Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 57
(1936)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 227]
| |
Brieven van Rochus Nieulandt
| |
[pagina 228]
| |
Gustaaf Adolf zulke hooge geldelijke verplichtingen op - hij moest een schadevergoeding van 1.000.000 rdr. betalen aan Denemarken en als onderpand daarvoor de zeehaven Elfsborg afstaan - dat hij gedwongen was koper uit zijn kroondomeinen te koop aan te bieden aan de Staten-Generaal. Juist in dezen tijd was er een groote behoefte aan dit metaal in ons land, zoowel voor het gieten van geschut, als voor de in vele steden sterk opkomende koperindustrie. Zoo waren de omstandigheden den Zweedschen koning gunstig en er kon na eenige onderhandeling een afspraak gemaakt worden tusschen den Zweedschen ambassadeur Van Dijck en de Staten-Generaal: 200 schippond koper zou Gustaaf Adolf tegen den prijs van 40 rdr. het schippond naar Holland zenden. Om het transport hiervan naar ons land te begeleiden werd Rochus Nieulandt aangewezen. Wij weten van hem slechts, dat hij klerk bij den Raad van State was en dat hij vroeger de gecommitteerden te velde had vergezeldGa naar voetnoot1). Allerlei werk scheen hem door de Staten-Generaal opgedragen te worden; zoo moest hij in 1621 voor het logies van den Winterkoning in den Haag zorgenGa naar voetnoot2). Veel belangrijks is ons dus niet van hem bekend, maar hij bleek handig en betrouwbaar - naar den zin van de Staten-Generaal slechts wat te hoog in zijn declaraties! - zoodat de Hoogmogende Heeren meermalen van zijn diensten gebruik maakten. Van Nieulandts eerste reis naar Zweden heb ik geen brieven gevonden; ook blijkt niet uit de Resolutiën der Staten-Generaal, dat hij zijn bevindingen schriftelijk aan haar meldde; slechts zijn instructie is nog overGa naar voetnoot3). Uit deze instructie blijkt, dat Nieulandt niet alleen werd gezonden om het verschuldigde koper uit Zweden te halen, maar ook om als onderhandelaar op te treden voor een verdere transactie: hij moest een nieuwen aankoop van 1000 schippond doen en mocht daar zelfs geld op voor- | |
[pagina 229]
| |
schieten aan Gustaaf Adolf. Bovendien kreeg zijn zending nog een politieke tint, want hij moest de toestanden in Zweden goed opnemen en de gezindheid van de aan de Oostzee gelegen Hanzesteden ten opzichte van de Nederlanden peilen; dit laatste natuurlijk, omdat het in 1616 gesloten verbond tusschen Nederland en de Hanzesteden toen reeds in de lucht hing. Zijn eerste reis naar Zweden maakte Nieulandt in 1613. Hij bleef 5 maanden weg en bracht na zijn terugkeer in September rapport uit in de vergadering der Staten-Generaal. Het gewenschte resultaat was bereikt: de 200 schippond kwam - met slechts een gering tekort - te Amsterdam aan en Nieulandt bracht ook een nieuw contract mede, waarbij Gustaaf Adolf zich, nadat hij een voorschot van 600 rdr. had gekregen, verbond 1000 schippond koper in de volgende 2 jaren, telkens bij 500 tegelijk, af te leveren. Dit contract was in Zweden met Nieulandt gesloten op 2 Juli 1613, het werd 9 Mei 1614 door de Staten-Generaal geratificeerd, nadat zij op 17 April besloten hadden Nieulandt ‘metten minsten costen’ wederom naar Zweden te zenden om het tekort van de eerste leverantie alsnog af te halen en den nieuwen voorraad in Stockholm in ontvangst te nemen. Misschien waren de Staten in hun opdracht aan Nieulandt - een instructie kreeg hij dezen keer niet - minder duidelijk geweest of wel was deze hem niet geheel naar den zin, want op 8 Mei werd in de vergadering der Staten-Generaal een memorieGa naar voetnoot1) van Nieulandt behandeld, waarin hij op verschillende punten nauwkeurige opdracht vroeg en zijn bezwaren tegen de reis, die de Staten hem over zee wilden laten doen, uitte. Op dit laatste punt echter hielden zij voet bij stukGa naar voetnoot2), op de andere punten van zijn memorie kreeg Nieulandt bevredigende antwoorden: hij kon op den ontvanger-generaal wissels trekken om den Zweedschen Koning te betalen, de voorgeschoten gelden moesten verrekend worden en er mochten geen nieuwe penningen worden ‘geavanceert.’ | |
[pagina 230]
| |
Van deze reis, die hij in gezelschap van Van Dijck maakte, en die van Juni tot November 1614 duurde, zond Nieulandt de 5 brieven, die hierachter I tot V genummerd zijn, aan de Staten-Generaal. Eén schreef hij te Lubeck, de overige te Stockholm. Wij zien, dat hij zich hield aan zijn instructie van 1613, wat betreft zijn mededeelingen over gebeurtenissen en toestanden. Politiek nieuws en nouvelles van het oorlogstooneel in Rusland hebben in zijn brieven vaak den voorrang boven de koperaffaires. Objectief beschouwt en vertelt hij alles, wat hij als ooggetuige zag of van anderen hoorde. Wij krijgen eenig inzicht in de moeilijkheden, die de Zweedsche regeering aan de scheepvaart in den weg legde, maatregelen, die Nieulandt belemmerden in zijn taak: te zorgen dat het koper op tijd naar de Nederlanden ging. Dit werd hem ook niet gemakkelijk gemaakt, doordat met de aflevering van het koper aan den koperberg steeds werd getalmd. Toch had hij succes: 13 November werd in de Staten-Generaal medegedeeld, dat de 500 schippond te Amsterdam waren aangekomen. Gustaaf Adolf had er zelfs nog een geschenk bijgevoegd: 3 stukken geschut, door hem op de Russen veroverdGa naar voetnoot1). In aansluiting op deze reis - immers het volgende jaar moest de tweede 500 schippond door Gustaaf Adolf geleverd worden -, vertrok Nieulandt weer naar Stockholm, waar hij van Juli 1615 tot Januari 1616 verbleef en veel moeite had het koper te krijgen. In zijn brieven, no. VI tot IX, wijt hij dit aan de afwezigheid van den Koning en den Rijkskanselier, die geheel in beslag genomen werden door den oorlog met Rusland en de spanning, die er heerschte tusschen Polen en Zweden, niettegenstaande den wapenstilstand. Zijn brieven bevatten veel, wat daar betrekking op heeft evenals op de internationale diplomatie. Van het koper kreeg hij slechts 300 schippond mee, de rest zou later volgen. Op verzoek van Van Dijck besloten de Staten-Generaal in Mei 1617 Rochus Nieulandt nogmaals naar Zweden af te vaardigen. Nu ging hij echter niet meer op haar kosten, | |
[pagina 231]
| |
maar in dienst van den Zweedschen Koning en wel om koper te halen, waarmee de rente van een leening, door Gustaaf Adolf hier in December 1616 aangegaan, moest betaald worden. Slechts een gedeelte bracht hij naar Holland. Ook nu hield hij in zijn brieven, geschreven tusschen Juni 1617 en Augustus 1618 - no. X tot XIV -, de Staten van alle wetenswaardigheden op de hoogte. Dit waren zijn laatste brieven, die hij in een zoodanige functie - als agent, zou men kunnen zeggen - aan de Staten-Generaal schreef. Wel ging hij later weer naar Zweden, maar zijn correspondentie strekt zich dan uit over persoonlijke aangelegenheden van Van Dijck en deze is dus voor ons onderwerp niet meer van belang. Wat de dateering van zijn brieven betreft, hierin is Nieulandt niet consequent; bij de meeste geeft hij niet aan, welken jaarstijl hij gebruikt. Uit den inhoud blijkt, dat niet alle brieven, die hij uit Zweden verzonden heeft, bewaard gebleven zijn. Zoo zijn er van zijn laatste verblijf in Stockholm, dat toch ruim een jaar duurde, slechts 5 in de liassen Zweden over, een klein aantal, als we Nieulandts vaardigheid met de pen in aanmerking nemen. Den inhoud vond ik belangrijk genoeg om dezen onverkort weer te geven. | |
I.
| |
[pagina 232]
| |
heere Ambassadeur van Dijck mede tot Amsterdam gearriveert, denwelcken ick aengedient hebbe de resolutie van mijn reys. Heeft d'selve heer goet geoordeelt ende oock alsoo begeert te reysen, soodat wij den 7en deser alhyer tot Lubeck wel gearriveert zijn, alwaer wij oock een schip hebben gevonden, dat in 2 oft 3 dagen vertreckt naer TelgyGa naar voetnoot1), zijnde omtrent 4 of 5 mijlen van Stockholm, daermede wij verhoopen onse reyse - - met Godes hulpe - - te vorderen. Nieuwe tijdinge en hebbe ick tot Hamborch niet besonders connen vernemen, dan dat Sijne Mat. van Denemarcken aldaer was geweest, sonder eenige merckelijcke zaecke verricht te hebben ende dat Sijne Mat. noch al vast besich is met Zijn groote schip, hetwelcke dus lange heeft over zijt gelegen, maar onlanx met gewelt van wintas(s)en ende ander instrumenten zoo verre gebracht zijnde, dat het tot op dander zijde overgewonnen was ende met over de 1000 marck aen touwen beseth, zijn alle de voors. wintas(s)en met touwen ende alles, wat daer was, op eenen nacht tegelijck aen stucken gesprongen ende 't voors. schip weder gaen leggen zulcx het te vooren hadde gelegen. Sijne Mat. wil noch een ander op een nieu doen bouwen ende meynt niettemin het voors. schip noch te rechte te bringen. Alhyer tot Lubeck zijn de Hensesteden bij den anderen bescreven ende oock ten deele vergadert, alsoo hare Unie van 100 jaeren - - met 72 steden gemaeckt - - nu geëxpireert is, doch en zijn maer gecompareert die van Danswyck, Rostock, der Wismer, Brunswijck, Hildesem, Lunenborch, Meydenborch, Hamborch ende Bremen. Die van Brunswijck houden zeer aen om heure particuliere zaecke, maer - - als ick verstae - - ende wert hyer zoo niet aengenomen, gelijck zij d'selve wel souden willen voerdragenGa naar voetnoot2). De respectieve gedeptueerden hebben desen | |
[pagina 233]
| |
dach reces genomen ende staet alles tusschen henluyden in zeer goede hoope. Die van Rostock zijn een dach te vooren vertrocken, omdat Sijne Mat. van Denemarcken aldaer verwacht wierde, zonder dat ick hebbe connen vernemen, waerom Sijne Mat. derwaerts treckt. Den Co. van Polen is mette geconfedereerdenGa naar voetnoot1) verdragen ende wert Sijne Mat. van Sweeden wederom metten eersten te Stockholm verwacht. Hetwelcke alle 'tgene is, daervan ick Uwe Ho. M. voor dees tijdt hebbe connen berichten, Godt Almachtich bidde, Hooge Mogende Heeren, Uwe Ho. Mo. te behouden in een gelucksalige, voerspoedige regeringhe. In Lubeck, desen IXen Juny 1614. Van Uwe Ho. Mo. gansch oetmoedigen ende onderdanigen dienaer | |
II.
| |
[pagina 234]
| |
totte doot, als tot veranderinge zouden resolveeren, hetwelcke hem doet twijffelen van groote conquesten. Hier zijn gisteren gemonstert omtrent 600 ruyters ende ettelicke compagniën te voet, die in een dach of twee naer Ruslandt vertrecken; het is al volck hyer uut het landt ende in tamelicke goede ordre. Sijne Mat. is geresolveert hem voortaen met zijn eyghen onderdanen te behelpen, dewijle het uutheemsche crijchsvolck tot al te hooge costen loopt. Sijne Mat. heeft oock doen staet maecken van alle de lasten, daermet het Rijck beswaert is ende mette crediteurs geaccordeert in drie termijnen te betalen, heeft oock te dyen ende op de laesten Rijcxdach voor alle de Rijcxstenden selffs de propositie gedaen, wel bij de 2 uuren lanck geduerende ende oock veel daermet geobtineert, zulcx, dat althans noch geestelijck noch waer(elt)lijck van eenige Co. thollen geëximeert is. De coopmanschappen zijn oock meerder beswaert, die incommen, behalve noch een nieuwe dan die der is van zeeckere legdaghen, waerdoor de Nederlantsche schippers gansch qualijck te vrede zijn, doch door de aencompste van den heere Ambassadeur van Dijck wat beeter te vreeden, die maer wacht opte compste van den heere Canseler, hetwelcke noch 3 of 4 daghen zal aenloopen, eer hij alhyer can zijn. Midlertijt zoo prepareert hem den gemelten heere Ambassadeur van Dijck om - - naer des heeren Canselers aencompste - - naer Sijne Mat. te trecken, alwaer oock voerheen getrocken is de gesante van den landtgrave van HessenGa naar voetnoot1). Hyer is oock aengecommen den bastaertzoone van den Co. Carl Ho. ged.Ga naar voetnoot2), dewelcke naer zijne thienjarige gevanckenis eynstelijck tegens eenen Poolschen graeff - - genaemt Kurefsky - - losgelaten is. Hij zal medetrecken naer Ruslandt ende aldaer generael zijn van de cavallerie | |
[pagina 235]
| |
inde plaetse van den hartoch van SaxenGa naar voetnoot1), dewelcke eerstdaechs weder hyer verwacht wordt. Sijnen hoffmeester - - genaemt Julius Plouch - - is aldaer gestorven ende tot Abo begraven. Den Co. van Polen is met de geconfedereerden verdragen ende staen de saecken noch tusschen dit Rijck ende Polen in eodem statu. Van mijn particuliere saecke can ick niet scrijven voor de aencompste van den heere Canseler, dan hebbe zoo wel verstaen van deghene, die uut 't gheberchte commen, datter wel 7 of 8000 schippont Co. copper bij den anderen legt, maer dat het noch niet can affcommen om datter geen voeder noch is onderwech voor de beesten door de lange coude ende dat over 15 of 16 dagen de sneeuw noch meer als een knie hooch gelegen heeft in alle die quartieren. Hiermede, Hooghe Mogende Heeren, bidde ick Godt Almachtich Uwe Ho. Mo. te willen behouden in een gelucksalige, voerspoedige regeringe. In Stockholm, desen XXIIen Juni 1614. Van Uwe Ho. Mo. gansch oetmoedigen ende onderdanigen dienaer | |
III.
| |
[pagina 236]
| |
500 schippont jaerlix genomen ende dat zoude nu - - om zeeckere redenen - - niet wel connen verandert werden, maer de 500 schipponden jaerelix - - al waert oock tot veele jaeren - - zouden genoch connen gelevert werden. Den heere Canseler vertreckt metten heere van Dijck mergen ofte ten lanxten overmergen naer Sijne Co. Mat., waervan hyer scrijvens comt, dat hij gearriveert is binnen der Nerve ende dat Sijne Mat. zeer verlangt naer het crijchsvolck, dat hyer nu alle dage - - alsoock van andere quartieren - - affgeschickt werdt. Ick en can geen zeeckere tijdinge vernemen, in wat poincte de zaecke in Ruslandt staen mach, wel, dat het landt in alle die quartieren zeer is bedorven ende weinich provisie voor de soldaten ende dat de Russen haer connen behelpen met een stuck broot, een weynich cnofflook ende water. Ick hebbe oock gesien ende gelesen een brieff uut Riga gescreven, inhoudende onder anderen, dat een veltoverste Gotsewitz ende den heere RasevilGa naar voetnoot1) wederom tegens den Co. van Polen in contentie waren, dat de Russen Smalenske hadden belegert, ende dat den Co. van Polen noch eenich volck bij den anderen hadde gecregen om tot haer secours te schicken, maar hadden niet geëffectueert, insonderheyt door het belech van die van PlescouGa naar voetnoot2). Onder Muscou was een commandeur gestelt over de stadt ende het crychsvolck; denselven hebben zij gedoot ende heeft moeten door de piecken passeren, zonder dat daerbij stont eenige omstandicheyt. Hiermede, Hooge Mogende Heeren, bidde ick Godt Almachtich Uwe Ho. Mo. te behouden in een gelucksalige, voerspoedige regeringe. In Stockholm, desen IXden July 1614. Van Uwe Ho. Mo. gansch oetmoedigen ende onderdanigen | |
[pagina 237]
| |
IV.
| |
[pagina 238]
| |
ordinaris thollen, die zij alreede betaelt hebben, noch voer yder weeck, die zij naleggen, betalen 20 Rijcxdalers ende den coopman ofte factoor voor zijn persoon 16 Rijcxdalers, behalven noch 3 ten hondert, dat men moet geven van 't gelt, dat ingebracht wordt; doch hebben de Hollanders ofte hare factoers, die hyer noch zouden mogen zijn, door de intercessie van den heer van Dijck uutstel van betalinge van heure legdagen gecreghen, totdat den welgemelten heere Canseler weder van Sijne Mat. alhyer zal aengecommen zijn. De burgers alhyer in deese stadt, alsoock in ander steden, en gaen oock niet vrij, want d'selve en mogen van gelijcken niet meer met hare goederen ofte waren int landt trecken om d'selve opte ordinaris jaermerckten te vercoopen ende dat op zeer groote peynen, maer en werdt evenwel bij veelen niet gelaten, die metten anderen getroest zijn de uutcoempste daervan te verwachten. Ende zoo ick alhyer van goeder hant werde bericht, zoo en maecken alle deese veranderingen geen cleyne commotie door het gansche landt, waervan de tijdt de uutcompste geven wil. Wat belangt de coperen, die commen nu alle daghe aff; men zeyt, datter voer dit jaer commen zal tusschen de 8 en 9000 schippont. Het schippont copper wert alhyer gehouden op 75 Sweetsche daler, maer om het vertreck van veele schepen ende ander vremde coopluyden meynt men, dat het wel op minder prijs commen zal. De hartoch Julius van SaxenGa naar voetnoot1) - - die generael van de cavalerie was in 't leger van Sijne Mat. van Sweeden - - is afgedanckt ende alhyer doergetrocken - - soo men seyt - - naer huys toe. Den baron van LutzGa naar voetnoot2) is van gelijke alhyer aengecommen ende corts daernaer vertrocken naer Syne Mat. Te Nycopping, daer de ConinginneGa naar voetnoot3) althans hoff hout, is aengecommen hartoch Hans CasimirGa naar voetnoot4), broeder van den jegentwoordigen Administrator, dewelcke - - soo men zeyt - - trouwen zal des Co. Caroli. H.g. voerdochter, genaemt Vrouke Catha- | |
[pagina 239]
| |
rinaGa naar voetnoot1), zijnde van haer moeders zijde van den geslachte van Beyeren. Hyer is oock uut Engelandt aengecommen eenen genaemt BureiusGa naar voetnoot2), die inder haest naer Sijne Mat. voertgetrocken is. Ende 'tgene hyer wel verhoopt was, als datter eenige Ambassade van Sijne Mat. van Groot Brittagne soude werden geschickt naer Ruslandt op hoope van vreede tusschen de Sweeden ende de Russen, verstae ick doer den voors. Bureius, dat vooralsnoch niet en zal geschieden, maer dat wel eenen Sr. Guilliam MericqGa naar voetnoot3) van wegen Sijne Mat. van Groot Brittagne naer Ruslandt is gesonden om aldaer voor de Engelsche coopluyden van wegen den stapel te handelen, hem voorts van alles te informeren, in wat poincten de zaecken daer staen om tot zijn wedercompste van alles rapport te doen. Syne Mat. van Sweeden doen bouwen in verscheyden quartieren van Sijn Rijck ettelicke nieuwe schepen van oorloch van 2, 3 ende 400 lasten; hebben oock met zeeckere coopluyden conditie gemaeckt, datse alle jaer 200 lasten polver ende voor 20.000 daler aen touw ende zeylwerck leveren moeten ende dat tot zeeckere jaeren toe. Ick hebbe oock alhyer veel groote nieuwe anckers zien lossen, die van de ijserberg affquamen ende tot dienste van de voors. nieuwe schepen alreede gemaeckt zijn. Alhyer en hebbe ick in een geruyme tijdt niet connen vernemen, in wat poincte de zaecken staen tusschen Ruslandt ende Sweeden, maer is altemet wel gezeyt geweest, dat tusschen de Russen ende Polen tot vreede zoude gearbeyt werden. Desen dach comt hyer tijdinge, dat Sijne Mat. van Sweeden de Russen een sterck fort omtrent IwanegrootGa naar voetnoot4) affgenomen heeft, alwaer een clooster inne zoude staen ende | |
[pagina 240]
| |
in'tzelve bevond, gemetselt tusschen doubel mueren, een goede quantiteyt van vyvres ende ander munitie van oorloch behalve 24 groote metale stucken, die op 't voors. fort stonden; ende is oock desen dach een schip met metale stucken geladen uut Ruslandt alhyer aengecommen. Het schijnt, dat Sijne Mat. de metale stucken wil herwaerts schicken ende ijsere in de plaets ontbiet. Sijne Mat. is jegenwoordich tot Revel ende men meynt, dat hij welhaest mocht hyer commen om verscheyden wichtige zaecken, die Sijne Mat. herwaerts roupen. Hiermede, Hooge Mogende Heeren, bidde ick Godt Almachtich Uwe Ho. Mo. te willen behouden in een gelucksalighe, voerspoedige regeringe. In Stockholm, desen naestlesten July 1614. Van Uwe Ho. Mo. gansch oetmoedigen ende onderdanigen dienaer | |
V.
| |
[pagina 241]
| |
van ick de lijste hebbe in mijn hand gehadt, daer alle de vremde coopluyden bij namen ende toenamen op geteyckent stonden om de voors. 2 Rijcxdaler inne te vorderen. Mij is oock van een goedt vrundt toegesecht een lijste bij geschrifte, in wat voughe den omslach alhyer over het gansche Rijck is gemaeckt tot lossinge van Elfsburch, dewelcke ick verhoop Hare Ho. Mo. haest zelffs te verthoonenGa naar voetnoot1). Wat belangt de tijdinge van Ruslandt, daervan ick bij 't voors. scrijven aen Hare Ho. Mo. oock mentie gemaeckt hadde, te weten van het innemen van Caporra ofte CaporeaGa naar voetnoot2), daervan hoore ick cleyn vervolch, waerover ick desen zal eindighen ende wil Godt Almachtich bidden, Hooge Mogende Heeren, Uwe Ho. M. te behouden in een gelucksalige, voerspoedighe regeringe. In Stockholm, desen IX Augusti 1614. Van Uwe Ho. Mo. gansch oetmoedich ende onderdanich dienaer | |
VI.
| |
[pagina 242]
| |
met alle het crijchsvolck vertrecken zoude, immers met zooveel, als alreede ingescheept waren; hetwelcke den schipper verstaen hebbende, is datelijck after de clippen geloopen in een plaetse genaemt ElsnapGa naar voetnoot1), zijnde van Stockholm te water 18 mijlen ende 4 groote mijlen te lande. Waerover ick, mijne brieven bij mij genomen hebbende, liet mij datelijck aen landt roeijen ende hebbe met een guide alle dien nacht gereyst tot des anderen daechs na de middach op hoope Zijne Mat. noch te mogen aentreffen. Maer alsoo Zijne Mat. al daechs te vooren was vertrocken, wierde mij geraden met een roeyjacht te volgen, seggende, dat Zijne Mat. apparentelijck wel een dach in de scharen zoude toebrengen, aleer hij alle 't volck bij den anderen hadde. Hebbe 'tzelve datelijck in 't werck gestellt, maer mede te vergeeffs, want tot Waxholm toegecommen zijnde waren daer alreede oock eenige van des Co. zijde aengecommen, die al over ettelicke mijlen van Zijne Mat. affscheyt genomen hadden seggende, die Zijne Mat. zoude willen spreecken, most tot der NerveGa naar voetnoot2) toe volgen; zulcx dat ick genootsaeckt was weder naer Stockholm te keeren ende aldaer de aencomste van den heere Canseler verwachten, gelijck hij oock noch dienzelven nacht tot Stockholm aengelandt is. Hebbe denzelven des anderen daechs gaen begroeten ende oock datelijck mijne brieven overgelevert, relaterende alle mijn wedervaren, die mij voor antwoordt gaf, dat Zijne Mat. verscheyden malen voor zijn vertreck naer mij gevraecht hadde ende overzulx oock datelijck eenen expressen - - zoo mette brieven van den heere Ambassadeur van Dijck als van Hare Ho. Mo. - - affschicken wilde. Vraechde noch, off ick oock eenige andere commissie hadde als van de coperen. Antwoerde: Neen. Seyde weder: Wel, ick hadde verstaen ende Sijne Mat. van gelijcken, dat Hare Ho. Mo. geneycht waren U alhyer een tijdt te laten. Repliceerde, dat ick vooralsnoch daertoe geen last en hadde, maer dat ick gelooffde, dat Hare Ho. Mo. wel mochten mette eerste gelegenheyt mij - - ofte diet haer zoude moghen believen - - daertoe last gheven; doch voor dees tijdt geen ander commissie hebbende als de leverantie van de resterende coperen te vorderen, versocht | |
[pagina 243]
| |
gansch dienstelijck, dat ick daermet niet langhe zoude moghen opgehouden werden. Gaff voor antwoordt: Ick wil ordre stellen, dat U deselve coperen metten eersten zullen werden gelevert. Alhyer werde ick van de coopluyden bericht, dat Sijne Mat. dit jaer wel 13000 schippont cooper uutleveren zal, daerinne gerekent 4000 schippont, die voor Zijne Mat. van Denemarcken gehouden werden ende 'tgene alrede aen de coopluyden alhyer vercoft is. Ende indyen ick de coperen metten eersten zoude mogen ontfangen, zal d'selve moeten opleggen, totdat de Hollantsche schepen uut Ruslandt ofte andere uut Hollandt weder zouden mogen aengecommen zijn. Sijne Mat. heeft van hyer veel volcx doen schepen van alderley natiën, zoowel te peerde als te voet ende verwacht noch dagelijx meer uut verscheyden andere quartieren, die alle haer rendevous op der Nerve hebben. Daer werdt staet gemaeckt, dat Sijne Mat. deese zoomer zal te velde brengen omtrent 16 of 17000 man ende Plescou belegeren, waerover desen dach een generalen be(de)dach door 't gansche Rijck is gehouden. Ick hebbe oock - - passerende door Lubeck - - den heere burgemeester BrokusGa naar voetnoot1) wesen begroeten, die mij onder anderen zeyde, dat de zaecken van de Republicque van Lubeck den laesten deser binnen Coppenhagen weder zullen aengevangen werden; de uutcompste daervan zal den tijdt gevenGa naar voetnoot2). Hiermede, Hooge Mogende Heeren, wil ick Godt Almachtich bidden Uwe Ho. Mo. te behouden in een gelucksalige voerspoedige regeringe. In Stockholm, den XVIIIen July 1615. Van Uwe Ho. Mo. gansch oetmoedigen ende onderdanigen | |
[pagina 244]
| |
VII.
| |
[pagina 245]
| |
VIII.
| |
[pagina 246]
| |
zijn Rijck te helpen zonder eenige middelen daertoe te sparen. Den Co. van Polen heeft alreede in verscheyden quartieren gescreven, oock in druck uutgesonden, overal vruntschap versouckende ende dezulcke oock merckelicke vordelen belovende, zoodat dit Rijck met geen cleyn onweder schijnt gedreycht te werden. Wat belangt de cooperen, daervan wert mij alle dage wel ghoede toesegginge gedaen, maer can tot het effect niet commen. Mij dunckt, nu den Co. ofte den heere Canseler niet hier zijn, dat het al wat vremt toegaet. Ick hebbe den XXVIIIen deser weder audiëntie gehadt ende alsoo ick mijn versouck wat ernstelijck instelde, wierde mij van den heere PresidentGa naar voetnoot1) tot antwoordt gegheven, dat het wel waer was, dat de leverantie van de coperen wat langer aenliep, als zij wel hadden gemeynt, evenwel voor dees tijdt niet anders hadde connen geschieden; dat zij oock niet en twijffelden oft Hare Ho. Mo. en was int beginsel van heure regieringhe altemet buyten gissinghe wel yet voergevallen, dat door de tijdt heeft moeten geremediëert worden. Niettemin, zij wilden niet laten zorge te draghen, dat mij metten eersten het cooper zoude mogen ghelevert werden. Hier liggen noch 2 of 3 schoone Hollantsche schepen, daerinne ick 't zelve bequamelijck zoude connen laden, zoo ick het maer hadde; het zijn de laeste schepen ende van dit jaer commen hyer geen andere. Ende oft geviel, dat ick immers van dit saysoen geen cooper zoude connen becommen - - gelijck ick beter wil verhoopen - - zoo wil ick Hare Ho. Mo. gansch oetmoedelijck gebeden hebben mij met geen ongunste te willen affnemen, dat ick met het laeste schip naer huys come ende alhyer een geheele winter niet te vergeeffs en blijve. Ende ick wil Godt Almachtich bidden, Hooge Moogende Heeren, Uwe Ho. Mo. te behouden in een gelucksalige, voerspoedige regeringe. In Stockholm, desen laesten Septembris 1615. Van Uwe Ho. Mo. gansch oetmoedigen ende onderdanighen | |
[pagina 247]
| |
IX.
| |
[pagina 248]
| |
wallen van Plescou te zijnGa naar voetnoot1); dat den heere BasGa naar voetnoot2) met den Canseler naer Sijne Mat. int leger vertrocken waren ende den Ambassadeur van Groot Brittagne naer NougaerdeGa naar voetnoot3), dewelcke onder weech van alle zijn bagage gespolieerd is; dat oock de heer Venhuysen ende Joachimi tot Nougaerd verwacht wierden ende met sterck convoey derwaerts trecken zouden; dat de Russische gesanten tot Nougaerd waren ende mette gedeputeerden van Zijne Mat. hadden beginnen te handelen ende alreede zouden gepresenteert hebben dertich tonnen gouds; dat oock Zijne Mat. tot zijn wedercompste in Sweden geneycht was eenen generalen Rijcxdach te houden, hetwelcke de jegenwoordige tijdingen zijn, die ick niet hebbe connen laten Hare Ho. Mo. met te deylen, Godt Almachtich biddende, Hooge Mogende Heeren, Uwe Ho. Mo. te behouden in een gelucksalighe, voerspoedige regeringe. In Stockholm, desen 1en Novembris 1615, stilo veteri. Van Uwe Ho. Mo. gansch oetmoedighen ende onderdanighen | |
X.
| |
[pagina 249]
| |
Des anderen daechs hebbe ick Sijne Co. Mat. - - in presentie van den heere Rijcxcanceler - - de hant gecust, de gebiedenis van weegen Hare Ho. Mo. gedaen ende alsoo mijne brievenGa naar voetnoot1) in Sijne Mat. handen gegheven, die deselve datelijck geopent ende in mijn presentie ten deele gelesen hebbende, vraechde, off ick oock van de heeren Staten Generael eenige naerder last metgebracht hadde. Waerop bij mij geantwoert zijnde: Neen, docht mij, dat sulcx Zijne Mat. niet wel en geviel, want Sijne Co. Mat. daerop terstond repliceerde: Wel, ick wil den brieff voort lesen ende daernaer met u spreken. Ende alsoo mijn affscheyt - - voer die tijdt - - van Zijne Mat. genomen hebbende, ben des anderen daechs gaen vinden den hoochgemelten heere Rijcxcanceler, metten welcken ick van mijne zaecken int particulier hebbe gesproocken ende eyntelijck versocht, dat ick door de intercessie van Zijn G. op mijne overgeleverde brieven van Hare Ho. Mo. een genadich antwoordt van Sijne Co. Mat. metten eersten becomen mochte ende Hare Ho. Mo. overscrijven. Heeft den hoochgemelten heere Canceler mij voer antwoert gegheven, dat hij seeckerlijck wiste, dat den heere Ambassadeur van Dijck binnen weynich daghen hyer soude zijn ende oversulcx - - om seeckere consideratiën - - voer desselffs overcompste gheen antwoert van Sijne Co. Mat. hadde te verwachten; dat ick oock soude wel doen zoo lange met mijn scrijven aan Hare Ho. Mo. op te houden, gelijck oock gedaen hebbe ende alsoo de aencompste van den welgemelten heere van Dijck verwacht, die den Ven deser alhyer tot Stockholm aengecomen is ende den VIIen bij Sijne Co. Mat. audiëntie gehadt heeft. Ende niettegenstaende vele wangunstige, die hem gemeynt hadden in ongenade bij Sijne Co. Mat. te brenghen, heeft den welgemelten heere van Dijck hoochstgedachte Sijne Co. Mat. mitsgaders oock alle de heeren Rijcxraeden in alles zoo goeden contentement weten te gheven, dat hij jegenwoordich in meerder aensien ende genade bij Sijne Co. Mat. is als oeyt te vooren. Ende heeft | |
[pagina 250]
| |
den heere Rijcxcanceler mij op gisteren noch gesecht, dat tzedert zijne aencomste alhyer noch verscheyden resolutiën van importantie genomen zijn ende insonderheyt nopende de betalinghe van Hare Ho. Mo., die Sijne Co. Mat. ten hoochsten geneycht is soo veel mogelijck contentement te gheven. Dan alsoo int voerjaer alle de gemonteerde schepen van Sijne Co. Mat. met crijchsvolck naer Courlandt zijn vertrocken ende noch 10 oft 12 zeer schoone schepen resteerden om tot het overbrengen van de cooperen ende andersints gebruyckt te worden - - gelijck d'selve oock noch alsoo gereet leggen - - is door een merckelijck ongeluck alle het touwerck ende zeylage - - dat tot behouff van dezelve schepen zoo van Danswyck als uut Hollandt was ontboden - - tot pulver toe verbrant, wel over de 20.000 Rijcxdaeler in waerde. De heere Rijcxcanceler heefft mij noch desen dach versocht te willen vernemen, hoeveel Hollantsche schepen alhyer souden moghen zijn om cooper over te voeren. Hebbende daernaer gezien ende jegenwoordich niet meer gevonden als twee, waervan aen den hoochgemelten heere Canceler rapport gedaen hebbende, gaff voor antwoordt: Wel, men zal daer bij provisie 1000 schipponden cooper in doen ofte zooveel meer, als deselve zullen connen laden, begerende dat ick de schippers van de voors. twee schepen sulcx zoude willen aenseggen; ende ingevalle metten eersten geen meer bequame schepen uut Hollandt zouden moghen aencommen, Syne Mat. geresolveert is t'ghene voer dees tijdt met cooperen niet geschieden can, met gelt te suppleren ofte immers Hare Ho. Mo. presentatie daervan te doen ende tot dyen eynde den Raetsheer RurgersGa naar voetnoot1) naer Hollandt te schicken om onder anderen Hare Ho. Mo. van deese genomen resolutiën van Sijne Co. Mat. te verwittigen ende oock de cooperen - - die zouden mogen gesonden worden - - te doen verseeckeren; dat oock Sijne Mat. den welgemelten heere van Dijck alhyer niet lange meynt op te houden, maer van gelijcken metten eersten weder naer Hollandt affvaerdigen ende met hem noch eenen anderen, genaemt Johan | |
[pagina 251]
| |
SchuttGa naar voetnoot1), ofte dat immers denselven heere Johan Schutt - - corts naer het vertreck van den welgemelten heere van Dijck - - volgen zoude. Verclaerde noch den hoochgemelten heere Canceler, hoe aengenaem ende oock hoe noodich voor Zijne Co. Mat. ende het gansche Rijck was geweest 't subsidium van het credyt van de heeren Staten tot lossinge van Elffsburch ende hoe grotelicx Sijne hoochstgedachte Mat. mitsgaders het gansche Rijck Sweeden daerover in Hare Ho. Mo. waren gehouden, dewijle Sijne Co. Mat. sonder het voors. subsidium niet mogelick ware geweest in de lossinghe van Elffsburch te continueren ende oock alnoch - - sonder de continuatie van dyen - - onmoghelick is te doen; ende dewijle Hare Ho. Mo. genoch bekent is de consequentie van de zaecke nopende de betalinghe ende insonderheyt de inportantie van de plaetse, als zijnde de eenige haven van het Rijck om uut ende in de Noortzee te commen sonder de Sont te passeren, soo vertroudt Sijne hoochstgedachte Co. Mat. alsnoch vastelijck, dat het Hare Ho. Mo. ofte immers den heeren Staten van Hollandt niet en zal verdrieten noch voor een jaer ofte twee Sijne Co. Mat. ende het Rijck Sweeden alleenlijck met het verstrecken van haer credyt bij te blijven, dewijle Sijne Co. Mat. niet alleene de intressen ende alle andere oncosten daerop gevallen wil betalen, maer oock van nu aff de gansche traffyque van Sijne cooperen tot Amsterdam brenghen ende tegens het toecomende jaer daermet beghinnen. Wat belangt mijn aencompste in deese quartieren heeft Sijne Co. Mat. bij provisie geapprobeert. De Nederlantsche coopluyden hadden wel verhoopt, dat ick met eenige ander commissie van Hare Ho. Mo. soude aengecommen zijn, als zij nu wel anders verstaen hebben. Hyer wert althans eenen generalen Rijcxdach ghehoudenGa naar voetnoot2), die nu omtrent acht dagen geleden zijn beginsel genomen heeft. Tot de crooninge van Sijne Co. Mat. werden veel preparaten gemaeckt, doch zoo ick verstae, zoude | |
[pagina 252]
| |
noch tot in de toecommende maent wel moghen aenloopen. In Lieflandt heeft Sijne Mat. verovert DunemundeGa naar voetnoot1) ende noch drie ander casteelen ofte forten ende daervan één geslicht. Op der PernouGa naar voetnoot2) heeft Sijne Mat. volck een entreprinse gehadt, maer gefailleert. Hyer is zeer groote hoope, dat noch deesen zoomer wel wat goets van wegen Sijne Co. Mat. in Lieflandt zoude mogen uutgericht werden, maer alsnoch niet anders daervan hebbende zal desen endighen ende Godt Almachtich bidden, Hooge Moogende Heeren, Uwe Ho. Mo. te behouden in een gelucksalige, voerspoedige regeringe. In Stockholm, den XXen Augusti 1617, stilo novo. Van Uwe Ho. Mo. gansch oetmoedigen ende onderdanigen P.S. Voor 't sluyten deser comt hyer tijdinge, dat het volck van Sijne Co. Mat. der Pernouw souden hebben verovert. | |
XI.
| |
[pagina 253]
| |
vonden wierde, dat hij onder den duym het crijchsvolck van Sijne Co. Mat. socht te deboucheren ende omme te coopen ende alreede ettelicke tot zijn devotie gebracht hadde, onder anderen mede den Capitein Thomas vant regiment van den Oversten SternschiltGa naar voetnoot1). Ende bemerckende, dat hij genochsaem was ontdeckt ende oock geen hoope meer en hadde om Sijne Co. Mat. aldaer te crijghen, heeft beginnen zijn personagie te speelen ende weder alles inne te nemen, dat hij te vooren hadde helpen winnen ende ook zelffs overgegheven, behalve der Pernouw, alwaer den Overste Sternschilt noch commandeert, wiens regiment, dat hij in 't voerleden jaer in Hollandt heeft gelicht, genochsaem is gediscipeert, want, als ick verhaelt hebbe, den Capitein Thomas is overgelopen ende den Capitein Ruysch ende Muys beide gestorven ende het resterende van hare compagnie ondergesteecken. La CroeyGa naar voetnoot2) is mede heel cranck gheweest, maer hebbe noch van sijn doot niet gehoort. Den Controlleur MonierGa naar voetnoot3) is uut der Pernouw alhyer aengecommen met een sware quetsure in zijn rechterhandt niet verre van de juncture van den erm, daer hij seer groote pijn aen lijdt ende soo der een cortse wil toeslaen, zal groot perijckel loopen. De crooninge van Sijne Co. Mat. is geschiet tot OpsaelGa naar voetnoot4) den 22en Octobris, st. n., met zeer groote solempniteyten ende ander triomphen ende heeft den heere Rijcxcanceler mij die eer aengedaen, dat hij mij tot het banquet zelffs genodicht heeft. In de triomphen behielt Syne Co. Mat. boven alle andere den prijs van het tournoyen ende sende hyerneffens een van de minste penningen, gelijck deselve van gout ende silver op de voors. crooninghe ettelicke | |
[pagina 254]
| |
dagen zijn gestroeyt geweest, alleenlijck om Hare Ho. Mo. de munt eens te verthoonen. Opten 6en dach na de crooninge is den ongeluckigen Hartoch van CourlandtGa naar voetnoot1) tot Opsael aengecommen ende so ick verstae, mocht wel van hyer na Hollandt trecken. Vorders hadde ick Hare Ho. Mo. bij mijn naestleste scrijvenGa naar voetnoot2) verwitticht, hoe dat den heere Rijcxcanceler mij hadde belast, dat ick in seeckere twee Hollantsche schepen - - die hyer aen de brugge lagen - - bij provisie zoude doen inschepen de quantiteyt van 1000 schipponden cooper ofte meer om 'tzelve van wegen Sijne Co. Mat. naer Hollandt te voeren ende van die tijdt aff de commertie van de cooperen aldaer tenemael te stabilieren; maer als ick met de schippers daervan hebbe beginnen te spreecken, zoo was den eenen ten naestenbij geladen ende den anderen op Danswyck bevracht, zulcx dat ick voer die tijdt met haer niet en conde terecht commen, zoo om het lossen, van vracht te veranderen, legdagen ende andere swaricheyden, die zij veele wisten bij te brengen, waerover ick ghenootsaeckt ben geweest te vertouven op de schepen, die nu alle dage met wijnen, harinck, zout ende ander provisie uut Hollandt alhyer aencommen, gelijck ick oock alreede hebbe doen inschepen in seecker schip van Hoorn, genaemt de Robbe, daer schipper op is eenen Gerrit Gerritsz., tweehondert schipponden ende noch in een ander schip, daer schipper op is eenen Gerrit Egbertsz. van Ackersloot, gelijcke twee hondert schipponden ende meyne alsoo voorts te continueren met twee hondert schipponden na de ghelegenheyt ende oock de schepen, die hyer zijn ofte alnoch zouden moghen aencommen. Waermet desen besluytende, wil ick Godt Almachtich bidden, Hooge Moogende Heeren, Uwe Ho. Mo. te behouden in een gelucksalige, voerspoedighe regeringe. In Stockholm, den VIIIen Novembris 1617. Van Uwe Ho. Mo. gansch oetmoedigen ende onderdanigen | |
[pagina 255]
| |
XII.
| |
[pagina 256]
| |
bij seecker plaets, genaemt AskyGa naar voetnoot1), niet verre van Muscouw ende rooven, moorden ende branden aldaer mede tot voor de stadt toe. Men secht, dat de Co. van Poolen ganschelijck zoude geresolveert zijn om hem in 't cort ofte in 't lange meester van Ruslandt te maecken om daernaer met meerder commoditeyt het Rijck Sweeden aen te grijpen ende also metter tijdt over de gansche Oostzee commanderen, mais l'homme propose et Dieu dispose. Hyer zijn over weinich daghen verscheyden gesanten uut Ruslandt aengecommen, waervan eenighe - - mette welcke den goeden Hartoch van Courlandt hem meynt te vervoughen - - naer Engelandt, eenige naer Denemarcken, oock naer Hollandt ende andere quartieren vertrecken. Ick verstae, dat den Grootvorst van meyninghe soude zijn noch dees toecommende zoomer in 't velt te brenghen niet alleene alles, wat hij in zijn Rijck vermach, maer oock, wat hij noch meer buyten sijn quartieren, zoo door gelt als behulp van sijne goede vrunden zal connen te weege brenghen. Deselve gesanten wachten hyer alleenlijck op de aencompste van Sijne Co. Mat., die noch tot WadtsteynGa naar voetnoot2) is om aldaer ordre te stellen over het sterffhuys van Hartoch JohanGa naar voetnoot3), zijnde een broeder van den Co. van Poolen en Sijne Co. Mat. oom ende eenige volle zusters man, dewelcke den iiiien deser tot Wadtsteyn overleden is zonder eenige kinderen ofte erffgenamen achter te laeten, waerdoor wel een van de beste leenen van dit Rijck wederom aen de Croon is commen te vervallen. Men begroot de incompsten van dyen omtrent 200.000 daler jaerlicx, verhopende dat Sijne Co. Mat. alzulcken rouw metter tijdt zal connen versetten. Ick verwachte van gelijcken met goeder devotie op Sijne Co. Mat. aencompste mitsgaders van den heere Rijcxcanceler om alsoo - - hoe eer hoe liever - - een genadich affscheyt te mooghen becommen ofte ten minsten eenmaal | |
[pagina 257]
| |
weeten, waernaer ick mij - - in deese vremde quartieren - - zoude moghen reguleeren. Voorwaer, zoo het den heere Ambassadeur van Dijck hadde belieft, zoude alsulcx wel anders ende met veel beter commoditeyt hebben connen instellen, zonder mij met vrouw ende kinderen op zoo een onseeckeren voet in zoo grooten ongelegenheyt te helpen. Waermet ick deesen zal endighen ende wil Godt Almachtich van harten bidden, Hooge Moogende Heeren, Hare Ho. Mo. te willen behouden in een gelucksalige, voerspoedige regeringe. In Stockholm, den XXVIIIen Martii anno 1618, st. vet. Van Hare Ho. Mo. Nieulandt. | |
XIII.
| |
[pagina 258]
| |
De tijdingen, die hyer zijn van het oorloch tusschen de Russen en de Poolen loopen verscheyden. Eenige seggen advysen te hebben, dat de victorie van den Pool aldaer groote voortganck heeft, andere seggen advysen te hebben, dat de Poolsche zaecken in Ruslandt gansch te rugge loopen, oock zoo verre, dat den prins van Poolen zelve binnen Smalensko zoude zijn belegert met zeer groote hoope van dezelve stadt door hongersnoot te mogen emporteren. De Rijcxstenden in Poolen hebben deesen laesten Landach hare consenten extraordinaris gedragen om den crijch in Ruslandt met meerder gewelt te vernieuwen. In Littouw werdt oock groot volck bij den anderen gebracht om daermede met gewelt in Lieflandt te vallen. Men secht oock, dat zeecker graeff uut Slesia van hetzelve crijchsvolck zoude commanderen 6000 te voet ende 1000 peerden, die bij den Paus van Roomen zouden werden onderhouden ende betaelt ende souden deselve entretenidosGa naar voetnoot1) haer alreede laten vernoemen Cavallieros van de Rooden ofte Roosen CreutzeGa naar voetnoot2), doch eenige meynen, dat zulcx noch niet absolutelijck bij Zijne Heylicheyt en soude zijn geconfirmeert. Wat aengaet de cooperen, die voor dit jaer van hyer zouden mogen gescheept werden naer Hollandt, is Zijne Co. Mat. geresolveert derwaerts te schicken 3000 schipponden. Syne hoochstgedachte Co. Mat. is oock geresolveert den 16en deser zelffs in persoon met een vloote van omtrent 30 oorlochschepen naer de Oostzee te gaen, ten aensien de geruchten hyer loopen, dat ettelicke zeeroovers - van weghen den Co. van Poolen - - alreede zouden op 't water weesen, doch geschiet zulcx insonderheyt om de garnisoenen in Lieflandt met een goet getal versch crijchsvolck te ververschen ende te verstercken. Ick hebbe hyer oock gesien ende geleesen dubbelt van de propositie, bij den heere Ambassadeur van Denemarcken aan Sijne Co. Mat. van Groot Brittagne overgelevert, aen- | |
[pagina 259]
| |
gaende de zaecken van Groenlandt mitsgaders het antwoordt op deselve propositie gevolcht. Dan alsoo ick niet en twijffel, oft Hare Ho. Mo. en zijn daervan alreede genoch gedient, zoo wil ick van onnoodich scrijven ophouden ende deesen hiermet endighen, biddende Godt Almachtich, Hooge Moogende Heeren, Hare Ho. Mo. te willen behouden in een gelucksalige, voerspoedige regeringe. In Stockholm, den XIIIen July 1618, st. vet. Van Hare Ho. Mo. Nieulandt. | |
XIV.
| |
[pagina 260]
| |
twee sware invallen in Poolen hadde gedaen ende de laeste reys wel 150 mijlen in 't landt geweest ende alles, wat hij niet heeft connen met wagens ofte peerden wechvoeren, in den brant gesteecken ende ter neder gehouwen zonder yet te verschoonen. Ende 'tgene de meeste verwondering geeft, dat evenwel in weynich tijts de greynen in die quartieren wel de helft affgeslaghen zijn. Sijne Co. Mat. van Sweeden is dees dach met zijn scheepsarmade t'zeyl gegaen. Men seght hyer, dat Zijne Mat. zulcx alleene doet om een schoen nieut schip - - dat over de 40 metale stucken voert - - zelffs eens in 't zeylen te beprouven. Andere meynen, dat Zijne Co. Mat. wel mocht eenen anslach hebben op een plaetse ofte haven, genaemt PotskyGa naar voetnoot1), niet verre van Danswyck geleghen, doerdien seecker persoon, commanderende aldaer, ghenaemt WeyerGa naar voetnoot2), onlancx gheleden ettelicke soldaten hadde doen aennemen ende alle de boeren daeromtrent in de wapenen doen brenghen. Dit hebbe ick niet connen laten - - noch voor mijn vertreck van hyer - - Hare Ho. Mo. meede te deylen, Godt Almachtich biddende, Hooge Moogende Heeren, Hare Ho. Mo. te willen behouden in een gelucksalige, voerspoedige regeringe. In Stockholm, den 17en July 1618, st. vet. Van Hare Ho. Mo. Nieulandt. ('s-Gravenhage, Algemeen Rijks-Archief, liassen Zweden.) |
|