Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 57

[p. 341]

‘Vredehandel met Spanje’ in 1598,
Medegedeeld door Dr. J.H. Kernkamp.

Herhaalde malen zijn tijdens de eerste helft van den Tachtigjarigen oorlog pogingen aangewend om tot een verzoening van Spanje en de getrouwe gewesten eenerzijds en de opstandige provinciën anderzijds te komen. Het werden echter zonder uitzondering evenveel mislukkingen, totdat eindelijk met het sluiten van het Bestand eenig resultaat werd bereikt. Van de talrijke onderhandelingen in verband met die verzoeningspogingen gevoerd, kregen die te Breda in 1575, en die te Keulen in 1579, een zekere vermaardheid in onze geschiedenis. Veel minder bekend is daarentegen, hetgeen in 1598 is geschied. De verklaring hiervan ligt grootendeels in de geheimzinnige omstandigheden, waaronder de eerste besprekingen in Januari van laatstgenoemd jaar plaats vonden.

Louter particuliere redenen, en allerminst regeeringszaken, leidden er toe, dat de bekende Leidsche koopman Daniel van der Meulen in Januari 1598 een vrijgeleide der Staten-Generaal verzocht voor een reis heen en terug naar de Spaansche Nederlanden ten behoeve van hem zelf, ‘synen dienaer en de noodighe bagagie’.

Het bezoek aan de Zuidelijke gewesten gold Antwerpen, waar zijn zwager, de latere admiraliteitsraad Marten de la Faille, zwaar ziek lag, te oordeelen naar een briefje dat Van der Meulen den 9en Januari 1598 ontving en waarvan de inhoud na den gebruikelijken aanhef luidde als volgt: ‘Alsoo ick my niet wel en bevont, ick hadde mynen sone tot Brusselen doen commen, ende zijnde wat beter, ick ben met hem naer Antwerpen gecommen. Ende zijnde besorgt in myne sieckte, ick dede een paspoort voor U.L. expedieren om eens over te commen, die ick tot op datum be-

[p. 342]

waert hebbe, mits dat met my aen de beter hant was, hopende onnoodig te zijn U.L. te travaglieren¹⁾ van eens tot hier te commen, ende alsoo 't binnen twee daegen herwarts verargert is, ende niet seckeder en zijn naer onse geboorte dan de doot, ende al in Godts handen staen ende niet en weten onse ure, alsoo eer my de sieckte voorder soude moegen overvallen, soo hebbe ick begeert, dat men U.L. het ingesloten paspoort sende. Ende is 't U gelegen ende eenichsints mogelijck, soo soude mijn begeren wesen, om eenige redenen mij moverende, dat U soude believen uwen persoon een reyse tot hier te transporteren op den ontfanck van desen ende sal my sonderlinge vrinschap wesen, om alsdan met U.L. te connen juceren van myne affairen ende 'tghene mynen huyse ende erfgenamen soude moegen aengaen, biddende Godt my noch de gratie te verleenen van noch te spaeren, ende naer U compste sal my verlangen om de redenen, die ick hebbe. Ende hebbe desen doer handen van mynen sone doen schryven om by my onderteeckent te worden’.

Er volgt nog een kort onderschrift van Jan de la Faille, waarin deze eveneens bij zijn oom aandringt om toch vooral over te komen. Zijn vader zou het - zoo schrijft hij ten slotte - zeer op prijs stellen, als Daniel van der Meulen tegelijkertijd ‘de schrifturen in rechte gemoveert tegens onsen oom Carel’ mee wilde brengen²⁾.

Door een gelukkig toeval is dit briefje, gedateerd te Antwerpen 29 December anno 1597, bewaard gebleven in de Leidsche Collectie van Daniel van der Meulen. In dit archief berust tevens het paspoort van Albertus, waar Marten de la Faille op doelt, en dat is afgegeven den 22en December 1597, alsmede het vrijgeleide der Staten-Generaal van 10 Januari 1598³⁾.

Daniel van der Meulen liet er dus geen gras over groeien. 9 Januari ontving hij het verzoek inzake de gewenschte overkomst, den dag daarop voorzag hij zich in den Haag

1) kwellen, plagen.

2) Carel de la Faille was in proces gewikkeld met Daniel van der Meulen. Vgl. F. Caland, De la (Della) Faille (Navorscher, 1899), blz. 91.

3) G.A. Leiden, Coll. v.d. Meulen, No. 25, 26: 1, 274.

[p. 343]

van een paspoort, om daarna op reis te gaan. Aan de grens wachtte hem echter een verrassing. In Lillo lag namelijk een briefje voor hem gereed, dat zijn neef Jan de la Faille den 3en Januari 1598 had verstuurd. Het was geschreven naar aanleiding van den vorigen brief ‘om terstont eens herwaerts over te moegen commen, overmits de sieckte die monpère overvallen was’. Het briefje van 3 Januari meldt voorts: ‘Dan zedert Godtloff heeft hy wederomme zyne gesontheyt vercregen; niettemin bidde U.L. evenwel eens tot hier te willen commen eensdeels om de differentie, die wy hebben mette erfgenamen van Jackes della Faille... ende oock om diversche andere redenen’¹⁾.

Het bericht van het plotselinge herstel van Marten de la Faille, die zoo kort geleden nog den dood voor oogen zag, zal ongetwijfeld op Daniel van der Meulen een zonderlingen indruk gemaakt hebben. De familieaangelegenheden waren echter belangrijk genoeg om de voortzetting van zijn reis te wettigen. Eerst toen hij in Antwerpen was aangekomen - den 13en Januari 1598 - bemerkte Van der Meulen, hoe hij bij den neus was genomen. Al die zoogenaamde familieaangelegenheden hadden slechts tot voorwendsel gediend om hem, eenmaal naar het Zuiden gekomen, over de mogelijkheid van een bevrediging der afvallige gewesten te polsen²⁾.

Het moment was voor deze gelegenheid door de Zuidnederlandsche regeering uiterst gunstig gekozen. Iedereen wist, hoe in October van het afgeloopen jaar een voorloopige bespreking was gehouden door Villeroy, een der voornaamste raadslieden van Hendrik IV, en den president van den Conseil Privé Richardot, en ook hoe de preliminairen de beste verwachtingen deden koesteren ten opzichte van een definitief sluiten van den vrede tusschen

1) Ook dit briefje is in de Leidsche Collectie te vinden en wel onder No. 270.

2) Zie voor Jacques de la Faille en erfgenamen F.V. Goethals, Miroir des notabilités nobiliaires de Belgique, des Pays-Bas et du Nord de la France, I (Bruxelles, 1857), blz. 308; Dictionnaire généalogique et héraldique des familles nobles du royaume de Belgique, II (Bruxelles, 1849), blz. 105, 106 en het genealogische overzicht nier ter plaatse op blz. 346.

[p. 344]

Frankrijk en Spanje. Tevens was op dit oogenblik officieus reeds bekend dat Philips II zijn dochter Isabella zou uithuwen aan Aartshertog Albertus, en haar de Nederlanden daarbij als bruidschat afstaan.

Dat de keuze der Brusselsche regeering juist was gevallen op Daniel van der Meulen tot bemiddelaar in een netelige kwestie als de verzoening tusschen Noord en Zuid, was volstrekt niet vreemd, ja zelfs volkomen gerechtvaardigd en verdedigbaar, omdat Van der Meulen niet alleen vóór den val van Antwerpen als vertegenwoordiger dier stad zitting in de Staten-Generaal had gehad en dus met de Zuidnederlandsche regeeringszaken op de hoogte was, maar ook na zijn uitwijking om godsdienstredenen de politiek niet ontrouw was geworden, niettegenstaande de koophandel hem grootendeels in beslag nam, hetgeen bovenal tot uiting kwam, door de invloedrijke relaties, welke hij onderhield met de voornaamste leiders der Republiek. Overigens zal het feit, dat hij in het bijzonder door zijn huwelijk met Hester de la Faille in betrekking stond met een groep personen, die in de Zuidnederlandsche regeering aanzienlijke posten bekleedden, niet vreemd aan zijn verkiezing geweest zijn¹⁾.

Over de onderhandelingen zelf, die hier worden medegedeeld, en welke ongeveer de tweede helft van Januari 1598 in beslag nemen, kunnen we kort zijn. Tegenover de algemeenheden der bewindslieden te Brussel stelde Daniel van der Meulen onwrikbaar herstel van de Zuidnederlandsche uitgewekenen in hun waardigheden, en vrije godsdienstoefening. Uit de gesprekken bleek echter weldra, dat de kloof tusschen Noord en Zuid feitelijk reeds onoverbrugbaar was geworden, zoodat een vrede, waarbij zich de Noordelijke gewesten weer onder de gehoorzaamheid der katholieke regeering hadden te voegen, wel op onoverkomelijke bezwaren moest afstuiten. Dit gevoelen zullen

1) Vooral de secretaris Philippe Prats, een neef van Daniel van der Meulen, en vertrouwde van Aartshertog Albertus, speelde bij de onderhandelingen, waarvan de Leidsche koopman zoo half en half ‘het slachtoffer werd’ een belangrijke rol. Zie hierna, blz. 352, noot 3; vgl. voor de familiebetrekkingen de genealogische tabel van de De la Faille's omstreeks het jaar 1598, op blz. 346.

[p. 345]

stellig ook Prins Maurits en Oldenbarnevelt gedeeld hebben, aan welke beide staatslieden Van der Meulen den 30en Januari in den Haag verslag uitbracht van wat hem overkomen was¹⁾.

Verder zij hier verwezen naar Fruin, die in zijn ‘Tien Jaren’ een zeer goed overzicht geeft van de beteekenis dezer onderhandelingen. Hij blijkt het belangrijke verbaal van Van der Meulen onder oogen gehad te hebben, dat sinsdien langen tijd zoek is geweest, totdat de assistente van Dr. Japikse, Mej. H.H.P. Rijperman het onlangs, door een toeval in een ander verbaal geschoven, ontdekte. Bor, Van Meteren en Reyd geven allen iets over de besprekingen van Daniel van der Meulen, maar het fijne weten zij er niet van. Ten deele zal dit toe te schrijven zijn aan de bijzondere omstandigheden, waaronder deze onderhandelingen plaats grepen²⁾.

Boekte de Zuidnederlandsche regeering dus met de komedie, die zij op touw had gezet, geen direct succes, uitbuiten deed zij de overkomst van Daniel van der Meulen wel. Aan de Fransche gemachtigden te Vervins liet zij het kort daarop voorkomen, of de Staten Daniel uit eigen beweging hadden gezonden. Dientengevolge wekte het den indruk, alsof de Republiek den koning van Frankrijk vóór wilde zijn, en zij tot elken prijs vrede zocht. Buzanval, de Fransche gezant in den Haag, waarschuwde, maar de Fransche diplomaten te Vervins lieten zich toch in zekere mate nog om den tuin leiden. Den 16^en Maart 1598 schrijven Bellièvre en Sillery aan Villeroy: ‘Par nos précédentes nous vous avons donné avis de la venuë de cet homme d'Anvers à Bruxelles; ce personnage pour le fait de la

1) De Resolutiën van de Staten-Generaal, van den Raad van State en van de Staten van Holland zwijgen evenals de Notulen van Zeeland volkomen over de onderhandelingen van Daniel van der Meulen.

2) R. Fruin, Tien Jaren ('s-Gravenhage, 7e dr., 1910), blz. 361, 369, 393; P. Bor, Oorsprongh, begin ende aenvang der Nederlantschen oorlogen, IV (Amsterdam, 1684), blz. 468 vlg. (Bk. XXXV, f. 37 vlg.); E. van Meteren, Historiën der Nederlanden (Amsterdam, 1663), f. 379, 380; E. Reyd, Historie der Nederlantscher oorlogen (Leeuwarden, 1650), f. 340, 341.

[p. 346]

HET GESLACHT DE LA FAILLE OMSTREEKS HET JAAR 1598.

[p. 347]

religion est retiré au païs d'Hollande et fait entendre audit Cardinal et au président Richardot, qu'il désire la paix et le repos du païs; nous avons sceu d'un, auquel le président Richardot s'est découvert, et qui l'a aussi sceu d'ailleurs, que l'on tient cet homme d'Anvers pour un mauvais garçon, mais que l'on se veut servir de luy; vous sçavez combien de telles gens, qui portent des deux côtez nous ont passé par les mains; ne doutez pas que le président Richardot ne lui ayt mis en avant tout ce qui se peut dire pour intimider et induire les Provinces Unies à reconnoître le roy d'Espagne’¹⁾.

Den 2^en Mei 1598 sloot Hendrik IV, de protesten van een Engelsch en Noordnederlandsch gezantschap ten spijt, vrede met Spanje.

Richardot zocht toen opnieuw contact met Daniel van der Meulen. In een brief van 17 Juli herinnerde hij aan het onderhoud, dat helaas geen resultaat had opgeleverd. Nadien was vrede met Frankrijk gesloten. Men had gehoopt de gedeputeerden der Staten in Vervins te zien verschijnen, ‘mais l'obstination des vostres ruynera et vous et nous, dont je pleure larmes de sang; la paix de France nous est utile, aussi seroit celle d'Angleterre, mais je regarde plus avant, et sçay que le remède de voz maulx et des nostres consiste et dépend de nous mesmes, si nous voullons y esteindre’. De president van den Conseil Privé eindigde met den wensch uit te spreken, dat Van der Meulen de zijnen wakker zou schudden. Hij van zijn kant zou niets onbeproefd laten om een voor beide partijen bevredigende oplossing te bereiken²⁾.

Den 28^en Juli 1598 liet Van der Meulen den brief aan Prins Maurits lezen, maar de stemming was ongunstig. Een mislukte aanslag op het leven van den stadhouder en een paar onderschepte brieven, die de mooie voorstellen van Richardot ten spijt een geheel ander geluid deden heoren, waren mede oorzaak, dat toen Albertus op verzoek van de bijeengekomen Statenvergadering te Brussel een

1) Bellièvre et Silleri, Mémoires, contenant un journal concernant la négociation de la paix traitée à Vervins l'an 1598 (La Haye, 1696), blz. 51, 89, 138.

2) G.A. Leiden, Coll. v.d. Meulen, No. 618.

[p. 348]

stap verder ging en zich verwaardigde in het einde van Augustus 1598 - door bemiddeling van Marie de Brimeu, hertogin van Aerschot, die gescheiden van haar man in Holland leefde - de Staten der opstandige gewesten aan te schrijven inzake erkenning van zijn gezag, een antwoord uitbleef. Onbeantwoord bleven eveneens de brieven van eenige Zuidnederlandsche edelen, waarbij één van den markgraaf van Havré¹⁾, die al in 1595 te Middelburg met de Staten had onderhandeld, alsmede een schrijven over hetzelfde onderwerp van den Prins van Oranje Philips Willem aan zijn broer Maurits. Slechts aan een oproep betreffende den ‘vredehandel’ van de Staten der Zuidelijke gewesten zelf, die ongeveer tegelijkertijd was verzonden, schonk men in de Republiek wat meer aandacht. In Maart 1599 - dus ruim een half jaar later - gaven de Staten-Generaal in den Haag te kennen, dat zij van plan waren den krijg, het eenige middel om de Spanjaarden te verdrijven, tot het uiterste voort te zetten. Zij zouden niets liever zien, dan dat de Zuidelijken hun medewerking daartoe wilden verleenen. Dit antwoord nu vormde tevens het slot van de vredesonderhandelingen van 1598²⁾.

Van de onderhandelingen van Daniel van der Meulen zijn drie bewerkingen aanwezig. Kladaanteekeningen, in zeer gehavenden toestand, en minuut, in slecht leesbaar schrift, bevinden zich in het Leidsche Gemeente-Archief³⁾, het verbaal, gelijk het ten slotte is overgeleverd, en waarnaar de tekst hier is rhedegedeeld, bevindt zich daarentegen in het Algemeen Rijks-Archief te 's-Gravenhage. Het berust momenteel in het Legatie-Archief, No. 901 - geschoven in een verbaal van Hieronymus van

1) Zie hierna, blz. 365, noot 1.

2) Resolutiën Staten-Generaal (uitg. Japikse), X (R.G.P. 71), blz. 41-43, 473; S.P. Haak, Johan van Oldenbarnevelt, I (R.G.P. 80), blz. 405, noot 3, 427; H. Lonchay et J. Cuvelier, Correspondance de la Cour d'Espagne sur les affaires des Pays-Bas au XVIIe siècle, I, No. 15 (11 Oct. 1598); J. Wagenaar, Vaderlandsche historie, IX (Amsterdam, 1753), blz. 11.

3) G.A. Leiden, Coll. v.d. Meulen, No. 7. Aan de kladminuut is geen naschrift toegevoegd.

[p. 349]

Beverningk, dat in 1670, naar aanleiding van een buitengewoon gezantschap aan den toenmaligen gouverneur der Spaansche Nederlanden Don Juan de Cuniga y Fonseca, graaf van Monterey, werd overgeleverd - en is beschreven als volgt: ‘Verbaal van Daniel van der Meulen, uitgeweken koopman binnen Leiden, omtrent zijn handelingen te Brussel over vrede met den Aartshertog Albertus, Richardot, d'Assonville, den abt Marolles, van 13 January 1598-30 January 1598, op welken laatsten datum Van der Meulen zijn rapport deed aan Z.E. en den Advocaat van Holland’, met een aanteekening: ‘Uit Loketkas Holland A 11’.

Het Haagsche manuscript telt 14 bladen, waarvan er 12 met duidelijk letterschrift zijn beschreven. Blad 1 en 14 vormen als het ware de schutbladen, terwijl blad 13 (blz. 25, 26) slechts voor een klein gedeelte tekst bevat. Enkele wijzigingen zijn waarschijnlijk door de hand van Daniel van der Meulen aangebracht. Een onderteekening ontbreekt. Naar een credentie-brief en instructie behoeft men ten slotte niet te zoeken; in de zonderlinge wijze, waarop het ‘gezantschap’ aanving, ligt de verklaring opgesloten.

J.H.K.

‘Verbael oft journael van t'gepasseerde in Brabant a^o 1598’.

Le XIIIe de Janvier A^o 98

J'arrivay en la ville d'Anvers le soir tard, où le filz de mon beaufrère me déclara, que la maladie de son père n'avoyt servy que de prétexte pour m'attirer par delà, et me faire parler à Monsieur le président Richardot, qu'il avoyt chargé de me conduire à Bruxelles, où on m'attendoyt, priant de m'y acheminer le lendemain en sa compaignie. Plaintes de ceste façon de faire, et refus d'aller à Bruxelles¹⁾.

1) In zijn kladminuut (zie hiervóór, blz. 348) noemt Daniel van der Meulen zijn neef Jan, zoon van Marten de la Faille, bij name Vader en zoon zijn, gelijk hiervóór (blz. 342) vermeld is, de opstellers van de beide briefjes, welke aan de onderhandelingen voorafgaan, geschreven met de bedoeling om onder een voorwendsel hun zwager, resp. oom, naar de Zuidelijke Nederlanden te lokken. Het blijkt thans, dat Marten zich in Brussel bevindt. Jan de la Faille laat in het gesprek de familiezaken - de ziekte van zijn vader en het geschil met de erfgenamen van Jacques de la Faille - spoedig rusten, om, zonder in bijzonderheden te treden, de ware toedracht van zaken mede te deelen. Van der Meulen toont zich daarna zeer ontstemd, en merkt op, dat hij geen deel uitmaakt van de regeering van zijn land. ‘Sans aultres nouvelles’ weigert hij naar Brussel te vertrekken. Vgl. P. Bor, Oorsprongh, begin ende aenvang der Nederlantschen oorlogen, IV (Amsterdam, 1684), blz. 468 (Bk. XXXV, f. 37), die over de houding van Van der Meulen op dit oogenblik zeer juist is ingelicht.

[p. 350]

Les XIV, XV et XVIe

Séjourné en Anvers, mescontentemens et plaintes du gouvernement. Espérance d'une paix fondée sur le mariage de l'Infante et changement de prince, extrémitez et faulte de finance. Les négotians tenoynt 750 Uv″ en casse pour les payemens des moys de janvier, febvrier et mars, à 250 Uv″ par moys, n'attendoynt que les lettres d'Espagne et la signature du Roy pour les payer au Cardinal. Receu lettres de Bruxelles et homme exprès de mon beaufrère pour me conduire à Bruxelles¹⁾.

1) Van der Meulen benut zijn verblijf in Antwerpen - wederom volgens zijn kladminuut - door uitvoerige informaties in te winnen omtrent de financiën van den koning. Daar Philips II in 1596 zijn verplichtingen niet meer was nagekomen, stonden de geldschieters eenigszins wantrouwend tegenover den vorst. Niettemin werd een nieuwe regeling getroffen. ‘L'asiento qui fut conclu à Madrid le 14 février 1598 et pour une période de dixhuit mois, comportait une provision totale de 4.500.000 écus, soit 250.000 par mois’. Vgl. H. Lonchay, Etude sur les emprunts des souverains belges au XVIe et au XVIIe siècle, blz. 973, noot 3; Recherches sur l'origine et la valeur des ducats et des écus espagnols, blz. 606 (Bulletins de l'Académie de Belgique, Lettres 1907, 1906). Zie voorts E. Van Meteren, Historiën der Nederlanden (Amsterdam, 1663), f. 352.
De verkorting 750 Uv″ beteekent 750.000 ducaten. De hoofdletter U is een bekende afkorting voor duizend, die vaak in Spaansche en Portugeesche archiefstukken voorkomt. Vgl. onder meer J. Denucé, Inventaire des Affaitadi (Anvers, 1934), passim; J. Nanninga Uitterdijk, Een Kamper handelshuis te Lissabon (Zwolle, 1904), blz. LXXXIX. Aanvankelijk werd de U slechts gebruikt voor bedragen, die in maravedis werden uitgedrukt. Later breidde dit gebruik zich uit tot andere munteenheden in dezelfde beteekenis. Zoowel den heer Denucé, als den heer Raymond de Roover te Antwerpen, ben ik dank verschuldigd voor de inlichtingen, welke zij mij over deze materie verstrekten.

[p. 351]

Le XVIIe de Janvier

Le soir tart j'arrivay en la ville de Bruxelles, où mon beaufrère me dit les raysons pourquoy on m'avoyt faict venir là¹⁾.

1) De kladminuut deelt nog mede, dat Van der Meulen zich per schip en met een wagen over Leuven naar Brussel begaf, in gezelschap van zijn neef. 's Avonds laat heeft een onderhoud plaats met zijn zwager Marten, die hem op de hoogte brengt, dat Richardot zijn advies wil inwinnen over een hereeniging der Nederlanden.

Le XVIIIe ditto

Le dimanche du matin Monsieur Richardot²⁾ m'envoye ses recommandations, et me prie de disner le lendemain avecques luy.

Disné en compaignie de l'Abbé de Grimbergen, les Sieurs de Wachtendoncq, député de l'Electeur de Cologne, et Rosé, député du Prince de Liége, et aultres³⁾. Propos communs et de table, louanges du Conte Maurice, sa conduitte, nostre ordre, le disordre du party du Roy, le mariage de l'Infante, la paix. Son Altèze avoyt encores nommé 10 capitaines de cavallerie, mais à faulte d'argent les levées alloyent en fumée. Son Altèze avoyt cassé Don Diego de Velasques, principal chef entre les Espaignolz, et donné son régiment à aultre, pour ce qu'il avoyt refusé

2) Jean Grusset, gezegd Richardot, was sinds 1582 president van den Raad van Artois en lid van den Conseil Privé. Den 15en Mei 1597 werd hij tot president van den laatsten Raad benoemd.

3) Abt van Grimbergen was in de jaren 1594-1613 Philippe van Raubergen; keurvorst van Keulen, tevens bisschop van Luik was Ernst van Beieren.

[p. 352]

d'obéir à Don Gaston Spinola¹⁾. Le Marquis de Lullin de la mayson de Genève, ambassadeur de Savoye - - qui y avoyt esté envoyé depuis qu'on avoyt commancé à traitter de paix avecques la France - - est fiancé avecques la vefve du Conte d'Aigmont; elle est de la mayson de Horn, soeur au Conte de Houtkercken et le feu Sieur de Hèze²⁾.

1) Gaston de Spinola, heer van Embry, graaf van Bruay, lid van den Spaanschen Oorlogsraad.

2) Voor deze leden van het geslacht van Hoorne vgl. men F.V. Goethals, Histoire généalogique de la maison de Horne (Bruxelles, 1848), blz. 253-268. Hier wordt gedoeld op George de Hornes, graaf van Houtkercke. In den Opstand speelde hij geen rol van beteekenis. Des te meer roerde zich zijn jongere broer, Guillaume de Hornes, heer van Heze, die op bevel van Parma ten slotte gevangen genomen, voor zijn verleden moest boeten op het schavot. Beide broeders waren door hun zuster Marie de Hornes geparenteerd aan het huis Egmont. Zij huwde nl. voor de eerste maal in 1579 met Philips van Egmont, een zoon van den ongelukkigen graaf Lamoraal van Egmont. Philips sneuvelde den 14den Maart 1590 in den slag bij Ivry. Daarna trad zij in het huwelijk met Gaspar de Genève, markgraaf van Lullin. Als ambassadeur van Savoye behartigde hij de belangen van Karel Emanuel, hertog van Savoye, die mede door zijn huwelijk met Catharina, dochter van Philips II, aan de zijde van zijn schoonvader tegen Frankrijk streed.
Het jaartal 1593, dat Goethals voor het huwelijk van Marie de Hornes met Gaspar de Genève opgeeft, moet zooals uit het bovenstaande ook blijkt, op een vergissing berusten.

Le XIXe ditto

Je suis allé veoir le secrétaire Praetz, mon cousin³⁾, lequel incontinent à l'entrée de nostre propos se jette sur

3) Philippe Prats, secrétaire d'Etat, stond in de bijzondere gunst van Aartshertog Albertus. Hij was het, die in 1598 Albertus als secretaris vergezelde, toen deze zijn bruid ging afhalen. Van groot gewicht in dezen is voorts het feit, dat Prats door zijn huwelijk met Marie van Eeckeren, dochter van Robert van Eeckeren en Anna de la Faille, in familiebetrekking kwam te staan tot Daniel van der Meulen. Zie hiervóór, blz. 346, de genealogische tabel van enkele leden en aanverwanten van de familie De la Faille.

[p. 353]

la paix, protestant du désir qu'il avoyt qu'elle fût faicte, parle du mariage du Cardinal avecques l'Infante, des conditions du Cardinal, qu'il estoyt prince doux, bénigne et tel que pour la paix on ne scauroyt désirer aultre, affable, sa vie comme un horologe, toutes ses heures employées à certain exercice, desquelles les quatre voire bien souvent les cinq employées à donner audience à tout le monde. Après long discours, tasché à m'attirer à quelque ouverture; ma responce fut en termes généraulx, que nous ne pouvions nous persuader, qu'on traicta ce mariage à bon escient, au reste je me tins clos, sans enfoncer matière, ne parlant qu'en termes généraux et en gros.

Sur le disner je fus mené au logis de Monsieur Richardot, qui me fit grand acceuil. Nous estions seulz à table, luy, une sjeune fille et un filz, mon beaufrère et moy, la table fut servie de cincq valetz. Durant le disner nous ne parlasmes que propos communs, de nostre guerre, de la France, des navigations par derrière le Nort et aultres. Après estre sorty de table il commanda que tout le monde sortît, et qu'on le laissât seul, renvoyant tout le monde pour ne luy donner des interruptions.

L'entrée de son propos fut qu'on m'avoyt trompé soubz le prétexte de la maladie de mon beaufrère, qu'il avoyt eu grande envie de parler à moy et discourir des remèdes de nos maux, que ces maudites guerres avoyent tant duré, qu'elles avoyent tout ruiné, apparentes de continuer jusques à la totale subversion de l'Estat, si Dieu n'eût inspiré le coeur du Roy de prendre résolution de se deffaire des Pays-Bas, et les donner à sa fille en faveur de son mariage avecques le Cardinal, que c'estoyt l'unicque moyen pour oster les deffiances, réunir les courages, faire sortir les estrangiers, et par une bonne paix ramener dans le pays l'ancienne splendeur et félicité, me prie et conjure par la passion de nostre Seigneur, le devoir que je deboys à ma patrie, la compassion de tant de misères, et danger de tout l'Estat, de l'ayder et luy déclarer, si je ne scavoys aucun moyen pour sortir de tant de misères et arriver à une bonne paix.

Ma réplicque qu'il ne devoyt rien de semblable attendre de moy, que j'estoys homme privé, qui n'avoys aucune function publicque, ou part dans l'Estat, et conséquement nulle créance et authorité.

[p. 354]

Rich.: qu'il scavoyt très bien que je n'estoys employé, mais que j'avoys réputation d'estre homme de rayson et amateur du bien de l'Estat, que j'avoys cognoissance de l'Estat et propos semblables qu'on at coustume de dire à gens qu'on flatte, me conjurant de l'ayder.

D.V.M.: que je protestoys devant Dieu et le monde, que j'aymoys ma patrie, et le bien de tout l'Estat, dans lequel mon party estoyt comprins, et que je seroys content d'employer mon sang, et la vie mesme pour sa prospérité et repos, qu'estant inférieur à plusieurs en aultres qualitez, je me mettoys au rang des premiers, et ne cédoys à personne en affection et amour vers le public, mais qu'il scavoyt le party que je portoys, que je prétendoys mourir pour la querelle en laquelle j'estoys eslevé, et ne voudroys pour chose du monde avoir dit ou pensé chose que luy fût préjudiciable.

Rich.: que jà à Dieu ne playse, qu'il voulsit tromper, où me persuader de faire tort à moy mesmes, ou à mon party, qu'il n'estimeroyt jamays homme qui abandonneroyt son party, qu'il me prioyt et conjuroyt que je l'aydasse à bien faire, qu'il avoyt tant vescu que sa mort ne pouvoyt guerres tarder¹⁾, que les choses demourans en guerre il scavoyt que sa postérité et enfans se ruynoynt, et qu'on ne les pouvoyt sauver que par la prospérité de l'Estat, qu'il estoyt désormays temps d'embrasser les occasions qui se présentoynt pour faire sortir les estrangers et avoir un prince dans l'Estat.

D.V.M.: que le fondement sur lequel il bastissoyt l'espoir de paix n'estoyt receu par deçà, qu'on ne croyoyt point que le Roy se voulsist deffaire de ces pays, que je le croyoys aussy peu, qu'il me sembloyt, soubz correction qu'ores que le Roy d'Espagne par affection et amour, qu'il portoyt à sa fille, voulsist luy quitter les Pays-Bas, il en seroyt empesché par son Conseil, et raysons d'Estat, q'on scavoyt les prétentions du Roy, qui depuis son advenement à la couronne avoyt eu tousjours l'esprit et pensées bandez pour se paver le chemin à la monarchie, qu'il avoyt eu ce dessein dépendu une bonne partie de ses trésors, qu'il

1) Zijn pessimistische voorspelling ten spijt stierf Richardot eerst den 3en September 1609.

[p. 355]

n'avoyt aultre moyen d'y parvenir, que par ces pays, qu'il tenoyt comme une citadelle plantée dans les flancs de la Chrestienté, que par nous il avoyt estably ses correspondences et la révérence de son nom et grandeur en Allemagne, Oostlande, Pologne, Swede, Denemarche et aultres pays, qui sans la possession de ces pays parleroyent d'un Roi d'Espagne comme d'un prince des Indes, qui ne leur scauroyt faire ny mal ny bien, qu'il n'avoyt moyen de faire guerre en France ou en Angleterre que par nous, auquelz il devoyt le succès de ses armes en Italie, pour estre si voysins des plus nobles parties de la France, que à tant de foys que nous jettions une armée en Piccardie, tous respects de dehors venus à cesser, les Franchoys accourroynt au feu, laissant beau jeu à ceux qui faysoynt pour l'Espagnol en Italie, que ce seroyt se renfermer dans les estroictes limites d'Espagne, et s'oster les moyens de défendre ses Estatz d'Italie, quand le Franchoys viendroyt à rompre avecques luy, que les Pays-Bas sont comme la base de sa grandeur, que le prince ne scauroyt faire un tel changement sans esbranler son Estat, et que la possession de ses Indes luy demeureroyt bien mal asseurée¹⁾; que toutes ces raysons et aultres me persuadoyent fermement, que le Conseil d'Espagne ne s'accorderoyt jamays à une telle résolution, qu'ores qu'on me répliquât, que ces raysons venoyent à cesser, parce que de donner les pays à sa fille n'estoyt les aliéner, qu'ilz demeuroynt en sa mayson, et qu'on establiroyt une conféderation et association, qui serviroyt aultant à l'Espagne que la propriété, que partant je ne scauroys changer discours, que l'affection des princes n'estoyt comme de particuliers, qu'ilz n'aymoyent personne que leur Estat, que l'obligation du sang ne leur estoyt rien, qu'on scavoyt le partage que l'Empereur Charles avoyt faict à sa fille Marie, et ce Roy présent à sa fille mariée au Duc de Savoye, lequel ayant embarcqué mal à propos en une guerre si dangereuse, l'avoyt laissé là comme la plus

1) De laatste regels haalt Fruin in zijn ‘Tien jaren’ ('s-Gravenhage, 7e dr., 1910, blz. 361, noot 1) aan met de opmerking: ‘Geen tijdgenoot, zoover ik weet heeft het belang, dat Spanje bij het bezit der Nederlanden had, zoo juist aangewezen als Daniel van der Meulen’.

[p. 356]

estrangère du monde¹⁾, que les princes choississans amvs ou ennemys ne regardent que leur intéres particulier, lequel venant à cesser ny à obligacion si grande au monde qui les retienne, que l'Océan qui sépare l'Espagne d'avecques nous est si large que nécessairement l'intéres de l'un et l'aultre Estat estant diversifié, les bonnes correspondences et confédérations ne scauroyent durer guères.

Rich.: qu'il confessoyt que mes raysons estoynt bonnes, qu'il entendoyt que princes n'ont aulcune affection, qu'ils n'aymoint enfans ny parens, mais leur seul Estat, aussy que c'estoyt un très mauvays conseil pour Espagnolz, et que s'il estoyt Espagnol, il ne le conseilleroyt jamays au Roy, que ce changement sembloyt si estrange, que mesmes plusieurs par deçà ne le croyoint, mais que luy le croyoyt, parce qu'il en scavoyt, et ce qu'il avoyt veu; qu'il y avoyt plus de neuf moys que Son Altèze luy avoyt faict l'honneur de le luy communicquer et demander son advys, si les Estats le gousteroynt, à quoy avoyt respondu qu'il en respondoyt, et que tout le monde seroyt fort ayse d'estre séparé de l'Espagne, mais qu'il estoyt besoing qu'on se hastât sans user des longeurs d'ont le Conseil d'Espagne estoyt accoustumé d'user, lesquels seroynt fort dangereux en cest affaire, que depuis il avoyt eu occasion de s'en asseurer davantage, non seulement parce que le Cardinal en avoyt proposé, que parce qu'il s'estoyt confié en luy, et qu'estoyt passé par ses mains, qu'il estoyt bien vray que la dépesche du Roy n'avoyt esté encores veue, au moins qu'il ne l'avoyt encores vue, et qu'il croyoyt qu'elle n'estoyt venue, mais qu'elle ne pouvoyt tarder d'arriver²⁾, qu'il n'y avoyt aulcune apparence que le Roy voulsist tromper le Cardinal, qu'estoyt sa nourriture et comme son enfant nourry en son giron, que se pensant feindre en chose de si grande conséquence, on ne ruynoyt pas seulement le Cardinal, mais on ruynoyt l'Estat tout à faict, que eux mesmes, qui s'employoyent pour le Roy et le Cardinal, l'aban-

1) Maria, dochter van Karel V, huwde den 13en September 1548 den later keizer geworden Maximiliaan II; Catharina, dochter van Philips II, trouwde den 6en November 1585 Karel Emanuel I van Savoye; zie ook hiervóór blz. 352, noot 2.

2) Het verdrag van afstand der Nederlanden werd eerst den 6en Mei 1598 te Madrid geteekend.

[p. 357]

donneroynt et leur seroyent contraires, que si on trompoyt, le Cardinal estoyt trompé comme les aultres, et que sur la damnation de son âme il croyoyt que le mariage estoyt si asseuré que nous estions en vie, que le Roy après avoir dépendu tant de millions et estant désormays vieu se lassoyt et vouloyt mettre la Chrestienté en repos, qu'on voyoyt que Dieu ne vouloyt qu'un prince fût trop grand, qu'il avoyt borné les limites de chasque Estat, qu'il layssoyt sans ces pays encores des royaulmes et estatz assez à son filz, qu'il importoyt qu'il en jouyt paysiblement, et que présupposant la vérité de ceste proposition, il me prioyt de luy dire si je ne voyoys aulcune apparence que nostre party voulsist ployer à quelque accort pour prévenir les malheurs qui menaçoyent tout l'Estat.

D.V.M.: que je ne pouvoys respondre de chose que n'estoyt de mon maniement, qu'il y avoyt cependant une infinité de gens de bien, qui aymoyent la paix et le repos, qui ne fauldroynt de s'y employer quant ilz le pourroyent faire avecques asseurance du party, qu'ilz portoyent, mais que l'homme de bien ne veult tromper son party, qu'il ne debvoyt trouver estrange qu'intimidez par les exemples passez, on avoyt toutes leurs façons de faire pour suspectes, et qu'on finoyt les colloques, que nostre Estat et la composition d'iceluy estoyt tout aultre que le leur, qu'un prince peult faire traitter de payx ou de trêves, les feindre et les rompre sans se faire tort, que nous ne le pouvions faire de mesmes, qu'eux avoyent tousjours tasché de nous affiner par cest avantage abreuvans le peuple par le nom annellé de repos et paix, et employans le renouvellement et la mémoire de l'auctorité et majesté du prince pour l'esbransler, et puis le débaucher du tout, que les divisions passés nous servent d'exemple; prié de dire si doncques je ne scavoys aulcun moyen où ouverture, je réplicque que je trouvoys la première entreveue bien la plus difficile et puis le point des asseurances.

Rich.: qu'il entendoyt assez qu'il faloyt traicter à bon escient sans tromper son compagnon, que le bien de l'Estat le requéroyt ainsy, et qu'il falloyt bien qu'on donnât asseurance de ce qu'on traictoyt, si doncques nostre malheur estoyt tel que ceste maudite deffiance nous osteroyt tousjours les moyens de nous veoir et nous pleindre les ungs aulx aultres pour aviser aux remèdes!

[p. 358]

D.V.M.: que c'estoyt folie de penser que les Estatz traictassent jamays avecques le Roy d'Espagne, que c'estoyt une chose tout résolue et receue comme loy fondamentale de nostre Estat, de n'escouter jamays ambassade, messages, où lettres venans de la part du Roy d'Espagne, ou de ceulx qui s'advouoynt venir de sa part, que ceste difficulté me sembloyt présentement moindre, puis que le Roy d'Espagne se vouloyt deffaire de ces pays, qu'il estoyt question qu'il le fit de faict, et que les Estats Généraulx s'assemblans pour leur intéres et pour le règlement de tout l'Estat députassent de leur corps et de leur auctorité quelques personnages agréables et cognus pour remonstrer par deçà l'intention qu'ilz avoyent et les moyens qu'on avoyt pour donner contentement réciproque.

Rich.: qu'il m'entendoyt et quant on le feroyt ainsy, quel moyen y auroyt pour nous asseurer.

D.V.M.: que c'estoyt bien le principal noeud de l'affaire, et qu'en premier lieu ils debvoyent considérer la personne de Monseigneur le Conte Maurice de Nassau, lequel par sa valeur et mérites estoyt monté si hault qu'il ne pouvoyt estre moindre, qu'ilz s'abusent bien, s'ilz avoint une seule pensée de l'oster du lieu, où il est, aussy qu'il avoyt telle auctorité dans l'Estat, qu'il n'y avoyt moyen de le faire, qu'une bonne partie de l'asseurance qu'on pourroyt donner à nos Estats en général et à ce Seigneur en particulier consistoyt à le laisser là, où il est et ne changer rien des gouvernemens, Estats, Magistrats du pays et villes, ny en l'ordre de leur police et religion.

Rich.: qu'il consideroyt bien combien il seroyt difficile de vouloir faire changement dans nostre Estat, que pour avoir une bonne paix il estoyt besoing de donner contentement, qu'on s'accomoderoyt à tout moyennant que de nostre costé on se mit aussy en debvoir, recognoissant l'Infante pour princesse et le Cardinal pour prince, pour réunir par ce moyen toutes les pièces de l'Estat et en faysant sortir l'estranger le remettre en son ancienne splendeur et prospérité.

Sur ce propos pour sonder de plus près leur intention je me mis à louer leur résolution et pris occasion de faire un long discours des héroicques vertus et conditions de Monseigneur le Conte Maurice, sa mangnanimité, résolution,

[p. 359]

valeur et belle modération, que pour traicter ils ne scauroyent rencontrer au monde un subject moins dangereux, que c'estoyt un prince de parolle et de foy, s'il y en avoyt un au monde, qu'ayant une foys engagé sa foy, il n'y auroyt occasion de doubter qu'il contrevînt à sa promesse; que nostre Estat luy devoyt beaucoup, et qu'on estoyt obligé - - ores qu'on n'en parlast point de son costé - - de luy faire sentir les fruicts de ses travaulx, que s'ils avoyent envie d'establir une bonne paix à bon escient dans le pays, ilz n'avoyent meilleur moyen pour la faire gouster aux principaux des nostres et au peuple que d'embrasser ce Seigneur, luy faire des biens, establir sa mayson, et l'enrichir sans faire tort à Monseigneur le Prince d'Oranges, son frère¹⁾, que le Roy d'Espagne avoyt dépendu en ces guerres tant de milions mal à propos, qu'il faloyt pour récompenser ce Seigneur, et le bien de la paix, employer encores quelque argent bien à propos.

Rich.: que voirement puis qu'on avoyt dépendu tant de millions pour nous ruïner, il faloyt encores dépendre pour attaindre à un si bon but que la paix et la réunion des pays, qu'on avoyt moyens assez, et qu'on feroyt ce qu'on vouldroyt, moyennant qu'on se résolût à s'accomoder par ensemble, m'asseure de sa volonté et affection, me prie que je l'aydasse, sans toutefoys faire tort à moy mesmes, ou à ma foy, que jà Dieu ne plaisît, qu'il me voulsit persuader aultrement, que de son costé il y apporteroyt tout ce qu'il avoyt d'industrie ou crédit, mais qu'il craignoyt que soubz ombre de vouloir escouter les Estats Généraulx nous ne cherchions aultre chose, et qu'on voulût esmouvoir le monde, me conjure par ma foy et le deboir que je debvoys à Dieu et au monde que je n'abusasse point de son zèle, et que je ne le ruïnasse point, que je scavoys que les conseils venans à sortir aultres effectz, qu'on ne se propose, on s'attacquoyt ordinairement aux ministres, qui les avoyent mises en avant.

D.V.M.: que je faysoys profession de rondeur et que seroys mary de tromper, aussy que je ne pouvoys pleiger les effects de choses qui n'estoynt de ma conduitte, qu'il

1) Philips Willem was met Aartshertog Albertus mee naar de Zuidelijke Nederlanden gekomen.

[p. 360]

debvoyt entendre que d'ordinaire les hommes qui manient l'Estat oultre le soing du publicq ont encores un but particulier, qui diversifie les humeurs et le discours, que je m'asseuroys que parmy eux y en avoyt qui seroint maris si on faisoyt sortir l'Espagnol, qu'il ny avoyt rien de nouveau si parmy nous on trouvoyt aussy quelque diversité d'humeurs et d'intentions, mais que la vérité demeuroyt tousjours vue, et que je m'asseuroys que venant à estre proposée chose, que fût recognue bonne et salutaire pour tous, le nombre de gens de bien portans soing du public se trouveroyt tousjours le plus grand.

Telle fut la substance de la première conférence, et ne trouvoys bon d'enfoncer pour ceste foys plus avant, seulement que parmy aultres discours je dis qu'ilz n'avoyent jamays monstré de nous aymer beaucoup et puis qu'ils avoyent envie de faire mieux à l'advenir et qu'ilz cognoissoyent la deffiance qu'il y avoyt parmy nous, je m'estonnoys pourquoy ilz ne commançoyent à nous donner goust de leur intention, commençant parce qu'estoyt en leur pouvoir, qu'estoyt de donner un peu plus de liberté aux pauvres gens qui demeuroyent soubz leur obéissance, et qu'on trouvoyt fort estrange l'exécution de ceste pauvre fille, qu'on avoyt faict mourir depuis peu de moys en çâ¹⁾, que depuis vingt ans on n'avoyt rien veu de semblable, et qu'ores qu'on eût continué tousjours telles exécutions, qu'on les devoyt faire cesser sur le point que les ambassadeurs, qu'on avoyt sollicité par toutes les cours de l'Europe, devoynt arriver, que ce seul exemple suffisoyt pour responce à tous, et esclaircissoyt le monde de leur intention; à quoy me respondit que luy avoyt trouvé aussy l'exécution estrange, et que le Cardinal ne l'avoyt faict mourir, demandé qui doncques l'avoyt faict, me respondit le Conseil de Brabant²⁾.

1) In 1597 werd Anna van den Hove te Brussel levend begraven, omdat zij den gereformeerden godsdienst beleed.

2) Na het gesprek met Richardot bezoekt Van der Meulen nog denzelfden dag - volgens aanteekening in zijn voorloopig journaal - een aantal vooraanstaande personen in Brussel. Hij wint verscheidene informaties in, zonder zelf veel los te laten.

[p. 361]

Le XXe ditto

Disné chez le secrétaire Praetz, qui bancquettoyt le président Richardot, Assonville, Drincwaert, l'audiencier Vereycken, le président van Acchelen, Veranneman, Houst, Salinas, le commis Hingenen^a), filz de feu Monsieur de Grobbendonc, et beaufilz de Monsieur Richardot, Moriensart, Boot, Engien, Conte, Grimaldi et aultres¹⁾. Tout le monde me caressa, et y beuvoyt on à grands traicts, et force santez. Entre aultres quelqu'un²⁾ buvoyt à moy la réduction et réunion des pays. Je réplicque qu'on ostât ceste condition, et que je ne la buvroys jamays, qu'on combatoyt encores pour l'avantage, mais si on buvoyt à moy la réunion, le bien et prospérité de l'un et de l'aultre Estat, que je buvroys de bien bon coeur, et que je pleygoys l'affection de tous ceux de deçà; la compaignie trouva mauvayse ceste façon, dont il s'excusa, disant, qu'il avoyt entendu réduction par volonté, je réplicque que nous cognoissons ce mot de réduction et qu'il avoyt une longue queue.

Un aultre³⁾ me demande si je pensoys que la Princesse

a) In hs. abusievelijk Hongenen gespeld.

1) Het illustre gezelschap van magistraatspersonen, dat Prats ter eere van de overkomst van zijn oom Daniel van der Meulen uitnoodigde, bestond dus uit de heeren: Richardot, president van den Conseil Privé, Christophe Assonleville, lid v.d.C.P., Johan van Drenckwaert, thesaurier generaal, Louis Verreycken, audiencier, Igram Achlen, lid v.d.C.P., Ferdinand Veranneman, lid v.d.C.P., Antoine Houst, lid v.d.C.P., Ferdinand Salinas, lid v.d.C.P., Conr. Schetz de Grobbendonck, zoon van Gaspard, echtgenoot van Françoise Richardot, commies van Financiën, François le Vasseur, heer van Moriensart, secretaris v.d.C.P., Jean de Boot (of Boodt), secretaris v.d.C.P., Guillaume d'Enghien, secretaris v.d.C.P., Aimery le Comte, secretaris v.d.C.P., Simon de Grimaldi, secretaris v.d.C.P.

2) Volgens aanteekening in het voorloopig journaal is hier Boot bedoeld.

3) Volgens aanteekening in het voorloopig journaal is de steller van deze vraag Prats.

[p. 362]

d'Espagne devoyt venir par mers. Je réplicque que je venoys pour en apprendre des nouvelles, si on luy bailleroyt pasports, qu'estant de retour en Hollande, je leur manderoys des nouvelles, mais que si elle venoyt, elle seroyt la bien venue et qu'aurions cest avantage sur eux de la recevoir et luy bayser les mains les premiers, sur quoy on se print à rire. Au reste propos communs et de table.

Au sortir de table Monsieur le président Richardot en partant me tira appart, et dit qu'il avoyt veu Son Altèze, à laquelle il avoyt fait rapport de tous les propos que je luy avoys tenu, et dit que nous tenions son mariage et le transport des Pays-Bas pour une chose feinte, de quoy elle s'estoyt prise bien fort à rire, disant que si on trompoyt, qu'on le trompoyt, mais que la chose estoyt aussy asseurée, qu'il vivoyt, à quoy auroyt réplicqué qu'il ne trouvoyt nostre opinion estrange, puis que plusieurs de delà commançoyent à en doubter, qu'il estoyt nécessaire qu'il se monstrât bien tost en aultre habit, que la longeur estoyt dangereuse, à quoy auroyt respondu, qu'il scavoyt, que cela devoyt venir d'ailleurs.

Après me dit que Son Altèze me vouloyt veoir, je m'en excuse; débat des raysons de mon refus, à la fin je dis puis qu'on le vouloyt, je ne faysoys aussy difficulté de luy bayser les mains. Sur cela après salutations réciproques il me dit en partant qu'il avoyt encores à parler à moy.

Le XXIe ditto

Monsieur Richardot mande à mon beaufrère, que s'il se pouvoyt deffaire du lieu, où il estoyt, il viendroyt seul disner avecques luy, sinon qu'il viendroyt l'après-disner à deux heures me trouver.

Nouvelles de l'arrivée du Général des Cordeliers, venu de Paris en ce jours¹⁾. Je fus mené en la salle de présence, où je vis venir ledit général, accompaigné seulement d'ung jeune moyne, et entrer en la chambre du Cardinal.

Après disner à deux heures Monsieur Richardot venu,

1) Bonaventura Calatagirone, generaal der Franciscanen, had opdracht van den Paus als bemiddelaar op te treden bij de vredesonderhandelingen tusschen Frankrijk en Spanje.

[p. 363]

me dit la venue du Cordelier, demandé des nouvelles qu'il portoyt, me respond qu'il avoyt parlé à luy et receu de ses mains quelques mémoires, mais qu'il avoyt esté interrompu, et ne scavoyt encores ce qu'il apportoyt.

Delà entrez en propos de la paix, je commance à luy dire que nous n'en avions encores parlé qu'en gros, et superficielement, que pour la faire gouster, il faloyt venir plus avant. Prié de dire ce que je vouloys dire, je réplicque, qu'il y avoyt une infinité de gens de bien retirez de leur pays, desquels les uns avoyent eu entremises de l'Estat, les aultres non, mais estimoynt bien d'estre capable, que je désiroys entendre quel contentement on vouldroyt donner tant à eux pour leur charges et conscience qu'au peuple pour la conscience, à ce que je jugeois, ce propos l'altera un peu, et respondit qu'on nous lairroit en toute liberté tels comme nous sommes, et qu'on les laissât tels qu'ils estoyent, qu'on feroyt restitution des biens, que chascun jouiroyt du sien, qu'on pourroyt librement aller et venir, faire ses affaires en vivant sans scandale, qu'il croyoyt qu'on ne vouldroyt donner plus grande liberté par deçà. Je réplicque que c'estoyt mal commencer, qu'il se trouveroynt 100 U hommes refugiez tant en Hollande qu'ailleurs, qui ne vouldroyent faire ce tort à leur postérité et à eux mesmes de demourer tousjours estrangers.

Rich.: qu'ilz auroyent charges par deçà.

D.V.M.: Que cela ne venoyt ainsy à propos qu'on avoyt obligacion de ne nous abandonner, que tant de gens de bien qu'avoynt esté en charges honorables, ne vouldroyent faire ce tord à eux mesmes, de demourer comme estrangers dans leur pays et dormir soubs la veille de ceulx qui ne l'aymoynt point, ou bien de demourer à jamays exilez, et que vivre comme inhabiles en sa patrie estoyt plus grief que l'exil.

Rich.: qu'il faloyt faire quelque chose pour le public.

D.V.M.: que je le croyoys, et qu'on me pourroyt persuader de me faire crucifier pour l'Estat, mais que cela n'auroyt point de lieu vers le général, qu'il faloyt venir à conditions tolérables, que cela mesme estoyt l'asseurance de la paix et le plus utile au prince, mesmement que Messieurs les Estats de deçà ne jugeront jamays d'estre asseurez, si on ne communiquoyt la républicque à ceulx de leur party et donnoyt liberté de religion pour le moins ès places où il y avoyt nombre de gens de la religion, qu'ilz enten-

[p. 364]

doyent assez que si jamays on gaignoyt cest avantage sur nous, de recognoistre un prince, que ce seul nom bigaroyt et entamoyt leur Estat et que nécessairement il convenoyt pour leurs seurtez trouver un contrepoix pour bilancer ce danger, qu'il n'y avoyt moyen d'oster la deffiance, si on n'avoyt gens de nostre party dans les Conseils, et si les nostres n'estoynt receus en charges, et la religion libre, et qu'encores ayant tout cela, l'avantage demeuroyt de leur costé, si on s'opiniâtroyt à cela et qu'on voulût tenir leur Estat clos, puis entamer le nostre, ou jugeroyt que ce ne seroyt une paix, mais une suspension d'armes, reculer pour saulter plus loing et cercher moyens pour surprendre son compagnon, que je désiroys scavoyr ce qu'on estoyt déliberé de faire sur ce point. Il me dit qu'on n'en avoyt point parlé. Sur cela survint son beaufilz le Sieur de Hingen. Après honnestes offres et m'avoir la cognoissance de Monsieur de Hingen¹⁾, me dit que Son Altèze me parleroyt le lendemain, et qu'il avoyt encores à parler à moy.

1) De hernieuwde kennismaking is eenigszins bevreemdend, omdat de schoonzoon van Richardot toch ook den vorigen dag bij het diner van Prats aanwezig was.

Le XXIIIe ditto²⁾.

Le matin à 8 heures je fus pour bayser les mains à Monseigneur le Prince d'Oranges, lequel estoyt party ce matin et ne devoyt retourner de quatorze jours³⁾.

Disné chez le commis Rouck en bonne compaignie⁴⁾. Le Marquis de Havré envoye son sécrétaire me prier que je le voulusse veoir le devant-disner, ou bien sur les quatre heures. Je le suis allé trouver sur le soir. Il me recuillit amiablement, disant qu'il avoyt esté adverty de ma venue par lettres, se jette incontinent sur la paix avecques dé-

2) Hoewel in de kladminuut de dateering doorloopt, heeft Daniel van der Meulen reeds in de minuut deze dusdanig gewijzigd, dat 22 Januari komt te vervallen.

3) Philips Willem.

4) Het gesprek ten huize van Guillaume de Rouck, sinds 1582 commies van Financiën, loopt volgens aanteekening van Van der Meulen grootendeels over de positie der Jezuïeten in de Nederlanden.

[p. 365]

monstration d'un grand zèle et désir, qu'il avoyt de la veoir establie, grandes exclamations et protestations de son affection, l'intéres qu'il y avoyt, sa qualité, richesse, premier Seigneur du Conseil, oncle du Duc d'Arschot, Arembergue, Bossu, le Conte de Solre^a), parent des aultres, qu'il vouldroyt se confiner dans sa mayson après avoir esté autheur d'un si grand bien, se présente de venir en Hollande en personne, asseure qu'on fera la paix en huict jours, monstre copie d'une lettre, qu'il avoyt escrit par deçà sur ce subject, qu'il estoyt désormays temps ou jamays de faire paix, que l'occasion perdue ne se recouvreroyt jamays, si on ne la faysoyt, serions cause que l'estranger demeureroyt, dissipation de l'Estat, une paix honteuse, qu'on ne pouvoyt et ne vouloyt faire la guerre à la France et à nous tous ensemble, qu'on fît sortir les estrangers, qu'on en estoyt si las que nous; gens qui n'ont pas d'intérest ne veullent la paix, qu'ilz ont raison, puis qu'ils proffitent par la guerre; reproches du passé, la foy publicque violée, les sermens rompus, les temples abatus, son frère prisonnier¹⁾.

Je respons que je ne demeureroys court à luy respondre,

a) In hs. ‘Sorre’ gespeld.

1) Charles Philippe de Croy, markgraaf van Havré, lid van den Raad van State, betoonde zich bij diverse gelegenheden een groot voorstander van vrede tusschen Spanje en de Nederlanden. Den brief, waarop hij in zijn gesprek doelt, heeft hij inderdaad eenige maanden later naar Prins Maurits verzonden. Vgl. Resolutiën Staten-Generaal (uitg. Japikse), X (R.G.P. 71), blz. 41, 42 (3 Sept. 1598); J. Wagenaar, Vaderlandsche Historie, XI (Amsterdam, 1753), blz. 11.
Over de familiebetrekkingen van het huis Croy nog het volgende: een dochter van Havré's broer Guillaume was voor de tweede maal gehuwd met Philippe de Croy, graaf van Solre. Zijn neef Charles voerde sinds den dood van zijn vader, Havré's broer Philippe, in 1595 den titel van hertog van Aerschot. Diens zuster Anne had tot echtgenoot Charles de Ligne, prins van Arenberg. Een andere zuster Marguérite was de vrouw van Pierre de Hennin, graaf van Boussu.
Havré's broeder Philippe de Croy, hertog van Aerschot, stadhouder van Vlaanderen, werd einde October 1577 door de Gentenaren gevangen genomen.

[p. 366]

qu'il y avoyt eu de fautes, mais que les plus capitales estoyent de leur costé, que le peuple avoyt faict le veau eschappé, mais que les aigreurs avoynt commancé de leur costé, qu'aussy tost que nostre Estat avoyt esté réglé, la réputation de modération nous demouroyt, qu'on ne faysoyt difficulté de recevoir en charges et Estatz gens de l'une et l'autre religion, moyennant qu'ilz fussent gens de bien et d'honneur, que si quelqu'un vouldroyt soubstenir le contraire, on l'estimeroyt un fat, un sot, et mutin, qu'ilz ne faysoynt rien de semblable, qu'entrer en ces disputes estoyt former un playdoy, duquel on ne sortiroyt jamays, qu'il falloyt dire peccavimus et advyser aux remèdes. Parlant de la sortie de l'estranger, je me doubtoys qu'il entendoyt qu'on luy lairroyt encores quelque domicile par deçà, mais parce que j'ay depuis aprins du mesme et aultres, il me semble l'avoir mal entendu. Je demande s'il pensoyt qu'on ottroyât quelque chose sur le faict de la religion; dit que non, qu'on cognoissoyt l'humeur du peuple, qui en somme seroyt maistre, et pour bonne mine qu'on fît, qu'il s'asseuroyt qu'en la ville d'Anvers y avoyt encores deux mille Hugenots, en Tournay, Valenciennes et aultres lieux à l'advenant, que les retirez estoynt qui faysoyent tout le mal, et qui nourrissent la guerre. Je dis en riant que doncques se déchargant l'Hollande de si mauvoys garçons, le restant se porteroyt mieulx pour eulx. Il respondit, qu'il entendoyt bien mieux ce mistère, que les Estats ne le vouldriont jamays, et qu'il y avoyt danger, que le proposant tant seulement, on ne causa quelque disordre, que nous avions tant de villes pour estre à nostre ayse, que nous ne missions trouble à la paix.

Discours des honneurs et qu'on vouloyt laisser ses enfans en la possession qu'on avoyt receu de ses ancestres, et comme il réplicquoyt qu'il seroyt content de vivre privé en sa mayson, je luy demande s'il y vouloyt aussy obliger son filz. Il dit que non, à quoy je respons qu'il ne devoyt trouver estrange qu'aultres estoyent aussy de son opinion. Illation, réplicque, protest de vouloir faire la paix généralle, et si on le trouvoyt bon, qu'on la traictât en France par intercession du Roy de France, ou bien qu'il viendroyt en personne vers nous, et qu'il s'asseuroyt que venant en conférence on la feroyt en dix jours. Admonesté que n'estions en Espagne, qu'il se faloyt patronner sur nos voysins, France, Allemagne et Pologne, dit que les Françoys

[p. 367]

n'avoynt jamais tenu ce qu'ils avoyent promis aux Hugenots, que la mayson d'Austriche n'avoyt jamays rien accordé, qu'on tiendroyt promesse, réplicqué sur l'exemple de Vienne et aultres villes du temps de Maximilian, se mit après à louer la personne du Cardinal, dit luy avoir parlé de ma personne et qu'il faloyt que je parlasse à luy, qu'il me présenteroyt, sur ce je respons, qu'on me vouloyt faire parler à luy le lendemain. De cela un peu esmeu, me demande pourquoy je m'estoys ainsy feint à luy. Je dis que je n'estoys feint, mais n'ayant rien à dire au Cardinal, je jugeoys que cela n'importoyt de rien; me prie à disner pour le lendemain; je m'en excuse; prie que je ne parts sans le veoir, et de disner avecques luy le dimanche.

Souppé chez Monsieur Malineus (?) et compaignie¹⁾.

1) De naam van den gastheer is niet duidelijk te lezen in het hs., waarin ter plaatse verbeterd is. Bedoeld is hoogstwaarschijnlijk Charles van Male, schepen en burgemeester van Antwerpen, later admiraliteitsraad en onderhandelaar te Vervins.

Le XXIVe ditto

Le matin on me vint dire que je vinse en court, où Monsieur Richardot me trouvant en la chambre de présence, me dit que je demeurasse, que Son Altèze me feroyt ap peller. Le Marquis de Havré me vint dire le mesme et puis sortant me dit que Son Altèze estoyt empesché avecques le Cordelier et qu'elle vouloyt que je luy parlasse après disner, à troix heures. Richardot sortant, me dit le mesme me priant de le voir avant que partir.

N. m'advertit que M., qui m'avoyt fort caressé et cognu de jeunesse, avoyt dit qu'il me cognoyssoyt de jeunesse, qu'on avoyt mal choisy en moy, que j'estoys homme qui ne duisoys en ce lieu, qu'on feroyt bien de me renvoyer bientost²⁾.

Je fis estat de parler au Cardinal le lendemain. Nous disnâmes chez Monsieur Hertsens (?) en grande compaignie³⁾. A table monhomme me vint dire que je me pré-

2) Volgens de kladaanteekeningen van Daniel van der Meulen was de zegsman Henri van Etten, president van de Rekenkamer van Brabant. Een en ander kwam hem ter oore door zijn neef Prats.

3) De spelling van dezen naam varieert in de drie hs. Vermoedelijk is Daniel van der Meulen hier te gast bij Jan Hertsen, echtgenoot van Jacqueline de la Faille. Zie voor haar het genealogische overzicht van de familie De la Faille hiervóór, blz. 346.

[p. 368]

sentasse en Court, où arrivé et me trouvant en peine de ce que j'avoys à dire au Cardinal, pour m'acquittant de mon debvoir ne l'offencer point, on me fit entrer de la chambre de présence en une aultre, et delà dans un petit cabinet, où je trouve le Cardinal seul, appuyé du dos contre une table. Après une longue révérence il me faict signe que je m'approchasse, ce qu'ayant faict à deux pas près, je m'arreste pour scavoyr s'il parleroyt le premier, et m'appercevant qu'il attendoyt parolle de moy, je luy dis en langue lattine - - laquelle on m'avoyt advysé que je parlasse d'aultant qu'il ne parle encore le franchoys - - ces propres mots, que je m'estoys proposé de luy dire, s'il me convenoyt parler le premier à luy.

Serenissime et Illustrissime Princeps, Domine Clementissime, Persuasum sibi habent multi viri boni, S.T. misertam calamitatum Belgii non afferre ex Hispania ea consilia, quae nos jam tot annos miserum in modum exercuerunt, sed studia pacis, amorem reipublicae, quae jam futura est tua, et heroicos illos spiritus illustrissimae et nobilissimae familiae Austriacae vere tanto fastigio et majestate dignos; in primis avi Ferdinandi, et patris Maximiliani, quorum prior condonans privatas offensas et injurias reipublicae, conscientiis subditorum, et publicae quieti ita prospexit, ut etiam illi principes, qui a relligione Romana diversi abierant et hostilia induerant, illum non imperatorem sed communem patrem patriae agnoscerent, alter vero omnium quotquot fuerunt principum maximus, singulari sapientia, prudentia, bonitate et egregia moderatione hoc evicit, ut non inter Germanos solum suos memoria ejus sacrosancta, sed toto Christiano orbe in delitiis habeatur. Eo nomine ego quoque, Serenissime Princeps, gratulor S.T. nuptias et novum principatum, Deumque optimum Maximum precor, ut nova haec facies reipublicae non tantum privatim S.T. laudi, gloriae et monumento apud posteros, verum etiam publice universo Belgio fausta et foelix sit. Quod tunc demum futurum est si S.T. sepositis partium studiis se non iis tantum, qui illam agnoscunt et obviis studiis exceperunt, benignum et man-

[p. 369]

suetum principem exhibeat, verum si certis rationibus illustri Domino Comiti Mauritio Nassavio, adversarum partium duci, Dominis Ordinibus Confoederatarum Provintiarum, exulibus Brabantis, Flandris, coeterisque qui in contrariis partibus fuerunt, publice et privatim persuadeat S.T., si de pace conveniat, non minus illorum quam coeterorum rationem habere, illorumque dignitatibus, commodis, immunitatibus, privilegiis et libertati relligionis consultum velle, ut animis diuturno hoc bello civili, quodammodo efferatis, utrimque delinitis spe meliorum temporum, et proemiorum, quae honeste ex republica petuntur, una cum memoria pristinae foelicitatis, redeat quoque amor concordiae et obsequii, adeoque misera et lacera Belgica, quae jam tabulas sui naufragii circumspicit, tuis auspiciis in unum corpus coalescat. Quod ad me attinet, quem S.T. nihil tale promeritum sacro suo aspectu et alloquio dignata est, offero S.T. studium, et qualecunque obsequium meum, quatenus salvo juramento, et salva fide, qua partibus meis obstringor, mihi erit integrum. Orans et obtestans S.T. ut hunc meum animum non aversata tali me lege inter infimos cultores sui nominis patiatur recipi.

Ad haec Princeps respondit Latine agere se mihi gratias pro gratulatione, se multa audivisse de prudentia, strenuitate et virtutibus Comitis Mauritii, qui apud vos exercitus dux est, privatim se illi cupere bene consultum, et eo nomine se velle illi et coeteris omnibus qui istic sunt gratificari in omnibus.

Respondi de securitate precipue laborandum, et si velit consilia sua procedere sternendam viam et persuadendum tam D. Comiti quam DD. Ordinibus serio rem agi, quod futurum est, si non in terminis generalibus commendentur bona pacis, sed si specialius aliquid proponatur, ut principes reipublicae et plebs ipsa intelligant, quam tandem conditionem habituri sint, deterritos homines exemplis superiorum temporum omnia suspecta habere, et abhorrere ipsum nomen pacis, nobis non eadem esse integra, quae regibus et viris principibus, qui absque ullo detrimento suae rei pro arbitrio instituunt et abrumpunt tractatus pacis vel induciarum, nobis omnia esse metuenda, nec temere quicquam movendum, et alia plura ad istam mentem.

Princeps: aliam longe nunc esse rationem quam olim, matrimonium suum auferre rationes diffidentiae, nihil esse

[p. 370]

quod quispiam ab illo sibi metuat, sibi statutum revocare pristinam foelicitatem, petere se ut bonam operam navarem et D. Comiti et coeteris testarer suam voluntatem.

Respondi me quamquam privatum facturum officium meum, et narraturum tam D. Comiti quam DD. Ordinibus ea quae audivissem, optare tamen me, ut specialius aliquid proponatur.

Princeps: si de platico colloquio, inquam, conveniat, reliqua facile processura.

Il parla assez largement, mais parle si bas que la plus part ne fut de moy entendu. Aussy la conférence d'aultant que le langage estoyt forcé, procédoyt pesamment, et après avoir ainsy parlé d'une part et d'aultre, il me pria à la fin que je fisse bon devoir pour la paix, et ainsy prennant mon congé, partis arrière de luy. En la chambre de présence je trouve Monsieur Moriensart¹⁾, qui se mettant à discourir avecques moy, me dit, que le Cordelier rapportoyt le lieu de la conférence à Vervin, et qu'ilz espéroient la paix. Discours libres des inconvéniens d'une paix particulière et le bien de la générale. On parloyt d'envoyer en France le Marquis de Havré, Don Francisco de Mendoza, ammiranté d'Arragon, Richardot et l'audiencier Verreyken, mais on se doubtoyt que les deux premiers n'y iroyent point pour la première foys²⁾.

1) François le Vasseur, secretaris van den Conseil Privé. Zie ook hiervóór, blz. 361.

2) Inderdaad werd noch van de diensten van Havré noch van die van Francisco de Mendoça gebruik gemaakt. Richardot, Verreycken en Johan Baptista de Tassis, lid van den Raad van State, en Oorlogsraad in de Nederlanden, vertegenwoordigden den koning van Spanje en Aartshertog Albertus bij de onderhandelingen te Vervins.

Le XXVe ditto

Disné avecques Monsieur le Marcquis de Havré en compaignie de l'Abbé de Marolles, qui est du Conseil d'Estat et d'un secrétaire du Conseil Privé dit Conte de nation henuyer³⁾. Long discours de la paix et raysons comme les

3) Frédéric d'Yve, abt van Maroilles, was een der voornaamste gedelegeerden geweest van de Staten-Generaal bij de besprekingen te Keulen in het jaar 1579, om tot een algemeenen vrede te komen tusschen Spanje en de Zeventien Provinciën. Na het afbreken der vredesconferentie verliet de prelaat weldra de partij der rebellen en verzoende zich met Spanje. Uit den tijd van de onderhandelingen te Keulen dateerde echter zijn omgang met mannen als Adriaan van der Myle, lid van het Hof van Holland, Elbertus Leoninus, lid van den Raad van State, kanselier van Gelderland, Jan van de Warcke, toen nog pensionaris van Antwerpen, en Philips, graaf van Hohenlohe. Vgl. E. Valvekens, De Zuid-Nederlandsche Norbertijner abdijen en de opstand tegen Spanje (Leuven, 1929), blz. 195-203. Zie voor den secretaris van den Conseil Privé, hiervóór, blz. 361.

[p. 371]

précédentes. Monsieur de Marolles renouvellant la cognaissance que j'avoys eu de luy à Cologne, protestoyt qu'il estoyt pauvre moyne, mais que l'affection vers la républicque luy demeureroyt tant qu'il vivroyt; récits de choses passeés, plainctes que ceux d'Artoys et Haynault durant le traicté de Cologne s'estoyent engagez en une paix particulière¹⁾, que sans cela on faysoyt la paix généralle, qu'il avoyt porté quelques années la pénitence de son affection, demourant comme renfermé dans sa mayson, demande de Monsieur le Conte de Hohenloo, Van der Mijlen, Leoninus et Wercke, conditions du feu Conte de Lummene(?)²⁾. On boyt à la réunion, paix et prospérité de toutes les provinces. Le Marcquis et l'Abbé boyvent la santé du Monseigneur le Conte Maurice. L'Abbé demande si Son Ex^ce. vouldroyt bien boire la sienne. Je respons qu'ouy quant il viendroyt à propos, que c'estoyt un prince, qui n'avoyt aulcune aigreur.

Me prie que je fisse le récit à son Ex^ce. qu'à la rendition de Hulst³⁾ un des principaux des nostres dit à un aultre de son party: ‘tuez tous vos prestres et nous cravanterons tous nos ministres, et puis nous nous accorderons bien par ensemble’, qu'il ne prennoyt playsir à se trouver en tel

1) Den 17en Mei 1579 teekenden de Staten van Henegouwen en Artois in de abdij van St. Vaast te Atrecht het verdrag van ‘reconciliatie’.

2) Met den overleden graaf van Lummene kan niemand anders dan Guillaume, graaf van der Marck, baron van Lummen, beter bekend onder den naam van Lumey (14 Oct. 1542-1 Mei 1578) bedoeld zijn.

3) 18 Aug. 1596 moest Hulst voor den Spanjaard zwichten.

[p. 372]

lieu pour aymer sa peau entière; me demande s'il s'oseroyt bien monstrer en Hollande. Je respons que Monsieur de Marolles avoyt meylleure réputation que nul aultre d'entre les gens d'église, qu'on se souvenoyt encores du zèle qu'il avoyt aultrefoys monstré, et qu'on s'asseuroyt, qu'il luy estoyt encores demourée quelque gouste de bonne volonté, que venant en Hollande avecques paspoort, qu'il y seroyt caressé et honnoré, sur ce il proteste, qu'il ne fut ny ne seroyt jamays aultre qu'il n'avoyt esté de tout temps, et qu'on le trouveroyt tousjours amy de paix et affectionné pour réunir les courages, mays qu'il fût asseuré que sa religion luy demeureroyt entière.

Monsieur le Marquis se plaint, qu'on les avoyt offensez. Je sustenoys que nous estions les intéressez, et que le tord avoyt commencé d'eux. A quoy il réplicque en riant, faut-il doncques que le batu paye l'amende? Je dis que le playdoy dureroyt trop, qu'il faloyt oublier le passé et adviser aux moyens de donner contentement les uns aulx aultres. Discours de la modération de deçà, qu'en l'élection qu'on faysoyt des personnes aux Estatz et Magistratz on ne regardoyt à leur religion, mais seulement à leur capacité et bonnes qualitez, que mesmes on connivoyt à plusieurs choses, que ceulx, qui estoyent attrappez en quelque messe, payoyent quelque légère amende, qu'on ne scauroyt nier que c'est advantage nous demeuroyt sur eux, et que de leur costé ils ne faysoyent rien de semblable.

Au sortir de table le Marquis et l'Abbé me firent une assez longue presche de paix, qu'il faloyt faire sortir l'estranger, dont dépendoyt l'asseurance de nostre Estat, que demourans en guerre, il tenteroyt l'extrémité, et nous serions perdus les ungs et les aultres; paix de France, restitution des places aux Franchoys¹⁾. Le Marquis y adjoustoyt l'intérest qu'il avoyt, ce qu'il y avoyt à perdre, se présente de venir en personne par deçà, prie qu'on se souvînt sur toutes choses de commancer le traicté de paix en France, sans permettre qu'on le laissât entamer par deçà; me communicque la copie de la lettre, d'ont il m'avoyt

1) De clausule in het vredesverdrag van 2 Mei 1598 te Vervins gesloten, betreffende de teruggave der veroverde plaatsen, bevestigt het hier uitgesproken vermoeden.

[p. 373]

parlé¹⁾. Entre aultres propos il parloyt de la grande envie qu'avoyt Monseigneur le Prince d'Oranges à la paix, qu'il luy avoyt dit en gaudissant, qu'il ne fît estat d'estre jamays gouverneur d'Hollande et Zélande, mais qu'il se contentast d'estre chastelain à Bréda. A quoy il auroyt respondu qu'il ne luy chaloyt, moyennant qu'on peut arriver à une paix, qu'il avoyt grande rayson de désirer la paix, qu'on le layssoyt avecques peu de moyens, pour entretenir son estat, qu'il n'estoyt plus temps d'oster Monseigneur le Conte Maurice du lieu, où il estoyt, qu'il le faloyt laysser. Après beaucoup de propos joyeux, je prens mon congé avecques grans acceuils et offres d'amitié.

J'allay visiter le secrétaire Pratz; presche de paix, hayne des Espagnols, nommément de Diego d'Iverra²⁾.

Delà je me suis trouvé au logis de Monsieur Richardot, qui m'avoyt mandé; me dit que la conférence seroyt à Vervin, qu'il avoyt receu commandement de Son Altèze d'y aller, avoyt tasché de s'en excuser, mais ne l'avoyt sceu faire, qu'il avoyt déclaré à Son Altèze le besoing qu'on avoyt d'une paix et qu'il la feroyt s'il pouvoyt.

Je luy dis que je trouvoys estrange qu'on s'assembloyt à Vervin, place de la France, qu'on faysoyt volontiers pour la réputation telles assemblées en lieux neutres.

Rich.: en souriant me respond, qu'on avoyt esté sur ces formalitez, mais qu'on avoyt eu esgard au légat du Pape³⁾, qu'y s'y devoyt trouver, lequel estant légat en France, n'en pouvoyt sortir sans ordre exprès de Sa Saincteté, à laquelle ils portoyent le respect, et aussi que Vervin n'estoyt qu'une meschante place, et presques soubz leur sauvegarde. Demandé si Monsieur Villeroy y seroyt, respond que non, dont il estoyt mary, pour avoir aultrefoys traicté avecques luy, mais qu'on avoyt promis, qu'il y viendroyt après, que

1) Zie hiervóór, blz. 365.

2) Diego de Ibarra, inspecteur-generaal bij het Spaansche leger, was een der invloedrijkste raadgevers van den hertog van Parma. Ook later bracht hij talrijke hervormingen aan in de militaire administratie. Meermalen was hij met een zending naar Frankrijk belast, terwijl hij in 1598 Albertus naar Spanje vergezelde. In 1600 verliet hij de Nederlanden.

3) Alexander di Medici, kardinaal van Florence.

[p. 374]

les députez estoyent Messieurs de Bellièvre et Sillery, qu'il cognoissoyt le premier, mais non le dernier, demande si j'avois sa cognoyssance¹⁾.

Continuant nostre propos sur ce subject, je luy dis que je n'avoys jamays faict aultre estat, sinon c'este conférence se feroyt, mesmes que le Roy de France la désireroyt, ores qu'il n'eust envie de rien conclure, quant ce ne seroyt pour en faire son prouffit, vers ses alliez, qui y devoynt venir en mesme temps, et ores qu'ils fissent une paix particulière avecques la France, qu'il n'y auroyt grand avantage, pour eux, mais qu'ils seroyent les premiers à s'en repentir; que je croyoys fermement que la France feroyt la paix dès le lendemain, si elle pensoyt que nous demeurissions en guerre entre nous, qu'elle avoyt envie de faire prouffit de nos armes, comme on avoyt faict des siennes, que la paix ne se pouvoyt faire sans luy rendre les places prises sur la frontière, lesquelles la découvrent, et couvrent l'Artoys et Haynault²⁾, que les Françoys ne les scauroyent reprendre que par une longue et pennible guerre, que les rendant par un traicté de paix, il les avoyt à bon marché, que le Roy auroyt tousjours moyens de nous faire couler de gens de guerre, et paravonture des moyens, que nous ferions la guerre avecques plus de discomoditez, mais aussy avecques plus d'animosité et aigreur, qu'on trouve tousjours prétextes pour rompre et commancer la guerre, qu'il y avoyt danger, quand on nous verroyt bien acharnez les ungs contre les aultres, qu'on commenceroyt le jeu de plus belle, et qu'en lieu de perdre une place, on ne perdît de provinces entières, que la guerre continuant contre nous, la peur et le danger feroyent tousjours les provinces d'Hay-

1) Den 4en October 1597 hadden er voorloopige besprekingen plaats gevonden in de omgeving van Atrecht tusschen Richardot en den Franschen secretaris van Staat Nicolas de Neufville, heer van Villeroy door bemiddeling van den Franciscaner generaal Bonaventura Calatagirone. Vgl. J. Nouaillac, Villeroy (Paris, 1909), blz. 372. 7 Februari 1598 verschenen de ambassadeurs van den koning van Frankrijk - de in 1599 tot kanselier benoemde Pomponne de Bellièvre en Nicolas Brûlart, heer van Sillery - met den pauselijken legaat en gevolg te Vervins. Den volgenden dag kwamen met Calatagirone de Spaansche onderhandelaars aan.

2) Zie hiervóór, blz. 372.

[p. 375]

nault et Arthoys chatouilleuses, qu'ilz n'avoynt moyen d'establir le nouveau Prince que par une paix généralle et me souvenant que le Marcquis de Havré avoyt recommandé avecques si grande instance qu'on commençât le traicté de paix en France, sans le laisser venir par deçà¹⁾, pour sonder s'ilz avoyent mesme but et intention, je luy demande si paravonture Messieurs les Estats goustoyent quelque communication, s'il l'estimoyt plus à propos la commencer en France où par deçà.

Rich.: qu'il confessoyt, que le meilleur expédient seroyt de faire une paix généralle, et qu'il s'y employeroyt de tout son pouvoir; sur la demande du lieu de la communication, il s'arresta un peu, à la fin dit, qu'ilz aymeroynt tousjours mieux de faire la paix générale que particulière, que ce leur estoyt tout un, où on la traictast, moyennant qu'on la fît, que le choix du lieu demeureroyt aux Estatz, qu'eux estions(!) contens qu'on la négociât, par le Roy en France, ou sans le Roy par deçà.

D.V.M.: qu'on avoyt desjà tant de foys parlé de faire une paix généralle, qu'il s'estonnoyt n'avoir jamays ouy parler de la Royne d'Angleterre, à laquelle les Estats avoyent tant d'obligacions, et sans laquelle on n'entreroyt jamays en communication de traicté, que je le prioys de me dire comment ilz estoyent avecques elle et s'ilz n'avoyent encore jamays communicqué avecques elle, ou luy envoyé quelque député de la part du Cardinal.

Rich.: que la Royne avoyt bien sagement pourveu à la seurté de son royaulme, ayant nourry le feu partout, pour ce tenir à l'abry, qu'il y avoyt un peu plus de difficulté pour ceste dame que des aultres, qu'elle c'estoyt monstrée fort obstinée, et leur avoyt faict beaucoup de maux, qu'ils scavoynt bien que le Roy de France ne l'aymoyt guères, toutefoys puis qu'on se résolvoyt à une paix généralle, qu'on seroyt content de traicter avecques elle, comme avecques les aultres.

D.V.M.: que ce seroyt s'abuser trop grossièrement de penser que les Estatz seriont jamays si mal advysez de penser seulement, d'ouïr parler de traicté ou de paix, moins s'engager en quelque communicquation ou ouverture de

1) Zie hiervóór, blz. 372.

[p. 376]

paix ou trèves, sans le sceu, consentement, et intervention de ladite dame, laquelle avoyt telle part dans l'Estat et l'obligation si estroicte, qu'on ne feroyt rien sans elle, que Messieurs les Estats n'estoynt si nouveaux pour faire un tel pas de clercq, qu'il y auroyt danger qu'ayant ouvert la bousche pour traicter, ils ne les quitassent là, pour les ayant mis mal avecques la Royne, semer de la deffiance, et avoir le marché à leur advantage, que je désiroys scavoyr, si personne n'avoyt encores esté envoyé vers elle.

Rich.: me dit que non, mais que depuis peu il l'avoyt conseillé de le faire, et qu'on estoyt pour le résouldre, demandant si la personne de Monsieur le Marcquis d'Havré me sembloyt propre.

Delà nous nous mettions à discourir de nostre paix, sur quoy je luy commence dire, que nous avions desjà tant de foys esté en communication de ceste paix, et qu'on m'avoyt prié de faire le raport à Son Ex^ce. et aulx Estats de l'affection et bonne volonté, que j'avoys découvert en Son Altèze, et aultres personnages de l'Estat, que je ne fauldroys à mon retour de faire de tout fidel et loyal rapport, déclarer comment on m'avoyt attiré, et ce que j'y avoys ouy et apprins, mais qu'on me bailloyt le subject bien maigre, si on me renvoyoit avecques termes si généraux, que j'estoys en danger, si je faysoys parade de ce que j'apportoys, qu'on me tiendroyt pour homme de peu de jugement et esprit, qui s'estoyt laissé renvoyer avecques une poignée de fumée, qu'on ne fauldroyt à me réplicquer, qu'ilz entendoynt ceste presche de paix aussy bien que les aultres, qu'il n'y avoyt rien si doux que la paix, rien si misérable que la guerre, qu'il y avoyt autant à dire d'une guerre civile à une estrangère, que de la paix à la guerre, que ce qu'il m'avoyt dit du surplus estoyt peu de chose, que les Estats ne se tiendroyent jamays asseurez, si on ne donnoyt contentement aux exilez, qui faysoynt partie de leur Estat, et ausquels ils estoynt obligez par confoedération, que tant qu'ils demeureroynt ainsy acculez, on estimeroyt qu'on ne marcheroyt de bon pied, que ce n'estoyt rappeller une amnistie de Trasibule, communicquer la républicque à tous les citoyens, mais guetter les occasions, pour surprendre son compagnon, qu'il y avoyt deux liens qui forcoyent les hommes, la conscience et les honneurs, qu'il estoyt impossible les avoyr pour amys, ne les obligans par là, que

[p. 377]

sans cela les Estats de deçà ne le pouvoynt faire, sans se faire tord, qu'il faloyt avoir part dans les Conseils et personnages autour du prince, pour veiller que rien ne se fît à leur préjudice, et si on marchoit de bon pied, asseurer leur party de la bonne volonté du prince; que le Roy de France estant souverain avoyt néantmoyns ployé au besoing de son royaulme et subjects, auquels ayant donné toute liberté de conscience, il avoyt esté forcé de communicquer encores depuis naguerres toutes les charges et honneurs de l'Estat, s'il n'aymoyt rentrer en une guerre civile, que le(s) plus bandez pour la religion jugeoynt, qu'en leur fermant la porte des honneurs, on leur débauchoyt plus d'hommes que par la guerre, que la condition de leur Estat n'estoyt meilleure que celle de la France, que l'exemple seul les mettoyt au tort, que je le prioys de me dire jusques à où on se vouldroyt eslargir, pour la religion, aux honneurs et charges. Sa responce fut qu'on n'en avoyt encores parlé. Cependant survint le Marquis de Havré, pour le prendre dans son cosche, et le mener en sa compaignie aux nopces du Marcquis de Lullin, qu'on célébroyt à ce soir¹⁾. En partant je dis que je partoys le lendemayn. Il me pria de le voir encores ores que ce fût à quatre heures, et que je le trouveroys dans le lict.

Le soir je souppay au logis de Monsieur Drincwaert, trésorier général des finances. Il y avoyt bonne compaignie, et force dames; propos de toutes sortes et de table, grandes caresses, santez et grands traicts pour la réunion et paix des Pays-Bas²⁾. Au sortir de table il discouroyt long temps sur le mariage de l'Infante, les raysons pourquoy il le croyoyt, la grande despence de 160. milons d'or, la grande distance, et que le Roy tirera par une confédération et amitié plus davantages que par la propriété, que la trafficque et comerce est un puissant bien pour la maintenir, que gouvernant le pays de si loing, on faysoyt des faultes, et le rendoyt au mal affectionné; amour vers sa fille, elle

1) Zie hiervóór, blz. 352.

2) Volgens de reeds meermalen genoemde kladaanteekeningen vroeg de secretaris van den Conseil Privé Boot excuses voor zijn vroegere houding tegenover Daniel van der Meulen; zie hiervóór, blz. 361.

[p. 378]

avoyt esté obéissante, s'est contentée que son maisnée avoyt esté marrée tant d'années devant elle, la conscience du Roy, mauvays partage de Ferdinand, récompense en la personne du Cardinal, par le mariage de sa fille et le transport des pays.

Discours et louanges du Conte Maurice, de nostre ordre et police.

Le XXVIe ditto

Le matin je trouve Monsieur le président Richardot au lever de son lict, lequel me dit que le Marquis de Havré nous avoyt le jour de devant empesché la continuation de nostre conférence, qu'il estoyt bien ayse de me veoir avant que partir, me flatte, loue mon jugement, et la liberté dont j'avoys usé.

Je le prie de me dire quelque chose sur les difficultez, que je luy avoys mis en avant, qu'il estoyt principale personne de l'Estat, qu'il me le perdonnât, si je ne pouvoys recevoir en payement ce qu'il disoyt ignorer, qu'il n'y avoyt rien en l'Estat, qu'il ignoroyt, qu'il scavoyt aussy, si on se vouldroyt eslargir au faict de la liberté de religion. Sur cela il faict une grande et longue protestation de son affection et zèle, m'asseurant qu'on trouveroyt en luy ce qu'on vouldroyt, qu'il ne vouloyt point qu'on se fît tord, si on demandoyt des seurtez, qu'on les donneroyt et générales et particulières, nommément à Monseigneur le Conte Maurice luy laissant le rang et estatz qu'il tenoyt, et en particulier pour l'establissement de sa mayson, et quant aux aultres particuliers qui se trouveroynt intéressez, que je les asseurasse, qu'on leur donneroyt subject pour se contenter, mais que recevant toutes ces satisfactions, qu'il n'y avoyt aulcune rayson de vouloir troubler leur Estat, qu'il vouloyt parler rondement et me déclarer, qu'il n'avoyt aulcune opinion qu'on obtînt changement au faict de la religion. Sur la réplicque que je faysoys, que je ne vouloys point m'opiniâtrer pour toutes les villes, où jamays n'y avoyt eu exercice de la religion, mais qu'il faloyt considérer les circonstances, que nous n'estions en Espagne, qu'il faloyt avoir esgard, à la nécessité de l'estat, que tant de miliers retirez n'avoyent envie de se faire ensevelir en terre estrangère ou vivre en leur patrie sans religion, qu'on tenoyt les armes, et qu'ores qu'ils fissent semblant de

[p. 379]

donner contentement, aux provinces, où ilz n'avoynt aulcun pouvoir, elles n'estimeroynt jamays estre asseurées, si on ne donnoyt aussy contentement à ceulx, qui s'estoyent perdus pour leur querelle, que leur cedant l'avantage de la recognoissance du prince, toutes les asseurances estoyent pour eux. Sa responce fut comme devant.

Je dis que j'estoys mary de les veoir ainsy acculez, qu'il y avoyt apparence que les Estats n'estimeroynt jamays estre asseurez, si on n'obtenoyt ce point, néantmoyns que ce n'estoyt à moy d'en juger, que ce que j'en avoys dit, estoyt de mon mouvement, jugeant que puis qu'on m'avoyt tiré à ceste conférence, je ne pouvoys moins faire que dire mon opinion, que je feroys fidèle rapport de tout. Il me pria de faire bon debvoir et mettre ceste coronne sur ma teste d'avoir esté instrument d'un si grand bien. Sur ce que je luy disoys que ce n'estoyt point de moy, qu'on pouvoyt espérer chose si grande. Il dit qu'il ne vouloyt point que je me fisse tort, qu'on ne vouloyt tromper, qu'on demandoyt choses aultant nécessaires et utiles aux uns qu'aux aultres, promesses, offres d'amitié, eau bénite de cour. Après avoir pris mon congé, je me retire.

Entre aultres propos parlant de la France et luy demandant qu'elle opinion il avoyt de la paix, Monsieur Richardot me dit bonne, et qu'à la dernière foys estant en conférence avecques les Franchoys, l'un des députez luy avoyt dit, que leur prince estoyt prince de foy et promesse, et que pour chose du monde il ne vouldroyt fayllir à ce qu'il avoyt promis à ses alliez; interrogué si doncques ceulx de deçà ne vouloynt entendre à une paix, si on demoureroyt tousjours en guerre, il auroyt respondu, qu'on feroyt ce qu'on pourroyt, mais tout venant à faillir, le Roy son maistre ne lairroyt de faire ses affaires.

Sur le soir Monsieur d'Assonville envoye vers moy le secrétaire Praetz me prier de le voir. Je le vis bien tard, après estre sorty du Conseil; acceuils, mon colloque avecques Son Altèze, son affection, sortie des estrangers, ruine du pays, qu'il ne se fault tenir aux extrémitez, que les armes sont journalières, cedimus inque vicem prebemus crura flagellis¹⁾, qu'on avoyt trop faict de follies à l'appétit des estrangers, qu'estions membres d'un mesme corps,

1) Persius, Sat. IV: 42.

[p. 380]

que les deux tiers du peuple estoynt morts, que nous ruiner les uns les aultres estoyt establir l'estranger, longue presche de paix, fondée sur le mariage et le transport des pays, raysons comme les précédentes, ses recommandations à tous ceux de deçà, et prière de faire bon debvoir.

Ma responce fut presques de mesme comme les précédentes, concluant qu'il faloyt se haster et faire paroistre que le Roy d'Espagne quittoyt les Pays-Bas, puis assembler les Estats généraulx, desquels seuls dépendoyt le remède de nos maux. Il me dit en me serrant la main que telle estoyt leur intention et qu'on s'assembleroyt.

Je luy demande si ceulx d'Artoys et Haynault n'avoyent encores apporté leur résolution sur la proposition qu'on leur avoyt faicte de la part de Son Altèze. Il me dit, qu'ouy, que les députez d'Haynault estoyent arrivez ce matin et ceulx d'Artoys le soir, qu'ils l'estiont venu saluer, devoyent disner le lendemain en sa compaignie, me prie d'y venir pour prendre leur cognoissance. Je m'excuse sur mon partement¹⁾; interrogant si leur résolution estoyt conforme à celle de Brabant, me dit qu'ouy, et qu'ilz remercient Dieu de l'inspiration donnée au Roy, et qu'on pourvoiroyt à tout en une assemblée des Estats généraulx. Les députez de Flandre n'estoynt encores arrivez, mais on les attendoyt le lendemain.

1) Van der Meulen laat zich dus niet verleiden opnieuw een dag langer te blijven.

Le XXVIIe ditto

Party de Bruxelles vers Anvers, y arrivé le mesme soir. Les lettres de change de 750 Uv″ payables les moys de janvier, febvrier et mars, à 250 Uv″ par moys, arrivez, et devoynt commencer à conter l'argent le lendemain²⁾.

2) Zie hiervóór, blz. 350.

Le XXVIIIe ditto

J'avoys besoing pour mon particulier de séjourner encores quelque 10 ou 12 jours en Anvers, mais en esgard à ce qu'on m'avoyt dit, je jugeoys estre de mon debvoir d'haster mon voyage, et me représenter dans la Haye³⁾.

3) Een afschrift van een paspoort voor drie maanden (G.A. Leiden, Coll. v.d. Meulen, No. 26: 2) van den Kardinaal voor Daniel van der Meulen en twee dienaren, tot het vereffenen van zaken in Antwerpen, gedateerd 21 Juli 1598, wijst er o.i. op, dat de Leidsche koopman ditmaal zijn particuliere belangen heeft behartigd.

[p. 381]

Le XXXe ditto

Je suis arrivé à la Haye, où j'ay faict rapport ce mesme jour à Son Ex^ce. et à Monsieur l'Advocat^a).

Pendant mon séjour à Bruxelles par communications estroites que j'ay eu avecques quelques personnages de qualité j'ay apprins:

Qu'on est résolu de faire la paix avecques la France, à quel pris que ce soyt, voire de rendre Calaix, Ardres, et Blavet en Bretagne, que sans la paix de France il est impossible d'establir leur affaires et tenir en dévotion les provinces.

Discours de ce qu'on feroyt, si on ne pouvoyt faire paix avecques la France: ruiner la frontière, sans permettre que personne y demourât, loger 10 U hommes ès garnisons pour acculer les Franchoys, qui trouvans un pays dénué, seront contraints de mener grond charoy, et encore le convoy des vivres leur demeureroyt comme impossible, et brief jugent qu'ils n'auroynt moyen de forcer leurs villes.

Ainsy faysant leur demoureroynt encores XII U ou XIIII U hommes avecques lesquels ils nous attacqueroynt de deux costez, prennant une place sur le Rin plus hault que Berck, ruineroynt tant qu'ils peuvent de nostre pays, romproynt le commerce tant icy qu'en Espagne, pour mettre le peuple en désespoir et l'esmouvoir¹⁾.

Disent estre bien informez que ce ne sont que peu de chefs en chasque province qui sont aulteurs de la guerre,

a) De rest van de pagina is onbeschreven. Een onderteekening is niet aanwezig.

1) Met deze plannen zijn in overeenstemming de handelsverboden van November 1598 en Februari 1599 in Spanje en de Zuidelijke Nederlanden, alsmede de aanval van den admirant van Arragon op onze Oostelijke grenzen, waarbij tevens Rijnberk zelf hem in handen viel. Vgl. J.H. Kernkamp, De handel op den vijand, II (Utrecht, 1934), blz. 227-231.

[p. 382]

que les provinces ne s'accordent point, et qu'il ne fault qu'une bonne addresse pour les désunir.

On a faict des remonstrances au Roy de fournir 500 Uv″ par an, avecques lesquels, et ce que le pays y mettera, ils s'obligent d'équipper et entretenir 50 navières de guerre, lesquelles, comme ils se promettent, nous feront plus de guerre et d'empeschemens que XVI U hommes par terre¹⁾.

Les provinces d'Haynault et d'Artoys fort impatientes de la guerre et de leur désolation, parlent librement et murmurent.

Grand arrierage des gens de guerre, dispersez par les villes. Il seroyt impossible au Cardinal de faire marcher 6 U hommes, si on ne les paye. La paye de 250 Uv″ par moys est bien pour les tenir sans s'amutiner, mays qu'il fault un payement général pour les rendre obéissans aux commandemens des chefs, et les tirer de là, où ilz sont.

Ardres amutinée; Calaix et Cambray appaysez, on leur paye quelque somme par jour, sans la défalquer aux payemens, qu'on at promis leur faire tenir dans le moys de febvrier.

Les provinces ont quelque secrète intelligence par ensemble de ne rien difficulter, mais s'arrester toutes à demander une assemblée généralle des Estatz²⁾.

(A.R.A. 's-Gravenhage, Legatie-archief, No. 901.)

1) Vgl. J.H. Kernkamp, t.a.p. II, blz. 330.

2) Een vergadering van de Staten-Generaal der Zuidelijke Provinciën heeft eerst in 1600 geleid tot een samenkomst van gedeputeerden uit het Noorden en het Zuiden. Spoedig kwam echter uit, dat ook deze onderhandelingen, te Bergen op Zoom gevoerd, allerminst een voor beide partijen bevredigend resultaat konden opleveren.
Uit dit naschrift blijkt opnieuw, met welk een bijzondere handigheid Daniel van der Meulen - in dit geval tegen wil en dank diplomaat - te werk is gegaan bij het inwinnen van waardevolle inlichtingen voor zijn partijgenooten.