven nije predicant, nijet achtende unse verbott van omissie siner predicatien, hem tot verscheiden reijsen geïnsinuert, evenwall sines gefallens procediert hebben, Uwer F.D. wij van soedaene ungeregeltheit uppet spuedichste well willen adverteren, underdenich, dienstlick ende vlitich biddende ende beghierende U.F.D. genedige middelen van prohibitie willen doen voerstellen ende expedieren, updat die voerscreven predicatie affgeschafft ende stillestande daermede geholden worde, ter tijt toe bij die Hoige Oevenricheit anders daerinne verseen ende geordiniert sall wesen; verhoipende voer unse personen, die Unie ende associatie met hoichgedachte heeren van den Generaele Staten ingegaen, ghienssins te infringeren ende uns van die exercitie des unordentlicken predikens, vermitz jegenwoirdige advertencie ende querele an U.F.D. ende anderssins gedaen, nae etzige turbulenten tijd ende gelegenheit behoirlicken excusiert, geqweten ende naefolgende walgedachte zijner Ed. schrivent verantwoirdet te hebben, in gantzer toeversicht U.F.D. werden tot cessatie der angetoegener unrichticheit genedige remedie van stillestandt doen expedieren ende herwertz seijnden; doende U.F.D. hiermede den Almechtigen in geluijcksaligen gouvernemente bevellen, mitz underdenige begeerte eenes troistlicken toeverlaetigen antwort. Datum upten soevenden Decembris anno 1578. Uwer F.D. underdenige B., S. ende R. der stadt Zwolle. Gelesen ende passiert in den Raede. Boerg. Henrick van Holthe, Berent van Ittersum.’ ‘Toegedencken, dat zin Hoicheit up desse missive ther antwordt heft doen schriven, als die naefolgende copie vermeldet. fol. 87 ro. Copie. ‘Matthias bij der gracie Gods, eertshertoge van Oistenrijck, hertoge van Burgundien ende Goeverneur ende Capitein-Generael van den Nederlanden. Seer lieve ende besundere. Wij hebben tot onsen leetwesen wt uwe brieven van den sevensten deser maent verstaen, hoe dat hem eenige van de religie, die sie heeten gereformeerde, souden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vervordert hebben in die kerke van onser Vrouwen aldaer sonder Ulieden consente op hen maniere te prekene, ende want hetzelve is jegens die Pacificatie van Gendt ende Unie, dat ghij begeert, dat wij souden sulcken ordre daerinne willen stellen, dat tselfde bij guede middelen belet mocht worden. Soo eest dat wij desen, aangemerckt ende wesende van egeene meijninge ofte intentie, datter iet bij die vande voirscreven religie tegens de Pacificatie van Gendt vuijt hen eijgen authoriteit voergestelt soude worden, ten ware met consente van Staten van den lande den geconcipieerden religionsvrede aengeveerdt wordt, offt anderssins wij ten versueke van (den?) van (de?) stadt (ende tselfde om meerder unrust ende quaet te schouwen) dat hadden bij provisien geordenneert. Ende want tselfde aldaer soe nijet en es geschiet, hebben geschreven aen onsen seer lieven ende zeer beminden, den grave van Renneberg, uwen gouverneur particulier, ten eijnde hij daerinne promptelick versie, opdat de predicatien aldaer in die voerscreven kerke van sint Marie ende andere publique plaetsen verhodt mach worden ende op houde, tenzij dat bij gemeijnen consente vanden leden aldaer, volgende den religionsvrede, tot ruste van die stadt anders befunden worde te behooren. Nijet twivelende offt die voerscreven grave sall hem daerinne sulcx quijten, als sijn ampt vereijscht, soodat ghij sult hebben volcomen genogen ende contentement. Seer lieve ende besundere, U God Almachtich hiermede bevelende. Vuijt Antwerpen den 13den Decembris 1578. Was underteekent Matthias. J. van Asseliers. Die upschrift was: Onse zeer lieven ende besunderen, den B., S. ende R. der stadt Zwoll.’ Een ‘troistelicke’ antwoord voor de magistraat van Zwolle was dit niet. Matthias schuift het weer op Rennenberg af. Deze kreeg van Matthias een apart schrijven. fol. 87 vo. Copia copie. ‘Monsieur le Comte. Nous avons a notre tres grand regret entendu par les lettres du Magistrat de Swolle, du 7 de ce mois, le changement succedé en icelle ville, par ce que aulcuns de la religion quils nomment reformée, se seroit advanchez d'entrer en l'église de notre Dame et illecq faire presches a leur mode sans ordre ou consentement votre, du magistrat et aultres membres de la ville, et comme ce est directement contre notre intention et la reso- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lution des Etats Generaulx, nestans d'intention que aulcun exercice de la dite religion en publiq soyt faicte, ce n'est que la religion religionsvrede par nous et les Etats Generaulx conceue et aux provinces envoyee, soit par les Etats du Pays et membres des villes reçue et admise ou que aultrement par nous par deliberation du Conseill, soit ordonné, nestant convenable que telles nouvellitéz se facent par personnes particulieres et privees, de leur propre aucthorite. Pourtant vous requerons et par le lieu que tenons, ordonnons que donnez incontinent l'ordre en ladite ville de Swolle... a ce que les presches susdites en la dite eglise de notre Dame, ny en aultres eglises se facent plus, si n'est que pour le plus grand bien et repoz de la ville, trouverez aulterement par consentement des membres ensuyvant le pouriest de la religionsvrede ou aultrement requis, dont nous advertirez pour apres en estie par nous ordonne comme appartient de tant. etc. Danvers le 13 de Decembre 1578. Subscriptum: collationne a l'orriginale minute, est a icelle trouve concorder par moy J. van Asseliers.’ Hierop volgt nog: ‘Toe gedencken dat van wegen des brieves an die Generale Staten gesunden die beede een recepisse wederumme gebracht hefft hiernae gecopiert.’ Copie. ‘Nous prelatz, nobles et deputez des villes representans les Estats Generaulx des pays vos certiffions a tous ceulx quil appartiendra, que ce present porteur nous a rendu lettres de la part du magistrat de la ville de Zwolle le 12eme de ce present mois de Decembre. En tesmomgnage de quoy avons faict signer ceste de notre secretare le 15me dudit mois 1578, subscriptum par ordonnance desdits Etats. Hous...’ Daarna schreef het stadsbestuur nogmaals aan den stadhouder om hulp. Veel flinkheid toont het niet. Uit eigen autoriteit de z.i. verkeerde toestanden verbeteren kan het blijkbaar niet. De houding is slap en lamlendig. fol. 88 ro. ‘An unsen genedigen Heeren Stadtholder. Edele, walgebarne, genediger heer. Also wij achtervolgende Uwer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ed. genedige meeninge in date den derden deeses sine Hoocheit ende die Generaele Staten dienstlicken geadvertiert hebben van die exercicie der nijer ungewoentlicker predicatien alhier, umme uns als daerinne nijet geconsenteert hebbende, daervan te quiten ende te verantwoirden, hefft sin Hoicheit derwegen an U.Ed. doen schriven, daervan uwer Ed. wij die missive bij brengeren dieses toe schicken, begheren demnae underdenichtlicken ende demuedelicken, dat achtervolgende ziner Hoicheit genedichste intentie U.E. die handt daeran holden willen, dat die voerscreven predicatie wederumme aftgestalt ende wij die Pacificatie toe Gendt upgericht ende daerup gefollichde Unie ende associatie met den Generaele Staten te buijten gegaen te hebbene, nijet culpiert en muegen worden, daer Uwer Ed. wij wel intijtz genoichsam advertiert hadden, doende U.E. hiermede den Almechtigen in geluycksaligen gouvernemente bevellen. Datum Swolle upten 21ste Decembris 1578. Gelesen ende passiert, Boergermeisteren enz.’ Van die slappe houding der magistraat getuigt ook het verhaal van een der stadssecretarissen, Hendrik Holt, waarin verteld wordt, hoe van stadswege een vreemde predikant aangezegd werd de stad te verlaten. De predikant weigerde het bevel op te volgen, omdat de gemeente hem gevraagd had te komen. Het verhaal is gepubliceerd in: Bijdragen tot de Geschiedenis van Overijssel, 2o deel 1875, blz. 164-167. Nu vermaant het stadsbestuur de inwoners nog eens geen kerken of kloosters te plunderen. Boeck van publicatien blz. 23. ‘Schepenen ende Raedt dhoen te weeten unde gebieden gantz ernstlick allen desser stadt borgeren unde ingesetenen, soe mans als frouwespersoenen, van wat qualiteit offte conditie die sinnen, dat niemantz sijne hant sall strecken an enige plunderinge offte beroevinge van kercken, kluisen, cloesteren, godtzhuisen, derselver personen offte guederen, binnen desser stadt gelegen. Altet bij die peene an lijff ende guedt gestrafft te worden, daer sich een ijder mach weeten nae te regulieren. Aldus gepubliciert durch den secretarium allene, wth bevell van S. ende R. up Soendach den 7 December anno 78.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
L. Het nieuwe stadsbestuur 25 Januari 1579 gekozen ziet blijkbaar, dat de godsdienstvrede niet te ontlopen is. Ieder wordt aangeraden anderen om de godsdienst met rust te laten en de gereformeerden krijgen voorlopig de O.L.V. kerk voor hun godsdienstoefening.Boeck van publicatien, blz. 121. ‘B., S. ende R. laeten weeten ende verbieden ernstlick, dat niemants, hije sij giestlick offte werltlick, van wegen der religion up den andren sall schelden, smadden, iniurieren bij liedenGa naar voetnoot1), refereinen offte anders, noch eenighe bespotlicke ader unbehoerlicke woerde gebruicken noch ijhtwes daetlicks ankieren offte voernemen bij henselven offte durch andren; dan eenen iederen vrij, vielich ende in gueden frede ende onbehindert leven laeten; offte sall als een fredebreecker, upruerich ende seditioes mensche nae geleegenheit der saecken arbitralicken gestraefft worden. Daer sijch een ijder muege weeten nae toe richten. Gepubliciert 1o Martii anno 79.’ Resolutien van Raedt ende Meente (1547-1611 fol. 59 vo. ‘B., S. ende R., angehoert hebbende dat angeven van die erentfeste ende hoichgeleerde Joest ther Bruggen ende Berent van Winssum, licentiaet, gecommittierden van sienre Hoichheit ende mede hebbende apostille van unsen genedigen heeren Stadtholder, ordineren, dat die boergeren, begerende te leven nae die forme der gereformierder religion ende den religionsvreden, van nu voertan die exercicie hoerder religion in unser liever Vrouwen kerke soullen muegen gebruijken, bij provisie ende tertijt toe, dat bij die Generaele Staten anders daerinne verseen ende geordiniert sall wesen. Ende die saemende S. ende R. werden vierthijn daegen nae Paesschen met toedoen van der geswaeren gemeenten soedaene ordene inder religionsvreden stellen, als toe die meeste transquilliteit der gemeene boergerschap befunden sall worden nuttest te sine. Daertoe die vander geswaeren gemeenten hebben te committerene soe voele persoenen oer eersamheit guet beduncken sall, voerbeholden, indien S. ende R. sampt hoere geswaeren gemeentzluijden sich nijet en kunden vergeleken, dat alsdan die apostillen van hoichgedachte sinre Hoicheit ende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
... unverkortet soullen wesen. Actum den 10den Aprilis anno 1579.’ Het ordenen van de religievrede ging nog niet vlot. Resolutien van Raedt ende Meente, fol. 60 ro. ‘Alsoe B., S. ende R. sampt die gedeputierden van der geswoeren gemeente (4 uit elke straat = stadskwartier; de namen der heren worden in het resolutienboek meegedeeld) up Soendach den 3 May up den raedthuise versamlet geweest, om achterfolgende seeckere acte hier baven geteickent, in dato den 10 April anno presenti, samenderhandt tot die meeste tranquilliteit van den gemeinen borgeren seeckere ordene te stellen in saeken van die religioensvrede etc. welcke saicke bij S. ende R. ende gedeputierden van der geswoeren gemiente vurscreven om beweechlicke oersaecken geversschet ende wtgestelt is, wes nu en Maendaege naestcoemende aver acht daegen, up welck dach oer eersamheit mit die gedeputierden van der geswaeren gemiente soedaene ordene werden stellen, als in die bavengescreven acte gedaen solde sijn, indien ende soeveren die heeren gedeputierden van den raede thegen den vurscreven Maendach, van den angestemden landtdacht ende claeringe van Deventer wedder hier tho Zwolle gecoemen sijn, ende soeveren die claeringe binnen der stadt Deventer oiren voertganck wert gewinnen, dat die anwesenden heeren gedeputierden binnen Deventer alsdan werden herwertz an een eersamen raedt schriven, ende oir eersamheit wthbliven verwittigen, om bij die heeren vanden raede hier present sijnde alsdan evenwall gedaen te worden als vurscreven. Actum den 3 Maij anno 1579. Burgermeisters etc.’ Ten slotte werd de religievrede toch afgekondigd, na besluit van R. en M. Resolutien van Raedt ende Meente, fol. 60 ro. ‘Upten 14 Maij anno 79 sinnen S. ende R. sampt die gedeputierden vander geswaeren gemienten, achtervolgende die voerscreven acte, toesamen gewest ende geaccordiert, dat men up Sondach naestkommende sall doen publiceren den religionsfreden in dato den 12 Julii vergangenen jares 78, bij die Raedt van Staten ende den Generalen Staten binnen Antwerpen beslaeten. Bij alsoe dat daerbij gedaen sall worden, dat den gereformierden tot exercitie hoerder religion toegestaen wordt die Vrouwenkercke, ende die | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
daertoe vrijelicken sollen muegen holden ende gebruicken, bij provisie ende ter tijt toe, daerinne bij den Generalen Staten anders sall worden geordiniert ende is daerup naefolgende kerckenspraecke toe geschien bewilliget. Burgerm. enz.’ ‘B., S. ende R., sampt die gedeputierden vander geswaeren gemiente laeten weten, dat oer Eerbarheit inruimen ende consenteren den gereformierden tot vrije exercitie van oere religie die Vrouwenkercke, bij provisie ende ter tijt toe, bij den Generalen Staten anders daerinne geördiniert sall worden. Ende dat sijch een ijder sall reguleren naer den religionsfreden, die men sall doen lesen. Boergermeisteren ut supra.’ De partijen in de stad stonden nog scherp tegenover elkaar, als begrijpelijk is. Vandaar een nieuwe publicatie op 29 Juli 1579 om elkaar niet uit te schelden of te beledigen, waartoe al herhaaldelijk aangemaand was. Daarop volgde boeck van Publicatien blz. 122. ‘daerbenevens laeten S. ende R. weeten, dat die boergeren oere kinderen onder die predicatien ende misse van die kerckhaeven holden sollen, omme aldaer gien onsturicheit mith roepen, werpen, spoellen offte anders antoerichten. Bij die pene van 10 ℔, soe die olderen voer oere kinderen betaelen sollen, indien sie desselves niet konnen ter wege brengen.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
LI. De laatste keer dat op Sanct Annendach het sacrament rond gedragen werd schijnt in 1577 geweest te zijn.Stadsrekening van 1577. Koermeister 7o maand ‘den vier spolluijden die up sanct Annendach (26 Juli) voert weerdige hillige sacrament gespoelt hebben.’ Nog een bepaling in verband met de religievrede. Resolutien van Raedt ende Meente, fol. 61 ro. ‘Upten 15en Decembris Anno 1579 hebben B., S. ende R., sampt hoere geswaeren gemeentzluijden geordineert ende gestatueert, die puncten ende articulen naefolgende.... Item dat die pastoer sin gehoirsam huijss bij huijss nijet en sall laeten vorderen, dan datselve in der kerken untfangen nae older gewoenten.’ Door de troebelen, klaagt het stadsbestuur, in de Resolutien van R. ende M. fol. 72 ro. ‘de schoele der stadt van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Swoll, die voermalst placht te floreren, binnen coerte jaeren groetelicken verachtert is.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
LII. Door de groeiende overwinning der gereformeerden in de stad duldde men de dominicaner monniken, die als strijders voor het oude geloof wel zeer door hen van de nieuwe religie werden gehaat, niet meer in de stad. Op harde manier werden zij verwijderd.Resolutien van Raedt ende Meente, fol. 66 ro. ‘Item is noch aeverkommen ende daertoe gedeputiert tot vermijdinge van twijdracht, dat men die conventualen van den Brueren sall anseggen, omme hoere residentie vith der stadt te nemen ende sijch daer vith toe begeven, laetende des cloesters guederen in der stadt bliven, authoriseerende den gedeputierden van den Raedt ende Mienthe derhalven vermitz diesen.’ Zie blz. 56 noot 2. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
LIII. Hoe de strijd tussen Rooms en Onrooms in de stad gelopen is, is uitvoerig bij van Hattum te lezen. Een veel uitvoeriger bericht geeft een brief van 1580, door Hooft Graafland gepubliceerd in de Kroniek van het Historisch Gezelschap te Utrecht in 1848 gepubliceerd.Op Pauli 1581 was de overwinning van de gereformeerden een feit: Resolutien van Raedt ende Meente fol. 75 ro. ‘Up dach S. Pauli Conversionis Anno 1581 hebben S. ende R. met oire geswoeren Meente gestatueert unde sijn avercommen, dat alle die ghene, soe up dach Viti lestleden (15 Juni 1580) ende anders sich tegens een erbar raedt unde miente untgangen und desfals broeckafftich geworden, unde der avertredinge halven voer Pauli niet gestraffet ader up peene gestalt sijn, dat men dieselve soe well nae Pauli sall moegen berichten unde straffen, als voer Pauli geschiet solde sijn. Burgermeisters enz.’ In het bijzonder worden genoemd: Andries Toer, schoemaker, wegens sinen boergerlicke eedt op dach Viti lestleden.... 20 gouden gulden 16 Aug. 1580. Claess van Groeningen ende Derrick Wielmaeker.... viti lestleden uit de stad gebannen ende jaer ende dach niet in mogen kommen. Heer Gerrijt Venneman (een geestelijke) oervede.... uit de stad te trecken, jaer ende dach. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Liefert Becker.... Viti, verbannen, ten ewigen daege daer niet in te kommen.’ Al het kloosterbezit werd in beslag genomen en uit de opbrengst ervan werden de predikantstractementen betaaldGa naar voetnoot1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
LIV. Zonder commentaar!Boeck van publicatien blz. 46a. ‘B., S. ende R. laeten weeten, alsoe men in gewijsse erfaeringe kumpt, dat die van der wederdoepe in desser stadt hiemelicke bijkumpsten ende hoere vermaeninghen holden, dat welcke den gemienen keijserlicken rechten ende des hilligen Rijcks ordtnungen, gueden zeden ende policien toe wederen is (n.b.) und derhalven niet gestaedet noch geleeden behoert te worden; daerdurch den boesen oersaecke gegeven wordt omme allerleijes tegens die gemiene ruste und walfaert toe practiseren und den einfoldigen sonder genueghsaeme informatie und onderricht gesonder leer godtlicken woerdes, in allerley dwaelerije toe verfueren; weshalven B., S. ende R. allen oeren boergeren ende ingeseetenen wall ernstlicken doen verbieden ende interdiceeren, dat niemants, hije sij wije hije sij, sijch verfordere den van der wederdoeper, van watterleij aert die sijn muegen, tot oerer vergaederinge ende hiemelicke bijkumpsten, theneinde als voerscreven binnen offte buiten desser stadt eenich huiss, schuijr, kelder offte ander gemacker toe leenen, oeck sijch in alsulcke hiemelicke vergaederinghen unde bijkumpsten niet finden toe laeten, allet bij die pene, dat die ghene, in welckers huijs offt gemack soedaenighe bijkumpst geschiet, verbuert sall hebben 25 golden gulden ende elck persoen, soe daerinne bevonden wordt 10 golden gulden. Oeck sollen die van der wederdoep geholden sijn, selver ende in eigener persoen toe waecken bij die peene, nae die wachtordinantie daerup staende. Daer sijch een ijder muege weeten nae toe richten. Gepubliciert den 25 Augusti 1583. Burgermeesteren enz.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Personen-register.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|