Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 57
(1936)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 327]
| |
Berichten uit de Staten Generaal van October/December 1482 te Aalst,
| |
[pagina 328]
| |
erkenning als mamboer over de landen, en de uitrusting van het leger aan de grenzen. De vergadering, die van 28 April tot 3 Mei bijeen geweest is, heeft Maximiliaan's verlangen slechts ten deele vervuldGa naar voetnoot1). De afgevaardigden waren bereid tot zijn erkenning als voogd en mamboer mee te werken, zij het na ernstige bezwaren van de Vlaamsche afgevaardigden en onder voorwaarden, die Maximiliaan in Vlaanderen sterk zouden bindenGa naar voetnoot2), de vergadering was echter niet voor de uitrusting van het leger te vinden. Zelfs de Brabantsche afgevaardigden, die in deze bijeenkomst de mooie woorden gesproken hebben van broederschap en eendracht, die de gewesten samen onverwinlijk zouden maken, zijn alleen bereid geweest voor de beperkte verdediging van het eigen gewest en de onmiddellijk aangrenzende landen te zorgen. Het punt werd voor een nieuwe dagvaart, die eenige weken later zou samen komen, aangehouden. De vergadering te Gent heeft zich niet tot de voorstellen van Maximiliaan bepaald. De Brabantsche afgevaardigden hebben hun ontstemming erover uitgesproken, dat Maximiliaan in de voorafgaande jaren in strijd met de beloften van 1477 oorlogen was aangegaan en onderhandelingen was begonnen zonder de gewestelijke staten hierin betrokken te hebben, en de Vlaamsche afgevaardigden hadden zich bij dit protest aangesloten. De gedeputeerden van dit gewest, dat spoedig na Maria's dood verbindingen met Frankrijk gekregen had, waren verder gegaan. Den 29en April deelden zij den afgevaardigden mede besloten te zijn een gezantschap naar den Franschen koning te zenden om er voor te waken, dat de verplichtingen tegenover den koning namens Maria's kinderen zouden worden nagekomen, doch tevens om te trachten tot een vredesverdrag te komen. Zij verzochten de gedeputeerden van de andere gewesten zich bij dit gezantschap aan te sluiten. Na het rapport van Jehan du Fay, een der onderhandelaars, die reeds met den vijand namens Maximiliaan besprekingen hadden gevoerd, waren vele gedeputeerden bereid met Vlaanderen mee te gaan. Het bleek namelijk, dat de onderhandelingen over den vrede ver gevorderd waren | |
[pagina 329]
| |
en in hoofdzaak afhankelijk waren van het slagen van het huwelijksplan tusschen den dauphin en Margaretha van Oostenrijk. Ook de afgevaardigden van Brabant en Henegouwen begeerden thans meer onmiddellijken invloed op het totstandkomen van dit plan en daarmede van den vrede uit te oefenen, en zij richtten den laatsten dag van de vergadering met de Vlaamsche afgevaardigden tot Maximiliaan het verzoek vertegenwoordigers van de gewestelijke staten in de verdere onderhandelingen met den Franschen koning op te nemen. De afgevaardigden van Holland wenschten aan deze onderhandelingen niet deel te nemen en verklaarden bij monde van den landsadvocaat mr. Barthout van Assendelft de vraag van het huwelijk aan Maximiliaan te zullen overlatenGa naar voetnoot1). De dagvaarten, die in Mei en Juni te Aalst en Antwerpen gehouden zijn - Holland was hier niet vertegenwoordigd - hebben evenmin voor Maximiliaan belangrijke successen opgeleverd. Vooral Vlaanderen was onwillig Maximiliaan de middelen te verschaffen den oorlog verder te voeren. De afgevaardigden van Brabant en Vlaanderen bleven op de deelneming van deze gewesten in de onderhandelingen met Frankrijk aandringen en Maximiliaan heeft aan hun verlangen moeten toegeven. In Juli zijn afgevaardigden der beide gewesten naar Frankrijk vertrokken en het is uit De Commines bekend, welke rol deze afgevaardigden onder leiding van de Gentenaars in de onderhandelingen gespeeld hebbenGa naar voetnoot2). Tegen den drang naar vrede van deze afgevaardigden konden de gezanten van Maximiliaan, machteloos als deze was, niet op. In October waren de onderhandelingen vrijwel tot een einde gebracht en de huwelijksvoorwaarden geregeld. In verband hiermede werden de staten tegen het einde van October in Aalst beschreven. In deze dagvaart, waar ook de Hollandsche afgevaardigden aanwezig warenGa naar voetnoot3), is allereerst de stand der onder- | |
[pagina 330]
| |
handelingen medegedeeld. Uit een memorie, die in het begin der vergadering overgeleverd schijnt te zijn, bleek, dat slechts enkele vrij geringe moeilijkheden op zes punten bestonden. Tijdens de vergadering bleken deze bezwaren reeds overwonnen te zijn. Het ontwerp-tractaat werd daarop aanvaard en gedeputeerden aangewezen om den voorloopigen vrede te Atrecht te sluiten. De vergadering hield zich verder bezig met het ontwerpen van maatregelen voor een plechtig gezantschap, dat 17 December in Rijsel zou samenkomenGa naar voetnoot1) en den definitieven vrede in Atrecht zou sluiten, alsook voor de ambassade, die in het voorjaar van 1483 Margaretha naar Frankrijk zou begeleiden; verder met plannen voor de waardige uitrusting van deze prinses of zooals het in de Hollandsche stukken wel heet ‘voor de stoffeering van haar kamer’. Eindelijk schijnen ook muntvragen aangeroerd te zijnGa naar voetnoot2). Naast deze officieele besprekingen hebben gelijktijdig onderhandsche besprekingen tusschen de afgevaardigden plaats gehad, die interessant zijn. Tusschen Vlaanderen en Brabant had ook buiten de vredesonderhandelingen samenwerking bestaan. Olivier de la Marche bericht over het plan den jongen Philips beurtelings onder hun hoede te nemenGa naar voetnoot3). Uit het stuk, dat wij hier bekend maken, blijkt van verdere plannen der beide gewesten en hun pogingen deze door de gedeputeerden van de andere gewesten te laten steunen. De afgevaardigden van Brabant en Vlaanderen kwamen namelijk bij hun medeafgevaardigden - althans bij die van Holland en HenegouwenGa naar voetnoot4) - met het voorstel aan om een ‘alyance onderlinge’ te sluiten met het doel om ‘de lasten van allen vijanden te wederstaan’. De aldus verbonden gewesten zouden jaarlijks drie of vier malen samenkomen en op deze dagvaarten elkander hun ‘lasten’ mededeelen. Arbiters (‘jugen’) uit de gewesten aan te wijzen, zouden eventueele onderlinge geschillen beslechten. | |
[pagina 331]
| |
De punten, die ons uit het Brabantsch-Vlaamsche voorstel medegedeeld worden en die wellicht slechts enkele artikelen van dit voorstel weergeven, stellen ons niet in staat ons van het oorspronkelijke voorstel een duidelijk denkbeeld te vormen. Denkt men eerst aan een streven de gemeenschap tusschen de gewesten door de instelling van geregelde vergaderingen van de staten der gewesten te versterken, zooals waarschijnlijk ook in Februari 1477 een oogenblik beoogd is geweest, de woorden van ons stuk schijnen bij nader inzien deze opvatting toch niet toe te laten. De verbinding tusschen de gewesten schijnt wel met het zeer beperkte doel van gemeenschappelijk verweer, de vergaderingen en het college van arbiters eveneens met het oog hierop ontworpen te zijn. Maar - vraagt men - tegen welken vijand is de alliantie bedoeld geweest? De onderhandelingen met den Franschen koning waren tot een einde gebracht, andere vijanden dreigden niet. Waarom plotseling dit initiatief van de beide gewesten, dat toch een ingrijpen in de landsheerlijke rechten was? Waarom dit samengaan tot gemeenschappelijke verdediging, terwijl men in de vergadering van April in Gent alle samenwerking geweigerd had? De verklaring kan alleen deze zijn, dat de alliantie tegen Maximiliaan zelf bedoeld was en men zich tegen hem vreesde te weer te moeten stellen. De anti-Maximiliaansche opzet van het ontwerp schijnt ook in de voorstellen, die in het project volgden, aan den dag te komen. De gewesten stelden hierin voor - wanneer wij althans den zin der woorden goed begrijpen - de kosten van de huishouding van den jongen Philips en die van Maximiliaan gescheiden te houden en deze door de gewesten gezamenlijk te laten vaststellen. Hierdoor, verklaarde men, zouden kosten bespaard worden, maar de wezenlijke bedoeling zal geweest zijn aldus aan Maximiliaan de besteding van belangrijke middelen te onttrekken en hem te kortwieken. Het laatste voorstel ‘niemand te laten regieren of goeverneren bij den prince dan die van den landen sijn’ is een bekende wensch van Vlaanderen en tegen Maximiliaans raadslieden uit Duitschland en Bourgondië gericht. Het ontwerp heeft derhalve de strekking gehad, welke | |
[pagina 332]
| |
Pirenne voor het verbond van Brugge van 12 Mei 1488, kort voor Maximiliaans invrijheidstelling, vastgesteld heeftGa naar voetnoot1). Zooals de Vlamingen in 1488 hun politiek door de andere gewesten beschermd verlangden te zien, zoo wenschten Brabant en Vlaanderen in 1482 hun politiek door de andere gewesten verdedigd te zien. De Gentenaars zijn zoowel in 1482 als in 1488 de drijvende krachten achter dit alles geweest. Omtrent de handelingen van de dagvaart in Aalst weten wij verder zeer weinig. De Hollandsche afgevaardigden achtten zich niet gemachtigd op de punten, die in de vergadering gebracht waren, beslissingen te nemen. Aan de zending van gedeputeerden tot het sluiten van den voorloopigen vrede hebben zij niet deelgenomen en ook aan de groote ambassade, die 17 December te Rijsel zou samenkomen en naar Atrecht zou trekken om den definitieven vrede te sluiten, wenschten zij zich te onttrekken of zich door die van Henegouwen te laten vertegenwoordigenGa naar voetnoot2). Zij besloten echter op dit punt en de andere punten, die vrij belangrijke financieele consequenties meebrachten, eerst de staten te raadplegen en zonden daartoe den afgevaardigde van Gouda, Gheryt Jan Lambrechtsz., in allen spoed naar HollandGa naar voetnoot3). Behalve de instructie, die voor hem vastgesteld werd, werd hem de memorie omtrent den stand | |
[pagina 333]
| |
der vredesonderhandelingen, die in het begin der vergadering was overgeleverd, meegegeven, terwijl hem opdracht gegeven werd het advies van den stadhouder van Holland, Josse de Lalaing, die den Staten ried de gevraagde financieele lasten te aanvaarden, mondeling over te brengen.
Wij hebben hier niet na te gaan, hoe de vrede te Atrecht tot stand gekomen is en welke lasten de gewesten aanvaard hebben. Merken wij alleen op, dat de Hollanders aan de plechtige ambassade, die 23 December te Atrecht den vrede gesloten heeftGa naar voetnoot1), niet deelgenomen hebben, en dat ook Jan, heer van Egmond, die volgens het bericht van Gheryt Lambrechtsz. als gemachtigde van Maximiliaan aangewezen was, niet te Atrecht aanwezig is geweest; dat verder Holland door den fellen strijd, waarin het weldra opnieuw verwikkeld werd, waarschijnlijk niet in staat is geweest de gevraagde financieele verplichtingen van de begeleiding van Margaretha en de stoffeering van haar kamer op zich te nemen. Wat het Brabantsch-Vlaamsche voorstel tot het organiseeren van een gemeenschappelijke verdediging aangaat, van een bespreking van dit voorstel is in de staten der gewesten bijna niets te bemerken. Slechts in Holland is een enkel spoor in de Leidsche vroedschap te volgen. In de Hollandsche staten schijnt op de spoedzending van Gheryt Jan Lambrechtsz. vrij langzaam gereageerd te zijn. Nog den 14en December was op de voorstellen niet beslist, hoewel den 17en December de ambassade reeds in Rijsel behoorde te zijn. De Leidsche vroedschap besprak namelijk op dien datum de punten, die in de staten waren behandeld: de groote ambassade naar Atrecht, de begeleiding van Margaretha, het voorstel ‘hore camer te furneren ende te stofferen na behoren’, en ten slotte ook de vraag ‘van de aliancie te maken metten Vlamingen, Brabanderen ende Hennewieren’Ga naar voetnoot2). Wij lezen, dat de Leidsche vroedschap de voorstellen voor Holland van zoo groot belang achtte, dat de staten hierop niet behoorden te beslissen | |
[pagina 334]
| |
alvorens die van Zeeland hierop geraadpleegd te hebbenGa naar voetnoot1). Hoe de vroedschap in het bijzonder over het plan der alliantie gedacht heeft, blijft onbekend. Het is aannemelijk, dat het Brabantsch-Vlaamsche voorstel in de Hollandsche staten weinig bijval gevonden heeft. Men was in Holland Maximiliaan vrij goed gezind. In de vergadering te Gent hadden de Hollandsche afgevaardigden tegenover Maximiliaan een andere houding aangenomen dan die van Brabant en Vlaanderen. Men wilde hem onmiddellijk zonder allerlei overwegingen te laten gelden als voogd en mamboer erkennen en aan hem de onderhandelingen met den Franschen koning en de uithuwelijking van zijn dochter overlaten. De moeilijkheden, waarin men hier weldra kwam te verkeeren, en waarbij men op Maximiliaans steun aangewezen werd, hebben de stemming van de staten wel zoo beïnvloed, dat deze ook in de volgende maanden voor het Brabantsch-Vlaamsche voorstel niet te vinden zijn geweestGa naar voetnoot2). In Henegouwen is de anti-Maximiliaansche gezindheid van Brabant en Vlaanderen evenmin gedeeld, al heeft men enkele wenschen van deze gewesten zooals de uitsluiting van den invloed der vreemdelingen ook hier uitgesprokenGa naar voetnoot3). De statenvergadering van Mei heeft waarschijnlijk zelfs de Henegouwsche gedeputeerden, die in Gent bij Maximiliaan hadden aangedrongen ook vertegenwoordigers van de Henegouwsche staten in de onderhandelingen met Frankrijk op te nemen, gedésavoueerd; de Henegouwsche afgevaardigden zijn althans in de vergadering van Juni op dit punt niet teruggekomen, en in de onderhandelingen zijn | |
[pagina 335]
| |
geen Henegouwsche afgevaardigden naast de Brabantsche en Vlaamsche genoemd. De bescheiden uit 1482 en 1483 wijzen ook verder op een ongestoorde verhouding tusschen dit gewest en MaximiliaanGa naar voetnoot1). Zoo bleven Brabant en Vlaanderen alleen staan en zelfs de samenwerking tusschen deze gewesten werd spoedig daarop verbroken, volgens Olivier de la Marche wegens de weigering van de Gentenaars de kinderen van Maria op de afgesproken termijn aan die van Brabant over te leverenGa naar voetnoot2). Van dit oogenblik af waren de Vlamingen op eigen krachten aangewezen, en hoezeer deze te kort zijn geschoten, toen de strijd in 1484 door Maximiliaan aanvaard werd, is bekend. De gedachte de andere gewesten voor hun gewestelijke politiek te spannen, is in 1488, toen de omstandigheden weder gunstiger waren, opnieuw bij de Vlamingen opgekomen. Hoeveel invloed het ontwerp van 1482 op het tot stand komen van het verbond van 12 Mei 1488 tusschen Vlaanderen, Brabant, Henegouwen, Zeeland en Namen uitgeoefend heeft, zal wel niet meer vastgesteld kunnen worden.
Het document, dat wij hier mededeelen, is de memorie, die door de staten van Holland in de vergadering na de overkomst van Gheryt Jan Lambrechtsz. voor de steden opgesteld is, en wel het exemplaar, dat blijkens een notitie voor Dordrecht bestemd is geweest. Behalve de memorie over den stand der vredesonderhandelingen, die in het begin der vergadering der Staten Generaal te Aalst overgeleverd is, zijn hierin de instructies, door de Hollandsche afgevaardigden te Aalst voor Gheryt Jan Lambrechtsz. vastgesteld, en enkele notities opgenomen. Het Dordtsche stuk bevond zich blijkens een aanteekening van Oldenbarnevelt op het stuk, in het archief van dezen landsadvocaat. Langs welken weg het stuk in dit archief terecht is gekomen, hebben wij niet kunnen nagaan. P.A. MEILINK. | |
[pagina 336]
| |
Hierna volgen die difficulteyten ende differenten wesende tusschen den conync van Vranckrijck ende mijn gen. heere ende sijnen landen.In den eersten is te weten, dat desen pays daermen omme aerbeyt is principalijc gefondeert up dat huwelijc van mijn gen. joncfrou an den dolphin van Vrancryck mit dier voerwoerde ende condicye, dat die graefscippen van Bourgoendie ende van Artois mit al dat daeran cleeft sullen weesen hoir gerechte medegave, patrimonium ende erve mit condicien, indien zij oflivich worde sonder blijvende geboerte, of dat zij oflivich worde, eer dat huwelijc geconsommeert sal wesen, dat alsdan die voirs. graefscippen commen souden an hertoge Phillips onsen jongen prince ende up sijnen oren ende nacommelingen, der of eenige difficulteyten sijn hierna volgende. Mijn gen. heere ende de staten sijnre landen begeeren, dat de voers. conync renunciere van zijnen recht, dat hij pretendeert te hebben an Ryssel, Douay ende Orchies, ende de voors. conynck begert ter contrarie, dat indien mijn gen. joncfrou oflivich worde, al eer dat huwelijc geconsommeert ende volbrocht sal wesen of dat sij sonder blijvende geboert oflivich worde ende mitsdien die graefscippen van Bourgondie ende van Artois wederomme sullen commen an hertoge Philips onsen jongen prince, dat in dien geval die voers. coninck wil dat syn recht him gereserveert sij, dat hij pretendeert ende meynt te hebben an die voers. casselrien van Ryssel ende dat hij meynt die voers. graefscippen te houden in manieren van panden. Tweeste difficulteyt is, dat mijn gen. heere ende de staten van desen lande begheeren, dat mijn gen. joncfrouwe ontfangen zij in 't graefscip van Artois ende dat de eedele vassallen ende ondersaten haer of hoiren mombaer eedt ende huldynge doen sullen na costume van den lande ende die conynck begert ter contrarie als da(t) men verbeyden sal daer mede totter tijt toe, dat mijn gen. joncvrouwe tot horen jairen gecommen sal wesen ende dat huwelijc bij den dolphin van Vranckrijc geconsommeert ende volbracht sal wesen. De derde difficulteyt is, dat mijn gen. heere ende sijne landen begerende sijn, dat die luyden van oerloge liggende up de frontiere van den lande van Artois twyntich milen | |
[pagina 337]
| |
van daer liggen sullen ende de voers. conync wil, dat zijn luyden van wapene sullen blijven liggen binnen den steden ende landen van Artois, him beduchtende, dat die ondersaten van dien landen niet wel gevesticht en sijn tot sijnre obediencye ende goetwillicheyt. De vierde difficulteyt is, dat mijn gen. heere ende syne landen willen ende begeeren, dat de stede van Sint Omaers sij geregiert bij mijn heere van Beveren ende den gerechte van der selve stede totter tijt toe, dat dit voers. huwelyc geconsommeert sal wesen ende die voers. coninck wille ende begeert, dat de voers. stede binnen den voers. middel tijde zij geregiert bij den meyer ende scepenen derselver stede, dewelke gehouden souden wesen eedt te doen te leveren de voers. stede in handen van den voers. dolphyn, als dat voers. huwelyc geconsommeert sal wesen. De vijfste ende de VIe difficulteyten sijn overmitz dat de coninc niet en wil gedogen, dat die successie van Simpoel niet en souden mogen commen up die kynderen van mijn heere van SimpoelGa naar voetnoot1) nu onlancx overleden ende oick mede, dat die heer van CroyGa naar voetnoot2) niet begrepen en soude wesen in den voers. pays, daer of dat mijn gen. heere ende sijne landen contenderen ter contrarien. | |
Instructie voer Geryt Jansz. an die staten van Hollant tgoent dat gebesongiert is ende noch doet ter dachvaert binnen der stede van Aelst.Eerst so sal de voers. Geryt Janszoen zeggen ende vertonen, hoe dat die artikelen van des conyncx zijde ende van onser zijde roerende den huwelyc van mijn gen. joncfrouwe ende van den paeyse sijn alle veraccordeert bij mijn gen. heere ende den staten van desen landen. Ende onse voers. ambassaden sijn up huydent vertogen na Atrecht, aldair des conyncx luyden sijn ende hebben geheele last te accorderen ende te sluyten totter conclusie toe exclusive. Ende | |
[pagina 338]
| |
hebben oick last onse voers. ambassaden mitgaders eenige die mijn gen. heere daertoe geordineert heeft te zien ende te visiteren den persoen van den dolphinGa naar voetnoot1). Item dat gesloten is een grote ambassade up te stellen omme in Vranckrijc te senden ende aldaer formelijc te concludeeren den pays, dewelke wij hopen dat ontwijfelijc geaccordeert sal worden bij den voers. eersten ambassaden. Item in welke grote ambassade mijn gen. heere gestelt heeft zekere grote heeren uten Hove als mijn heere van Nassouwe, mijn heere van Bevere, mijn heere van BossuytGa naar voetnoot2), mijn heere van WalleynGa naar voetnoot3), mijn heere van LannoyGa naar voetnoot4), heer Boudewijn van LannoyGa naar voetnoot5), mijn heer van (Ga naar voetnoot6)) hoech bailliu van Gendte, mijn heere de cancellier van BrabantGa naar voetnoot7), de president van VlaenderenGa naar voetnoot8), ende voert uut Brabant, Vlaenderen ende Henegouwen sullen reysen zeker prelaten, eedele ende eenige uut den steden. Item so hebben de voirs. staten begeert an tlant van Hollant, dat men oick schicken soude uten selven lande omme te trecken mitter groter ambassade, daerup de gedeputeerde van Hollant hebben geseyt, dat hun niet wel doenlijc en is up dit pas so haestelijc eenige heeren up te stellen uutten landen van Hollant, maer syn wel tevreden last ende volcommen macht te geven den heeren van der voers. groter ambassade of ymmer den heeren van HenegouweGa naar voetnoot8) omme in den name van den voers. lande van Hollant den voers. pays te concluderen up die voerwaerde ende artyclen geconcludeert bij mijn genad. heere ende de staten van zijnen landen. | |
[pagina 339]
| |
Item zo is voert geraemt ende geconcludeert up te stellen noch een meerder ambassade indien de voers. pays voert gaet omme mijne gen. joncfrouwe mit groten state ende eeren te geleyden ende te bryngen in den landen van Vrancrijck omme haer te delivereren den dolphyn van Vrancrijck haren toecommenden man. Item is geraemt ende geconcludeert dat mijn gen. joncfrouwe hebben zal een camer wel gestoffeert na haren state mit sulken costlijcken juwelen als haren staet toe sal behoren. Item ende want de voers. ambassaden ende andre voers. die costelycheeden dienende ter volcommynge van den paeyse ende van den huwelyc van mijne gen. joncfrouwe sullen veele moeten costen, soe is begert geweest an de voers. gedeputeerde, dat sij hoer andeel van den voers. costen betalen souden willen ende daeromme so sal de voers. Gerit Jansz. dese voers. begerte up doen voer die steden van Hollant in der besten voegen ende manieren ende sal himluyden zeggen 't advys van mijn heere den stedehouderGa naar voetnoot1), dewelke dunct dattet tlant van Hollant sculdich is te contribueren in de voers. costen. Ende van den advyse van den voers. gedeputeerde sal Geryt Jansz. seggen mitten monde. Item na deser instructie is ons geseyt, dat myn heere van Egmonde genoemt ende gevoucht soude wesen bij mijn gen. heere in die voers. grote ambassade, diewelcke reysen souden omme den voers. pays te concluderen. Item de voers. Geryt Jansz. sal verthonen hoe die landen van Brabant ende van Vlaendren geconcipieert hebben een aliancye onderlynge omme alle lasten van alle vijanden te wederstaen, gesamentlycken alle jaers drie of vier waerven vergaderen sullen up zeker dagen ende plaetsen omme elc sijne lasten an te brengen ende te kennen te geven, ende souden wesen uut elken landen zeker jugen, dewelke souden last hebben te termineren alle gescheelen, die tusschen den landen vallen souden mogen. Soe begeren die van Brabant ende van Vlaendren, of die van Hollant wilden hem selven mit himluden alieren in sulker ordonnancie als voers. is. | |
[pagina 340]
| |
Item dat die van Brabant ende van Vlaendren begeeren an tlant van Hollant den staet te maken van hertoge Phillips onsen jongen prince ende oick van mijn gen. heeren ende dat totten costen van den gemeenen landen ende dunct himluden, dat mit desen staten ende mit deser ordonnancie sij sullen afleggen veele ende diversche overtallige costen, die zij tot haertoe hebben moeten gelden voer horen prince ende voer den geenen, die hen tot haertoe geregiert hebben. Sijn oick in meynynge nyemant te laten regieren of gouverneren bij den prynce dan die van den landen sijn. Ende hier of sal de voers. Geryt Jansz. begeren een andwoerde van tgoent dat voers. is. (Algemeen Rijksarchief te 's-Gravenhage. Archief Staten van Holland 1572-1795, no. 2618). |
|